C. QUISPEL Onderwijs. Bfifflg"' Ka* li ,/DU^EA" Tïïoi&ena SffiKEBpi Nteaws. Rechtszaken, Merïson de geheele K L, PEN Bouw- en den 9nb PIANO'S EN ORGELS KUNSTSPEL-PIANO'S iéde-ecmcjeGcfiitt' 5PRAGJ Groote Vlechtwerk, netwerk, Gladdend) Draadkram I aan Lange Vorststraa Woensdag 18 I publiek verp 45 H.A. 4 A Openbare Ve Donderdag 26 v e r k o o Openbare Ve wegens opheffin Eventueel Bijzondere Aankoop-Voorwaarden Pianotabrikant Goudsche Singel 3 ROTTERDAM wordt, is God en den naaste lief te hebben en in de liefde allo vraag stukken te bezien. Er zijn zeker voel ge leerder, veel diepzinniger, veel kolossaler mannen geweest dan hij, maar nooit heb ik iemand ontmoet, die mij meer liefde tot de zielen heeft ingeboezemd dan hij, In veel hooger zin dan .Tean Jacques Rousseau roept hij het eiken moedelooze toe: „Vergunt uzelven do vreugde aan een uwer broeders wel tc doen vóór gij sterven gaat en dan zult gij ervaren, dat er nog heel ivat tijd vorloopon zal eer gij u waarlijk nutteloos in deze wereld voelt." Gods-dienst. Laat ons toch niet meencn dat wij God dienen wanneer wij naar de kerk gaan en bidden en den Bijbel lezen. Wij doen deze dingen om in ons geheelc loven godsdienstig te kun nen zijn. Die dingen, die ik daar noemde, zijn te vergelijken bij onze dagelijksche spijzen, en nu krijgt toch oen werkman zijn loon niet om daar een maaltijd van te maken, maar voor den arbeid, dien hij verricht. Hoe kan iemand straks het toegezegde hemelsche loon verwachten, wanneer hij nooit een vinger heeft uit gestoken om de wegzinkende wereld, die hem aan alle kanten omringt, te redden? Aan den arbeid, kefksche, biddende, bijbellezende mensch, aan den arbeid! (Dt Gunning in „Pniël".) Do ouderling op don kansel. Mag dat? Is het geoorloofd, dat een Ouderling van den kansel oen predikatie voorleest? Deze vraag wordt door II. gedaan in de „Wek ker", het weekblad der Chr. Geref. Kerk. Dij kan zulk op-den-kansel-staan alleen uit hoogmoed verklaren. En de Gemeente' wordt er door ontsticht, zóó zelfs, dat er bij het preeklezen leden om thuis blijven. Het antwoord van Ds Geels van .Apeldoorn luidt Als H. zoo oordeelt, is dat toch zeker niet naar het oordeel der liefde, ,die geen kwaad denkt. En wanneer men om die roden uit de kerk blijft, toont men geen besef van roeping en verantwoordelijkheid te kennen. Waarom moet rnen nu aanstonds een der gelijk optreden van een ouderling aan on edele motieven toeschrijven? Een kerkeraad kan juist in het belang der gemeente het noodig achten, dat de preek van den kansel gelezen wordt, b.v. omdat de kerk en opkomst gTOot is en niet allen don lezer goed kun nen verstaan, als hij vanaf de voorlezers- katheder de preek leest. Wat is er dan tegen dat do dienstdoende ouderling den kansel beklimt Die ouderling die een preek leest, is maar niet iedereen, maar een ambtsdrager, die niet op eigen gezag, maar krachtens roeping „zijn dienst verricht. Want de ver houding is tusschen predikant en ouderling niet als van „een Meester en een dienst knecht", zooals II. die aanduidt. Dat is tegen de H. Schrift, die leert,, dat slechts één onze Meester is. Een predikant en ouderling zijn beide ambtsdragers, heiden om de kerk te regeeren, en de leeraar bovendien om het Woord te verkondigen. Heiligschennis zie ik er niet in, als een ouderling den kansel beklimt om een preek voor te lezen, en er is geen enkele uitspraak, die het verbiedt. Maar daarmede wil ik het niet aanbevelen. De kerkeraad zal ook in dezen het belang der gemeente hebben te dienen. Veroorzaakt een dergelijk optreden ontstichting, dan heeft de kerkeraad dit to voorkomen. En al wat maar den schijn van hoogmoed kan wekten, moet gemeden worden. Beter voorkomen dan genezen. Want al gaat H. naar mijn meening te ver in het veroordeelen van een ouderling, die den kansel beklimt, hier schuilt wel een gevaar, dat onderkend moet worden. Een enkel geval is mij bekend, dat" wel wat te zeggen heeft, van een ouderling, die gaar ne voor een dominé doorging. De man had ontegenzeggelijk schoone gaven van lezen en bidden. En dat zeiden hem sommigen uit de gemeente. Maar de man begon zelf ook te merken, dat hü zoo goed kon lezen, zoo stichtelijk kon bidden. Er kwamen neigin gen in hem op naar het ambt van wat men noemt, „leerend ouderling". De proef werd genomen om enkele gedeelten in de gedruk te predikatie te wijzigen, aan te vullen; een andere voorafspraak en toepassing. En de proef g -lukte sclii terend. Altlians naar zijn oordeel. Er was niet meer zooveel dat hem scheidde van het ideaal. Hij stond 's Zon dags al op den kansel, de preek was een groot gedeelte eigen werk! Maar voor de gemeente ging het mooie er af. Hoe mooier de ouderling bad en las, hoe meer ontstichting het veroorzaakte. Do eenvoud en natuurlijkheid ontbrak: „Iemand is dan ook alleen aangenaam naar hetgeen hij heeft, niet naar hetgeen hij niet heeft". (2 Cor. 812). En de gemeente sprak het vonnis over hem uit, toen hij aan de beurt van aftreden was. Hü zag zich het vertrou wen om te dienen, met een verpletterende meerderheid ontnomen. Dit eene feit alleen maar om te illustreeren, dat er gevaren in de ambtelijke bediening dreigen. Maar om hoogmoedig te zijn of te worden behoeft men juist geen ouderling te zijn. Overigens houde men zich in het ge- meentelü'k saamleven aan den gulden regel, zooals Paulus dien voorschrijft in Filippen- zen 215. Een k ij k j o in oen Hol landse li-Chineesche School. Mej. M. .1. Feringa, onderwijzeres aan een der gelijke Chr. school, schrijft in de „Spie gel" een artikel, waaraan het volgende ontleend is: Daar zitten ze voor me, de kleine Chi- neezen wat een verzameling- Allemaal gelijk: witte pakjes, met donkere bollen er boven, en bruine bloote beencn er on der wit. Wat glinsteren al die kleine zwarte oogjes en wat staan ze scheef. Ze loeren naar me, z.e kijken heel nieuws gierig, ze denken: zoo, is dktnu de nieuwe. Wat is ze wit, wat is zo groot.' Ze nemen me op van alle kanten, maar niet'een, die. iets zegt. Ik zelf ook niet< Ik voel me niet erg thuis hij dit grappige gele goedje. Hoe zal ik ze uit elkaar hou den ze lijken zoo sprekend op elkaar die breed© neuzen, die strakke ge zichten, die donkere hoofden- De meisjes hebben lange, zwarte vloch ten, de jongens kortgeknipte stekelharen- Sommige bollen zijn gladgeschoren, er groeit geen millimeter haar meer op, en achteraan zit een groote jongen mot ar- tisten-lokken, ze hangen lot op zijn neus en jn zjn nekdien kan ik ontbonden aan zijn polka pruik. Die kleur van do Chineesjes is ook verschillend, vooraan zit een meisje met fijne blanke handjes en gezichtje, verder zijn er lichtgele, lichtbruine, zelfs twee donkerbruine snoetjes. Toch zal 't oen kar wei worden, ze uit elkaar ie kennen. Eerst hun namen maar. Voor me licht een lijst. Lauw Tjang Hoey, Tjoa Tjong Bin.g, Ong Ui Die, Ko Siang WhaDe schrik slaat me om 't, hart. Wat 'n na men. En efk maar liefst drie. Dat is zeker om 't. moeilijk te maken. „Wie is Lauw Tjang Hoey?" Niemand steekt den vinger op. 'k Heb het zeker fout gezegd. „Wie is Lauw Tjang Hoc-ie?" 't Zelfde resultaat. „Lauw Tjang Hoey steek je vinger eens op". „Doe eens zoq, Lauw Tjang Iloey." Jawel, ik heb mooi praten en met mijn vinger te zwaaien; Lauw Tjang Ploey houdt zich schuil. „Jongens, waar is Lauw Tjang Hoey? Is hij thuis? Wie weet liet?" Stilte. 'n Anderen naam probeeren. „Tan Ping Gwan, waar zit je?" O wee, deze jongeheer is van dezelfde soort als de vorige. Ik wijs er een aan. „Ben jij Tang Ping Gwan?" Stilte natuurlijk. En al maar 'loeren de kleine glinste rende ©ogen naar me. 't Belooft wat voor de toekomst. Zoo'n zwijgende gemeente. Daar zou je in Holland naar snakken. Ze mochten anders vandaag wel allen tegelijk praten. Zoo'n akelige stilte. Ze denken zeker: ze moet zelf maar uit vinden hoe we heeten, daar is ze groot genoeg voor. 'k Laat het namenraadsel voorloopig maar onopgelost; dat komt later wel in orde. Op den lessenaar ligt een leesboekje, 't is van klas II. Ja, laat ik maar gaan' lezen. „Waar zijn jullie gebleven?" Geen antwoord, 'k heb de vraag' zeker te moeilijk gesteld. „Welke les heb je 'tlaatst gelezen?" Pas de réponse. „Welk blad heb je gelezen bij' Me vrouw?" Stilte. '1 Is toch verschrikkelijk. Zijn al die kinderen stom of is 'thun te moeilijk? Nog een keer vragen, heel langzaam. „Welke los heb je de laatste keer ge lezen Nul op 't rekest. Zoo gaat het niet. Jongens, we lezen les I. Begin maar jij"- „Jij" kijkt me aan, ziet naar z'n bloes je, naar zijn buurman, weer naar mij, zijn zeldzaam brutale oogjes glinsteren me legen, maarhij leest niet. „Les F', zeg ik nog eens extra lang zaam. „Je moet de eerste les lezen." Hij spert zijn mond open, ha, het komt: „Al". „AI". Wat is dat nu? Wat beteekent dat „al"? Hij gaapt weer zegt dan hard: „al" en ik durf 'tnog niet eens te vragen. Hij heeft toch al een gezicht van: „snap je dat niet?" 'kVraag 'teen en anuer. „Al". Ha, ik ben er. Dat „al" is, dat ze het al gelezen hebben. Les II dan ma,ar. „Al". Les III. „Al". Les vier, tien, vijftien. „Al". De laatste les „al". Ik ben ten einde raad. Zou „al" het eenigste woord zijn dat ze kennen? Ik waag oen laatste pon ging bij het grootste meisje uit de klas, 'n kind van twaalf, dertien jaar. Het laatste lesje. „Al". 'tls om dol te werden. Met een klap ligt het boekje op den stapel, daar heb ik voorloopig genoeg van. Ik neem de schriften ter hand. Als ze nu zelf maar pennen hebben, dan ben ik klaar. Ja, gelukkig, ik noef niets te vragen. Ze duiken al in hun tascb, 'tkomt in orde. Nu de namen kwestie weer. „Lauw Tjang Hoey?" De jongen met de artistenharen steekt een bruin pootje omhoog en pakt bet schrift aan. Dus hij was er wel. Waarom nu wel en Jaar straks niet'k Begrijp er niets van. Tik, Tong, Liang en Lioug, ze steken allemaal hun magere handen uit, ze dur ven me haast niet aanzien, nu ik zoo dicht bij hen hen ze houden van af stand-bewaren. Tjo Tjong Bing lijkt nog al vrijmoedig, vergeleken bij de anderen. i,.Waarom lub jij zoo pas je vinger niet opgestoken?" vraag ik hem. Hij kijkt en kleurt. Ja werkelijk, hij wordt donkerder, of is '1 verbeelding? Ik vraag het nog eens, heel langzaam; do jongen kijkt neer, draait en zegt dan „bang". Da's 'teerste woord. Ik hen toch geen boeman of vogelverschrikker. Bang. 'tls prettig. Enfin, als 'tmaar over gaat op den duur. We gaan schrijven, 't Blijft rustig en ieder doet z'n best. 'I Gaat keurig', ze doen 't mooier dan ecu 2de klas in Hol land. De „axtist" schrijft onverbeterlijk, 'hij1 is ook al wat ouder, maar die twee kriclhaantjes op de eerste bank doen het ook al netjes. Wat 'n stilte, 'tls voor beeldig. Zulke kinderen zie je in Holland niet. Óf kemt het door „hang"? D|ie kleine zwartoog heeft er moeite mee. Wacht, ik zal hem even helpen. 'kPnk zij'n pen, schuif den jongen een beetje naar rechts, ga. op hel leege plekje naast hom zitten. Wip, voor ik weet wat er gebeurt, hoeft zijn buurman een flin- keri duw te pakken en staan zo beiden, naast de bank met angstige gezichten. Ik er in, zij or uitBang. 'kPak m'n biezen. 'kVod me onge wenscht, eigenlijk ook overbodig. Ik zal wel weg gaan: klas I toekent, klas II schrijft, ieder doet zijn best en loert af en to© naar do nieuwe, die rustig: achter den lessenaar zit. -en telkens op haar horloge kijkt Zoo was de eerste morgen. Welkom, ooievaar! Naar aan leiding van het deze weck te Amster dam gebeurde dicht Clinge Doorenbos in de Tel. Bruid en Bruigom zaten samen Oog in oog en hand in hand Na het plegen van hun huw'lijk Op den Burger-lijken Stand. In de wachtkamer gekomen, lieve deugd, wat zien ze daar? Tijd is geld! Wie stapt daar binnen? Asjeblief! De ooievaar. Kwam 't misschien, doordat de Bruigom, Dankbaar, blij in hart en ziel, Tot zijn lieve Bruid gezegd had Dat het hier zoo goed. beviel? Waarom of die ooievaar toch Zoo voorbarig wezen wou? Dacht hij, dat hij bij1 de vroedschap Ook een vroedvrouw vinden zou? Thuis stond immers alles keurig Netjes in de puntjes klaar? Waarom niet nog wat gewacht dan, Al was het één uurtje maar? Anti -zomertijdelingen Vindt U dat nu zélf niet kras? Dit geval zou niet gebeurd zijn Als de zomertijd er was. Filmongelukken. L. W. schrijft in „Het Vaderland": Het publiek in de bioscopen heeft geen flauw besef van de groote gevaren, welke in de filmfabrieken loeren. Nu en dan lekt iets uit. De kranten hebben gemeld, dat in de nieuwe Duitsche firn Quo Va- dis, een figurant door de leeuwen werd verscheurd. Elk ©ogenblik zouden de filmfabrieken ongelukken kunnen melden, maar zij zijn daar natuurlijk niet erg hap pig op. In een onlangs vertoonde film: Le Mi racle des Loups werden verschillende Spelers zéér ernstig door wolven verwond en de film heeft dit met afgrijselijke na tuurgetrouwheid weergegeven, doordat de operateur met kwaadaardige koelbloedig heid zijn werk voortzette en niemand te hulp schoot. In een .Amerikaansche film meest een groote circusbrand met de daarbij behoo- rende paniek voorkomen. Alle maai rege len waren genomen, het spel kon be ginnen. Door een onverklaarbaar misver stand nam de daarvoor aangewezen hel per 'n dubbele dosis petroleum, zoodat 't vuur zich niet in het verwachte tempo uitbreidde, maar aanstonds als een ver- pletterende massa op de in de tent aan wezige menigte neerviel. Het gevolg was verschrikkelijk. Nie- mand luisterde naar de hevelen van den. regisseur, alle paarden braken los en veertig slachtoffer gingen naar hiel hospi taal. Dp Camera mens ch-rn hadden met grooten mood de hoeletcatastrophe, waar in zijzelf "dreigden can te komen, gefilmd, omdat do realiteitnog zooveel heviger was dan de mise on-scènoJ De filmongolukkon zijn talloos. Martha Mansfield y-rbmnddo in een film: Otlo Steckcr werd door een olifant gedood. Maurice Tourneur werd door een snel trein overreden. Harold Lloyd viel met zijn vliegmachine en brak zijn nek. Torn Mix is meer dan or.nma.al op hot nippertje aan don dood ontsnapt. ITorald TJoyd mist een paar vingers, tengevolge van oen verkeerd berekende dynumiet-ont- ploffing'. Vele filmartisten hebben ©en dubbel ganger, die precies hetzelfde costuum draagt, zoo gelijkend mogelijk geschminkt is cn die ziju hachje waagt, daar waar 'de beid iets extra gevaarlijks m :ct doen. Zulke gevaren werden in het land der Yankees aanbesteed. Pearl White's dub belganger van Willirm Dc-mond wrrd door een trein overreden Er ligt véél imm reels in. deze toeren. Alk maal c m het publiek te amuseeren! Eu het publiek hieéft veelal de portee niet eens begrepen en denkt, dat het trucs zijn en .andere niet Do storm te Marken. Het heelt Woensdag op en om Marken leelijk ge spookt. De plotseling opgekomen Noord- (Ooster storm hoeft vele schepen over vallen. De zee rondom hot eiland was als het ware bezaaid met vissohorsvanr- tuigen en tjalken, die ter plaatse, waar zij 'zich bevonden, voor anker moesten gaan. Het zeewater sloeg met kracht over den Nooi'd-Oostcr-dijk van Marken. Het eiland zou dan ook, zoo dacht men, wel grootendeels overslroomen. De slootcn binnendijks liepen reeds over. Nader wordt evenwel gemeld: Tegen aller verwachting in, is het water met den vloed niet meer opgekomen, doch eerder iets gezakt. Lr is alle kans, dat de wegen hoven blijven, doch de lan derijen binnendijks staan grootendeels on der water. De Marker boot slaagde er in Monnikendam tc bereiken en do meeste schepen op zee hebben hun ankers ge licht en gaan naar naburige havens. (Tel.) De discussie wol. In den ge meenteraad van Maastricht kwam een voorstel-Jooslen in behandeling, om voor het vervolg den spreektijd van elk dor raadsleden tot lien minuten te bepalen, althans voor zoover de begroolingsdebat- ten betreft- De heer Lodewicks bestreed dit voor stel, aangezien hij niet door een raadslid wenscht te wórden „gemuilkorfd". De heer Ubachs wilde dit allerminst dulden van een raadslid, dat zich een verkeerde voor stelling maakt van de meeningsuiling van raadsleden. Het optreden van den heer .Toosten gelijkt op dat. in de plattelands gemeenten. Desnoods zal zijn fractie ob structie voeren. De voorzitter verzocht den 'heer Joosten het voorstel terug te nemen. De heer Joosten meende even goed het recht te hebben om een voor stel te doen als elk lid van den raad. Zijn optreden behoeft niet achter te staan bij dat yan den heer Ubachs, die in den raad wel eens in zeer ernstige mate minderwaardig is opgetreden. De heer Ubachs interrumpeert herhaal delijk en moet door den voorzitter tot de orde worden geroepen- Do heer Joos ten: De heer Ubachs gaat weer te keer als een woonwagenbewoner. De heer Ubachs verlaat zijn plaats cn fluistert den heer Joosten iets toe. De heer Joosten-. Dat is gemeen. Die man komt me hier uitschelden voor ploert. Ik wensch daar van een proces-verbaal. Rumoer: Lenige stemmen klinken: Er zijn getuigen van. We hebben het. met ons drieën gehoord. De voorzitter hamert en verzoekt dan den heer Ubachs het beleedigende woord terug te nemen. De heer Ubachs: Onder voorwaarde, dat Joosten zijn woorden ook terugneemt. De voorzitter: U moet het onvoorwaardelijk doen. De heer Ubachs: Dan neem ik niets terug. Het spijt me alleen maar, dat de tijd voorbij is, waarin 'zulke dingen op de punt van den degen, werden uitgevochten. Een vliegenier. H. W- A-dicht in „Timotheus" liet volgende mooie Huy- gensiaantje: Een vliegenier. Een vliegenier toeft graag in hooger sfeer cn ziet op 'tmenschdom uit de hoogte [neer; hijl is niet bang ©n maakt dan ook nooit [heenen, noch trapt hij licht een ander op de teenen en toch verheft hij zich altijd weer boven [andren, daar is nou eenmaal niet aan te verandren Hij houdt zich allerliefst maar buiten het [geschut, en zit nooit als een ander in de put, steekt gaarne boven alle misnschen uit en heeft dan maling aan do heel© kluit; hij schaamt zich niet om overdag- te [ronken, maar is toch niet in diepen slaap ver- [zonken. Een goeden opgang maakt hij graag en toont zich nimmer in zijn arbeid traag en gaat het soms oen heel klein beetje [zachter, toch blijven alle menschén ver bij hem [t n achter. Hij laat maar stil het heele zaakje draaien en alles om hem heen maar kalmpjes [waaien; hij kan zicli achter niemands rag ver schuilen, noch graven andren op ziju weg hem [kuilen; hjij gaat altijd ijskoud zijn eigen gang en dient in al es tcch hiet algem.en belang! H. W- A. Au, Au Spit in den rug, ïheu- matischo zenuwpijnen, spierverrekkingen mas seerfc men gemakkelqk weg met Akker's Kloos terbalsem. Een pot van dezen kostelijken bal sem met eebruiksaan- wijzmg kost slechts 50 cents en is alom ver krijgbaar. Orde in 'L pari c m e n 1. Hier en daar is gewag gemaakt van 't voornomen om in sommige parlementen een reuzc-clectrische schel aan te brengen, die de brutaalste oppo sitie tot zwijgen brengt. De lieer Hans maakt in „Dn Vrijheid" bezwaar tegen dit electrisch apparaat. Waarom, zoo vraagt hij, moot nu lawaai met lawaai bestreden worden? Ilü hooit een ander middel bü de hand. Als men, zoo schrijft bij, nu toch met electriciteit begint, bezige men een apparaat, dat den spreker onmiddellük tol: zwügen brengt. Vol gens de Fransche methode kan despreker doorspreken, als hü zin heeft tegen hot an dere lawaai, het officiijele, óp te tornen. Neenl men zotte in hot reglement van Orde, dat ieder, die aan het woord komt, verplicht is zich te laten inschakelen. Een klein, ele gant toostelleLjo, ergens vastgehaakt aan deS sprekers corpus, is voldoende, en zoodra hü zü'n lüd overschrijdt, lawaai maakt of onzede lijke termen bezigt, een druk-op-de-knopje van den voorzitter, en: de geachte afgevaardigde zwijgt onmid- lijk, kijkt even wezenloos rond, cn zinkt zacht- kens in z'n bankje terug. Na oen minuut of vüf wordt hij, door een bode, uitgeschakeld, en komt 'langzamerhand büondertusschen is natuurlijk een ander aan het woord gekomen. De heer Hans, die, zooals duidefijk blijkt, hot ernstig meent mot do verbetering van 'ons parlementaire stelsel, heeft nóg een voor stel. Het komt telkens voor, dat er oen spreker aan liet woord is, zonder dat er iemand luistert. Eindeloozo reeksen van zulke rede voeringen liggen begraven in de „Handelin gen". Welnu, zoo vraagt weer do heer Hans, waar om is het niet mogelijk op oogenlilikkcn, dat het parlement veel haast heeft om klaar te komen, twee sprekers togolü'k aan hot woord to laten Eén rechts Eén links Ze staan ver genoeg van elkander af, om elkaar niet te hinderen, en als er toch niet geluisterd wordt door iemand, is het precies hetzelfde-, of er niet geluisterd wordt naar twee dan wel naar één spreker. En men schiet dubbel snel op. Vader moor de naars voor de rechtbank. Te Groningen stonden voor de rechtbank terecht de 2fi-jarige schipper J. F. te Engelen, cn diens broeder de 20 jarige schip per W. C. J. F. to Groningen, tor zake dal zij op 20 December 1924 hun vader F. bü do keel hebben gegrepen en een zakdoek met kracht hebben gedrukt op diens mond, ten gevolge van welke handelingen genoemde F. na korten tü'd ten gevolge van verstikking is overleden. Verschillende getuigen werden gehoord. Beklaagde J. F., daarna gehoord, verklaarde, dat zy'n vader cn moedor een slecht leven, hadden. Zün vader dronk en sloeg zün moeder. Op den morgen van den 20 Dcc. bracht zij een bezoek bü beklaagde aan boord van diens schip. Het gesprek kwam op den vader, waar over de moeder zich beklaagde. Volgons vroe gere verklaringen zou de. moedor bü die ge legenheid gezegd hebben: „Als hü weer zoo is, smoor hem dan maar", waarop beklaagde gezegd zou hebben: „We zullen eens rijken' hoe 't vanavond loopt". Bekl. zeide, zich thans die woorden niet meer to kunnen herinneren, 's Middags brachten beide broers een bezoek aan bet ouderlijke huis. Do oude F. begon te schelden en zü'n zoon verwüten te maken over het feit, dat deze do rente en aflossing van een hypotheek van f5000 welke de vader op een schip van zün zoon had gegeven, in handen van "zün moeder had gesteld. Volgens bekl. heeft de vader hem toen aangegrepen en hem zelfs gedreigd met de woorden: „Nou ga je d'r aan". Bekl. verdedigde zich en riep zün broer te hulp, omdat naar zün zeggen, zün vader hem de baas werd. Bekl. had zün vader bü de keel en hü heeft hem niet eerder los gelaten, dan nadat de vader geen weer stand meer bood en in elkaar zakte. Men heeft, den vader toen een hadhanddoek om den hals geknoopt, om te doen voorkomen, dat de vader zichzelf van het leven heeft beroofd. Dé andere beklaagde verklaarde ook, dat het huiselü'k leven zeer slecht was. De vader dronk en bedreigde dan de moeder, zooals hy vroeger de jongens wel had bedreigd. Een buurman verklaarde, dat do vermoorde F. in den laats ten tijd niet dronken was ge weest. Een andere buurtgenoot vertelde, dat de oude F. den dag voor zün vermoording tegen over hem de vrees had uitgesproken, dat hü door zy'n zoons zou worden vermoord. Een als getuige gehoorde politieagent deelde mede, dat hü meerrrjalen in het gezin F. den man in dronken toestand heeft aange troffen. De officier achtte het wettige en overtui gende bewüs geleverd en achtte een gevoelige straf noodzakelük, ook al erkende hü, dat de eerste beklaagde uit drift heeft gehandeld. Het O. M. requireerde, tegen den eerste beklaagde drie jaar en tegen den tweeden beklaagde één jaar gev.mgeniss'raf wegene dooddslag. (Tel.) WESSEL: (Leeuw elk Ing. f Alle 5 prijs ingen gobor Uitgave: LA RIVIÈRE Zwolle Aanbevele ATTENTI H. H. Rijwielhandelaren belanghebbenden Hiermede vestigen dacht op onze modi Electrische Emailleer-in le klasse afwerking. Zend proef. Wij stel of vraag onze prijsc Electrische N Emailleer-Bnrichtin Spuiweg 91 - DORDREC Notaris J. C. KR is voornemens op Maart Ï925, 's n£ in het Koffiehuis v te Waarde, publiek Het dubbel 11 Schuur, Schuurtje en Erf, op het dorp te Waarde, groot 4 dom van Gebrs de Het perceel is vooi leiding en zeer gesch rijdersaffaire of ande Op gebruik uiterlg Betaling 1 April 1 De Notaris VAN kenszand, zal op des voormiddags 9 u bij A. Vermeulen woor 7 jaar, aanva vember 1925, voor MANDE, onder Heiokensza Arendskerke, 's Heer Nisse in perceelen bij billetten welke den Notaris verkrijg Deurwaarder J. M Goes, zal op 's middags 12 nar, dhr. E VERBEEM, a/ te Kwadendamme, als: eik Boogkabin kastjes, mab e.a T Regulateur, Spiegels Lampen, Vloerkleed kachel, Veeren Be veeren- e.a. Matrasse 1 Heeren en 1 Dam den en Stolpen, G1 werk, enz., en een varkens. Te bezichtigen va DE WILDE HEIJ te Goes, zullen Vrijdag 27 Ma des namiddags om zoeke van dhr. P. diens hoefje te Sch v er k o o wegens huwelijk van best. uit 8 baatg en eenig Jong Vee.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 2