C. QUISPEL
Onderwijs.
Bfifflg"' Ka*
li
,/DU^EA"
Tïïoi&ena
SffiKEBpi Nteaws.
Rechtszaken,
Merïson
de geheele K
L, PEN
Bouw- en
den 9nb
PIANO'S EN ORGELS
KUNSTSPEL-PIANO'S
iéde-ecmcjeGcfiitt'
5PRAGJ
Groote
Vlechtwerk,
netwerk,
Gladdend)
Draadkram
I
aan
Lange Vorststraa
Woensdag 18 I
publiek verp
45 H.A. 4 A
Openbare Ve
Donderdag 26
v e r k o o
Openbare Ve
wegens opheffin
Eventueel Bijzondere
Aankoop-Voorwaarden
Pianotabrikant
Goudsche Singel 3 ROTTERDAM
wordt, is God en den naaste lief
te hebben en in de liefde allo vraag
stukken te bezien. Er zijn zeker voel ge
leerder, veel diepzinniger, veel kolossaler
mannen geweest dan hij, maar nooit heb
ik iemand ontmoet, die mij meer liefde
tot de zielen heeft ingeboezemd dan hij,
In veel hooger zin dan .Tean Jacques
Rousseau roept hij het eiken moedelooze
toe: „Vergunt uzelven do vreugde aan
een uwer broeders wel tc doen vóór gij
sterven gaat en dan zult gij ervaren, dat
er nog heel ivat tijd vorloopon zal eer
gij u waarlijk nutteloos in deze wereld
voelt."
Gods-dienst. Laat ons toch niet
meencn dat wij God dienen wanneer wij
naar de kerk gaan en bidden en den
Bijbel lezen. Wij doen deze dingen om
in ons geheelc loven godsdienstig te kun
nen zijn. Die dingen, die ik daar noemde,
zijn te vergelijken bij onze dagelijksche
spijzen, en nu krijgt toch oen werkman
zijn loon niet om daar een maaltijd van
te maken, maar voor den arbeid, dien
hij verricht. Hoe kan iemand straks het
toegezegde hemelsche loon verwachten,
wanneer hij nooit een vinger heeft uit
gestoken om de wegzinkende wereld, die
hem aan alle kanten omringt, te redden?
Aan den arbeid, kefksche, biddende,
bijbellezende mensch, aan den arbeid!
(Dt Gunning in „Pniël".)
Do ouderling op don kansel.
Mag dat?
Is het geoorloofd, dat een Ouderling van
den kansel oen predikatie voorleest? Deze
vraag wordt door II. gedaan in de „Wek
ker", het weekblad der Chr. Geref. Kerk.
Dij kan zulk op-den-kansel-staan alleen uit
hoogmoed verklaren. En de Gemeente' wordt
er door ontsticht, zóó zelfs, dat er bij het
preeklezen leden om thuis blijven.
Het antwoord van Ds Geels van .Apeldoorn
luidt
Als H. zoo oordeelt, is dat toch zeker niet
naar het oordeel der liefde, ,die geen kwaad
denkt. En wanneer men om die roden uit
de kerk blijft, toont men geen besef van
roeping en verantwoordelijkheid te kennen.
Waarom moet rnen nu aanstonds een der
gelijk optreden van een ouderling aan on
edele motieven toeschrijven? Een kerkeraad
kan juist in het belang der gemeente het
noodig achten, dat de preek van den kansel
gelezen wordt, b.v. omdat de kerk en opkomst
gTOot is en niet allen don lezer goed kun
nen verstaan, als hij vanaf de voorlezers-
katheder de preek leest. Wat is er dan tegen
dat do dienstdoende ouderling den kansel
beklimt Die ouderling die een preek leest,
is maar niet iedereen, maar een ambtsdrager,
die niet op eigen gezag, maar krachtens
roeping „zijn dienst verricht. Want de ver
houding is tusschen predikant en ouderling
niet als van „een Meester en een dienst
knecht", zooals II. die aanduidt. Dat is tegen
de H. Schrift, die leert,, dat slechts één
onze Meester is. Een predikant en ouderling
zijn beide ambtsdragers, heiden om de kerk
te regeeren, en de leeraar bovendien om
het Woord te verkondigen.
Heiligschennis zie ik er niet in, als een
ouderling den kansel beklimt om een preek
voor te lezen, en er is geen enkele uitspraak,
die het verbiedt.
Maar daarmede wil ik het niet aanbevelen.
De kerkeraad zal ook in dezen het belang
der gemeente hebben te dienen. Veroorzaakt
een dergelijk optreden ontstichting, dan heeft
de kerkeraad dit to voorkomen. En al wat
maar den schijn van hoogmoed kan wekten,
moet gemeden worden. Beter voorkomen dan
genezen. Want al gaat H. naar mijn meening
te ver in het veroordeelen van een ouderling,
die den kansel beklimt, hier schuilt wel een
gevaar, dat onderkend moet worden.
Een enkel geval is mij bekend, dat" wel wat
te zeggen heeft, van een ouderling, die gaar
ne voor een dominé doorging. De man had
ontegenzeggelijk schoone gaven van lezen en
bidden. En dat zeiden hem sommigen uit
de gemeente. Maar de man begon zelf ook
te merken, dat hü zoo goed kon lezen, zoo
stichtelijk kon bidden. Er kwamen neigin
gen in hem op naar het ambt van wat men
noemt, „leerend ouderling". De proef werd
genomen om enkele gedeelten in de gedruk
te predikatie te wijzigen, aan te vullen; een
andere voorafspraak en toepassing.
En de proef g -lukte sclii terend. Altlians naar
zijn oordeel. Er was niet meer zooveel dat
hem scheidde van het ideaal. Hij stond 's Zon
dags al op den kansel, de preek was een
groot gedeelte eigen werk!
Maar voor de gemeente ging het mooie er
af. Hoe mooier de ouderling bad en las,
hoe meer ontstichting het veroorzaakte. Do
eenvoud en natuurlijkheid ontbrak: „Iemand
is dan ook alleen aangenaam naar hetgeen
hij heeft, niet naar hetgeen hij niet heeft".
(2 Cor. 812). En de gemeente sprak het
vonnis over hem uit, toen hij aan de beurt
van aftreden was. Hü zag zich het vertrou
wen om te dienen, met een verpletterende
meerderheid ontnomen.
Dit eene feit alleen maar om te illustreeren,
dat er gevaren in de ambtelijke bediening
dreigen. Maar om hoogmoedig te zijn of te
worden behoeft men juist geen ouderling te
zijn. Overigens houde men zich in het ge-
meentelü'k saamleven aan den gulden regel,
zooals Paulus dien voorschrijft in Filippen-
zen 215.
Een k ij k j o in oen Hol
landse li-Chineesche School. Mej.
M. .1. Feringa, onderwijzeres aan een der
gelijke Chr. school, schrijft in de „Spie
gel" een artikel, waaraan het volgende
ontleend is:
Daar zitten ze voor me, de kleine Chi-
neezen wat een verzameling- Allemaal
gelijk: witte pakjes, met donkere bollen
er boven, en bruine bloote beencn er on
der wit. Wat glinsteren al die kleine
zwarte oogjes en wat staan ze scheef. Ze
loeren naar me, z.e kijken heel nieuws
gierig, ze denken: zoo, is dktnu de
nieuwe. Wat is ze wit, wat is zo groot.'
Ze nemen me op van alle kanten, maar
niet'een, die. iets zegt. Ik zelf ook niet<
Ik voel me niet erg thuis hij dit grappige
gele goedje. Hoe zal ik ze uit elkaar hou
den ze lijken zoo sprekend op elkaar
die breed© neuzen, die strakke ge
zichten, die donkere hoofden-
De meisjes hebben lange, zwarte vloch
ten, de jongens kortgeknipte stekelharen-
Sommige bollen zijn gladgeschoren, er
groeit geen millimeter haar meer op, en
achteraan zit een groote jongen mot ar-
tisten-lokken, ze hangen lot op zijn neus
en jn zjn nekdien kan ik ontbonden
aan zijn polka pruik.
Die kleur van do Chineesjes is ook
verschillend, vooraan zit een meisje met
fijne blanke handjes en gezichtje, verder
zijn er lichtgele, lichtbruine, zelfs twee
donkerbruine snoetjes. Toch zal 't oen kar
wei worden, ze uit elkaar ie kennen.
Eerst hun namen maar. Voor me licht
een lijst.
Lauw Tjang Hoey, Tjoa Tjong Bin.g,
Ong Ui Die, Ko Siang WhaDe
schrik slaat me om 't, hart. Wat 'n na
men. En efk maar liefst drie. Dat is zeker
om 't. moeilijk te maken.
„Wie is Lauw Tjang Hoey?"
Niemand steekt den vinger op.
'k Heb het zeker fout gezegd.
„Wie is Lauw Tjang Hoc-ie?"
't Zelfde resultaat.
„Lauw Tjang Hoey steek je vinger eens
op".
„Doe eens zoq, Lauw Tjang Iloey."
Jawel, ik heb mooi praten en met mijn
vinger te zwaaien; Lauw Tjang Ploey
houdt zich schuil.
„Jongens, waar is Lauw Tjang Hoey?
Is hij thuis? Wie weet liet?"
Stilte.
'n Anderen naam probeeren.
„Tan Ping Gwan, waar zit je?"
O wee, deze jongeheer is van dezelfde
soort als de vorige.
Ik wijs er een aan.
„Ben jij Tang Ping Gwan?"
Stilte natuurlijk.
En al maar 'loeren de kleine glinste
rende ©ogen naar me. 't Belooft wat voor
de toekomst. Zoo'n zwijgende gemeente.
Daar zou je in Holland naar snakken.
Ze mochten anders vandaag wel allen
tegelijk praten. Zoo'n akelige stilte. Ze
denken zeker: ze moet zelf maar uit
vinden hoe we heeten, daar is ze groot
genoeg voor.
'k Laat het namenraadsel voorloopig
maar onopgelost; dat komt later wel in
orde.
Op den lessenaar ligt een leesboekje,
't is van klas II. Ja, laat ik maar gaan'
lezen.
„Waar zijn jullie gebleven?"
Geen antwoord, 'k heb de vraag' zeker
te moeilijk gesteld.
„Welke les heb je 'tlaatst gelezen?"
Pas de réponse.
„Welk blad heb je gelezen bij' Me
vrouw?"
Stilte.
'1 Is toch verschrikkelijk. Zijn al die
kinderen stom of is 'thun te moeilijk?
Nog een keer vragen, heel langzaam.
„Welke los heb je de laatste keer ge
lezen
Nul op 't rekest.
Zoo gaat het niet.
Jongens, we lezen les I. Begin maar
jij"-
„Jij" kijkt me aan, ziet naar z'n bloes
je, naar zijn buurman, weer naar mij,
zijn zeldzaam brutale oogjes glinsteren me
legen, maarhij leest niet.
„Les F', zeg ik nog eens extra lang
zaam. „Je moet de eerste les lezen."
Hij spert zijn mond open, ha, het komt:
„Al".
„AI". Wat is dat nu? Wat beteekent
dat „al"?
Hij gaapt weer zegt dan hard: „al"
en ik durf 'tnog niet eens te vragen.
Hij heeft toch al een gezicht van: „snap
je dat niet?"
'kVraag 'teen en anuer.
„Al".
Ha, ik ben er. Dat „al" is, dat ze het
al gelezen hebben.
Les II dan ma,ar. „Al".
Les III. „Al".
Les vier, tien, vijftien.
„Al".
De laatste les „al". Ik ben ten einde
raad. Zou „al" het eenigste woord zijn
dat ze kennen? Ik waag oen laatste pon
ging bij het grootste meisje uit de klas,
'n kind van twaalf, dertien jaar.
Het laatste lesje. „Al".
'tls om dol te werden. Met een klap
ligt het boekje op den stapel, daar heb
ik voorloopig genoeg van.
Ik neem de schriften ter hand. Als ze
nu zelf maar pennen hebben, dan ben
ik klaar. Ja, gelukkig, ik noef niets
te vragen. Ze duiken al in hun tascb,
'tkomt in orde.
Nu de namen kwestie weer.
„Lauw Tjang Hoey?"
De jongen met de artistenharen steekt
een bruin pootje omhoog en pakt bet
schrift aan. Dus hij was er wel. Waarom
nu wel en Jaar straks niet'k Begrijp
er niets van.
Tik, Tong, Liang en Lioug, ze steken
allemaal hun magere handen uit, ze dur
ven me haast niet aanzien, nu ik zoo
dicht bij hen hen ze houden van af
stand-bewaren.
Tjo Tjong Bing lijkt nog al vrijmoedig,
vergeleken bij de anderen.
i,.Waarom lub jij zoo pas je vinger niet
opgestoken?" vraag ik hem.
Hij kijkt en kleurt. Ja werkelijk, hij
wordt donkerder, of is '1 verbeelding? Ik
vraag het nog eens, heel langzaam; do
jongen kijkt neer, draait en zegt dan
„bang".
Da's 'teerste woord. Ik hen toch geen
boeman of vogelverschrikker.
Bang. 'tls prettig. Enfin, als 'tmaar
over gaat op den duur.
We gaan schrijven, 't Blijft rustig en
ieder doet z'n best. 'I Gaat keurig', ze
doen 't mooier dan ecu 2de klas in Hol
land. De „axtist" schrijft onverbeterlijk,
'hij1 is ook al wat ouder, maar die twee
kriclhaantjes op de eerste bank doen het
ook al netjes. Wat 'n stilte, 'tls voor
beeldig. Zulke kinderen zie je in Holland
niet. Óf kemt het door „hang"?
D|ie kleine zwartoog heeft er moeite
mee. Wacht, ik zal hem even helpen.
'kPnk zij'n pen, schuif den jongen een
beetje naar rechts, ga. op hel leege plekje
naast hom zitten. Wip, voor ik weet wat
er gebeurt, hoeft zijn buurman een flin-
keri duw te pakken en staan zo beiden,
naast de bank met angstige gezichten.
Ik er in, zij or uitBang.
'kPak m'n biezen. 'kVod me onge
wenscht, eigenlijk ook overbodig. Ik zal
wel weg gaan: klas I toekent, klas II
schrijft, ieder doet zijn best en loert af
en to© naar do nieuwe, die rustig: achter
den lessenaar zit. -en telkens op haar
horloge kijkt
Zoo was de eerste morgen.
Welkom, ooievaar! Naar aan
leiding van het deze weck te Amster
dam gebeurde dicht Clinge Doorenbos
in de Tel.
Bruid en Bruigom zaten samen
Oog in oog en hand in hand
Na het plegen van hun huw'lijk
Op den Burger-lijken Stand.
In de wachtkamer gekomen,
lieve deugd, wat zien ze daar?
Tijd is geld! Wie stapt daar binnen?
Asjeblief! De ooievaar.
Kwam 't misschien, doordat de Bruigom,
Dankbaar, blij in hart en ziel,
Tot zijn lieve Bruid gezegd had
Dat het hier zoo goed. beviel?
Waarom of die ooievaar toch
Zoo voorbarig wezen wou?
Dacht hij, dat hij bij1 de vroedschap
Ook een vroedvrouw vinden zou?
Thuis stond immers alles keurig
Netjes in de puntjes klaar?
Waarom niet nog wat gewacht dan,
Al was het één uurtje maar?
Anti -zomertijdelingen
Vindt U dat nu zélf niet kras?
Dit geval zou niet gebeurd zijn
Als de zomertijd er was.
Filmongelukken. L. W. schrijft
in „Het Vaderland":
Het publiek in de bioscopen heeft geen
flauw besef van de groote gevaren, welke
in de filmfabrieken loeren. Nu en dan
lekt iets uit. De kranten hebben gemeld,
dat in de nieuwe Duitsche firn Quo Va-
dis, een figurant door de leeuwen werd
verscheurd. Elk ©ogenblik zouden de
filmfabrieken ongelukken kunnen melden,
maar zij zijn daar natuurlijk niet erg hap
pig op.
In een onlangs vertoonde film: Le Mi
racle des Loups werden verschillende
Spelers zéér ernstig door wolven verwond
en de film heeft dit met afgrijselijke na
tuurgetrouwheid weergegeven, doordat de
operateur met kwaadaardige koelbloedig
heid zijn werk voortzette en niemand te
hulp schoot.
In een .Amerikaansche film meest een
groote circusbrand met de daarbij behoo-
rende paniek voorkomen. Alle maai rege
len waren genomen, het spel kon be
ginnen. Door een onverklaarbaar misver
stand nam de daarvoor aangewezen hel
per 'n dubbele dosis petroleum, zoodat 't
vuur zich niet in het verwachte tempo
uitbreidde, maar aanstonds als een ver-
pletterende massa op de in de tent aan
wezige menigte neerviel.
Het gevolg was verschrikkelijk. Nie-
mand luisterde naar de hevelen van den.
regisseur, alle paarden braken los en
veertig slachtoffer gingen naar hiel hospi
taal. Dp Camera mens ch-rn hadden met
grooten mood de hoeletcatastrophe, waar
in zijzelf "dreigden can te komen, gefilmd,
omdat do realiteitnog zooveel heviger
was dan de mise on-scènoJ
De filmongolukkon zijn talloos. Martha
Mansfield y-rbmnddo in een film: Otlo
Steckcr werd door een olifant gedood.
Maurice Tourneur werd door een snel
trein overreden. Harold Lloyd viel met
zijn vliegmachine en brak zijn nek. Torn
Mix is meer dan or.nma.al op hot nippertje
aan don dood ontsnapt. ITorald TJoyd
mist een paar vingers, tengevolge van
oen verkeerd berekende dynumiet-ont-
ploffing'.
Vele filmartisten hebben ©en dubbel
ganger, die precies hetzelfde costuum
draagt, zoo gelijkend mogelijk geschminkt
is cn die ziju hachje waagt, daar waar
'de beid iets extra gevaarlijks m :ct doen.
Zulke gevaren werden in het land der
Yankees aanbesteed. Pearl White's dub
belganger van Willirm Dc-mond wrrd
door een trein overreden
Er ligt véél imm reels in. deze toeren.
Alk maal c m het publiek te amuseeren!
Eu het publiek hieéft veelal de portee niet
eens begrepen en denkt, dat het trucs
zijn en .andere niet
Do storm te Marken. Het heelt
Woensdag op en om Marken leelijk ge
spookt. De plotseling opgekomen Noord-
(Ooster storm hoeft vele schepen over
vallen. De zee rondom hot eiland was
als het ware bezaaid met vissohorsvanr-
tuigen en tjalken, die ter plaatse, waar
zij 'zich bevonden, voor anker moesten
gaan. Het zeewater sloeg met kracht over
den Nooi'd-Oostcr-dijk van Marken. Het
eiland zou dan ook, zoo dacht men, wel
grootendeels overslroomen. De slootcn
binnendijks liepen reeds over.
Nader wordt evenwel gemeld: Tegen
aller verwachting in, is het water met
den vloed niet meer opgekomen, doch
eerder iets gezakt. Lr is alle kans, dat
de wegen hoven blijven, doch de lan
derijen binnendijks staan grootendeels on
der water. De Marker boot slaagde er in
Monnikendam tc bereiken en do meeste
schepen op zee hebben hun ankers ge
licht en gaan naar naburige havens. (Tel.)
De discussie wol. In den ge
meenteraad van Maastricht kwam een
voorstel-Jooslen in behandeling, om voor
het vervolg den spreektijd van elk dor
raadsleden tot lien minuten te bepalen,
althans voor zoover de begroolingsdebat-
ten betreft-
De heer Lodewicks bestreed dit voor
stel, aangezien hij niet door een raadslid
wenscht te wórden „gemuilkorfd". De heer
Ubachs wilde dit allerminst dulden van
een raadslid, dat zich een verkeerde voor
stelling maakt van de meeningsuiling van
raadsleden. Het optreden van den heer
.Toosten gelijkt op dat. in de plattelands
gemeenten. Desnoods zal zijn fractie ob
structie voeren. De voorzitter verzocht
den 'heer Joosten het voorstel terug te
nemen. De heer Joosten meende even
goed het recht te hebben om een voor
stel te doen als elk lid van den raad.
Zijn optreden behoeft niet achter te staan
bij dat yan den heer Ubachs, die in
den raad wel eens in zeer ernstige mate
minderwaardig is opgetreden.
De heer Ubachs interrumpeert herhaal
delijk en moet door den voorzitter tot
de orde worden geroepen- Do heer Joos
ten: De heer Ubachs gaat weer te keer
als een woonwagenbewoner. De heer
Ubachs verlaat zijn plaats cn fluistert den
heer Joosten iets toe. De heer Joosten-.
Dat is gemeen. Die man komt me hier
uitschelden voor ploert. Ik wensch daar
van een proces-verbaal. Rumoer: Lenige
stemmen klinken: Er zijn getuigen van.
We hebben het. met ons drieën gehoord.
De voorzitter hamert en verzoekt dan
den heer Ubachs het beleedigende woord
terug te nemen. De heer Ubachs: Onder
voorwaarde, dat Joosten zijn woorden ook
terugneemt. De voorzitter: U moet het
onvoorwaardelijk doen. De heer Ubachs:
Dan neem ik niets terug. Het spijt me
alleen maar, dat de tijd voorbij is, waarin
'zulke dingen op de punt van den degen,
werden uitgevochten.
Een vliegenier. H. W- A-dicht
in „Timotheus" liet volgende mooie Huy-
gensiaantje:
Een vliegenier.
Een vliegenier toeft graag in hooger sfeer
cn ziet op 'tmenschdom uit de hoogte
[neer;
hijl is niet bang ©n maakt dan ook nooit
[heenen,
noch trapt hij licht een ander op de teenen
en toch verheft hij zich altijd weer boven
[andren,
daar is nou eenmaal niet aan te verandren
Hij houdt zich allerliefst maar buiten het
[geschut,
en zit nooit als een ander in de put,
steekt gaarne boven alle misnschen uit
en heeft dan maling aan do heel© kluit;
hij schaamt zich niet om overdag- te
[ronken,
maar is toch niet in diepen slaap ver-
[zonken.
Een goeden opgang maakt hij graag
en toont zich nimmer in zijn arbeid traag
en gaat het soms oen heel klein beetje
[zachter,
toch blijven alle menschén ver bij hem
[t n achter.
Hij laat maar stil het heele zaakje draaien
en alles om hem heen maar kalmpjes
[waaien;
hij kan zicli achter niemands rag ver
schuilen,
noch graven andren op ziju weg hem
[kuilen;
hjij gaat altijd ijskoud zijn eigen gang
en dient in al es tcch hiet algem.en belang!
H. W- A.
Au, Au
Spit in den rug, ïheu-
matischo zenuwpijnen,
spierverrekkingen mas
seerfc men gemakkelqk
weg met Akker's Kloos
terbalsem. Een pot van
dezen kostelijken bal
sem met eebruiksaan-
wijzmg kost slechts 50
cents en is alom ver
krijgbaar.
Orde in 'L pari c m e n 1. Hier en daar
is gewag gemaakt van 't voornomen om in
sommige parlementen een reuzc-clectrische
schel aan te brengen, die de brutaalste oppo
sitie tot zwijgen brengt.
De lieer Hans maakt in „Dn Vrijheid"
bezwaar tegen dit electrisch apparaat.
Waarom, zoo vraagt hij, moot nu lawaai
met lawaai bestreden worden?
Ilü hooit een ander middel bü de hand. Als
men, zoo schrijft bij, nu toch met electriciteit
begint, bezige men een apparaat, dat den
spreker onmiddellük tol: zwügen brengt. Vol
gens de Fransche methode kan despreker
doorspreken, als hü zin heeft tegen hot an
dere lawaai, het officiijele, óp te tornen. Neenl
men zotte in hot reglement van Orde, dat
ieder, die aan het woord komt, verplicht
is zich te laten inschakelen. Een klein, ele
gant toostelleLjo, ergens vastgehaakt aan deS
sprekers corpus, is voldoende, en zoodra hü
zü'n lüd overschrijdt, lawaai maakt of onzede
lijke termen bezigt, een druk-op-de-knopje van
den voorzitter,
en: de geachte afgevaardigde zwijgt onmid-
lijk, kijkt even wezenloos rond, cn zinkt zacht-
kens in z'n bankje terug.
Na oen minuut of vüf wordt hij, door een
bode, uitgeschakeld, en komt 'langzamerhand
büondertusschen is natuurlijk een ander
aan het woord gekomen.
De heer Hans, die, zooals duidefijk blijkt,
hot ernstig meent mot do verbetering van
'ons parlementaire stelsel, heeft nóg een voor
stel. Het komt telkens voor, dat er oen spreker
aan liet woord is, zonder dat er iemand
luistert. Eindeloozo reeksen van zulke rede
voeringen liggen begraven in de „Handelin
gen".
Welnu, zoo vraagt weer do heer Hans, waar
om is het niet mogelijk op oogenlilikkcn, dat
het parlement veel haast heeft om klaar te
komen, twee sprekers togolü'k aan hot woord
to laten Eén rechts Eén links Ze staan
ver genoeg van elkander af, om elkaar niet
te hinderen, en als er toch niet geluisterd
wordt door iemand, is het precies hetzelfde-,
of er niet geluisterd wordt naar twee dan
wel naar één spreker. En men schiet dubbel
snel op.
Vader moor de naars voor de
rechtbank. Te Groningen stonden voor de
rechtbank terecht de 2fi-jarige schipper J. F.
te Engelen, cn diens broeder de 20 jarige schip
per W. C. J. F. to Groningen, tor zake dal
zij op 20 December 1924 hun vader F. bü
do keel hebben gegrepen en een zakdoek met
kracht hebben gedrukt op diens mond, ten
gevolge van welke handelingen genoemde F.
na korten tü'd ten gevolge van verstikking
is overleden. Verschillende getuigen werden
gehoord.
Beklaagde J. F., daarna gehoord, verklaarde,
dat zy'n vader cn moedor een slecht leven,
hadden. Zün vader dronk en sloeg zün moeder.
Op den morgen van den 20 Dcc. bracht zij
een bezoek bü beklaagde aan boord van diens
schip. Het gesprek kwam op den vader, waar
over de moeder zich beklaagde. Volgons vroe
gere verklaringen zou de. moedor bü die ge
legenheid gezegd hebben: „Als hü weer zoo
is, smoor hem dan maar", waarop beklaagde
gezegd zou hebben: „We zullen eens rijken'
hoe 't vanavond loopt". Bekl. zeide, zich thans
die woorden niet meer to kunnen herinneren,
's Middags brachten beide broers een bezoek
aan bet ouderlijke huis. Do oude F. begon
te schelden en zü'n zoon verwüten te maken
over het feit, dat deze do rente en aflossing
van een hypotheek van f5000 welke de vader
op een schip van zün zoon had gegeven, in
handen van "zün moeder had gesteld. Volgens
bekl. heeft de vader hem toen aangegrepen
en hem zelfs gedreigd met de woorden: „Nou
ga je d'r aan". Bekl. verdedigde zich en
riep zün broer te hulp, omdat naar zün zeggen,
zün vader hem de baas werd. Bekl. had zün
vader bü de keel en hü heeft hem niet eerder
los gelaten, dan nadat de vader geen weer
stand meer bood en in elkaar zakte. Men heeft,
den vader toen een hadhanddoek om den
hals geknoopt, om te doen voorkomen, dat
de vader zichzelf van het leven heeft beroofd.
Dé andere beklaagde verklaarde ook, dat
het huiselü'k leven zeer slecht was. De vader
dronk en bedreigde dan de moeder, zooals
hy vroeger de jongens wel had bedreigd.
Een buurman verklaarde, dat do vermoorde
F. in den laats ten tijd niet dronken was ge
weest.
Een andere buurtgenoot vertelde, dat de
oude F. den dag voor zün vermoording tegen
over hem de vrees had uitgesproken, dat hü
door zy'n zoons zou worden vermoord.
Een als getuige gehoorde politieagent deelde
mede, dat hü meerrrjalen in het gezin F.
den man in dronken toestand heeft aange
troffen.
De officier achtte het wettige en overtui
gende bewüs geleverd en achtte een gevoelige
straf noodzakelük, ook al erkende hü, dat de
eerste beklaagde uit drift heeft gehandeld.
Het O. M. requireerde, tegen den eerste
beklaagde drie jaar en tegen den tweeden
beklaagde één jaar gev.mgeniss'raf wegene
dooddslag. (Tel.)
WESSEL:
(Leeuw
elk
Ing. f
Alle 5
prijs ingen
gobor
Uitgave: LA RIVIÈRE
Zwolle
Aanbevele
ATTENTI
H. H. Rijwielhandelaren
belanghebbenden
Hiermede vestigen
dacht op onze modi
Electrische
Emailleer-in
le klasse afwerking.
Zend proef. Wij stel
of vraag onze prijsc
Electrische N
Emailleer-Bnrichtin
Spuiweg 91 - DORDREC
Notaris J. C. KR
is voornemens op
Maart Ï925, 's n£
in het Koffiehuis v
te Waarde, publiek
Het dubbel 11
Schuur, Schuurtje
en Erf, op het dorp
te Waarde, groot 4
dom van Gebrs de
Het perceel is vooi
leiding en zeer gesch
rijdersaffaire of ande
Op gebruik uiterlg
Betaling 1 April 1
De Notaris VAN
kenszand, zal op
des voormiddags 9 u
bij A. Vermeulen
woor 7 jaar, aanva
vember 1925, voor
MANDE,
onder Heiokensza
Arendskerke, 's Heer
Nisse in perceelen
bij billetten welke
den Notaris verkrijg
Deurwaarder J. M
Goes, zal op
's middags 12 nar,
dhr. E VERBEEM, a/
te Kwadendamme,
als: eik Boogkabin
kastjes, mab e.a T
Regulateur, Spiegels
Lampen, Vloerkleed
kachel, Veeren Be
veeren- e.a. Matrasse
1 Heeren en 1 Dam
den en Stolpen, G1
werk, enz., en een
varkens.
Te bezichtigen va
DE WILDE HEIJ
te Goes, zullen
Vrijdag 27 Ma
des namiddags om
zoeke van dhr. P.
diens hoefje te Sch
v er k o o
wegens huwelijk van
best. uit 8 baatg
en eenig Jong Vee.