Mo US Donderdag Februari 1Ü5 Sooisislskkei. lerstebts. S9e Jaargang BoMani tand. iensMe, VERVOLGD EN GERED. A N G N: |en Weiland, voor 7 jaar, /de 2e Knecht ht gevraagd, iwersknecht antoorbediende. of aankomende, FEUILLETON. jprom de Kiel foete Armgaard 8—16, Zoete |e d'Oranje 9, jrerse Appels 3 |K.G. -18, Uie* 6 Eigenheimers |appelen 3.40 len, alles per j)5.40, Boers- alles per 100 per 100 bos. J. Q. Vogel, Jde Witta, geb. |b. Geervliet., z.; iooij, d.; a F- 53 jaar, wedn. nans, 56 jaar, pen; R ran de pan J. L. L»dilc- jaar, wied. v. 75 jaar, geb. ïRBERICHT. pen moj-geirt ran door het Kon. )te Bilt. Hoogste ronton. Laagste Junmayen. van ladözer; dalijk stoinnach- festelijko wind, Ikt, regenbuien, louder. (Donderdag) uw pen in de ME „MODERNE" traaf, Middelburg, 31 F. WISSE, Zand. voor 4 jaren et Hof „Gapinge" jlder. Inschrijvings in vóór of op 14 Febr, fAAC DË WOLFF, inlichtingen ver- k ingaand; Veerschen weg te pacht geweest bij len vóór 20 Februari ten kantore va* VE te Middelburg, inlichtingen worden eurstelling met 1 VAN LÖIJK, Wolphaartsdrjk. tselen verstaande, bij Serooskerke (W.i. relijk met i of half ehuwde, inwonende C. GELUK, Land- vliet (Z. VI.) gevraagd INNER-MEIJLER, t ingang van Maan- DUVEKOT, Goes. gevraagd rijwiel- en motor- STER, Colgnsplaat. aan of met Mei indkneclit C. KODDE te Aagtekerke. Br UKkers-EXf lortnlcn OOSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorsts'raat 68—70, Gees Tel.: Redaetie no. 11; Administratie nt»58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 DeZeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKOAB. Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f3.— Losse nummersf0.0$ Prijs der Advertentiën: 1—4 regels fl.20, elke regel meer 30 ct Bij abonnement belangrijke korting. Oe SOCIALE OUAESTIE. Artikel 19 van Ons Program luidt: Verwerpend© de leer van den klas senstrijd erkent zij de noodzakelijkheid, om ookÜoor liiddel van onze wet- geving, beter dan thans, er toe mede te werken, dat de verhouding tusschen de verschillende maatschappelijke stan den zooveel doenlijk beantwoorde aan de beginselen van Gods Woord. Eisch daartoe is het, dat hetgeen, maatschappelijk zwakker is., beschermd en gesterkt worde, en dat, voorzoover het particulier initiatief der bevolking door veler te laag inkomen nog niet genoegzaam tot zelfverweer in staat is, de Overheid de zwakkeren met haar schild dekke, en degelijker krachtsont plooiing tot bij de laagst staande klasse der maatschappij mogelijk make. Van armenzorg m engeren zin ont- houde de Overheid zich. Alleen voor zoover de particuliere en kerkelijke liefdadigheid te kort mochten schieten, kan ze hiertoe moeten overgaan- De Sociale Quaestie is er niet een van vandaag of gisteren. Zij bestond al onder Israel en de oude Yolken. Ook in Jezus' dagen. Ook onder de eerste Christenheid. Ook in de Middeleeuwen. Ook in den bloeitijd der Reformatie. Ook in de gouden eeuw: van Frederik Hen drik. Ook in de kortstondige bloeiperiode van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Zij beheerscht ook nu nog de maatschap pelijke verhoudingen, al brachten de laat ste jaren, vooral voor den arbeidersstand heel Wat verademing. Gaan wij niet verder terug dan de laatste honderd jaren, dan hooren wij, in 1825, van de sociale ellende gewagende, tot lagere standen zeggen ,,'tls armoe en verval, waar ge in ver kwijnt en zucht, Daar Weelde tergend brast, van uwer handen vrucht." En Da Costa teekende in 1840 den toe stand aldus „Als heel de maatschappij temidden der verdrukking, die uw ontwikk'ling wekt, door de on gelijke drukking van 't machtig raderwerk, zeeplassen van ellend! ter zijde ontwaart van 't spoor, waar langs uW wagen rent hier wteelde ontwassen aan zich zelf, van buiten bloeiend', en schitterend van jeugd; maar innerlijk verschroeiend' en sapverdervend als een kanker, en of 't Waar' der standen evenwicht mek moedwil bre kend'. Daar gemor bij d' arbeid, die geen brood geeft; jokdierbanden geworpen om den hals van vrijenwaar de wanden van hitte blaak'ren dag en nacht; en eeuw'ge rook de steden zwart verft en de ziel verstikt in smook." Groen van Prinsterer sprak in 1853 het volgende „Tegenover de Socialistische begrippen lette men op den inderdaad kommer- acht, P. G., leeftijd goed kunnende wer- iet opgave van loon- 'IJK, Grindweg 73, ij Rotterdam. 33) o— „Nèt niet'; zoo! Hoe weet je dat?" „Omdat ie d'r niet is." „Nou, hoe weet je, dat hij d'r niet is?" „Van Koos, de meid. Frans is d'r niet. Hij heeft zijn beschuiten niet opgegeten, die ze gisteravond voor hem klaargezet had en zijn bed is ook niet beslapen." „Zoo, mooi! Goemorgen dan verder." „Goemorgen!" De knecht smakt met de tong om de paarden aan te zetten en mompelt iets van „slampamper" en „nog in de kast komen," terwijl hij omziet naar de mare- chaussées, die op de hoeve van Ilolz afgaan. Koos, een oude sloof, laat van schrik haast een schotel met melk uit de han den vallen op het zien der geuniformde mannen, zoo vroeg in den morgen al. „Hou je kalm, Koos", sust de wacht meester; „ik ben Sinterklaas niet, die komt om je in een zak te stoppen, en bijten doe ik alleen in mijn boterham. Zeg me maar even, zonder „nervosiosi- teit", of Frans thuis is." „Neeje, meneer de wachtmeester." „Ook niet thuis geweest van nacht?" „Neeje, meneer de wachtmeester". En nu doet Koos op lijmerigen toon een vollen toestand der lagere bevolking; en zij bovenal indachtig aan het nadeel, het welk de hoogere standen door zedebederf en valsche 'wetenschap bij het volk heb ben gesticht." Ook in het hierboven aangehaalde ar tikel 19 van ons Program wórdt, of lie ver blijft erkend, hetgeen de A.-R. partij reeds in 1878 met leedwezen vaststelde, „dat de verhouding tusschen de verschil lende maatschappelijke standen niet be antwoordt aan de eischen van Gods Woord". Een drietal, helaas reeds overleden Anti-Revolutionaire voormannen vertolk ten reeds, de eerste in 1878, de tweede in 1888, de derde in 1898 de meening onzer partij en van velen buiten haar ten aanzien van de thans gestoorde ver houding tusschen deze twee bestanddee- len der menschelijke samenleving rijk en arm, patroon en knecht; bezittende en niet-bezittende. Wij halen aan: lo. Dr A. Ruyper in „Het Sociale vraagstuk en de Christelijke religie": „En zoo heerscht dan thans in heel Europa een Welgedane bourgeoisie over een verarmenden Werkenden stand, die gestadig haar kapitaal moet voeden, en gedoemd is, om hetgeen voor die ka pitaalvoeding geen. dienst meer kan doen, te laten verzinken in het moeras van liet proletariaat. Een sociale nood nog daar door verergerd, dat do weelderige bour geoisie haar weelde ook uitstalt; aldus teen valsche behoefte bij den mindere prikkelt; en door het ondermijnen van die tevredenheid, die ook met weinig gelukkig kan zijn, te feller, naarmate er minder voor den arme te genieten viel, den koortsachtigen hartstocht naar genot zucht in hem doet ontbranden." 2o. A. Wi i e r s i n ga, in „Het Arbeids vraagstuk" „De Duitsche wijsgeer .Schopenhauer verklaart, dat hij geruimen tijd gezocht had, om dit grenzenloos egoisme op het arbeidsterrein eens zoo scherp mogelijk in een aan overdrijving lijdende uit drukking weer te geven en 'meende dio eindelijk te hebben gevonden in deze formule: „Menigeen zou zijn evenmensch gaarne aan het braadspit steken om zijn vet voor schoensmeer te gebruiken". 3o. R. J. Wi Rudolph, in „lil den strijd om het recht": „De eerlijkheid gebiedt, om uit te spre ken dat vele patroons, die niet in Roaz, maar in Nabal hun evenbeeld vinden, hun arbeiders geen recht doen; hen daar entegen aanranden in hun heiligste rech ten; en misbruik makend van hun over wicht tegenover hun arbeiders, dezen van hun Zondags- en nachtrust berooven, hun loon verkorten, hun gezinnen verwoes ten, hun leven met een donkeren nevel versomberen. Die eeilijkheid gebiedt even eens om niet te verzwijgen, dat vele arbeiders hunnen patroon geen recht doen, maar door alle gemis aan piëteit tegenover hun patroon, door vaak over matige looneischen, het toch reeds zoo zorgvol leven hunner patroons verbit teren." |Waarom noemt men nu het sociale vraagstuk een quaestie verhaal, dat klopt als een bus op wat de knecht reeds zei. Er valt niet aan te twijfelen, of de mededeelingen zijn waar. De knecht en Koos behooren geen van beiden tot de snuggersten; maai' oprecht en eerlijk zijn ze. De politie dragen ze bovendien een onbegrensd respect toe. Neen, zulke menschen liegen niet. „Heb je hier. een hoed of pet van Frans?" „Mijn heden, meneer, wat wil Uwes daarmee?" „Heb je 'r één? Haal 'm dan; gauw". Koos verdwijnt, om een oogenblik daar na met een bruinen, slappen hoed terug tekeeren, „dien baas Frans altijd droeg!" „Mooi zoo", zegt de wachtmeester; „morgen krijg je 'm terug hoor! Tot ziens, Koos!" Voorloopig houdt de wachtmeester zijn hond aan den ketting, want hij weet van zijn gevangenen, waar Frans Holz, de man, dien hij arresteeren gaat, eotiige uren geleden geweest is; de plaats bij het Ottergat, waar dp gezochte met Ver- schure en Die Beaulieu heeft staan pra ten, is hem door dezen nauwkeurig aan geduid. Eerst wanneer hij daar zal zijn aangekomen, zal de speurneus van Max moeten uitvinden, in welke richting zich de boerenzoon, na de mislukking van den aanslag op Willem Reijers, begeven heeft. De Beaulieu heeft den wachtmeester nog medegedeeld, dat Holz op hem den indruk maakte „desperaat" (wanhopig) Omdat er ernstige twijfel gerezen is aan de deugdelijkheid van het maatschappelijk gebouw waarin wij wonen. Dó sociale quaestie is brandende 1c- vensquaestie van onzen tijd'. In de so ciale quaest'e zijn heilige menschenrech- ten betrokken, en de strijd om het recht, die op sociaal terrein Wordt gestreden, is een heilige worsteling, die aller be langstelling verdient. Is de toestand dan zoo ernstig? Reeds een kwarteeuw geleden schreef Rudolph Sonn, een Duitsch socioloog, onder meer he-t volgende: „Waarbij zal ik onze maatschappij ver gelijken? Rij den aardbol, waarop wij' wo nen. Een dunne korst rondom het vloei baar vuur en de vulkanische gisting van een onmetelijken revolutionairen kern. Van buiten is alles orde, vrede, groei, bloei, maar één oogwenk slechts en de elementaire titanische krachten van de onderwereld hebben de gansche heerlijk heid in een puinhoop omgezet. Het zijn maar weinigen, die do bezittende, regee- rende genotscheppende, aan het open bare leven deelnemende maatschappij uit maken de massa stelt den lastdrager, tevens den overmachtigen vijand der maatschappij voor." Welke zijn nu de oorzaken van dezen zorglijken toestand? Wij noemen er twee :dezondeende Fransche revolutie. De zonde, die alle oorspronkelijk rechte verhoudingen in haar verwoestenden loop heeft scheef getrokken en de Fran sche Revolutie, die alle sociale organisatie heeft gesloopt. Wat de eerste dezer oorzaken, de zonde, aangaat, Rilden!ijk zong hiervan terecht:" „Wanneer een volk in zonden moet ver gaan, Vangt indeKerkde zielsmelaatschheid aan." Het verband tusschen ons mensehelijk leven en de stoffelijke wereld, die ons omringt is verbroken en wel door dwaling en zondedoor dwaling, omdat men in onkunde verkeerde omtrent het wezen van den mensch en zijn sociale eigen schappen; en niet minder omtrent de wetten, die eenerzijds de samenleving en anderzijds de voortbrenging, de verdeeling en het gebruik van het stoffelijk goed beheerschten; door zonde, omdat men afweek van de openbaring Gods en zich liet drijven door hebzucht of heerschzucht. En wat de tweede genoemde oorzaak, de Fransche Revolutie, betreft, Prof. Quack zegt er van: „Hartverscheurend waren de toestanden op het arbeidsterrein. De liberale partij in Europa deed niets voor de arbeiders, niets voor de regeling van het arbeids contract tusschen arbeiders en wetgevers; niets voor arbeidsraden; niets voor wet telijke voorschriften betreffende gezond heid, veiligheid en .pensionneering; niets voor toepassing van het leerlingstelsel; niets voor vakonderwijs, niets voor wer kelijke Zondagsrust, niets yoor alle an dere zaken der staatsbemoeiing- De li berale par tij liet dit alles krachtens haar beginsel rus ten." te zijn; en zulke menschen zijn gevaar lijk, zoo heeft hij er aan toegevoegd:, waarom hij den wachtmeester ried, op te passen. ,,'kEn hebbe geen fidutie op de oogen van Holz," aldus de Belgische student; „en 'kheb hem leelijke dingen hooren klappen." Bergman heeft deze waarschuwing zich in de ooren geknoopt en hij denkt er over na, op den weg naar 't Ottergat. Holz. waiihopig? Tot alles in staat? Maar waarom? Zou hij dan zoo tegen de gevangenisstraf, die hem wacht, opzien? Of zou hij mogelijk, ovenals die ongeluk kige De Beaulieu, in de macht zijn ge raakt van den misdadiger Verschure? De Beaulieu's geschiedenis kent de wachtmeester al grootendeels- 'tls een geschiedenis, die men hon derd maal schrijven kan, en die telkens een nieuwe geschiedenis wordt, zoo men slechts de namen verandert. De Beaulieu, zoon van een nette fa milie; niet een slecht, maar èen zwak jongmensch; in een oogenblik van onbe dachtzaamheid gevallen in de strikken van een vrouw, die met haar redenen vleide; meegelokt naar haar huis; bij het verlaten van dat huis gevolgd door Verschure, de kellner in naam en de af perser ,in werkelijkheidgeprest om geld, onder bedreiging van mededeeling van zijn misstap aan zijn ouders en zijn pro fessoren; gedreven tot ongeoorloofde practijken om aan geld te komen; het willoos werktuig geworden van een schur- kenbende; welk criminalist in een Wij kunnen hierechter nog bij noemen: a. het individualisme, gevolg van de sloo- ping der solidariteit in den arbeid door de Fransche Revolutie; door dit sterk op den voorgrond treden van het individu- eele ontstond onbeteugelde con currentie; b. de, overigens verblij dende, meerdere ontwikkeling der lagere standen, waardoor de behoeften meerder werden; c. de kolossale voor uitgang der machines; d. de over bevolking in sommige deelen van Europa en daar buiten; de zorgen van den allengs verdwijnenden midden stand, dat noodzakelijke stootkussen tusschen de hoogere en lagere rangen der maatschappij. Zijn er ook geneesmiddelen? Het geneesmiddel is niet een klassen strijd, waarbij het gaat om buigen of bar sten; waarbij de een den triomf verwacht van vuistslag en dolksteek; de ander van sabelhouw en militair geweld; ook niet uitbreiding der filantropische werkzaam heden hoe prijzenswaardig ook op zich zelf want het geldt hier niet een arme wel te doen, maar het in 't leve* roepen van betere verhoudingen; ook niet ver meerdering van kennis in scholen en ver- eenigingen alweer uitnemend op zich zelf doch daardoor wordt geen ver andering gebracht in de onderlinge ver houding. Neen, het geneesmiddel is: terugkeer tot Gods Woord en dienst. Gelijk Da Costa in 1848 zong: 't Geheim van allen zegen Oranje en Neerland, hoort! Is in Gods viees gelegen, Zijn gunst, Zijn dienst, Zijn Woord. De Duitsche wijsgeer Fichte, van 1842 1863 hoogleeraar in de wijsbegeerte aan de hoogeschool te Tubingen in Wurtem- berg, schrijft: „Het Christendom verbergt in zijn schoot een veel grooteren schat van le vensvernieuwing dan ge vermoedt. Tot hiertoe oefende het zijn kracht nog slechts op de enkele personen en slechts zijdelings op den Staat. "Maar ieder, die ooit, 't zij als ongeloovige, 't zij als be lijder, zijn geheime drijfkracht bespieden kan, moet toestommen, dat er van het Christendom ook voor de maatschappij een Wondere organiseerende kracht kan uitgaan; en eerst als die kracht door breekt, zal de Religie van het Kruis voor heel de Wereld' schitteren in al de diepte harer conoeptiën en in al den rijkdom van den zegen, dien ze brengt." O ja, het blijft altijd waai: de god zaligheid is een groot geWin: heeft de be loften ook des tegenWoordigen levens. De storm in Engeland. De storm bereikte gisteren te Londen een snelheid van 33 mijlen en boven het Kanaal een snelheid van 60 mijlen. In En geland zijn 144 intercommunale telefoon lijnen gebroken. Van de 15 lijnen naar Parijs zijn er 5 gestoord. Gistermorgen werd een groot aantal reddingsstations aan de Theems gealarmeerd op het be- groote stad kent die oude en toch altijd nieuwe historie niet? Welke Middernachtzendeling kent haar niet? Toen Verschure bij het voorloopig ver hoor aan den rand van het Ottergat zei, kellner te zijn in een café te Antwerpen, rook de scherpzinnige wachtmeester de herhaling van de bekende geschiedenis alreeds. Hij wist immers, dat Holz wel verdachte inrichtingen in Antwerpen be zocht. En al kon hij dadelijk niet ra den, hoe de affaire in elkaar zat, toch vermoedde hij, dat chantage, afpersing, een element in het drama zou zrjn. Vandaar zijn uitroep: „weer een licht straal Verschure was bij zijn ondervraging zoo gesloten geweest als een bus, omtrent de verhouding tusschen hem en Holz. „.Nu, wat dat betrof zou er wel spoedig meer aan 't licht komen, meende Lerg- man. De tijd ontbrak hem om de lippen van Verschure open te breken. Eerst moest hij Holz hebben. Stond die tegen over Verschure en De Beaulieu, dan zou den de laatste sluiers wel vallen. Daar was het Ottergat al! Daar was, duidelijk te zien in het thans doorgebroken daglicht, de plaats, waar de jonge graaf gelegen had. Op het platgedrukte gras stak een kleine, bruine vlek af: geronnen bloed. Daar wees het neergebogen riet de plek aan, waar de Belgen zich hadden be wogen. En ginds had men den ouden eik, richt, dat een groot schip aan den grond was geloopen. Het bleek echter slechts een klein schip uit Plymouth te zijn. De vier opvarenden werden gered. Te Nor- Iwich is de oude feestzaal van de hertogen van Norfolk, die indertijd aan koningin Elisabeth behoorde, door den storm ver nield. Vieze zaakjes. Wij meldden gisteren reeds een en an der omtrent allerlei geknoei, dat nu in Duitsehland, dank zij de arrestatie der Barmat's, aan het licht komt. De arrestatie van Hocfle (R.-K.), den gewezen rijks minister van posterijen, die na den ge wezen rijkskanselier Bauer als slacht-j offer in de zaak-Barmat is gevallen, heeft te Berlijn een zeer pijnlijken indruk ver- Wekt, meldt de N. R. C. Hoefle, die nog betrekkelijk jong is, en een schitterende carrière achter den rug heeft, schijnt te hebben geweten wat hem boven het hoofd hing. Men beweert, dat hij onlangs tot een zijner vrienden heeft gezegdik weet, :dat ik een verloren man ben- Hoefle wordt ervan beschuldigd, zich te hebben laten omkoopen en geschenken te hebben aangenomen, na daden in strijd met zijn ambtsplicht te hebben gepleegd- Hij stond in verbinding met de Depositen und Handelsbank, wier directeuren on langs naar het buitenland zijn gevlucht. De zaken die deze bank deed, o.a. in op dracht van de Bijkspost, schijnen uiet al te correct te zijn geweest- Men beweert, dat dr Hoefle persoonlijk van de bank 50.000 mark heeft ontvangen, hoewel hij wist, dat de bank geen goede reputatie genoot. Nu is ook Triebei, de directeur van de kas van de Pruisische staatsbank, ontsla gen, onder ernstige verdenking van in- dustrieele obligalies en aandeelen in de staatsleeningen van de klanten van de bank te hebben teruggekocht, maar het geld daarvoor niet aan de bank te hebben afgedragen, maar voor zichzelf te hebben besteed. Het onderzoek is nog gaande. Een zekere Davidsohn, een socialist, heeft gisteren nog een en ander losgelaten over de Barmat-zaakjes. Davidsohn vertelde, dat hij in 1920 een aantal lezingen over het „alcoholisme in Nederland is gaan geven. Hij heeft ver schillende gesprekken met redacteurs van het sociaal-democratisch dagblad „Het Volk" gevoerd en bij deze gelegenheid boorde hij voor de eerste maal den naam Barmat noemen en wel in verband met een merkwaardige boteraffaire. Davidsohn onderzocht de kwestie en constateerde nu, dat de Vereinigung der Deutschen But- terhandler zeer ernstige beschuldigingen tegen Barmat had uitgesproken. De Duit sche boterhandelaars moesten zich met 1 of 2 pet. van de winst tevreden stellen, nadat Barmat als concurrent op de markt was verschenen en zelf 25 pet. en meer verdiende. Barmat werd gesteund door Robert Schmidt, den rijksminister van economische zaken. Davidsohn had over het particuliere le ven van Barmat allerlei vernomen, dat hem als sociaal-democraat ernstig onge rust maakte, vooral nadat beweerd was, dat Barmat ook in betrekking tot den rijks president stond. Barmat leefde weliswaar zeer eenvoudig, maar tal van bekende so ciaal-democraten warén zijn gasten ge weest. t' ■■■llllllll. .11.11 II I III waaronder, naai' De Beaulieu en Ver schure verklaard hadden, Holz met hen had staan praten. „Nu, kereltje, toon nu weer 's wat je kunt," zoo sprak de wachtmeester tot zijn hond, terwijl hij het schrandere dier den hoed van Frans Holz voorhield. „Welja, snuif maar ferm en prent de lucht van „monsieur Francois" maar goed in jeneus!" iHet zwarte, vochtige reukorgaan van Max gleed snuffelend over het hoofd deksel. En daarop richtte het dier den snoet naar den grond, beschreef een paar malen een kring en volgde ten laatste in een matig drafje een onzicht baar spoor, vlak langs den rietzoom. „Daar gaat iel", zei Lergman tot den vergezellenden marechaussee. „Daar gaat ie't Zal mij nu toch benieuwen, waar hij ons brengen zal." De Kond was een en al ambitie. Geen oogenblik aarzelde bij. Nu en dan deed hij een ruk aan den ketting, als wilde, hij zijn meester tot grooter spoed aanspo ren. Een enkele maal week hij een paar meters van den rietzoom af, juist bjj een heuveltje. „Juist," prevelde Lergman, „op die hoogten heeft hij gestaan, om te kijken of hij ook vervolgd werd." Verder, altijd verder ging de tocht; een half uur, drie kwartier, een heel uur achtereen, steeds vlak langs het zacht ruiscbende riet. (Worat vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1925 | | pagina 1