Binnenland.
Uit de Provincie.
dat de belangen van Zeeuwsch Vlaande
ren gemeenschappelijke Nederlandsche be
langen zijn. Ook de Zniderbroeders, de
goede buren, de goede vrienden, dankt
spr van ganscher harte, voor hun belang
stelling in de Zeeuwsch-Vlamingen, die
niets vuriger wenschen, dan dat de goe
de verstandhouding, die nu heerscht,
blijve, ja nog versterke.
Mijnheer Dieleman, eere-voorzitter van
hert „Dale-comité" aldus spr. en
Mijnheer Puijpe, kundige beeldhouwer, aan
IJ speciaal onzen dank. En waarom? Om
dat wij! weten, dat wij dit monument voor
namelijk aan U danken.
In naam der gemeente Sluis aanvaard
ik thans het monument als haar eigen
dom.
Nog even zij hier cemeld, dat na de
rede van mr. Dieleman, de muziek het
Zeeuwsche Volkslied deed hooren.
Na den burgemeester sprak dr D.
Schoute, voorzitter van het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen en zei-
do, dat het Genootschap met volle over
tuiging opnieuw zijn dankbare hulde
brengt aan de nagedachtenis van zijn
hoog vereerd medelid, J. H. van Dale.
Opnieuw, want reeds spoedig na het
vroege overlijden van dezen lichamelijk
zoo zwakken, maar geestelijk zoo krach-
tigen man, eerde het genootschap zijn
aandenken door de uitgave in zijn archief
van den laatsten arbeid door v. Dale
aan zijn innig geliefd Sluis gewijd. Het
Zeeuwsch Genootschap eert hem op
nieuw, die in wetenschap verre uitstak
boven zijn omgeving, en spr, voelt zich
gelukkig dit hier te kunnen getuigen,
en legt als een zichtbaar teeken der
gevoelens een palmtak bij zijn gedcnktee-
ken neer.
Behalve dezen palmtak en de bloemen
van de oud-leerlingen werden o.a. nog
bloemstukken neergelegd namens de se
naten van het Utrechtsch en van het Nii-
meegsch studentenkorps; de Z.L.M., het
Alg. Nederl. Verbond afd. Zeeuwsch-
Vlaanderen, de Zeeuwsch-Vlaamsche stu-
dentenvereeniging, enz.
Nog werd het woord gevoerd door den
heer E. P. van der Werff, uit Oostburg,
die sprak namens het hoofdbestuur van
het Algem. "Ned. Verbond, en wees op
het vele werk door van Dale verricht
in den korten tijd van zijn leven. Hij
werkte met noesten vlijt en toonde zich
een waardige zoon van het ras, dat
zooveel helden leverde als de Ruijters,
Trompen, het volk, dat 80 jaar gestreden
heeft voor zijn vrijheid, dat zich weerde
in den Zuid-Afrikaanschen oorlog, den
strijdt voor de rechten der Vlamingen.
Het monument is van boteekcnis voor den
ganschen JDietschen stam.
Nog vr,Qeg en verkreeg het woord de
heer A. Hans Bz., die namens de Vla
mingen dank bracht voor deze heerlijke
ontvangst. Niet met bloemen komen zij.
omdat het "daarvoor voor hen geen tijd
is. Maar spr. wil even aantoonen dat
het van Dale is, die allen verbindt.
Als Jan van Rijswijck nog leefde zou hij
hier zeker zijn, hij die wel het Fransch
een deftige taal noemde, maar toch het
Vlaamsch daarboven verkoos.
Die laatste spreker bii het monument
was de heer Knevel, een kleinzoon van
den gehuldigde, die het woord voerde
bij ontstentenis van de kinderen van Van
Dale en die hartelijk dank bracht na
mens de familie aan H. M. de Koningin,
aan de Zeeuwsch-Vlaamsche studenten-
vereeniging, aan den commissaris der
Koningin voor de onthulling £n aan den
heer Puijpe voor de vervaardiging van
het monument.
Behalve de heer Knevel waren nog
twee familieleden van Van Dale aan
wezig, namelijk twee nichten van hein.
mejuffrouw P. van Dale uit Aardenburg.
dochter „van een broer, en mej. Petition
uit Sluis, dochter van een zuster van
mesjeu van Dale.
De stoet werd weer geformeerd, en met
Apollo weer aan het hoofd ging het naar
hotel de Korenbeurs, waar het noenmaal
zou plaats hebben. Alvorens naar binnen
te gaan, bracht mr Dieleman dank aan
het muziekgezelschap en bood een ver
guld zilveren herinneringsmedaille aan.
Tijdens het gebruik van het goed be
reide maal, werd nog door tal van per
sonen gesproken, wij zien ons verplicht
met cle vermelding daharvan kort te zijn.
gezien de vele ruimte die de plechtigheid
reeds "heeft gevraagd.
De heer mr. Dieleman wijdde den eer
sten dronk aan H. M. de Koningin, ter
wijl op zijn voorstel het volgende tele
gram aan H. M. werd verzonden:
„Velen van Niederdietschen stam te
Sluis bij fje onthufling van het Van
Dale-monument bijeen, brengen eerbiedig
hulde aan Nederlands geliefde Vorstin,
met de bede, dat ook Haar regeering en
Haar zoo innig gewaardeerd streven moge
strekken tot verheffing van den alouden
Nederlandschen stam. Dieleman, voorzit
ter; Moerdijk, secretaris."
De Commissaris der Koningin zeide dat
het jongste Koninklijk bezoek de banden
tusschen Zeeland en het vorstenhuis zoo
mogelijk nog nauwer heeft aangehaald.
Spr. meent dat men groote mannen moet
eeren en spr. doet dit mr Dieleman, die
zooveel heeft gedaan en nog doet voor
Zeeuwsch-Vlaanderen en noemt het een
blijde mare, die waarbij bekend werd
gemaakt, dat mr. Dieleman geridderd
werd.
Allo aanwezigen zongen hierop het
(Zeeuwsch-Vlaamsche Volkslied.
De heer jhr. van Teljlingen wcnsclitc
o.a. de Zeeuwsch-Vlaamsche studenten-
vereeniging geluk met haar succes, en
bracht nulde aan den ontwerper en ver
vaardiger van het monument, om ver
volgens de gemeente Sluis met zijn mooie
standbeeld te feliciteeren. De Hollanders
weten hun groote mannen te eeren.
De heer Iz. Uijterhoeve sprak namens
den Vlaamschen leeraarsbond en schet
ste v. Dale als voorbeeld en leidsman;
hij wist liefde voor de kinderen te moe
ten hebben, om zelf liefde te kunnen
verwachten. Veel liefde had hii voor de
geschiedenis, van Zeeuwsch-Vlaanderen
in 'het bijzonder, en met Rodenbach voel
de hij „Zoo taal, zoo man".
De heer J. N. Pattist herinnerde aan de
Unie van Utrecht in 1579 toen men ook
geen reductie van Vlaanderen wilde. Nu
willen alle Vlamingen terug naar de Ne
derlandsche taal en spr. wenscht hun
dit van harte toe.
De heer H. de Zeeuw sprak namens
het N.O.G. en wees als onderwijzer op
het groote nut ook van de werkjes over
spraakkunst en zinsontleding van Van
Dale bij het onderwijs, waarin hij iuisj:
wist aan 'te geven wat dc onderwijzers
noodig hadden. Spr. brengt dank voor de
schoone hulde aan den verdienstelijken
collega Van Dale gebracht. Van Dale
was gedurende zijn leven een sieraad van
den onderwijzersstand en van de weten
schap en van Sluis.
Do heer Bernolet, lid van de bestendige
deputatie van den Provincialen raad van
West-Vlaanderen, achtte liet een plicht
van de provincie mede te doen aan deze
huldiging van Van Dale, die steeds bii
moeilijkheden met de taal, een raads
man "is.
De heer mr Dusseldorp noemde naast
van Dale zijn helpers Manhave en spe
ciaal den heer Janssens en brengt aan
hun werk hulde.
De heer Moerdijk sprak als vice-voor-
zitter van de Zeeuwsch-Vlaamsche stu-
dentenvereeniging, en hij werd nog ge
volgd door de heeren I. Risseeuw uit
Oostburg, die liet over de verbroedering
had, en ds Beukenhorst, die Van Dale
beschouwde als Christenmensch. Toen
deze spreker was uitgesproken moesten
vele der aanwezigen weg om de tram
te halen, die op de laatste boot naar
Vlissingen rijdt.
Wij willen ons verslag niet eindigen
zonder dank aan allen, die ons het werk
verlichtten.
Een verzuim dient hersteld te worden
en wiel dat ook dr VV. S. Unger als
secretaris van de Prov. Zeeuwsche
schoonheids- en archaeologische com
missie van zijn belangstelling in de hul
diging van den stoeren werker blijk gaf.
Schamel resultaat.
De Staatscommissie, die liet vorige jaar
ingesteld werd om na te gaan, of er be
zuinigd kon worden op liet Ilooger On
derwijs, zonder het peil daarvan in het
.algemeen te verlagen, heeft een schamel
resultaat gebracht. Slechts enkele bezui
nigingen worden in het vooruitzicht ge
steld. Volgens het eenparig oordeel der
Commissie moet de medische faculteit
zoowel te Leiden als te Utrecht en te
Groningen gehandhaafd blijven en dus
ook de wis- en natuurkundige faculteit,
zonder welke de eerste niet kan bestaan.
Waar 80 pet. van de jaarlijksche kosten
van het liooger onderwijs juist voor re
kening van de beide genoemde facultei
ten komen, verliest het denkbeeld om
tot opheffing van een der Rijksuniversi
teiten te geraken, alle aantrekkelijkheid.
(Alleen zal eenige bezuiniging kunnen ver
kregen worden door de veeartsenijkundige
hoogeschool nauwer te vereenigen met
de Utrechtsche universiteit en door een
zelfden hoogleeraar aan meer dan een
universiteit te doen optreden.
(Utr. Prov. Weekbl.)
Wijziging werktijdenbesluit.
De Minister van Arbeid heeft bij den
Hoogen Raad van Arbeid aanhangig ge
maakt een voorontwerp van een riigernes-
nen maatregel van bestuur tot wijziging
van het Werktijdenbesluit voor fabrieken
of werkplaatsen.
In de toelichting op het ontwerp zet
de Minister de strekking dor wijziging
aldus uiteen.
„Op den 24sten-- October 1921 verliest
artikel 27 van de Arbeidswet 1919, bo+ be
langrijkste overgangsartikel der wet. zijn
kracht. Op grond van dat artikel was tot
nu toe bij artikel 3 van het Overgangs-
besluit 1922 aan vol-continu werkende fa
brieken toegestaan in een drieploegenstel-
sel te arbeiden; zonder wetswijziging zou
na 24 October 1924 in deze bedrijven in
een vierploegenstelsel gewerkt moeten
worden. Daar de toestand dezer bedrijven
in 't algemeen niet van dien aard is, dat
de jnvoering van een vierploegenstelsel
redelijkerwijze kan worden geöischt en.
het buitenland ook niet tot een dergelij-
ken maatregel is overgegaan, was het noo
dig een voorstel aanhangig te maken om
de wet zoodanig te wijzigen, dat ook na
23 October 1924 in het vol continubedrijf
arbeid in een drieploegenstelsel mogelijk
zal zijn. Wordt dit ontwerp tot wet ver
heven, dan is mede wijziging noodig van
het Werktijdenbesluit voor fabrieken of
werkplaatsen 1923, voor zoover het be
palingen stelt voor arbeid in de vol con
tinubedrijven. Van deze gelegenheid wordt
tevens gebruik gemaakt om enkele an
dere noodig geoordeelde wijzigingen in dat
Werktijdenbesluit aan te brengen. De er
varing beeft eenige fouten en leemten
aangewezen en de strekking van de voor
gestelde wijzigingen is 'daarin te voor
zien."
Een kwart eeuw Raadslid.
Gistermiddag heeft in restaurant Rlche
te Arnhem een druk gezochte receptie
plaats gehad ter gelegenheid van 't feit,
dat de heer v. Zoestbergen (soe.-dem.) 25
jaar lid van den Raad aldaar was. De
jubilaris, omringd door familieleden, nam
talrijke gelukwenschen in ontvangst. Hem
werd o.a. een bloemstuk aangeboden door
den heer Coopman namens de rechtsche
Raadsfractie.
Geen Zondagsarbeid.
Naar de Tel. verneemt, zal de Zondags-
arbeid op de kunstzijdefabriek te Ede niet
doorgaan, daarde directie een regeling der
werkzaamheden getroffen heeft, waardoor
deze arbeid niet meer noodig wordt.
Ambtenaren Ra a d van A rbeid.
In een te Utrecht belegde spoedver
gadering, voor het personeel van
den Raad van Arbeid in verband met het
besluit van dc Kroon, werd besloten met
ingang van Maandag aan het ongehuwd
personeel een loonsverlaging op te leg
gen van 10 pet. en aan het gehuwd per
soneel ingaande eveneens Maandag een
verlaging van 5 pet. Vervolgens zal 1
Oct. a.s. op het gehuwd personeel weer
een verlaging van 5 pet. toegepast wor
den.
Het afschaffen van de premie
op het dooden van zeehonden.
In antwoord op de vragen van den
lieer Braat betreffende het nemen van
maatregelen tegen de toeneming van het
aantal zeehonden na de afschaffing der
premies op het vangen dier dieren deelt
de Minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw het volgende mede:
Bij een ingesteld onderzoek is niet ge
bleken, dat de zeehondenjagers als rage]
de jonge dieren, die voor de traankokerij
,nog niet geschikt zijn, weder zouden vrij
laten. Nu de premiën voor het doodeij
Van zeehonden bij wijze van proef voor-
loopig niet meer worden toegekend, schijnt
over liet algemeen aanvankelijk minder
jacht op die dieren te worden gemaakt.
Voor zoover nog de jacht met het geweer
wordt uitgeoefend, wordt elke zeehond,
die onder schot komt, geschoten, hetzij
het een volwassen of een jong dier is.
Voor het overige zij nog opgemerkt dat,
waar eerst sedert 1 Januari 1924 geen
premiën meer worden toegekend, moeilijk
nu reeds van een sterke vergrooting van
het aantal dieren als gevolg daarvan
sprake zou kunnen zijn. Mocht na eenigen
tijd blijken, dat het aantal zeehonden sterk
toeneemt, dan is ondergeteekende bereid,
orn in het belang onzer visschers maat
regelen tot beperking van dat aantal in
overweging te nemen.
De militaire salarissen.
Naar wij vernemen zijn de nieuwe sa
larissen voor de beroepsonderofficieren,
aanvankelijk voorgesteld voor de sergean
ten tot ten hoogste f 1750, voor de ser
geanten met de geschiktheid voor een
hoogeren rang tot f 1900, voor de ser
geanten-majoor op f2200 en voor de ad
judanten-onderofficieren tot f 2600, thans
door den Minister van Oorlog herzien en
voorgesteld op resp. (eindsalaris) f 1850,
f 2050, f 2250 en f 2650. Deze gewijzigde
regeling is aan de commissie van ge
organiseerd overleg gezonden ter advi
seering. (AVP-)
Thompson.
Te Breda is in den ouderdom van 81
jaar overleden de heer J. W. Thompson,
oud-directeur hoofdredacteur van „De
Maasbode".
- De Vlissingsclie haven. Het
gemeentebestuur van Vlissingen heeft een
vervolg het licht doen zien van de bro
chure van 25 October 1923, getiteld „De
verbetering van de Haven van Vlissingen
ter uitvoering van de Wet van 25 Juli
1909, en de Waterstaatsbegrooting 1923
en 1924".
Aan dit tweede deel der brochure,
die wederom ten doel heeft de tegen de
werken tol vergrooting der buitenhaven
aangevoerde bezwaren te weerleggen, zijn
twee kaarten en een drietal foto's toe
gevoegd; op de eerste kaart wordt dui
delijk aangetoond hoe gunstig Vlissingen
ligt bij het samenvloeien van Wielingen
en Oostgat in de Schelde; op de tweede
blijkt nog duidelijker de ontworpen uit
breiding; terwijl de foto's op verschil
lende wijze de in uitvoer zijnde werken
duidelijk laten zien.
In liet voorwoord tot de brochure
wordt o.a. gezegd, dat de toezegging van
Minister König, dat in 1924 een deel
van de haven in gebruik zou kunnen wor
den genomen, helaas niet is vervuld. Aan
houdend zijn nieuwe bezwaren tegen den
geregelder! voortgang van het werk ge
opperd, bezwaren, die werden opgelost,
doch tol nu toe telkens door nieuwe
worden vervangen, hetgeen ernstig ver
ontrust.
Nagaande hoe minister Van Svvaay van
af zijn optreden steeds heeft getoond,
zegt de brochure, dat van de financieel©
bezwaren in verband met de bezuiniging
werd afgezien met het oog op het lands
belang, dat Nederland zijne positie aan
den Scheldeinond moet markeeren. De
bezwaren der Nea. Spoorwegmaatschap
pij vervielen na gepleegd overleg.
Dat de internationale scheepvaart geen
belang in de haven zou stellen werd
weerlegd, maar toch werd op 17 October
1923 de post voor de havenverbetering
bijna geheel teruggenomen en werd zij
ingedeeld bij „eenige groote werken,
waaraan nog geen begin van uitvoering
is gegeven". Het gemeentebestuur wijst
er op, dat er juist een ver gevorderd be
gin van uitvoering is, dat de Tweede
Kamer op 1 Dec. 1922 met 70 tegen 3
stemmen de verbetering door de Tweede
Kamer urgent werd verklaard, en dat
juist havenwerken door het vele grond
werk daaraan verbonden zeer geschikt
zijn \oor werkverruiming.
Herinnerende aan het gebeurde in
Maart, toen de Minister eerst beloofde
een voorstel te zullen aanhangig maken
voor een suppletoire begrooting, doch den
volgenden dag het verzoek van het ge
meentebestuur afwees omdat een teeke-
ning van de haven op de Jaarbeurs te
doen inzenden, zegt de brochure, dat
de minister hierdoor te kennen gaf een
ernstig tegenstander van de havenverbete
ring te zijn, want hij heeft hierdoor aan
liet gemeentebestuur van Vlissingen belet
propaganda te voeren voor de verbeterde
haven, die volgens zijn eigen verklaring,
ais het werk goed wordt aangevat, reeds
over twee jaar gedeeltelijk in gebruik
zou kunnen worden genomen nood
zakelijke propaganda voor een werk, dat
door het rijk zelf wordt uitgevoerd.
Waar de minister in Juni j.l. de be
langen verbonden aan de verdere uit
voering der havenverbetering te Vlis
singen wilde achterstellen bij een aan
tal nog slecht in uitzicht gestelde plan
nen voor nieuwe waterstaatswerken in
Zeeland, waarvoor echter nog geenerlei
begin van voorbereiding van eene uit
voering bestaat, zooals het graven van
een kanaal naar Hulst of van een kanaal
van Breskens haar Sluis, zeg! het ge
meentebestuur, dat het een nieuw on
derzoek naar de groote belangen verbon
den aan de havenverbetering geenszins
zou vreezen, maar dat het toch meent,
dat na de jarenlange ampele en breed©
overwegingen de aloude rechtsregel „non
his iu idem" niet nogmaals ten opzichte
van Vlissingen zal mogen worden verge
ten, en ook onnoodig geen tweedracht
zal mogen zaaien onder de Zeeuwen on
derling, nog verschillende bezwaren wor
den grondig weerlegd, en o.a. wordt er
nog op gewezen, dat liet slechts gaat om
650 M. kaaimuur aan diep water, waar
van 350 M. voor de „Zeeland" en den
Provincialen Sloonihootdienst moet wor
den gereserveerd, terwijl bijv. Rotter
dam 45.6 K.M. heeft en Antwerpen zelfs
60 zal krijgen.
Nog wordt er op gewezen, dat Zeeland
gelijkelijk met Limburg bewijzen heeft
gegeven van onwankelbare trouw, maar
dat hun ook gelijkelijk in uitzicht is ge
steld, dal de bestaande achterstand zoo
veel mogelijk door het maken van ver
schillende nieuwe waterstaatswerken zou
worden ingehaald. Het gemeentebestuur
stelt op den voorgrond, dat het zich voor
Limburg verheugt, dat het nu zoo krach
tig geholpen wordt, maar waar liet be
schikbare geld tegenwoordig zoo sterk
gelimiteerd is, mag dit niet ten koste van
Zeeland gaan. In het financieel nog gun
stig jaar 1919 bedroegen de gelden van
buitengewone werken op de waterstaats
begrooting voor Zeeland ongeveer 450.000
gulden en voor Limburg ongeveer f3.8
millioen. Dezelfde cijfers bedroegen
thans voor de begrootingen 1923 en 1924
voor Zeeland ruim f 700.000 en ruim
f 600.000 en voor Limburg ruim f 7 mil
lioen en ruim f6 millioen, waarom niet.
f 1.2 millioen per jaar voor de haven te
genover die vele millioenen van Limburg?
Dan was in 1925 de haven gereed ge
weest, want deze kost geen f 6 a f 7 mil
lioen, zooals de minister beweert.
Men had nu door den Minister ver
melde „desiderata" van Zeeland dadelijk
krachtig kunnen aanvatten. Moet nu Zee
land die uitgestelde bedragen geheel der
ven en zou Vlissingen daarom geheel het
slachtoffer moeten worden?
Nog wordt afgekeurd, dat het Rijk niet
heeft willen helpen aan het vergoeden
van de aan de „Zeeland" door den oor
log toegebrachte schade, het kan dit nu
verhelpen door de havenverbetering te
vorderen.
Het gemeentebestuur eindigt dit voor
woord met de overtuiging, dat de re-
gecring, nadat zij nu andere werken
heeft laten voorgaan, thans de havenver
betering te Vlissingen onverwijld tot
stand zal brengen.
Alsnu volgt een kort Chronologisch
Overzicht der feiten betreffende de ha
venverbetering, aanvangende met do ver
schijning van de wet tot verbetering van
de haven in het Staatsblad van 25 Juli
1919, welke wet aanvangt met:
„Alzoo Wij in overweging genomen
hebben, dat verbetering van de haven
te Vlissingen in het algemeen be
lang noodig is."
Het laatste genoemde feit dateert van
Juli 1924 en betreft de verplaatsing van
den technischen ambtenaar, die nog be
last was met werkzaamhede nin verband
met de havenverbetering, van Vlissingen
naar 's Hertogenbosch, met ingang van
1 September.
Alsdan volgen uitvoerig de behande
lingen der Waterstaatsbegrooting 1924.
in de Tweede en in de Eerste Kamer
en de reeds genoemde weigering voor
inzending op de Jaarbeurs.
Ten slotte is een memorie betreffen
de de voordeelen van een verbeterde
buitenhaven te Vlissingen opgenomen.
In de inleiding daartoe wordt gezegd
dat bij het ontwerpen van het '^staande
havencomplex de buitenhaven ir hoofd
zaak bedoeld was als opnarr'naven der
schepen, die door de slmzen naar de
binnenhavens moeten verhalen. Door den
gewijzigden vorm der schepen zijn nu
de sluizen voor grootere schepen nog
minder geschikt geworden dan zij vroeger
reeds waren. Afs vaststaande mag dus
wel worden aangenomenv dat de bestaan
de buitenhaven voor de scheepvaart vol
strekt onvoldoende is.
Ja zelfs „thans reeds bijna onhoud
baar"; gelijk reeds Jn haar rapport van
Augustus 1912 door de Scheldecommissie
(commissie-van Ysselstein) is geconsta
teerd. i
Betreffende de internationale factoren
wordt er op gewezen, dat de „Zeeland"
haar dienst voortzet als andere moeten
staken, ën dat wordt aangevoerd als
bewijs voor de gunstige ligging der Vlis
singsclie haven.
Volmondig wordt dan ook „neen" ge
antwoord op de vraag gif Nederland, door
welke motieven ook geleid, een derge
lijk door de natuur aangewezen knoop
punt van het land- en zeevaartverkeer
als Vlissingen is, aan zijn natuurlijke be
stemming onttrekken mag?
Waar dan nog Ijji komt de gunsliee
ligging voor het snelvcrvoer en als nood
haven, de provinciale en gemeentelijke
belangen bij een flinke zeehaven te Vlis
singen betrokken, niet minder de omstan
digheid dat Vlissingen thans reeds is
een niet onbelangrijke exporthaven voor
den landbouw, vervoer'van groenten naar
Londen, slachtveevervoer naar Engeland,
terwijl de landbouw zich op meer in
tensieve cultuur toelegt, waardoor de ex
port zal toenemen.
Ten slotte wordt gewezen op Vlis-
singens gunstige ligging voor diepwaterin-
dustrieën, waarvoor Walcheren uitne
mende terreinen biedt, en waarvan juist
den laatsten tijd de Ned. Petroleum- en
Asphalt-Mij. het duidelijkste bewijs le
verde.
Wij bevelen dit doorwrochte stuk, tot
een lijvig vlugschrift uitgedijd, in de
aandacht aan van alle autoriteiten, die
mensclielijkerwijs de toekomst van Vlis
singen in handen hebben. Het zal hen,
die nog weifelen, overtuigen kunnen van
Vlissingens goed recht op spoedige hulp
om te geraken tot hetgeen was toege
zegd, doch zoo ongedacht weer werd
teruggenomen.
Bij de directe belastingen is mei 1
Sept. geplaatst te Breskens de kommies
2e kl. G. H. v. d. Aleer, te Nieuwen-
hoorn.
JJij Kon. besluit zijn benoemd tot
burgemeester van Klundert mr P. A.
Höweler, en van Graauw F. J. van
Campen.
Bij Kon. besluit is van t Aug. aan
den reserve-majoor C. J. F. de Graaf
van het 14e regiment infanterie een eer
vol ontslag verleend uit den militairen
dienst.
jBij Kon. besluit zijn met ingang van
1 Sept. 1924, de werkzaamheden van
fiscaal bij den krijgsraad in de directie
der marine te Willemsoord opgedragen
aan den officier van administratie der
le klasse bij de zeemacht mr D. Tol
lenaar, leeraar aan het Kon. Instituut
voor de marine, en is aan mr D. Tolle
naar voornoemd, in verband met de hem
verstrekte opdracht dier werkzaamheden,
eervol ontslag verleend uit zijn betrekking
van fiscaal-plaatsvervanger bij genoemden
krijgsraad.
Middelburg. Verplaatst met ingang yan
16 Sept. a.s. de kantoorbediende 2e kl.
L. E. Guiot van hier (Inspectiebureel l
naar het telegraafkantoor alhier. Eu is
met ingang van 1 Oct. aan den telegram
hesteller A. H. Hendrikse alhier (tele
graafkantoorj op zijn verzoek eervol ont
slag verleend.
Goes. Klokluiden te Goes. De
heer J. de Kruijter geeft naar aanlei
ding van besprekingen in de voorgaande
raadszitting onderstaande verklaring van
het klokluiden te Goes aan den Raad der
gemeente Goes.
Goes heeft nummer een afzonderlijk
torengebouw gehad bij fle kerk; om in
dit gemis te voorzien bouwde men een
klokhuis in de nabijheid (thans de iizer-
winkel van firma Franken en Van Weel!,
en hing daarin twee Klokken, n.l. de nog
bestaande groote klok (in de wandel
de doode klok genoemd) gn een kleine
luiklok, deze laatste werd in 1746 ver
goten en vergroot en haar klank hooren
we eiken Zondag. Deze luiklokken deden
dienst bij den aanvang jJer godsdienst
oefeningen (Ned. Herv. Gem.), begrafe
nissen, brand, watersnood, verjaardagen
van het Vorstelijk Huis, dc iaarmarkt.
enz.
De klokken werden, daar ze niet in den
kerktoren hingen, door de burg. gemeente
onderhouden en vernieuwd. Dit laatste
o.a. in 1746. Het luiden voor godsdienst
oefeningen en begrafenissen betaalde de
kerkel. gemeente, die ook de begrafe
nisrechten ontving, de overige luidionslen
betaalde de burg. gemeente. Toren, uur
werk en klokken in den toren en kerk
gebouw was eigendom der burg. ge
meente.
Dit alles werd uit de inkomsten der
kerk betaald en onderhouden. De kerk
had dit alles in beheer, doch was re-
kenplichtig aan de burg. gemeente, wie
ze jaarlijks haar rekening ter goedkeuring
zond.
Deze toestand duurde tot 1798. Toen
verscheen een acte der staatsregeling,
waarbij op 1 Mei 1798 bepaald werd,
dat alle torens, uurwerken en klokken aan
de burg. gemeente kwamen. (De kerk
gebouwen zijn in 1809 geschonken aan
de kerkel. gemeente die ze in gebruik
had.) De luiklokken vielen buiten deze
bepaling, daar ze eigendom der burg.
gemeente waren. Met 1 Jan. 1798 mocht an
geen klokken meer geluid worden voor
het aanvangen der godsdienstoefeningen,
welk besluit echter 24 Jan. 1815 weer
werd ingetrokken. De burg. gemeente be
taalde nu de klokkenluiders, ook voor de
godsdienstoefeningen. In 1815 was het
klokkenluiden bij begrafenissen zoo zeld
zaam, dat de kerkel. gemeente geen lui
der meer kon benoemen daarvoor.
Het klokgelui voor den aanvang der