Binnenland. Uit de Provincie. dat de belangen van Zeeuwsch Vlaande ren gemeenschappelijke Nederlandsche be langen zijn. Ook de Zniderbroeders, de goede buren, de goede vrienden, dankt spr van ganscher harte, voor hun belang stelling in de Zeeuwsch-Vlamingen, die niets vuriger wenschen, dan dat de goe de verstandhouding, die nu heerscht, blijve, ja nog versterke. Mijnheer Dieleman, eere-voorzitter van hert „Dale-comité" aldus spr. en Mijnheer Puijpe, kundige beeldhouwer, aan IJ speciaal onzen dank. En waarom? Om dat wij! weten, dat wij dit monument voor namelijk aan U danken. In naam der gemeente Sluis aanvaard ik thans het monument als haar eigen dom. Nog even zij hier cemeld, dat na de rede van mr. Dieleman, de muziek het Zeeuwsche Volkslied deed hooren. Na den burgemeester sprak dr D. Schoute, voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en zei- do, dat het Genootschap met volle over tuiging opnieuw zijn dankbare hulde brengt aan de nagedachtenis van zijn hoog vereerd medelid, J. H. van Dale. Opnieuw, want reeds spoedig na het vroege overlijden van dezen lichamelijk zoo zwakken, maar geestelijk zoo krach- tigen man, eerde het genootschap zijn aandenken door de uitgave in zijn archief van den laatsten arbeid door v. Dale aan zijn innig geliefd Sluis gewijd. Het Zeeuwsch Genootschap eert hem op nieuw, die in wetenschap verre uitstak boven zijn omgeving, en spr, voelt zich gelukkig dit hier te kunnen getuigen, en legt als een zichtbaar teeken der gevoelens een palmtak bij zijn gedcnktee- ken neer. Behalve dezen palmtak en de bloemen van de oud-leerlingen werden o.a. nog bloemstukken neergelegd namens de se naten van het Utrechtsch en van het Nii- meegsch studentenkorps; de Z.L.M., het Alg. Nederl. Verbond afd. Zeeuwsch- Vlaanderen, de Zeeuwsch-Vlaamsche stu- dentenvereeniging, enz. Nog werd het woord gevoerd door den heer E. P. van der Werff, uit Oostburg, die sprak namens het hoofdbestuur van het Algem. "Ned. Verbond, en wees op het vele werk door van Dale verricht in den korten tijd van zijn leven. Hij werkte met noesten vlijt en toonde zich een waardige zoon van het ras, dat zooveel helden leverde als de Ruijters, Trompen, het volk, dat 80 jaar gestreden heeft voor zijn vrijheid, dat zich weerde in den Zuid-Afrikaanschen oorlog, den strijdt voor de rechten der Vlamingen. Het monument is van boteekcnis voor den ganschen JDietschen stam. Nog vr,Qeg en verkreeg het woord de heer A. Hans Bz., die namens de Vla mingen dank bracht voor deze heerlijke ontvangst. Niet met bloemen komen zij. omdat het "daarvoor voor hen geen tijd is. Maar spr. wil even aantoonen dat het van Dale is, die allen verbindt. Als Jan van Rijswijck nog leefde zou hij hier zeker zijn, hij die wel het Fransch een deftige taal noemde, maar toch het Vlaamsch daarboven verkoos. Die laatste spreker bii het monument was de heer Knevel, een kleinzoon van den gehuldigde, die het woord voerde bij ontstentenis van de kinderen van Van Dale en die hartelijk dank bracht na mens de familie aan H. M. de Koningin, aan de Zeeuwsch-Vlaamsche studenten- vereeniging, aan den commissaris der Koningin voor de onthulling £n aan den heer Puijpe voor de vervaardiging van het monument. Behalve de heer Knevel waren nog twee familieleden van Van Dale aan wezig, namelijk twee nichten van hein. mejuffrouw P. van Dale uit Aardenburg. dochter „van een broer, en mej. Petition uit Sluis, dochter van een zuster van mesjeu van Dale. De stoet werd weer geformeerd, en met Apollo weer aan het hoofd ging het naar hotel de Korenbeurs, waar het noenmaal zou plaats hebben. Alvorens naar binnen te gaan, bracht mr Dieleman dank aan het muziekgezelschap en bood een ver guld zilveren herinneringsmedaille aan. Tijdens het gebruik van het goed be reide maal, werd nog door tal van per sonen gesproken, wij zien ons verplicht met cle vermelding daharvan kort te zijn. gezien de vele ruimte die de plechtigheid reeds "heeft gevraagd. De heer mr. Dieleman wijdde den eer sten dronk aan H. M. de Koningin, ter wijl op zijn voorstel het volgende tele gram aan H. M. werd verzonden: „Velen van Niederdietschen stam te Sluis bij fje onthufling van het Van Dale-monument bijeen, brengen eerbiedig hulde aan Nederlands geliefde Vorstin, met de bede, dat ook Haar regeering en Haar zoo innig gewaardeerd streven moge strekken tot verheffing van den alouden Nederlandschen stam. Dieleman, voorzit ter; Moerdijk, secretaris." De Commissaris der Koningin zeide dat het jongste Koninklijk bezoek de banden tusschen Zeeland en het vorstenhuis zoo mogelijk nog nauwer heeft aangehaald. Spr. meent dat men groote mannen moet eeren en spr. doet dit mr Dieleman, die zooveel heeft gedaan en nog doet voor Zeeuwsch-Vlaanderen en noemt het een blijde mare, die waarbij bekend werd gemaakt, dat mr. Dieleman geridderd werd. Allo aanwezigen zongen hierop het (Zeeuwsch-Vlaamsche Volkslied. De heer jhr. van Teljlingen wcnsclitc o.a. de Zeeuwsch-Vlaamsche studenten- vereeniging geluk met haar succes, en bracht nulde aan den ontwerper en ver vaardiger van het monument, om ver volgens de gemeente Sluis met zijn mooie standbeeld te feliciteeren. De Hollanders weten hun groote mannen te eeren. De heer Iz. Uijterhoeve sprak namens den Vlaamschen leeraarsbond en schet ste v. Dale als voorbeeld en leidsman; hij wist liefde voor de kinderen te moe ten hebben, om zelf liefde te kunnen verwachten. Veel liefde had hii voor de geschiedenis, van Zeeuwsch-Vlaanderen in 'het bijzonder, en met Rodenbach voel de hij „Zoo taal, zoo man". De heer J. N. Pattist herinnerde aan de Unie van Utrecht in 1579 toen men ook geen reductie van Vlaanderen wilde. Nu willen alle Vlamingen terug naar de Ne derlandsche taal en spr. wenscht hun dit van harte toe. De heer H. de Zeeuw sprak namens het N.O.G. en wees als onderwijzer op het groote nut ook van de werkjes over spraakkunst en zinsontleding van Van Dale bij het onderwijs, waarin hij iuisj: wist aan 'te geven wat dc onderwijzers noodig hadden. Spr. brengt dank voor de schoone hulde aan den verdienstelijken collega Van Dale gebracht. Van Dale was gedurende zijn leven een sieraad van den onderwijzersstand en van de weten schap en van Sluis. Do heer Bernolet, lid van de bestendige deputatie van den Provincialen raad van West-Vlaanderen, achtte liet een plicht van de provincie mede te doen aan deze huldiging van Van Dale, die steeds bii moeilijkheden met de taal, een raads man "is. De heer mr Dusseldorp noemde naast van Dale zijn helpers Manhave en spe ciaal den heer Janssens en brengt aan hun werk hulde. De heer Moerdijk sprak als vice-voor- zitter van de Zeeuwsch-Vlaamsche stu- dentenvereeniging, en hij werd nog ge volgd door de heeren I. Risseeuw uit Oostburg, die liet over de verbroedering had, en ds Beukenhorst, die Van Dale beschouwde als Christenmensch. Toen deze spreker was uitgesproken moesten vele der aanwezigen weg om de tram te halen, die op de laatste boot naar Vlissingen rijdt. Wij willen ons verslag niet eindigen zonder dank aan allen, die ons het werk verlichtten. Een verzuim dient hersteld te worden en wiel dat ook dr VV. S. Unger als secretaris van de Prov. Zeeuwsche schoonheids- en archaeologische com missie van zijn belangstelling in de hul diging van den stoeren werker blijk gaf. Schamel resultaat. De Staatscommissie, die liet vorige jaar ingesteld werd om na te gaan, of er be zuinigd kon worden op liet Ilooger On derwijs, zonder het peil daarvan in het .algemeen te verlagen, heeft een schamel resultaat gebracht. Slechts enkele bezui nigingen worden in het vooruitzicht ge steld. Volgens het eenparig oordeel der Commissie moet de medische faculteit zoowel te Leiden als te Utrecht en te Groningen gehandhaafd blijven en dus ook de wis- en natuurkundige faculteit, zonder welke de eerste niet kan bestaan. Waar 80 pet. van de jaarlijksche kosten van het liooger onderwijs juist voor re kening van de beide genoemde facultei ten komen, verliest het denkbeeld om tot opheffing van een der Rijksuniversi teiten te geraken, alle aantrekkelijkheid. (Alleen zal eenige bezuiniging kunnen ver kregen worden door de veeartsenijkundige hoogeschool nauwer te vereenigen met de Utrechtsche universiteit en door een zelfden hoogleeraar aan meer dan een universiteit te doen optreden. (Utr. Prov. Weekbl.) Wijziging werktijdenbesluit. De Minister van Arbeid heeft bij den Hoogen Raad van Arbeid aanhangig ge maakt een voorontwerp van een riigernes- nen maatregel van bestuur tot wijziging van het Werktijdenbesluit voor fabrieken of werkplaatsen. In de toelichting op het ontwerp zet de Minister de strekking dor wijziging aldus uiteen. „Op den 24sten-- October 1921 verliest artikel 27 van de Arbeidswet 1919, bo+ be langrijkste overgangsartikel der wet. zijn kracht. Op grond van dat artikel was tot nu toe bij artikel 3 van het Overgangs- besluit 1922 aan vol-continu werkende fa brieken toegestaan in een drieploegenstel- sel te arbeiden; zonder wetswijziging zou na 24 October 1924 in deze bedrijven in een vierploegenstelsel gewerkt moeten worden. Daar de toestand dezer bedrijven in 't algemeen niet van dien aard is, dat de jnvoering van een vierploegenstelsel redelijkerwijze kan worden geöischt en. het buitenland ook niet tot een dergelij- ken maatregel is overgegaan, was het noo dig een voorstel aanhangig te maken om de wet zoodanig te wijzigen, dat ook na 23 October 1924 in het vol continubedrijf arbeid in een drieploegenstelsel mogelijk zal zijn. Wordt dit ontwerp tot wet ver heven, dan is mede wijziging noodig van het Werktijdenbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1923, voor zoover het be palingen stelt voor arbeid in de vol con tinubedrijven. Van deze gelegenheid wordt tevens gebruik gemaakt om enkele an dere noodig geoordeelde wijzigingen in dat Werktijdenbesluit aan te brengen. De er varing beeft eenige fouten en leemten aangewezen en de strekking van de voor gestelde wijzigingen is 'daarin te voor zien." Een kwart eeuw Raadslid. Gistermiddag heeft in restaurant Rlche te Arnhem een druk gezochte receptie plaats gehad ter gelegenheid van 't feit, dat de heer v. Zoestbergen (soe.-dem.) 25 jaar lid van den Raad aldaar was. De jubilaris, omringd door familieleden, nam talrijke gelukwenschen in ontvangst. Hem werd o.a. een bloemstuk aangeboden door den heer Coopman namens de rechtsche Raadsfractie. Geen Zondagsarbeid. Naar de Tel. verneemt, zal de Zondags- arbeid op de kunstzijdefabriek te Ede niet doorgaan, daarde directie een regeling der werkzaamheden getroffen heeft, waardoor deze arbeid niet meer noodig wordt. Ambtenaren Ra a d van A rbeid. In een te Utrecht belegde spoedver gadering, voor het personeel van den Raad van Arbeid in verband met het besluit van dc Kroon, werd besloten met ingang van Maandag aan het ongehuwd personeel een loonsverlaging op te leg gen van 10 pet. en aan het gehuwd per soneel ingaande eveneens Maandag een verlaging van 5 pet. Vervolgens zal 1 Oct. a.s. op het gehuwd personeel weer een verlaging van 5 pet. toegepast wor den. Het afschaffen van de premie op het dooden van zeehonden. In antwoord op de vragen van den lieer Braat betreffende het nemen van maatregelen tegen de toeneming van het aantal zeehonden na de afschaffing der premies op het vangen dier dieren deelt de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw het volgende mede: Bij een ingesteld onderzoek is niet ge bleken, dat de zeehondenjagers als rage] de jonge dieren, die voor de traankokerij ,nog niet geschikt zijn, weder zouden vrij laten. Nu de premiën voor het doodeij Van zeehonden bij wijze van proef voor- loopig niet meer worden toegekend, schijnt over liet algemeen aanvankelijk minder jacht op die dieren te worden gemaakt. Voor zoover nog de jacht met het geweer wordt uitgeoefend, wordt elke zeehond, die onder schot komt, geschoten, hetzij het een volwassen of een jong dier is. Voor het overige zij nog opgemerkt dat, waar eerst sedert 1 Januari 1924 geen premiën meer worden toegekend, moeilijk nu reeds van een sterke vergrooting van het aantal dieren als gevolg daarvan sprake zou kunnen zijn. Mocht na eenigen tijd blijken, dat het aantal zeehonden sterk toeneemt, dan is ondergeteekende bereid, orn in het belang onzer visschers maat regelen tot beperking van dat aantal in overweging te nemen. De militaire salarissen. Naar wij vernemen zijn de nieuwe sa larissen voor de beroepsonderofficieren, aanvankelijk voorgesteld voor de sergean ten tot ten hoogste f 1750, voor de ser geanten met de geschiktheid voor een hoogeren rang tot f 1900, voor de ser geanten-majoor op f2200 en voor de ad judanten-onderofficieren tot f 2600, thans door den Minister van Oorlog herzien en voorgesteld op resp. (eindsalaris) f 1850, f 2050, f 2250 en f 2650. Deze gewijzigde regeling is aan de commissie van ge organiseerd overleg gezonden ter advi seering. (AVP-) Thompson. Te Breda is in den ouderdom van 81 jaar overleden de heer J. W. Thompson, oud-directeur hoofdredacteur van „De Maasbode". - De Vlissingsclie haven. Het gemeentebestuur van Vlissingen heeft een vervolg het licht doen zien van de bro chure van 25 October 1923, getiteld „De verbetering van de Haven van Vlissingen ter uitvoering van de Wet van 25 Juli 1909, en de Waterstaatsbegrooting 1923 en 1924". Aan dit tweede deel der brochure, die wederom ten doel heeft de tegen de werken tol vergrooting der buitenhaven aangevoerde bezwaren te weerleggen, zijn twee kaarten en een drietal foto's toe gevoegd; op de eerste kaart wordt dui delijk aangetoond hoe gunstig Vlissingen ligt bij het samenvloeien van Wielingen en Oostgat in de Schelde; op de tweede blijkt nog duidelijker de ontworpen uit breiding; terwijl de foto's op verschil lende wijze de in uitvoer zijnde werken duidelijk laten zien. In liet voorwoord tot de brochure wordt o.a. gezegd, dat de toezegging van Minister König, dat in 1924 een deel van de haven in gebruik zou kunnen wor den genomen, helaas niet is vervuld. Aan houdend zijn nieuwe bezwaren tegen den geregelder! voortgang van het werk ge opperd, bezwaren, die werden opgelost, doch tol nu toe telkens door nieuwe worden vervangen, hetgeen ernstig ver ontrust. Nagaande hoe minister Van Svvaay van af zijn optreden steeds heeft getoond, zegt de brochure, dat van de financieel© bezwaren in verband met de bezuiniging werd afgezien met het oog op het lands belang, dat Nederland zijne positie aan den Scheldeinond moet markeeren. De bezwaren der Nea. Spoorwegmaatschap pij vervielen na gepleegd overleg. Dat de internationale scheepvaart geen belang in de haven zou stellen werd weerlegd, maar toch werd op 17 October 1923 de post voor de havenverbetering bijna geheel teruggenomen en werd zij ingedeeld bij „eenige groote werken, waaraan nog geen begin van uitvoering is gegeven". Het gemeentebestuur wijst er op, dat er juist een ver gevorderd be gin van uitvoering is, dat de Tweede Kamer op 1 Dec. 1922 met 70 tegen 3 stemmen de verbetering door de Tweede Kamer urgent werd verklaard, en dat juist havenwerken door het vele grond werk daaraan verbonden zeer geschikt zijn \oor werkverruiming. Herinnerende aan het gebeurde in Maart, toen de Minister eerst beloofde een voorstel te zullen aanhangig maken voor een suppletoire begrooting, doch den volgenden dag het verzoek van het ge meentebestuur afwees omdat een teeke- ning van de haven op de Jaarbeurs te doen inzenden, zegt de brochure, dat de minister hierdoor te kennen gaf een ernstig tegenstander van de havenverbete ring te zijn, want hij heeft hierdoor aan liet gemeentebestuur van Vlissingen belet propaganda te voeren voor de verbeterde haven, die volgens zijn eigen verklaring, ais het werk goed wordt aangevat, reeds over twee jaar gedeeltelijk in gebruik zou kunnen worden genomen nood zakelijke propaganda voor een werk, dat door het rijk zelf wordt uitgevoerd. Waar de minister in Juni j.l. de be langen verbonden aan de verdere uit voering der havenverbetering te Vlis singen wilde achterstellen bij een aan tal nog slecht in uitzicht gestelde plan nen voor nieuwe waterstaatswerken in Zeeland, waarvoor echter nog geenerlei begin van voorbereiding van eene uit voering bestaat, zooals het graven van een kanaal naar Hulst of van een kanaal van Breskens haar Sluis, zeg! het ge meentebestuur, dat het een nieuw on derzoek naar de groote belangen verbon den aan de havenverbetering geenszins zou vreezen, maar dat het toch meent, dat na de jarenlange ampele en breed© overwegingen de aloude rechtsregel „non his iu idem" niet nogmaals ten opzichte van Vlissingen zal mogen worden verge ten, en ook onnoodig geen tweedracht zal mogen zaaien onder de Zeeuwen on derling, nog verschillende bezwaren wor den grondig weerlegd, en o.a. wordt er nog op gewezen, dat liet slechts gaat om 650 M. kaaimuur aan diep water, waar van 350 M. voor de „Zeeland" en den Provincialen Sloonihootdienst moet wor den gereserveerd, terwijl bijv. Rotter dam 45.6 K.M. heeft en Antwerpen zelfs 60 zal krijgen. Nog wordt er op gewezen, dat Zeeland gelijkelijk met Limburg bewijzen heeft gegeven van onwankelbare trouw, maar dat hun ook gelijkelijk in uitzicht is ge steld, dal de bestaande achterstand zoo veel mogelijk door het maken van ver schillende nieuwe waterstaatswerken zou worden ingehaald. Het gemeentebestuur stelt op den voorgrond, dat het zich voor Limburg verheugt, dat het nu zoo krach tig geholpen wordt, maar waar liet be schikbare geld tegenwoordig zoo sterk gelimiteerd is, mag dit niet ten koste van Zeeland gaan. In het financieel nog gun stig jaar 1919 bedroegen de gelden van buitengewone werken op de waterstaats begrooting voor Zeeland ongeveer 450.000 gulden en voor Limburg ongeveer f3.8 millioen. Dezelfde cijfers bedroegen thans voor de begrootingen 1923 en 1924 voor Zeeland ruim f 700.000 en ruim f 600.000 en voor Limburg ruim f 7 mil lioen en ruim f6 millioen, waarom niet. f 1.2 millioen per jaar voor de haven te genover die vele millioenen van Limburg? Dan was in 1925 de haven gereed ge weest, want deze kost geen f 6 a f 7 mil lioen, zooals de minister beweert. Men had nu door den Minister ver melde „desiderata" van Zeeland dadelijk krachtig kunnen aanvatten. Moet nu Zee land die uitgestelde bedragen geheel der ven en zou Vlissingen daarom geheel het slachtoffer moeten worden? Nog wordt afgekeurd, dat het Rijk niet heeft willen helpen aan het vergoeden van de aan de „Zeeland" door den oor log toegebrachte schade, het kan dit nu verhelpen door de havenverbetering te vorderen. Het gemeentebestuur eindigt dit voor woord met de overtuiging, dat de re- gecring, nadat zij nu andere werken heeft laten voorgaan, thans de havenver betering te Vlissingen onverwijld tot stand zal brengen. Alsnu volgt een kort Chronologisch Overzicht der feiten betreffende de ha venverbetering, aanvangende met do ver schijning van de wet tot verbetering van de haven in het Staatsblad van 25 Juli 1919, welke wet aanvangt met: „Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat verbetering van de haven te Vlissingen in het algemeen be lang noodig is." Het laatste genoemde feit dateert van Juli 1924 en betreft de verplaatsing van den technischen ambtenaar, die nog be last was met werkzaamhede nin verband met de havenverbetering, van Vlissingen naar 's Hertogenbosch, met ingang van 1 September. Alsdan volgen uitvoerig de behande lingen der Waterstaatsbegrooting 1924. in de Tweede en in de Eerste Kamer en de reeds genoemde weigering voor inzending op de Jaarbeurs. Ten slotte is een memorie betreffen de de voordeelen van een verbeterde buitenhaven te Vlissingen opgenomen. In de inleiding daartoe wordt gezegd dat bij het ontwerpen van het '^staande havencomplex de buitenhaven ir hoofd zaak bedoeld was als opnarr'naven der schepen, die door de slmzen naar de binnenhavens moeten verhalen. Door den gewijzigden vorm der schepen zijn nu de sluizen voor grootere schepen nog minder geschikt geworden dan zij vroeger reeds waren. Afs vaststaande mag dus wel worden aangenomenv dat de bestaan de buitenhaven voor de scheepvaart vol strekt onvoldoende is. Ja zelfs „thans reeds bijna onhoud baar"; gelijk reeds Jn haar rapport van Augustus 1912 door de Scheldecommissie (commissie-van Ysselstein) is geconsta teerd. i Betreffende de internationale factoren wordt er op gewezen, dat de „Zeeland" haar dienst voortzet als andere moeten staken, ën dat wordt aangevoerd als bewijs voor de gunstige ligging der Vlis singsclie haven. Volmondig wordt dan ook „neen" ge antwoord op de vraag gif Nederland, door welke motieven ook geleid, een derge lijk door de natuur aangewezen knoop punt van het land- en zeevaartverkeer als Vlissingen is, aan zijn natuurlijke be stemming onttrekken mag? Waar dan nog Ijji komt de gunsliee ligging voor het snelvcrvoer en als nood haven, de provinciale en gemeentelijke belangen bij een flinke zeehaven te Vlis singen betrokken, niet minder de omstan digheid dat Vlissingen thans reeds is een niet onbelangrijke exporthaven voor den landbouw, vervoer'van groenten naar Londen, slachtveevervoer naar Engeland, terwijl de landbouw zich op meer in tensieve cultuur toelegt, waardoor de ex port zal toenemen. Ten slotte wordt gewezen op Vlis- singens gunstige ligging voor diepwaterin- dustrieën, waarvoor Walcheren uitne mende terreinen biedt, en waarvan juist den laatsten tijd de Ned. Petroleum- en Asphalt-Mij. het duidelijkste bewijs le verde. Wij bevelen dit doorwrochte stuk, tot een lijvig vlugschrift uitgedijd, in de aandacht aan van alle autoriteiten, die mensclielijkerwijs de toekomst van Vlis singen in handen hebben. Het zal hen, die nog weifelen, overtuigen kunnen van Vlissingens goed recht op spoedige hulp om te geraken tot hetgeen was toege zegd, doch zoo ongedacht weer werd teruggenomen. Bij de directe belastingen is mei 1 Sept. geplaatst te Breskens de kommies 2e kl. G. H. v. d. Aleer, te Nieuwen- hoorn. JJij Kon. besluit zijn benoemd tot burgemeester van Klundert mr P. A. Höweler, en van Graauw F. J. van Campen. Bij Kon. besluit is van t Aug. aan den reserve-majoor C. J. F. de Graaf van het 14e regiment infanterie een eer vol ontslag verleend uit den militairen dienst. jBij Kon. besluit zijn met ingang van 1 Sept. 1924, de werkzaamheden van fiscaal bij den krijgsraad in de directie der marine te Willemsoord opgedragen aan den officier van administratie der le klasse bij de zeemacht mr D. Tol lenaar, leeraar aan het Kon. Instituut voor de marine, en is aan mr D. Tolle naar voornoemd, in verband met de hem verstrekte opdracht dier werkzaamheden, eervol ontslag verleend uit zijn betrekking van fiscaal-plaatsvervanger bij genoemden krijgsraad. Middelburg. Verplaatst met ingang yan 16 Sept. a.s. de kantoorbediende 2e kl. L. E. Guiot van hier (Inspectiebureel l naar het telegraafkantoor alhier. Eu is met ingang van 1 Oct. aan den telegram hesteller A. H. Hendrikse alhier (tele graafkantoorj op zijn verzoek eervol ont slag verleend. Goes. Klokluiden te Goes. De heer J. de Kruijter geeft naar aanlei ding van besprekingen in de voorgaande raadszitting onderstaande verklaring van het klokluiden te Goes aan den Raad der gemeente Goes. Goes heeft nummer een afzonderlijk torengebouw gehad bij fle kerk; om in dit gemis te voorzien bouwde men een klokhuis in de nabijheid (thans de iizer- winkel van firma Franken en Van Weel!, en hing daarin twee Klokken, n.l. de nog bestaande groote klok (in de wandel de doode klok genoemd) gn een kleine luiklok, deze laatste werd in 1746 ver goten en vergroot en haar klank hooren we eiken Zondag. Deze luiklokken deden dienst bij den aanvang jJer godsdienst oefeningen (Ned. Herv. Gem.), begrafe nissen, brand, watersnood, verjaardagen van het Vorstelijk Huis, dc iaarmarkt. enz. De klokken werden, daar ze niet in den kerktoren hingen, door de burg. gemeente onderhouden en vernieuwd. Dit laatste o.a. in 1746. Het luiden voor godsdienst oefeningen en begrafenissen betaalde de kerkel. gemeente, die ook de begrafe nisrechten ontving, de overige luidionslen betaalde de burg. gemeente. Toren, uur werk en klokken in den toren en kerk gebouw was eigendom der burg. ge meente. Dit alles werd uit de inkomsten der kerk betaald en onderhouden. De kerk had dit alles in beheer, doch was re- kenplichtig aan de burg. gemeente, wie ze jaarlijks haar rekening ter goedkeuring zond. Deze toestand duurde tot 1798. Toen verscheen een acte der staatsregeling, waarbij op 1 Mei 1798 bepaald werd, dat alle torens, uurwerken en klokken aan de burg. gemeente kwamen. (De kerk gebouwen zijn in 1809 geschonken aan de kerkel. gemeente die ze in gebruik had.) De luiklokken vielen buiten deze bepaling, daar ze eigendom der burg. gemeente waren. Met 1 Jan. 1798 mocht an geen klokken meer geluid worden voor het aanvangen der godsdienstoefeningen, welk besluit echter 24 Jan. 1815 weer werd ingetrokken. De burg. gemeente be taalde nu de klokkenluiders, ook voor de godsdienstoefeningen. In 1815 was het klokkenluiden bij begrafenissen zoo zeld zaam, dat de kerkel. gemeente geen lui der meer kon benoemen daarvoor. Het klokgelui voor den aanvang der

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 2