No 385
Donderdag 4 September 1934
38e Jaargang
De ballingen van LuGerna.
FEUILLETON.
VERSCHIJNT WERKDAG.
ÖOSTERBAAN LE COINTRE GOES Nm
*ir Abonnementsprijs:
£v 9i ^BB ÉB S^r BÊ i^BBÊa franco per
ai jpa ^VHv ^f^BÊ *B B JB Bmm
Tel.: Redactie no. Administratie no. ^B BÊ Br BB ÉB^JB^B
ma^ m^B gg^ B B B B B
te b^^b jk^^slb ifl> iiJL- ^l^s^b regeis e>ke meer 30
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 ^BB^BSw ^wy SPjlB^ Bii abonnement belangrijke korting.
LANDBOUWERS OPGEPAST!
„Als de vos de passie preekt, boer
pas op je ganzen!" Aan deze woorden
dacht ik toen ik in „Het Volk" van Dins
dag j.l. het artikel las over het ontwerp-
Tarjefwet, bekeken uit een landbouw-
oogpunt. Ik wist niet, dat de landbouwers
bij de proletariërs gerekend worden en
toch zou ik het moeten aannemen, om
dat de S. D. A. P. (dat is toch .de partij'
van de proletariërs) in haar hoofdorgaan
wil pleiten voor de bc-langen van de land
bouwers. In dit artikel verklaart de schrij
ver, dat hij zich nog kan voorstellen,
dat het ontwerp-tariefwet uit een oog
punt van de belangen van tie industrie
aanvaardbaar is, maar gezien uit een
landbou w-oogpunt is die conclusie
voor elk verstandig mensch onmogelijk,
.zegt hij en dan gaat hij voort: „Geen en
kel voordeel is er voor den Landbouw
aan te wijzen, maar nadeelen zijn er b ij
de vleet."
,,ÏR „Het Volk" zijn we gewoon aan
dikke woorden en daarom neemt men
het niet altijd even nauw. We zouden
denken een groot aantal nadeelen opge
somd te krijgen. Mis hoor!
„ïk zal er drie de revue laten passee-
ren", zegt de schrijver.
En dan komen ze: lo. prikkel
draad voor den landbouw. Ik laat het
aan den landbouwer zelf over om te be-
oordeelen of hij het zoo erg vindt dat
daar b.v. 3 pet. meer invoerrechten op
worden geheven. Dan glas voor non
tuinbouw. Intusschcn erkent de schrijver
direct, dat dit nadeel geen groote af
metingen aanneemt.
In de tweede plaats 'is er een alge
meen nadeel. Wat voor een ieder geldt
bij verhooging van invoerrechten, geldt
ook voor de kleine boeren en tuinders;
het leven wordt duurder en dus voor
velen nog armoediger.
Het derde argument is, dat de nieuwe
tariefwet in ernstige mate den uitvoer van
land- en tuinbouwproducten bedreigt. De
schrijver grondt deze bewering op de ge
dachte, dat andere landen ook wel eens
zouden kunnen doen, wat onze
Regeering van plan is en dan zou het
gevolg kunnen zijn (alles is erg
vaag gesteld) dat er wellicht ver
lies zou worden geleden.
Het. ontwerp-Tariefwet, gaat de schrij
ver voort, bergt dus inderdaad een ont
zettend gevaar in zich. Dit is de slot-
fanfare voor de „vleet van nadeelen" van
den „socialistischen schrijver. Intusschen
geloof ik, dat onze landbouwers zich nog
niet van de wijs zullen laten brengen
door het op bovengenoemde socialistische
wijze geteékende „ontzettend gevaar" dat
dn het ontwerp-Tariefwet ligt opgesloten
en doen ze beter liet te beschouwen als....
misschien wel het begin van het zoet
gefluit van den vogelaar in den landbou-
wershoek. Tmmers hebben we het volgend
jaar verkiezingen en je kon toch niet eens
weten, niet waar?
St.-L. VAN 'T HOFF.
De ramp van „Bartiméus".
Ons trof een ramp zoo groot, dat wij
op het oogenblik alles nog niet kunnen
overzien.
In 2 uren tijds is ons zoo keurig inge
richt huis te Zeist een ruïne geworden.
Daar de brand boven begon, kon uit de
benedenverdieping zoo goed als alles wor
den gered, maar zeilen en gordijnen enz.
zijn hopeloos bedorven, en door de pla
fonds druipen de stroomen waters als
een gestadige regen. Op de eerste boven
verdieping, waar de schoollokalen en
eenige slaapzalen zijn, is wel niets ver
brand, maar alles staat in het water; een
treurig en triestig gezicht. Veel, heel veel
is onherstelbaar bedorven, en een weinig
slechts zal tegen hooge kosten kunnen
worden gerestaureerd. Op de tweede bo
venverdieping bleef niets gespaard. Op de
slaapzalen, en op de kamers van de
dienstmeisjes en van de twee intern wo
nende heeren is alles een puinhoop. Alles
is vernield! En op den zolder, de berg
plaats o.a. van de winterkleeren der kin
deren enz. is, behalve eenige verroeste
kachels, niets dan verkoolde balken te
zien en een handvol asch.
Op den zolder lag het beste en nieuw
ste deel van onze kostbare braille-biblio
theek, daar ons huis te klein was om het!
geheel een behoorlijke plaats te geven.
Het is natuurlijk absoluut weg! Op de
'tweede bovenverdieping stond het grootste
deel der bibliotheek in kasten netjes op
geborgen. De brandweer heeft het op
dringend verzoek van onzen huisvader
voortdurend onder water gehouden, om
het voor verbranden te bewaren- Dit is
gelukt! Maar men moet de geroosterde
banden en druipende deelen in de kerk
der Broedergemeente op het Zusterplein
zien staan, om in te zien, dat onze hoop
wel heel klein moet zijn, dat onze blinde
kinderen binnen afzienbaren tijd de hoe
ken weer in handen kunnen krijgen. Al
leen om de bibliotheek is de brand reeds
een onherstelbare ramp! Door de opoffe
rende vlijt en inspanning en liefde van
tientallen broeders en zusters is zij in
den loop van meer dan 25 jaren tot stand
gebracht. En ach, wat is zo nn? De paar
duizend gulden der verzekering zijn al
leen goed voor de banden en bet, papier,
want het gebrailleerde zelf is niet te be
ialen, noch te verzekeren; de boeken kun
nen nergens worden gekocht; ze moeten
één voor één uit de hand worden ver
vaardigd! O, liet is vreeselijk!
Van het eigendom onzer vier dienst
boden bleef al heel weinig over, en zij
waren niet verzekerd. Ook onze huis
vader, die op rijperen leeftijd voor predi
kant is gaan studeeren te Utrecht, en
op, wiens kamer de brand in de gaslei
ding begon, zag al zijn bezittingen, ook
zijn gelet (ongeveer f 30Ö) in de vlammen
opgaan. Met moeite heeft hij, na vergeef-
sche pogingen om te blusschen. rijn le
ven gered. Vriendelijke buren namen hém,
berooid van alles, op.
„Verzekering dekt de schade", bwen
wij ergens. Maar een ieder weet, dat een
brand, ook al is alles goed verzekerd,
toch schade oplevert en een ramp blijft
En dan was het goed van de dienstmeis
jes, en van onzen huisvader, en het eigen
dom der kinderen niet verzekerd door
hen of de ouders. Van de bibliotheek
spraken wij reeds. Dan zullen wij groote
onkosten moeten maken, om weer zoo
spoedig mogelijk een onderdak te vin
den, waar wij school kunnen houden en
dn kinderen kunnen hergen; pogingen
hiertoe zijn natuurlijk reeds aangewend.
En hoeveel kost dan de huur en het
installeeren niet! En daar komt nog o
zooveel bij, wat op het oogenbl'ik niet
kan worden voorzien en geschat.
Deze brand kost ons, behalve het ver
driet en de moeite, en hetgeen onherstel
baar zal zijn, vele duizenden guldens.
Daarom doen wij een ernstig en drin
gend beroep op ons volk: help ons! Wij
weten, dat Uw liefde met name voor het
ongelukkige, blinde kind, groot is Dat
Rl).
„Zoo is Gods weg", zeide de vrome
aanvoerder, terwijl hij het lichaam tus-
schen de vele lijken des vij!a.nds uithaal
de, „zoo is Gods weg. Wij' moeten hier
leeren alleen aan God de eer der over
winning te geven en niet aan den mensch,
Niet de vleeschelijke arm, maar de aim
der Almacht heeft ons gered"InJtusschen
zag hij, dat de verslagene nog eenig tee-
ken van leven gjaf, en nu haastte men
zich met alle behoedzaamheid den ziel-
■togenden held naar den top der Balsille
te brengen.
Een diepe droefheid vervulde het hart
van alle Waldenzen op het vernemen
dezer treurige tijding, en ieder wedijver
de in hetgeen men nog mogelijk achtte
tot leniging van de smart des lijders te
doen. Hij werd op Arnauds eigen bed
nedergjelegd, en deze zocht met eigen
hand het bloeden der gapende wonde
te stelpen. Nadat men hem eenige teugen
wijn had ingegoten, scheen hij te herleven
en zag wild, alsof hij uit een droom ont
waakte om zich heen, niet wetende waai
hij zich bevond. Eindelijk kreeg hij zijn
volle bewustheid weder, en gevoelende,
'dat zijn uren geteld waren, trachtte hij
te spreken.
„Is Herbert Vinson hier?" vroeg hij
met een trillende stem; „indien hij hiei
is, laat hem dan spoedig bij mij komen"
Onze jonge vriend, die juist bezig was,
de borstweringen te herstellen, was in
een oogenblik bij den stervende. ITij' schrik
te achteruit, zoodra hij' de hut binnen
trad. Die breede kap, die bet gelaat van
den lijder g-rootendeels bedekte, was ach
terover geworpen en Herbert zag gelaats
trekken, die hij, al waren ze ook wat ver
ouderd, maar al te goed herkende. Daar
lag, voor hem uitgestrekt, op het dood
bed ter neder geworpen zijn redder, zijn
weldoener, de monnik van het Capucij-
ner-klooster van St Bruno, vader Bef
nard.
„Herbert, mijn zoon, mijn zoon Her
hert, kent gij nog een gelaat, dat weldra
door de kille hand des doods verbleekt
zal zijn?"
„Lieve vader!" riep' de jongeling, ge
troffen, terwijl hij de door koorts ver
hitte hand des lijders greep, en tranen
lang;s zijn wangen vloeiden, tranen, zoo-
als hij er niet meer geweend had sedert
hij bij het graf zijns eigen vaders stond
is het mogelijk, da.t ik u thans weer
zie, u, aan wien ik mijn leven en dat
mijner innig geliefde zuster verschuldigd
hebben wij gedurig ondervonden. Help
ons dan ook nu in onzen grooten nood.
Wij rekenen or op, dat van alle zijden de
giften ons zullen toestroo-men. Bijzonder
vertroost werden wij reeds door de hulp
vaardigheid der Broedergemeente, die o.a.
hetgeen gered werd, in haar kerkgebouw
liet onderbrengen en op allerlei wijzj ons
haar sympathie betoonde. Terwijl wij ook
Gods goede band mogen zien in het feit,
dat de brand uitbrak in de vacantia, en
dus onze dertig blinde kinderen niet in
gevaar zijn geweest.
Willen de kerkeraden niet eens voor
ons een collecte houden? Laten onze cor
respondenten een extra gift vragen bij de
contribuanten, en bij de anderen, die ons
tot dusver niet steunden. Ook hopen wij,
dat menigeen, die daarvoor tijd en kracht
heeft, zich zal willen geven voor het
brailleeren van boeken, opdat binnen niet
teveel jaren onze bibliotheek weer zij
aangevuld en op peil gebracht.
En onze trouwe God, die tot dusver
ons met vrucht en zegen deed werken
in het belang van onze blinde kinderen,
zal ook verder met ons zijn.
Het Bestuur van „Bartiméus": Ds .T.
Vonk, Maassluis, Voorz.; Ds J. D. Wie-
lenga, Hoofddorp, Secr.; A. Oosterwijk,
Den Haag, Marconistraat 75, Penningm.;
,T. Donnet', Goes; A. .1. Bor, Utrecht; P. L.
de Gaay Fortman, Dordrecht; Dr II. Vis-
scher, Huis ter Heide.
Deze bede,om hulp ondersteunen wij
gaarne. Wij herinneren er aan dat de heer
I. Donner te .Goes, allen lezers van Ons
blad wèl bekend, zich belast met de in-
ontvangstneming en verzending van alle
giften en bijdragen. Men herinnere zich
het Apostolisch woord uit Galaten 6:2:
„Draagt elkanders lasten, en vervult al-
'zoo de wet Christi". Red.
ONTHULLING VAN HET MONUMENT
VAN DALE TE SLUIS.
Het verslag van de ontvangst op het
Stadhuis verdient eenige aanvulling en
wel ten eerst'1 met, de mededeeling, dat
'de burgemeester van Sluis, de heer Ber
bers, het eerst sprak on als hoofd der ge
meente 't zich tot een groote eer rekende
Noorder- en Zuiderbroeders in het schoon
raadhuis te mogen ontvangen en een
kort woord van welkom tot hen te mogen
richten, die samen zijn gekomen met het
zelfde doel, n.l. een zeer verdienstelijk
Nederlander, een vriend der Vlamingen
te eeren, die in allen eenvoud zijn leven
heeft gewijd aan de belangen zijner taal,
aan de belangen der geschiedenis, hoofd
zakelijk van deze gewesten. Boven deze
algemeene verdiensten heeft Jan Hendrik
van Dale nog allo recht op de bijzondere
dankbaarheid va,n Sluis. Zijn onverpoosde
nasporing in ons rijk gedocumenteerd ar
chief immers, zijn oorzaak geweest, dat
de wallen en andere gronden, welke vroe
ger al.s domeingronden werden beschouwd
aan Sluis zijn teruggegeven. Sluis rekent
het zich daarom dan o,ok tot een groo
te eer, dat allen van Noord- en Zuid zijn
gekomen om een zijner verdienstelijke
burgers te eeren. Namens de bevolking
brengt spr hen daarvoor welgemeenden
dank.
Na de gisteren reeds vermelde rede
Aran den heer Kerpenstein, welke meer
malen door applaus werd onderbroken,
verkreeg de heer J. J. 'du Burck uit
sluis het woord, di esprak namens de
oud-leerlingen van den heer Van Dlale.
Spr schetste, hoe de gedachten van die
ben? Zijt gij het zelf, mijn redder en wel
doener?" i
„Zoo 'is het, mijn zoon; en ik ben blij.
dat ik, vóór mijn oogen zich voor altijd
sluiten, de handen mag drukken van hem,
dien ik het meest bemin. I,aat mij over
u den laatsten zegen uit een onwaardig
maar begenadigd hart van den vader dei
lichten afsmeekenl"
„Hoe smart het mij", antwoordde Her-
bert „,dat onze wederontmoeting niet aan
genamer is; en dat nog des te meer,
omdat ik vermoed, dat ikzelf de aan
leiding ben, dat gij hier gekomen zijt,
en dat wij thans hier uw graf zullen moe
ten delven".
„Mijn graf is door 's Heeren hand be
schikt en niet door u, mijn Herbert",
antwoordde de lijder onderworpen. „On
ze dagen zijn in de hand van Hem,'die
weet, wanneer het de juiste tijd is, dal
de adem die Hij gaf, tot Hjem weder-
keere. Maar zelfs al ware het, zooals gij
zegt, wat beteekent dan nog de smart
van dit stervend lichaam bij de vreug
de, dat gij het middel geweest zijt tot het'
behoud mijner ziel? Ja, Herbert, mijn
lieve zoen", en hier drongen de laatste
tranen in de oogen van Hubert Durand,
„ik wensch, dat gij en al uw vrienden
moogt zien, welk een borstharnas ik bij
al mijn omzwervingen over bergen en
oud-leerlingen thans teruggaan naar de
dagen van hun jeugd, riaar hem, wiens
stem men nu weer denkt te hooren, en
die wij zo» vroeg moesten missen. Met
vreugde en dankbaarheid zijn de oud
leerlingen getuige van deze huldiging.
Zij weten hun blijdschap niet heter uit
te drukken dan door het aanbieden van
een buste van hun leermeester, ter plaat
sing op het stadhuis.
Vervolgens nam de heer Mr P- Diele-
man het woord om namens de Zeeuwsch-
Vlaamscho stodentenvereeniging allen te
danken, dat zij gekomen zijn en om zich
te kwijlen van een speciale opdracht,
namelijk het voorlezen van oen uitvoerig
telegram van den vroegoren burgemees
ter van Sluis, don heer Dommisse, waar
in deze wees, op hetgeen Van Dale was
erbij voegende, dat God hem groote ga,-
yeri gaf, waarmede hij heeft gewoekerd.
Nogmaals nam de burgemeester het
wooid om te verklaren, dat hij het ge
schenk der oud-leerlingen van Van Dale
gaarne in ontvangst na,m en dat het
een ©ereplaats zal innemen in het ge
meentehuis- Door dit geschenk hebben
de oud-leerlingen hun dankbaarheid wil
len betoenen jegens hun leermeester, die
niet alleen een leermeester, maar ook
ben opvoeder is geweest. Van.zijn werk
plukken zijn oud-teerlingen op heden de
goede vruchten. Namens de gemeente
Sluis brengt spr zijn welgemeenden dank.
De buste was geplaatst in de vestibule
Van het raadhuis en voor deze gelegen
heid keurig met de Sluische vlag (rood-
Wit-rood) en bloemen omgeven. Zij zal
hier steeds de bezoekers herinneren aan
dezen grooten Sluizenaar en grooten Ne
derlander.
Het was een heel© stoet, die nu het ge
zelschap „Apollo'" volgde naar de wal
len, naar de plek, waar het monument is
'opgericht en waar het nu nog door een
vlag aan de oogen der talrijke personen
die den stoet van genoodigden afwacht
ten, werd onttrokken.
Bij het. monument was een nette tribune
voor de sprekèrs opgeslagen. Wij zouden
in de eerste plaats terugkomen op het
geen prof. dr J. Vercouillie had te zeg
gen. D|3 begaafde spreker zeide, dat de
gehoelc Ddetsche stam thans dozen phi-
loloog komt huldigen. Er zijn nog maar
weinig philologen, die een standbeeld
hebben, want hun werk kan de geestdrift
der menschen niet gaande maken. ,Spr
kent er slechts twee, ©n wel Villiaan te
Duffel bij Antwerpen en Du Camp te
Amiens. Van Dale zal „der dritte im
Bunde" zijn. Van Dale was iemand, die
een roeping had en van zijn woordenboek
zijn 6 drukken verschenen. Die Vlamingen
'mochten niet achter blijven en wilden
ook een tuil van hulde brengen. Spr wees
op de persoonlijke betrekkingen van Van
Dale met Vlaanderen. Zijn ouders woon
den te Brugge en zijn zuster werd ta
Eecloo geboren. Van Diale was medewer
ker aan verschillende Vlaamsche rijd
schriften en hij was lid van 5 wetenschap
pelijke genootschappen in België- Ver
der sprekende wees Prof. Vercouillie er
o-.a. op, hoe Van (Dale de vertrouwde
vraagbaak voor velen werd. Ook na de
voltooiing van het groot woordenboek
zal dat van Van Dal© blijven gelden.
Thans rijzen standbeelden van Jan van
Maerlant, den schepenklerk Van Damme
'en Jan Hendrik v. Dale van Sluis voor onze
oogen als sprekende getuigen van de
waarheid van het woord van Gravin de
Ndailles: „De moedertaal is de damp
kring van de ziel, daarbuiten ademt ze
niet meer vrij1 en is zichzelf niet gelijk".
dalen, over rotsen en afgronden gedram
gen heb, hetwelk ook thans in den doods
strijd den koning der verschrikkingen
weerstand biedt".
Met moeite lichtte hij, de hand op', open
de zijn overkleed en liet aan Herbert en
de omstanders de heilige nalatenschap
zien, die hij, drie jaren geleden, onder
zijn hard hoofdpeluw in de kloostercel
gevonden had. „In dit heilige boek", zei
de hij' met een glans van blijdschap op
het verbleekte gelaat, „vond ik een vrede,
dien ik do,or jarenlange kloosterpijiniging
tevergeefs heb gezocht. En nu, terwijl ik
aan den rand des grafs sta, kan ik jui
chen, dat de grootste der zondaren en
moordenaars sterven kan in de vaste
hoop op de eeuwige zaligheid".
Het was Herhert niet mogelijk een
woord te spreken bij deze openbaarma
king van de wonderen der genade in de
verhooring der gebeden; maar zijn tra
nen stroomden te overvloediger. Allen,
die dit tooneel hijwoonden, waren op
jhet diepste geroerd.
„Mijn lieve Herbert", zoo ging de ster
vende voort, „nog eens, ik gevoel, dat-
mijn krachten mij begeven, en toch
wensch ik, voor deze tong verstijft, u
te verzekeren, dat uw zuster en haar
vriendin zich in welstand bevinden, even
als zij, in wie de Heere haar zulke vrien-
De tweede Belgische spreker, prof. dr
II. E. de Saghcr, wilde hulde brengen
aan Van Dale als historicus en getuigenis
brengen, dat dc beoefenaars van de ge
schiedenis met belangstelling kennis get-
no men hebben van zijn werken. Spr wijst
op Van Dale's meesterwerken over de
locale geschiedenis, welke werken hij
kostbare schatten noemde. Niet alleen
Van Sluis, maar ook van de omliggende
gemeenten heeft Van Dale d archieven
doorzocht en er veel historis ho kennis
in opgedaan Hij stond all-1 m destijds
op liet gebied van historische kritiek en
van wetenschappelijke historic
In de laatste 50 jaar zijn veel andore
bronnen naar voren gekomen, doch het
werk van Van Dale is niet verdwenen
als van zooveel andere tijdgenoot-en. Van
Dale heeft het laatst het zoute water
door het Zwin zien vloeien. Het beeld is
geplaatst op de plek, die Van Dale er
zelf voor zou hebben gekozen, bij den
vroeg-eren sleutel voor de wereldmarkt.
Spr twijfelt niet, of de gemeente- zal er
goed voor zorgen.
Nadat de heer Kerpestein zijn reeds
vermelde rede had uitgesproken, ver-
zocht hij mej- Bakker, echt.genoote van
een der onderwijzers, die onder Van Dale
werkten, en zelve oud-leerlinge van Van
Dale, een bloemstuk aan den voet van
het monument neer te leggen. 1
Toen de Commissaris der Koningin zijn
rede had beëindigd, en het doek van het
monument was weggetrokken, zette do
muziek het „Wilhelmus" in, dat door
allen werd meegezongen.
Men was nu in de gelegenheid het
werk van den heer Puijpe te bewonderen.,
en gaarne brengen wij een eere-saluut*
aan den fcundig-en Zeeuw, vöo-r hetgeen
hu ook nu weer heeft gewrocht. Wij zijn
onbevoegd om te beoordeelen of het juist
is, wat ouden van dagen zeiden, dat. de
schrijver en schoolmeester met te dikke
wangen is weer gegeven, maar meenen
deze opmerking toch te moeten vermel
den. Maar tevens dan ook, dat men ove
rigens algemeen het borstbeeld roemde
en zij, die Van Dale gekend hebben, de
gelijkenis overigens zeer prezen.
Het is hier de plaats misschien, even
te vermelden, dat ook de echtg-eno-ote van
den heer Puijpe, die gekleed was in de
kleederdracht van niet-visschersvrouwen
uit Amemuiden, de plechtigheid bijwoon
de.
Toen de heer Dlieleman op zijn kern
achtige wijze het monument aan de ge
meente had overgedragen, betrad de bur
gemeester van gluis liet spreekgestoelte
en zeide, dat Sluis er trotseh op is, be
zit te Kunnen nemen var zulk een prach
tig monument, opgericht ter eer© van
een zijner verdienstelijkste burgers. Ge
dachtig aan de spreuk; „Groot is een
volk, dat zijne helden eert", gaat de
bevolking er trotseh op, dat ,de eenvou
dige Jan Hendrik van Diale, geboren Slui
zenaar, die doo-r zijn liefde voor zijn ge
boorteplaats voor haar heeft gewerkt -en
gezwoegd en daarvoor nimmer iets heeft
gevraagd of genoten, nu wordt geëerd,
als de pionier der Nederlandsche- taal,
als vorscher in de geheimen der geschie
denis. Wat ook verheu-gt, is, dat zoovelen
naar Sluis zijn gekomen om de onthulling
hij te wonen en daardoor blijk hebben
gegeven van hoogachting en waardee
ring voor Van Dale. Spr dankt de auto
riteiten en de N oord er broeders voor de
moeite, welke zij zich getroost hebben,
te komen. Hij ziet daarin een hernieuwd
(blijk, dat zij zich ook voor de belangen
van Zeeu\vsch-VIaan leren interessecrene n
delijke beschermers gjeschonken heeft. En
gij, moedig en vroom opperhoofd", zeide
hij, zich tot Arnaud keerende, „weet, dat
door mijn tusschenkomst uw jonge bloed
verwant is gered van d-e-n wreedsten dood,
terwijl hij' zich thansin een dragelijke
gevangenschap bevindt. D|e plaats waar
hij is, mag ik u tengevolge eener heilige
belofte, waarop- de begenadiging verleend
is, niet o-penbaren".
Deze boodschap' verraste Arnaud. Reeds
sedert lang, ha,d hij zich vo-orgestold, dat
de naam van Ferdinand reeds op de
lijst der martelaren stond, en nu ver
nam hij, dat hij leefde en in veiligheid
was.
Die stervende bezat nu nog slechts
kracht genoeg om de ballingen aan te
manen tot voortzetting hunner worste
ling, „Ga voort", zeide hij', „en gij zult
weldra de overwinning behalen; gijl
strijdt voor een rechtvaardige zaak, en
in de kracht van den God uwer vaderen
zullen weidia deze valleien weder de
uwe zijn". Zijn stem werd nu zwakker;
hij zonk, door bloedverlies uitgeplut, ach
terover, en na een fluisterend „vaar
wel" sloot hij de oogen.
(Wordt vervolgd).
f i jt. i - i J