No 385 Donderdag 4 September 1934 38e Jaargang De ballingen van LuGerna. FEUILLETON. VERSCHIJNT WERKDAG. ÖOSTERBAAN LE COINTRE GOES Nm *ir Abonnementsprijs: £v 9i ^BB ÉB S^r BÊ i^BBÊa franco per ai jpa ^VHv ^f^BÊ *B B JB Bmm Tel.: Redactie no. Administratie no. ^B BÊ Br BB ÉB^JB^B ma^ m^B gg^ B B B B B te b^^b jk^^slb ifl> iiJL- ^l^s^b regeis e>ke meer 30 Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 ^BB^BSw ^wy SPjlB^ Bii abonnement belangrijke korting. LANDBOUWERS OPGEPAST! „Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen!" Aan deze woorden dacht ik toen ik in „Het Volk" van Dins dag j.l. het artikel las over het ontwerp- Tarjefwet, bekeken uit een landbouw- oogpunt. Ik wist niet, dat de landbouwers bij de proletariërs gerekend worden en toch zou ik het moeten aannemen, om dat de S. D. A. P. (dat is toch .de partij' van de proletariërs) in haar hoofdorgaan wil pleiten voor de bc-langen van de land bouwers. In dit artikel verklaart de schrij ver, dat hij zich nog kan voorstellen, dat het ontwerp-tariefwet uit een oog punt van de belangen van tie industrie aanvaardbaar is, maar gezien uit een landbou w-oogpunt is die conclusie voor elk verstandig mensch onmogelijk, .zegt hij en dan gaat hij voort: „Geen en kel voordeel is er voor den Landbouw aan te wijzen, maar nadeelen zijn er b ij de vleet." ,,ÏR „Het Volk" zijn we gewoon aan dikke woorden en daarom neemt men het niet altijd even nauw. We zouden denken een groot aantal nadeelen opge somd te krijgen. Mis hoor! „ïk zal er drie de revue laten passee- ren", zegt de schrijver. En dan komen ze: lo. prikkel draad voor den landbouw. Ik laat het aan den landbouwer zelf over om te be- oordeelen of hij het zoo erg vindt dat daar b.v. 3 pet. meer invoerrechten op worden geheven. Dan glas voor non tuinbouw. Intusschcn erkent de schrijver direct, dat dit nadeel geen groote af metingen aanneemt. In de tweede plaats 'is er een alge meen nadeel. Wat voor een ieder geldt bij verhooging van invoerrechten, geldt ook voor de kleine boeren en tuinders; het leven wordt duurder en dus voor velen nog armoediger. Het derde argument is, dat de nieuwe tariefwet in ernstige mate den uitvoer van land- en tuinbouwproducten bedreigt. De schrijver grondt deze bewering op de ge dachte, dat andere landen ook wel eens zouden kunnen doen, wat onze Regeering van plan is en dan zou het gevolg kunnen zijn (alles is erg vaag gesteld) dat er wellicht ver lies zou worden geleden. Het. ontwerp-Tariefwet, gaat de schrij ver voort, bergt dus inderdaad een ont zettend gevaar in zich. Dit is de slot- fanfare voor de „vleet van nadeelen" van den „socialistischen schrijver. Intusschen geloof ik, dat onze landbouwers zich nog niet van de wijs zullen laten brengen door het op bovengenoemde socialistische wijze geteékende „ontzettend gevaar" dat dn het ontwerp-Tariefwet ligt opgesloten en doen ze beter liet te beschouwen als.... misschien wel het begin van het zoet gefluit van den vogelaar in den landbou- wershoek. Tmmers hebben we het volgend jaar verkiezingen en je kon toch niet eens weten, niet waar? St.-L. VAN 'T HOFF. De ramp van „Bartiméus". Ons trof een ramp zoo groot, dat wij op het oogenblik alles nog niet kunnen overzien. In 2 uren tijds is ons zoo keurig inge richt huis te Zeist een ruïne geworden. Daar de brand boven begon, kon uit de benedenverdieping zoo goed als alles wor den gered, maar zeilen en gordijnen enz. zijn hopeloos bedorven, en door de pla fonds druipen de stroomen waters als een gestadige regen. Op de eerste boven verdieping, waar de schoollokalen en eenige slaapzalen zijn, is wel niets ver brand, maar alles staat in het water; een treurig en triestig gezicht. Veel, heel veel is onherstelbaar bedorven, en een weinig slechts zal tegen hooge kosten kunnen worden gerestaureerd. Op de tweede bo venverdieping bleef niets gespaard. Op de slaapzalen, en op de kamers van de dienstmeisjes en van de twee intern wo nende heeren is alles een puinhoop. Alles is vernield! En op den zolder, de berg plaats o.a. van de winterkleeren der kin deren enz. is, behalve eenige verroeste kachels, niets dan verkoolde balken te zien en een handvol asch. Op den zolder lag het beste en nieuw ste deel van onze kostbare braille-biblio theek, daar ons huis te klein was om het! geheel een behoorlijke plaats te geven. Het is natuurlijk absoluut weg! Op de 'tweede bovenverdieping stond het grootste deel der bibliotheek in kasten netjes op geborgen. De brandweer heeft het op dringend verzoek van onzen huisvader voortdurend onder water gehouden, om het voor verbranden te bewaren- Dit is gelukt! Maar men moet de geroosterde banden en druipende deelen in de kerk der Broedergemeente op het Zusterplein zien staan, om in te zien, dat onze hoop wel heel klein moet zijn, dat onze blinde kinderen binnen afzienbaren tijd de hoe ken weer in handen kunnen krijgen. Al leen om de bibliotheek is de brand reeds een onherstelbare ramp! Door de opoffe rende vlijt en inspanning en liefde van tientallen broeders en zusters is zij in den loop van meer dan 25 jaren tot stand gebracht. En ach, wat is zo nn? De paar duizend gulden der verzekering zijn al leen goed voor de banden en bet, papier, want het gebrailleerde zelf is niet te be ialen, noch te verzekeren; de boeken kun nen nergens worden gekocht; ze moeten één voor één uit de hand worden ver vaardigd! O, liet is vreeselijk! Van het eigendom onzer vier dienst boden bleef al heel weinig over, en zij waren niet verzekerd. Ook onze huis vader, die op rijperen leeftijd voor predi kant is gaan studeeren te Utrecht, en op, wiens kamer de brand in de gaslei ding begon, zag al zijn bezittingen, ook zijn gelet (ongeveer f 30Ö) in de vlammen opgaan. Met moeite heeft hij, na vergeef- sche pogingen om te blusschen. rijn le ven gered. Vriendelijke buren namen hém, berooid van alles, op. „Verzekering dekt de schade", bwen wij ergens. Maar een ieder weet, dat een brand, ook al is alles goed verzekerd, toch schade oplevert en een ramp blijft En dan was het goed van de dienstmeis jes, en van onzen huisvader, en het eigen dom der kinderen niet verzekerd door hen of de ouders. Van de bibliotheek spraken wij reeds. Dan zullen wij groote onkosten moeten maken, om weer zoo spoedig mogelijk een onderdak te vin den, waar wij school kunnen houden en dn kinderen kunnen hergen; pogingen hiertoe zijn natuurlijk reeds aangewend. En hoeveel kost dan de huur en het installeeren niet! En daar komt nog o zooveel bij, wat op het oogenbl'ik niet kan worden voorzien en geschat. Deze brand kost ons, behalve het ver driet en de moeite, en hetgeen onherstel baar zal zijn, vele duizenden guldens. Daarom doen wij een ernstig en drin gend beroep op ons volk: help ons! Wij weten, dat Uw liefde met name voor het ongelukkige, blinde kind, groot is Dat Rl). „Zoo is Gods weg", zeide de vrome aanvoerder, terwijl hij het lichaam tus- schen de vele lijken des vij!a.nds uithaal de, „zoo is Gods weg. Wij' moeten hier leeren alleen aan God de eer der over winning te geven en niet aan den mensch, Niet de vleeschelijke arm, maar de aim der Almacht heeft ons gered"InJtusschen zag hij, dat de verslagene nog eenig tee- ken van leven gjaf, en nu haastte men zich met alle behoedzaamheid den ziel- ■togenden held naar den top der Balsille te brengen. Een diepe droefheid vervulde het hart van alle Waldenzen op het vernemen dezer treurige tijding, en ieder wedijver de in hetgeen men nog mogelijk achtte tot leniging van de smart des lijders te doen. Hij werd op Arnauds eigen bed nedergjelegd, en deze zocht met eigen hand het bloeden der gapende wonde te stelpen. Nadat men hem eenige teugen wijn had ingegoten, scheen hij te herleven en zag wild, alsof hij uit een droom ont waakte om zich heen, niet wetende waai hij zich bevond. Eindelijk kreeg hij zijn volle bewustheid weder, en gevoelende, 'dat zijn uren geteld waren, trachtte hij te spreken. „Is Herbert Vinson hier?" vroeg hij met een trillende stem; „indien hij hiei is, laat hem dan spoedig bij mij komen" Onze jonge vriend, die juist bezig was, de borstweringen te herstellen, was in een oogenblik bij den stervende. ITij' schrik te achteruit, zoodra hij' de hut binnen trad. Die breede kap, die bet gelaat van den lijder g-rootendeels bedekte, was ach terover geworpen en Herbert zag gelaats trekken, die hij, al waren ze ook wat ver ouderd, maar al te goed herkende. Daar lag, voor hem uitgestrekt, op het dood bed ter neder geworpen zijn redder, zijn weldoener, de monnik van het Capucij- ner-klooster van St Bruno, vader Bef nard. „Herbert, mijn zoon, mijn zoon Her hert, kent gij nog een gelaat, dat weldra door de kille hand des doods verbleekt zal zijn?" „Lieve vader!" riep' de jongeling, ge troffen, terwijl hij de door koorts ver hitte hand des lijders greep, en tranen lang;s zijn wangen vloeiden, tranen, zoo- als hij er niet meer geweend had sedert hij bij het graf zijns eigen vaders stond is het mogelijk, da.t ik u thans weer zie, u, aan wien ik mijn leven en dat mijner innig geliefde zuster verschuldigd hebben wij gedurig ondervonden. Help ons dan ook nu in onzen grooten nood. Wij rekenen or op, dat van alle zijden de giften ons zullen toestroo-men. Bijzonder vertroost werden wij reeds door de hulp vaardigheid der Broedergemeente, die o.a. hetgeen gered werd, in haar kerkgebouw liet onderbrengen en op allerlei wijzj ons haar sympathie betoonde. Terwijl wij ook Gods goede band mogen zien in het feit, dat de brand uitbrak in de vacantia, en dus onze dertig blinde kinderen niet in gevaar zijn geweest. Willen de kerkeraden niet eens voor ons een collecte houden? Laten onze cor respondenten een extra gift vragen bij de contribuanten, en bij de anderen, die ons tot dusver niet steunden. Ook hopen wij, dat menigeen, die daarvoor tijd en kracht heeft, zich zal willen geven voor het brailleeren van boeken, opdat binnen niet teveel jaren onze bibliotheek weer zij aangevuld en op peil gebracht. En onze trouwe God, die tot dusver ons met vrucht en zegen deed werken in het belang van onze blinde kinderen, zal ook verder met ons zijn. Het Bestuur van „Bartiméus": Ds .T. Vonk, Maassluis, Voorz.; Ds J. D. Wie- lenga, Hoofddorp, Secr.; A. Oosterwijk, Den Haag, Marconistraat 75, Penningm.; ,T. Donnet', Goes; A. .1. Bor, Utrecht; P. L. de Gaay Fortman, Dordrecht; Dr II. Vis- scher, Huis ter Heide. Deze bede,om hulp ondersteunen wij gaarne. Wij herinneren er aan dat de heer I. Donner te .Goes, allen lezers van Ons blad wèl bekend, zich belast met de in- ontvangstneming en verzending van alle giften en bijdragen. Men herinnere zich het Apostolisch woord uit Galaten 6:2: „Draagt elkanders lasten, en vervult al- 'zoo de wet Christi". Red. ONTHULLING VAN HET MONUMENT VAN DALE TE SLUIS. Het verslag van de ontvangst op het Stadhuis verdient eenige aanvulling en wel ten eerst'1 met, de mededeeling, dat 'de burgemeester van Sluis, de heer Ber bers, het eerst sprak on als hoofd der ge meente 't zich tot een groote eer rekende Noorder- en Zuiderbroeders in het schoon raadhuis te mogen ontvangen en een kort woord van welkom tot hen te mogen richten, die samen zijn gekomen met het zelfde doel, n.l. een zeer verdienstelijk Nederlander, een vriend der Vlamingen te eeren, die in allen eenvoud zijn leven heeft gewijd aan de belangen zijner taal, aan de belangen der geschiedenis, hoofd zakelijk van deze gewesten. Boven deze algemeene verdiensten heeft Jan Hendrik van Dale nog allo recht op de bijzondere dankbaarheid va,n Sluis. Zijn onverpoosde nasporing in ons rijk gedocumenteerd ar chief immers, zijn oorzaak geweest, dat de wallen en andere gronden, welke vroe ger al.s domeingronden werden beschouwd aan Sluis zijn teruggegeven. Sluis rekent het zich daarom dan o,ok tot een groo te eer, dat allen van Noord- en Zuid zijn gekomen om een zijner verdienstelijke burgers te eeren. Namens de bevolking brengt spr hen daarvoor welgemeenden dank. Na de gisteren reeds vermelde rede Aran den heer Kerpenstein, welke meer malen door applaus werd onderbroken, verkreeg de heer J. J. 'du Burck uit sluis het woord, di esprak namens de oud-leerlingen van den heer Van Dlale. Spr schetste, hoe de gedachten van die ben? Zijt gij het zelf, mijn redder en wel doener?" i „Zoo 'is het, mijn zoon; en ik ben blij. dat ik, vóór mijn oogen zich voor altijd sluiten, de handen mag drukken van hem, dien ik het meest bemin. I,aat mij over u den laatsten zegen uit een onwaardig maar begenadigd hart van den vader dei lichten afsmeekenl" „Hoe smart het mij", antwoordde Her- bert „,dat onze wederontmoeting niet aan genamer is; en dat nog des te meer, omdat ik vermoed, dat ikzelf de aan leiding ben, dat gij hier gekomen zijt, en dat wij thans hier uw graf zullen moe ten delven". „Mijn graf is door 's Heeren hand be schikt en niet door u, mijn Herbert", antwoordde de lijder onderworpen. „On ze dagen zijn in de hand van Hem,'die weet, wanneer het de juiste tijd is, dal de adem die Hij gaf, tot Hjem weder- keere. Maar zelfs al ware het, zooals gij zegt, wat beteekent dan nog de smart van dit stervend lichaam bij de vreug de, dat gij het middel geweest zijt tot het' behoud mijner ziel? Ja, Herbert, mijn lieve zoen", en hier drongen de laatste tranen in de oogen van Hubert Durand, „ik wensch, dat gij en al uw vrienden moogt zien, welk een borstharnas ik bij al mijn omzwervingen over bergen en oud-leerlingen thans teruggaan naar de dagen van hun jeugd, riaar hem, wiens stem men nu weer denkt te hooren, en die wij zo» vroeg moesten missen. Met vreugde en dankbaarheid zijn de oud leerlingen getuige van deze huldiging. Zij weten hun blijdschap niet heter uit te drukken dan door het aanbieden van een buste van hun leermeester, ter plaat sing op het stadhuis. Vervolgens nam de heer Mr P- Diele- man het woord om namens de Zeeuwsch- Vlaamscho stodentenvereeniging allen te danken, dat zij gekomen zijn en om zich te kwijlen van een speciale opdracht, namelijk het voorlezen van oen uitvoerig telegram van den vroegoren burgemees ter van Sluis, don heer Dommisse, waar in deze wees, op hetgeen Van Dale was erbij voegende, dat God hem groote ga,- yeri gaf, waarmede hij heeft gewoekerd. Nogmaals nam de burgemeester het wooid om te verklaren, dat hij het ge schenk der oud-leerlingen van Van Dale gaarne in ontvangst na,m en dat het een ©ereplaats zal innemen in het ge meentehuis- Door dit geschenk hebben de oud-leerlingen hun dankbaarheid wil len betoenen jegens hun leermeester, die niet alleen een leermeester, maar ook ben opvoeder is geweest. Van.zijn werk plukken zijn oud-teerlingen op heden de goede vruchten. Namens de gemeente Sluis brengt spr zijn welgemeenden dank. De buste was geplaatst in de vestibule Van het raadhuis en voor deze gelegen heid keurig met de Sluische vlag (rood- Wit-rood) en bloemen omgeven. Zij zal hier steeds de bezoekers herinneren aan dezen grooten Sluizenaar en grooten Ne derlander. Het was een heel© stoet, die nu het ge zelschap „Apollo'" volgde naar de wal len, naar de plek, waar het monument is 'opgericht en waar het nu nog door een vlag aan de oogen der talrijke personen die den stoet van genoodigden afwacht ten, werd onttrokken. Bij het. monument was een nette tribune voor de sprekèrs opgeslagen. Wij zouden in de eerste plaats terugkomen op het geen prof. dr J. Vercouillie had te zeg gen. D|3 begaafde spreker zeide, dat de gehoelc Ddetsche stam thans dozen phi- loloog komt huldigen. Er zijn nog maar weinig philologen, die een standbeeld hebben, want hun werk kan de geestdrift der menschen niet gaande maken. ,Spr kent er slechts twee, ©n wel Villiaan te Duffel bij Antwerpen en Du Camp te Amiens. Van Dale zal „der dritte im Bunde" zijn. Van Dale was iemand, die een roeping had en van zijn woordenboek zijn 6 drukken verschenen. Die Vlamingen 'mochten niet achter blijven en wilden ook een tuil van hulde brengen. Spr wees op de persoonlijke betrekkingen van Van Dale met Vlaanderen. Zijn ouders woon den te Brugge en zijn zuster werd ta Eecloo geboren. Van Diale was medewer ker aan verschillende Vlaamsche rijd schriften en hij was lid van 5 wetenschap pelijke genootschappen in België- Ver der sprekende wees Prof. Vercouillie er o-.a. op, hoe Van (Dale de vertrouwde vraagbaak voor velen werd. Ook na de voltooiing van het groot woordenboek zal dat van Van Dal© blijven gelden. Thans rijzen standbeelden van Jan van Maerlant, den schepenklerk Van Damme 'en Jan Hendrik v. Dale van Sluis voor onze oogen als sprekende getuigen van de waarheid van het woord van Gravin de Ndailles: „De moedertaal is de damp kring van de ziel, daarbuiten ademt ze niet meer vrij1 en is zichzelf niet gelijk". dalen, over rotsen en afgronden gedram gen heb, hetwelk ook thans in den doods strijd den koning der verschrikkingen weerstand biedt". Met moeite lichtte hij, de hand op', open de zijn overkleed en liet aan Herbert en de omstanders de heilige nalatenschap zien, die hij, drie jaren geleden, onder zijn hard hoofdpeluw in de kloostercel gevonden had. „In dit heilige boek", zei de hij' met een glans van blijdschap op het verbleekte gelaat, „vond ik een vrede, dien ik do,or jarenlange kloosterpijiniging tevergeefs heb gezocht. En nu, terwijl ik aan den rand des grafs sta, kan ik jui chen, dat de grootste der zondaren en moordenaars sterven kan in de vaste hoop op de eeuwige zaligheid". Het was Herhert niet mogelijk een woord te spreken bij deze openbaarma king van de wonderen der genade in de verhooring der gebeden; maar zijn tra nen stroomden te overvloediger. Allen, die dit tooneel hijwoonden, waren op jhet diepste geroerd. „Mijn lieve Herbert", zoo ging de ster vende voort, „nog eens, ik gevoel, dat- mijn krachten mij begeven, en toch wensch ik, voor deze tong verstijft, u te verzekeren, dat uw zuster en haar vriendin zich in welstand bevinden, even als zij, in wie de Heere haar zulke vrien- De tweede Belgische spreker, prof. dr II. E. de Saghcr, wilde hulde brengen aan Van Dale als historicus en getuigenis brengen, dat dc beoefenaars van de ge schiedenis met belangstelling kennis get- no men hebben van zijn werken. Spr wijst op Van Dale's meesterwerken over de locale geschiedenis, welke werken hij kostbare schatten noemde. Niet alleen Van Sluis, maar ook van de omliggende gemeenten heeft Van Dale d archieven doorzocht en er veel historis ho kennis in opgedaan Hij stond all-1 m destijds op liet gebied van historische kritiek en van wetenschappelijke historic In de laatste 50 jaar zijn veel andore bronnen naar voren gekomen, doch het werk van Van Dale is niet verdwenen als van zooveel andere tijdgenoot-en. Van Dale heeft het laatst het zoute water door het Zwin zien vloeien. Het beeld is geplaatst op de plek, die Van Dale er zelf voor zou hebben gekozen, bij den vroeg-eren sleutel voor de wereldmarkt. Spr twijfelt niet, of de gemeente- zal er goed voor zorgen. Nadat de heer Kerpestein zijn reeds vermelde rede had uitgesproken, ver- zocht hij mej- Bakker, echt.genoote van een der onderwijzers, die onder Van Dale werkten, en zelve oud-leerlinge van Van Dale, een bloemstuk aan den voet van het monument neer te leggen. 1 Toen de Commissaris der Koningin zijn rede had beëindigd, en het doek van het monument was weggetrokken, zette do muziek het „Wilhelmus" in, dat door allen werd meegezongen. Men was nu in de gelegenheid het werk van den heer Puijpe te bewonderen., en gaarne brengen wij een eere-saluut* aan den fcundig-en Zeeuw, vöo-r hetgeen hu ook nu weer heeft gewrocht. Wij zijn onbevoegd om te beoordeelen of het juist is, wat ouden van dagen zeiden, dat. de schrijver en schoolmeester met te dikke wangen is weer gegeven, maar meenen deze opmerking toch te moeten vermel den. Maar tevens dan ook, dat men ove rigens algemeen het borstbeeld roemde en zij, die Van Dale gekend hebben, de gelijkenis overigens zeer prezen. Het is hier de plaats misschien, even te vermelden, dat ook de echtg-eno-ote van den heer Puijpe, die gekleed was in de kleederdracht van niet-visschersvrouwen uit Amemuiden, de plechtigheid bijwoon de. Toen de heer Dlieleman op zijn kern achtige wijze het monument aan de ge meente had overgedragen, betrad de bur gemeester van gluis liet spreekgestoelte en zeide, dat Sluis er trotseh op is, be zit te Kunnen nemen var zulk een prach tig monument, opgericht ter eer© van een zijner verdienstelijkste burgers. Ge dachtig aan de spreuk; „Groot is een volk, dat zijne helden eert", gaat de bevolking er trotseh op, dat ,de eenvou dige Jan Hendrik van Diale, geboren Slui zenaar, die doo-r zijn liefde voor zijn ge boorteplaats voor haar heeft gewerkt -en gezwoegd en daarvoor nimmer iets heeft gevraagd of genoten, nu wordt geëerd, als de pionier der Nederlandsche- taal, als vorscher in de geheimen der geschie denis. Wat ook verheu-gt, is, dat zoovelen naar Sluis zijn gekomen om de onthulling hij te wonen en daardoor blijk hebben gegeven van hoogachting en waardee ring voor Van Dale. Spr dankt de auto riteiten en de N oord er broeders voor de moeite, welke zij zich getroost hebben, te komen. Hij ziet daarin een hernieuwd (blijk, dat zij zich ook voor de belangen van Zeeu\vsch-VIaan leren interessecrene n delijke beschermers gjeschonken heeft. En gij, moedig en vroom opperhoofd", zeide hij, zich tot Arnaud keerende, „weet, dat door mijn tusschenkomst uw jonge bloed verwant is gered van d-e-n wreedsten dood, terwijl hij' zich thansin een dragelijke gevangenschap bevindt. D|e plaats waar hij is, mag ik u tengevolge eener heilige belofte, waarop- de begenadiging verleend is, niet o-penbaren". Deze boodschap' verraste Arnaud. Reeds sedert lang, ha,d hij zich vo-orgestold, dat de naam van Ferdinand reeds op de lijst der martelaren stond, en nu ver nam hij, dat hij leefde en in veiligheid was. Die stervende bezat nu nog slechts kracht genoeg om de ballingen aan te manen tot voortzetting hunner worste ling, „Ga voort", zeide hij', „en gij zult weldra de overwinning behalen; gijl strijdt voor een rechtvaardige zaak, en in de kracht van den God uwer vaderen zullen weidia deze valleien weder de uwe zijn". Zijn stem werd nu zwakker; hij zonk, door bloedverlies uitgeplut, ach terover, en na een fluisterend „vaar wel" sloot hij de oogen. (Wordt vervolgd). f i jt. i - i J

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 1