Mo 384 Woensdag 3 September 11134 38e Jaargang De Mitogen van Luoerna. FEUILLETOM. Drukkers-Exploitanten jOOSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraal 68—70, Goes Tel.: Redactie no. It; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f3. Losse nummersf0.05 Prijs der Advertentiën: 1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 ct« Bij abonnement belangrijke korting. Viissingen—Arnemuirien. In dank ontvangen van mej. K. te K. f 2.50 en van L. f 1. ONTHULLING VAN HET MONUMENT VAN DALE TE SLUIS. lieden had te Sluis de aangekondigde onthulling plaats van hot monument voor wijlen den onderwijzer en schrijver en ar chivaris Johan Hendrik van Dale. Door het comité dat op initiatief van de Zeeuwsch-Vlaamsclie studenten vereeni- •ging is gevormd voor deze huldiging, wa ren tal van personen uitgenoodigd en bij de ontvangst te een uur in het stad huis, in de bekende fraaie raadzaal, wer den o.a. opgemerkt, de vertegenwoordiger •van H. M. de Koningin,, de kamerheer in buitengewonen dienst, jhr W. Z. van Teijlingen, den commissaris der Koningin .in Zeeland® ;ihr mr J. W. Quarles van iüfford; het lid van Ged. Staten... mr ID M. Dusseldorp; den heer P. Visser, hoofdcommies van de afd. Kunsten en Wetenschappen als vertegenwoordiger van den minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de heer J. Bernolet, lid van de Bestendige deputatie van den provincialen raad van West-Vlaandcrcn, de lieeren Vierin, schepen en D'hoore, raadslid van Brugge, de hierna te ver nielden sprekers en vertegenwoordigers uit onderwijs en landbouwkringen. De heer H. AI. Kerpestein, hoofd der openbare school en voorzitter van het plaatselijk comité, heette allen welkom in het aloude schepenhuis met zijn schat kamer van oude oorkonden en geschrif ten, op den historischen bodem, waar de :gesclhed- en taalvorscher Van D'ale leef de en werkte. Spr. wees er op, dat men recht wil doen aan een onzer grooten, we geden ken Willen den man, die woekerde met de vele talenten hem geschonken. Het is een ure van weemoed en vreugde te vens, van weemoed, als we denken aan zijn kortstondig, broos bestaan. Het woord van den psalmdichter over ons broos bestaan, moge neergeschreven zijn voor ieder, in de geringste mate geldt het toch het genie, den kunstenaar bij Gods genade, hij leeft, al is hij ook gestorven. 'Daarom rijst vreugde naast weedom in onze harten. Johan Hendrik van 'Dale leeft in zijn werken. Een juichtoon past ons, als we hier vergaderd zien mannen en vrouwen uit alle rangen en standen, van alle richtin gen, maar allen een in het verlangen, den bescheiden geleerde, die nooit zich zeiven zocht, te huldigen naar verdienste. Vervolgens heette de heer Kerpestein welkom den vertegenwoordiger van H. M. de Koningin en wees er op hoe telkens blijkt, hoe onze llooge Landsvrouwe doelt in het wel en wee van Haar gansclie volk, zich verblijdt met de blijden en treurt met de treurenden. Moge Hare regeering gezegend zijn aldus spr. tot in lengte van dagen. Brenge de ge achte vertegenwoordiger aan IT. M. onzen diep gevoelden dank over voor den luister, bijgezet aan dit herdenkingsfeest. A ervolgens uitte spr. zijn vreugde over liet aanwezig zijn van een .vertegenwoor- 'diger van den Minister van Onderwijs. Kunsten en V etenschappen, om vervol gens met vreugde te begroeten don Com missaris der Koningin, die steeds hechter weet te maken de banden, welke bestaan tussc.hen hem en het Zeeuwsche volk. Van harte reikte spr. de broederhand aan den heer Bernoulet, lid van de bestendige afvaardiging van de provincie West Vlaanderen en gaf de verzekering. 30). Twee uren voor zonsopgang begaven zij zich op' marscli. Zoo groot was de duisternis, dat, naar luid der geschie denis, hun gidsen groo.te witte hemden over de bovenkleederen hadden aange trokken, om beter gezien te worden. ITun weg leidde hen door do Salza, waar een sterke afdeeling Fransche soldaten op hare hoogten was geplaatst, zoodat ont dekking onvermijdelijk was, wanneer zij die bergen wilden overtrekken. Slechts een keus bleef hun over, hoewel het een wanhopige keus mocht heeten, 't was niets anders dan een klimmen over rotsen en af doelen in afgronden, waar zij hun eigen lichaam tot brug gebruiken moesten, len einde de duizelingwekkende bergkloven over te trekken. Na een nacht van schier bovenmenschelijke insp'anning gelukte het hun, die opeenstapeling van bezwaren te overwinnen; maar het daglicht deed hen sidderen hij het terugzien op' den weg, dien zij gevolgd waren, en wier ijselijkheden door de nachtelijke duisternis voor hen waren bedekt geweest. Ten laat ste plantten zij1 hun banier op de toppen dat zijn vriendelijke attentie lang in aan gename herinnering zal blijven. Tot de nakomelingen en verwanten van den heer Van Dale zegt spr., dat zij deelen in de sympathie, die men voelt voor hun ede len voorvader. Bijzonder brengt spr. hulde aan de wakkere Zeeuwsch-Vlaamsclie studenten vereniging en haar eminenten eere-voor- zitter, den lieer mr P. Dieleman, den sympathieken Zeeuwsch-Vlaming, met zijn groote gaven van hoofd en hart, omdat zij het initiatief tot deze grootsche be tooging hebben genomen. De Vlamingen, die voor de rechten van hun taal strijden, heette spr. welkom in den persoon van prof. Vercoullie, ook prees spr. de tegenwoordigheid van don taalkunstenaar professor de Vooijs, _cn van mr Meerkamp van Embden, om "ten slotte den wensch uit te spreken, dat de uren, doorgebracht in Sluis te midden van het gulle Zeeuwsch-Vlaamsclie volk met zijn edele karaktereigenschappen, die culmineerden in den heer Van D'ale, nog lang bij allen in aangename herin nering mogen blijven. Hierna werd het woord gevoerd door den afgevaardigde der oud-leerlingen. Wii komen daarop nader terug. Na de ontvangst ten stadhuize werd met de muziek voorop naar de plaats op de wallen gemarcheerd, waar de onthul ling van het monument zou plaats heb ben. De eerste spreker op de plaats der eigenlijke plechtigheid was prof. dr C. P. N. de Vooijs, uit Utrecht, die zeide gaarne te willen spreken over de belee- kenis van Johan Hendrik van Dale voor de Nederlandsche taalkunde, te meer nu hij op zich heeft genomen de „Maat schappij van Nederlandsche Letterkunde" te vertegenwoordigen. Twee mannen, die van Dale door veel jarigen ömgang intien gekend hebben, dn predikant Janssen en de corrector Man- have, schetsten ons het beeld van hun vereerd,en vriend, begaafd met oen uit nemend, verstand, gepaard aan een krach- tigep wil; Ihaar lichamelijk zwak. In zijn studie vond hij troost. Geen zucht naar roem of stoffelijk voordeel dreef' hem, taaat echt wetenschappelijke belangstel ling. Onvermoeid opklimmend, langs een reeks van examens, met de hoogste lof 'afgelegd, bereikte hij in 1854 zijn eind doel, toen hij in zijn vaderstad hoofd onderwijzer en het volgend jaar archiva ris werd. Zijn archiefstudie, zijn histo rische geschriften kunnen meer bevoeg den beter waardeeren, aldus spr. Maar de archiefstudie opende voor hem do baan tot verdiepte taalkennis. Juist in deze periode wekte Ma.ttliijs de Vries te Leiden geestdrift voor de Nederlandsche taalstudie, in het bijzon der voor het Middelnederlandsch. Talent rijke volgelingen als Verwijs en Cosijn verleenden hun steun. Aan dezen opbloei namen ook een drietal mannen uit onder wijskringen deel, die zich door eigen kracht een weg hadden gebaand: A. de Jager, 'L.. A. te Winkel en J. FI. van Dale. De beide eersten kwamen het meest op den voorgrond; hun verdiensten wer den met een eere-doctoraat beloond, Van Dale, niet de mindere in aanleg, bleef het lager onderwijs in zijn geliefde ge boortestar] getrouw. In 1867 en in 1870 na Te Winkel's dood, uitgenoodigd om deel te nemen aan de redactie van liet Nederlandsc.il Woordenboek", bedankte hij na lange aarzeling. Van D.alete hoofd werk is alom gewaardeerd, maar minder bekend is, dat hij een verdienstelijk kou der Balsille. Deze merkwaardige plaats, die de God der natuur zelf tot een citadel scheen gevormd te hebben, waarin zijn verdrukt volk een schuilplaats vinden zou, ligt bij het uiteinde der vallei St Martino; en is omringd door een reus- achtigen, bijna loodrechten rotsmuur, ter wijl zij de beide zijden van ©en nanwen doortocht bestrijkt, welke laatste weder doorsneden wordt door een zijriviertje der Germanasca. Drie fonteinen voorzien deze sterkte van water. De eenige zijde welke niet geheel gedekt was, werd op bevel van Arnaud versterkt met. palisaden en aarden wallen, waartoe de naburige pijnboomen en kastanjeboschjes overvloe dig hout leverden. Zeventien zulke wallen '.of borstweringen waren op de wij'ze van een trap aangelegd achter elkander, zoo- dat iedere volgende hooger dan de voor gaande was. Deze konden dus één vpor één gewonnen worden. D'e Wal denzen begroetten dit nieuwe toevluchtsoord met vreugde, omdat het hun een veilige rast beloofde na de bloedige worstelingen der twee laatste maanden. Zij sloegen hier hun winterkwartieren op, bestaande in een twintigtal holen of sp'elonken, die in de harde rots waren uitgehouwen. Het 'was hun inderdaad gelukt, den vijand te verschalken; want het duurde nor was van hel Middelnederlandsch. In zijn opstellen over de oude stadsre keningen van Sluis en hel Reglement voor de Scheepvaart van 1252 heeft hij, juist door zijn grondige kennis van het iVfiddelceuwsohc leven, de moeilijke woor den voo(Treffelijk verklaard. Door hel ver band te leggen tusschen taal en maat schappelijk leven vulde hij aan, wat an deren uit letterkundige bronnen opdiep ten. Kritisch talent toonde hij, toen hij bii tekstuitleggingen van Verwijs, Fruin en Scholten in de Taalgids verbeteringen en aanvullende verklaringen gaf. Betref fende hot Nieuwe Woordenboek der Ne derlandsche Taal, zegt spr., dat dit aan vankelijk bedoeld was als de herziening van een gelijknamig woordenboek van de lieeren Caliscli, maar hij de grondige om werking uitgroeide tot werk met een eigen stempel. Geen moeite heeft' hij ontzien om zijn werk zoo goed mogelijk te maken. Die hulp van Matthijs de Vries, dien hij met trots zijn vriend noemde, 'kwam hem daarbij goed te pas. Zelf achtte hij het werk, dat hem dag en nacht bezig hield, ondankbaar en verdrietig. Inderdaad was het een werk van zelfopoffering, dat zijn krachten sloopte. Dl? voltooiing heeft hij niet mogen beleven, de tweede helft is door zijn vriend en medewerker Manhave ter perse gelegd. Te vroeg, op 44-jarigien leeftijd, kwam voor hem het noodlottig, einde. Met de rijke ervaring, door zijn woordenboekshidie opgedaan, met zijn grondige kennis en onvermoeibare vlijt, had hij bij langer leven nog veel meer diensten kunnen bewijzen aan onze taal studie. Overdreven lof past niet bij de herdenking van een zoo ongeveinsd on nederig man als Van Dale. Ben taalge leerde van den eersten rang is hij niet geweest; wel oen scherpzinnig en ver dienstelijk werker, oen voorbeeld van vlijt en toewijding aan de wetenschap, een man, wiens werk nog vijftig jaren na zijn dood met ©ere genoemd wordt. Hij heeft liet aan zijn geboortestad on aan zijn vaderland verdiend, dat zijn nage dachtenis heden gehuldigd wordt, aldus eindigt' spr. •Dp tweede spr was de lieer Prof. dr J; Vercoullie, hoogleeraar aan de Univer siteit te Gent. op wiens woorden wij na- dor terug komen. Do volgende spreke)1 was weder oei!' 'Zeeuw, namelijk de heef mr A- Meerkaipp van Embden, rijksarchivaris in Zeeland'. Hij zeide, dat er alle aanleiditïg bestond 'pp dezen herdenkingsdag ook eenige woorden te wijden aan Van Dale, dis ar chivaris van Sluis. Onmiddellijk, nadat Van Diale zich. in het begin van liet jaar 1851 te Sluis gevestigd had, werd hij een getrouw bezoeker van het gemeente archief, zooals blijkt uit de oudste jaar gangen van het tijdschrift „Die Navor- scher", waarin Van Dale tal van bij dragen plaatste. Maar om de archiefstuk ken mot vrucht te kunnen raadplegen, was het noodig, daarin orde te scheppen. Hij vatte dit werk aan en van lieverlede ontstond ook een beschrijving, die in 1855 voltooid was en nog steeds bij on derzoekingen in het archief van Sluis de beste hulp biedt. Als erkenning van zijn diensten ontving Van Dale in datzelfde jaar een aanstelling tot archivaris en inderdaad had hij, die als leek aan het werk was gegaan, zich ontwikkeld tot een uitnemend vakkundige, en bovendien was hij, in een tijd, toen het elkander naschrijven nog aan de orde van don dag was, gaan inzien, dat een richtige verscheidene dagen, eer hij hun schuil plaats ontdekte. Die Franschen hadden op den morgen van hun aftocht de ver schansing Roderette aangevallen, maar wie beschrijft hun teleurstelling en hun spijt, toen zij de plaats verlaten vonden en voor al hun moeite en insp'anning niets hadden dan de Smeulende wachtvuren ©en kleinen voorraad kastanjes en een weinig wijn. De FOmbrail, hun aanvoer der, giaf, rood van gramschap1, hevel naar de laagte af te dalen, om aan de vallei Prali zijn wraak te koelen; maar ook deze vonden zij verlaten; alle hutten waren leeg, en eerst na vele vergecfsche na- spioringien ontdekten zij' hun vluchtelingen op' den top der Balsille. Die ruwheid van het jaargetijde eischte dringend, dat de vijandelijkheden zouden worden gestaakt. Toch besloot de vijand nog een laatste wanhopige poging in het werk te stellen, om de bergbewoners te vernielen. D|it was ook voor hun eigen eer noodig, om tenminste de schande van een roomloozen krijgstocht te voor komen of uit te wisschen. Het dorp!, aan de overzijde der rivier aan den voet rler rots gelegen, moest in bezit genomen worden. D|e Fransche generaal zond daar toe de dapperste zijner krijgers vooruit, terwijl Arnaud met de uitgelezendste zij- geschiedschrijving niet mogelijk is zon der kennis van de authentieke bescheiden die in de archieven bewaard blijven. Hierin .ligt do beteefcenis van den archi varis Van Dale, hij maakte de bronnen voor anderen toegankelijk en wist die zelf voortreffelijk te gebruiken. Zóó veel wetenswaardigs dolf hij- op uit de archie ven va.n de beroemde stad Sluis, en van een andere, hoogst merkwaardige administratie, het Vrijle van Bluis, dat hij hot stichten van twee tijdschriften wen- schclij'k achtte, om zijn vondsten wereld kundig te maken; het. jaarboekje Cadsan- dria, waarvan te beginnen met 1854 zes jaargangen verschenen, en de „Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, in zonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen", die in 1856 voor liet eerst uitkwamen en eveneens zes jaargangen beleefden. Voor al het laatstgenoemde tijdschrift, dat Van Dale te zamen mei zijn vriend H. Q- Jans sen redigeerde, is van een dusdanig be lang, dat niemand, die ook -maar ©enigs zins met de hulpmiddelen bekend is, een onderzoek van historischen aard, Zeeuwsch-Vlaanderen betreffend, zal be ginnen, zonder zich er van te hebben ver gewist, of do bijdragen, wellicht reeds iets over het punt in quaestie 'bevatten. On middellijk practisch nut van Van Diala's werkzaamheid voor de stad zijner inwo ning block voornamelijk, nadat het ge meentebestuur hem een onderzoek had opgedragen naar den ouden rechtstoe stand der wallen van Sluis, die door heL Rijk als domein werden beschouwd. Het resultaat van dit onderzoek is neergelegd in een respectabel werk, genaamd „Een blik op do vorming der stad Sluis en op don aanvang hare vestingwerken van 1382 tot 15S7". Later aangevuld door een „Naamlijst van de poorten, torens, stee gors, enz. der stad Sluis in het midden der 15c eeuw". Het werk, rijk van in houd, verscheen in 1817, maar Van Diale mocht de uitwetking van zijn streven om de rechten der stad op de wallen aan to toionen, niet nleer beleven. Borst na zijn overlijden, werd de gemeente, „met het oog op de g'esdhiedenis der vesting- gronden", zooals in de considerans der 'wet (o lezen staat, door het Rijk in de gelegenheid gesteld om de wallen tegen een matige vergooding over te nemen. Het blijvend voordeel hiervan wars voor Slujs zeer belangrijk en als mocht betwij feld worden of de archieven ook de di- i;ect op geld waardeerbare belangen der publieke lichamen kunnen dienen, wat nog wel eens.schijnt vo.or te komen, dan moge O'.a. worden verwezen naar het voorgevallene met de Sluissche wallen. Zoo heeft de archivaris Van Dnle voor zijn werkzaamheid óp het gebied der zuivere en toegepaste geschiedkunde den fö'em van Sluis niet weinig verhoogd en hot lijkt billijk en dus wenschelijfc, dat die roeim terugvalt op dezen onvermoeiden en begaafden werker. Het was weer een Belg, die thans het woord nam en wel de heer dr D|3 Saghor, archivaris van Brugge, wonende te Kno ck©. Op hetgeen deze spreker zeide, ko men wij ook nader terug. r Die volgende spreker was de heer Ker pestein, de voorzitter van het plaatselijk comité, die wees op den rouw, die op 19 Mei 1872 te Sluis heerschte, toen Van Dale door den onverbiddelijken dood werd opgeëischt, gevallen als slachtoffer van de afschuwelijkste dor ziekten, de kinderpokken. Een schok voer door in tellectueel Nederland en Vlaamsch België, nu men de weldoorwrochte artikelen zou ner volgelingen van de rots steeg, om hun den doortocht te betwisten. Die Fran schen drongen in wanhopige woede over de brag; Arnaud hield zich een wijle achteraf, in de hoop, dat de steenen en het musketvuur der Balsille, die zooi groote verwoesting onder de aanvallers aanrichtte, hen terugdrijven zou. Maar daar hiji weldra zag, dat zij' besloten waren jolles op het spel te zetten, gaf hij bevel tot den aanval en nu begon een aller hevigst gevecht. Voor ©enigen tijd blee£ de uitslag, twijfelachtig; ten laatste ech ter besliste de overmacht in getalsterke. Die kleine bende werd overweldigd, -en, allo- moed ontzonk hun, toen ziji zagen, dat. de aanvallers hun banier reeds in het. midden der hutten plantten, en een onge weide later braken de vlammen uit som mige daken en dreigden het geheele dorp: in de asch te leggen. Zelfs hun opperhoofd' scheen alles verloren te achten, en stond jweifelend wat te doen, toen eensklaps een stem werd gehoord, die den mismoedigen Waldenzen toeriep: „Houd moed, dap pere vrienden; het zwaard van den ITeere en van Gideon 1" „Daar is de held van tfen Sey weder 1" riep Arnaud ïn ver rukking uit, „op, mannen! op, tot de over winning, I zij zal onze zijn!" Allen het zien van den geheimzinnigen moeten missen van den man, van wien men nog zoo veel verwachtte en die tel kens nieuwe paden wees op het gebied der taalwetenschap, die een baanbreker was voor hen, die de oude bronnen der geschiedenis zouden nasporen. Spr schetste vervolgens, hoe Van Dale in vreugde en droefheid met zijn ge meentenaren meeleefde, hoe hij iu waar heid de opvoeder was, niet alleen van de jeugd, maar van al zijn stadgenooiten. Diat Van Dale ©en practisch man was, toonde spr aan, door te wijzen op zijn werken gedurende 3 maanden dag en nacht om aan te toonen, dat d'e wallen van Sluis geen eigendom zijn van de domeinen, maar van de gemeente Sluis. Spr ontleent, dat Van Diale- zijn school verwaarloosde voor zijn wetenschappelijk werk, inzonderheid voor zijn woorden boek, zoioals geruchten het willen doen voorkomen, integendeel, hij trof in 1854 een verwaarloosde school en iu Februari 1855 getuigde de schoolopziener reeds, „veel verbetering gevonden in de orde, de zindelijkheid en bezigheid. Ook was ik tevreden over de vorderingen der scho lieren". Vooral ook bij' het schoolexamen in 1857 kwamen het kunnen en kennen der leerlingen uit en vestigde Van Dale voor goed zijn naam als uitstekend on derwijzer. Verschillende goede onderwijzers zijn aan Van Dale's school gevormd, nieuw leven wist hij het dorre- onderwijs dier dagen in te blazen. Talrijk zijn de school uitgaven van zijn hand, die nieuwe ge zichtspunten openden en vel© jaren op geen enkele boekenlijst der lagere en middelbare scholen ontbraken en nog niet overal verdrongen zijn. Als men met een oud-leerling1 en hem spreekt, hoort, men een lofspraak zoo vleiend, zoo welgemeend, als maar zel den een onderwijzer ten deel valt. Vele zijner oud-leerlingen zijn oen sieraad ge worden der maatschappij- Spr noemt slechts een dier velen, den bekenden heer Bekaar, oud-inspecteur-generaal van den Rijkswaterstaat, die nog altijd met geest drift. spreekt var: de lessen, die hij van den heer Van Dial© ontving. En dat alles was het werk Van een autodidact, die bezitter was van alle lg-. gere akten, die het ^©vyuarejoordo lid was van een twaalftal binnen- en buitenland» I sche geleerde genootschappen, u-èn vrienu f«it ymagboait d32®r hoogleeraren, wien do schitlcfetidste en meest lucratieve betrek kingen werden aa,tigeboden; ei)die toch de nederige dorpssc.hoolmeesief bleef, met weinig tevreden. Eon zwakke poging deed de burgerij om dien man te eeren, door een gedenkzuil op te richten op zijn graf maar grootscher hulde zou hem gebracht worden in 1928 op zijn honderdsten ge boortedag. Diat was het heilig voorne men dor Sluizenaars. Edoch, het heeft niet zoo1 mogen zijn. Do wakkere Zeeu vvsch Vlaamsche studentenvereeniging was hen voor. liet was die veroeniging, die onder leiding van den eminenten ver dienstelijken Zeeuwsch-Vlaming mr P. Dlieloman, zorgde voor een betere hulde, want Van Diale behoort den gehoelen Nederlaudschen stam. Hij heelt recht op de hulde van a.l zijn taal- en stam verwanten. ITeeren leden van het Zeeuvvsch-Vlaam- sche studentenkorpt, ik geloof de tolk te zijn, aldus spr., van al waf Nederlandse'- denkt en voelt, als ik U hartelijk dank zeg voor Uw met succes bekroond initia tief. Moge dit beeld vele jaren getuigen van do verdiensten van mijn edelen ambts voorganger, maar tevens het nageslacht doen inzien, welk een groot kunstenaar bondgenoot stortte allen nieuwen moéd in. Hij en Arnawl gingen vooruit. „Het zwaard des lieeren en van Gideon!" zoo galmde het ten hemel, en die stem werd teruggekaatst door hen, die op den top des bergs dit tooneel aanschouwden. De vastberadenheid en koene moed, waar mede zij zich nu op do brug wierpen, brachten schrik en ontzetting in de har ten der vijanden. Hun vlag werd schielijk omvergehaald en zestig Franschen lagen daar wentelende in hun bloed. D|e lucht weergalmde van het gejuich der over winnaars, en hun eerste werk na het blusschen der, vlammen was hun dank-, zegging op te zenden tot den Hesre der legerscharen, die ook nu zijn kleine Gi deonsbende niet beschaamd had. Slechts één strijder was in hun gelederen geval len. Zijn lijk lag daar onder die des vijands. Aller vreugde veranderde plot seling in treurigheid, toen ziji bemerkten wie de gesneuvelde was. 'tWus de hun on&ekende held, die juist ter goeder ure was toegesneld, om aller moed te ver levendigen en hun do overwinning te schenken. ITij had een doodelijke wonde, in de zijde gekregen en lag daar bewe gingloos. 1 j (Wordt vervolgd), j

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 1