Mo 384
Woensdag 3 September 11134
38e Jaargang
De Mitogen van Luoerna.
FEUILLETOM.
Drukkers-Exploitanten
jOOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraal 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. It; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummersf0.05
Prijs der Advertentiën:
1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 ct«
Bij abonnement belangrijke korting.
Viissingen—Arnemuirien.
In dank ontvangen van mej. K. te K.
f 2.50 en van L. f 1.
ONTHULLING VAN HET MONUMENT
VAN DALE TE SLUIS.
lieden had te Sluis de aangekondigde
onthulling plaats van hot monument voor
wijlen den onderwijzer en schrijver en ar
chivaris Johan Hendrik van Dale.
Door het comité dat op initiatief van de
Zeeuwsch-Vlaamsclie studenten vereeni-
•ging is gevormd voor deze huldiging, wa
ren tal van personen uitgenoodigd en
bij de ontvangst te een uur in het stad
huis, in de bekende fraaie raadzaal, wer
den o.a. opgemerkt, de vertegenwoordiger
•van H. M. de Koningin,, de kamerheer
in buitengewonen dienst, jhr W. Z. van
Teijlingen, den commissaris der Koningin
.in Zeeland® ;ihr mr J. W. Quarles van
iüfford; het lid van Ged. Staten... mr
ID M. Dusseldorp; den heer P. Visser,
hoofdcommies van de afd. Kunsten en
Wetenschappen als vertegenwoordiger
van den minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen, de heer J. Bernolet,
lid van de Bestendige deputatie van den
provincialen raad van West-Vlaandcrcn,
de lieeren Vierin, schepen en D'hoore,
raadslid van Brugge, de hierna te ver
nielden sprekers en vertegenwoordigers
uit onderwijs en landbouwkringen.
De heer H. AI. Kerpestein, hoofd der
openbare school en voorzitter van het
plaatselijk comité, heette allen welkom
in het aloude schepenhuis met zijn schat
kamer van oude oorkonden en geschrif
ten, op den historischen bodem, waar de
:gesclhed- en taalvorscher Van D'ale leef
de en werkte.
Spr. wees er op, dat men recht wil
doen aan een onzer grooten, we geden
ken Willen den man, die woekerde met
de vele talenten hem geschonken. Het
is een ure van weemoed en vreugde te
vens, van weemoed, als we denken aan
zijn kortstondig, broos bestaan. Het
woord van den psalmdichter over ons
broos bestaan, moge neergeschreven zijn
voor ieder, in de geringste mate geldt
het toch het genie, den kunstenaar bij
Gods genade, hij leeft, al is hij ook
gestorven. 'Daarom rijst vreugde naast
weedom in onze harten. Johan Hendrik
van 'Dale leeft in zijn werken.
Een juichtoon past ons, als we hier
vergaderd zien mannen en vrouwen uit
alle rangen en standen, van alle richtin
gen, maar allen een in het verlangen,
den bescheiden geleerde, die nooit zich
zeiven zocht, te huldigen naar verdienste.
Vervolgens heette de heer Kerpestein
welkom den vertegenwoordiger van H. M.
de Koningin en wees er op hoe telkens
blijkt, hoe onze llooge Landsvrouwe doelt
in het wel en wee van Haar gansclie
volk, zich verblijdt met de blijden en
treurt met de treurenden. Moge Hare
regeering gezegend zijn aldus spr.
tot in lengte van dagen. Brenge de ge
achte vertegenwoordiger aan IT. M. onzen
diep gevoelden dank over voor den
luister, bijgezet aan dit herdenkingsfeest.
A ervolgens uitte spr. zijn vreugde over
liet aanwezig zijn van een .vertegenwoor-
'diger van den Minister van Onderwijs.
Kunsten en V etenschappen, om vervol
gens met vreugde te begroeten don Com
missaris der Koningin, die steeds hechter
weet te maken de banden, welke bestaan
tussc.hen hem en het Zeeuwsche volk.
Van harte reikte spr. de broederhand
aan den heer Bernoulet, lid van de
bestendige afvaardiging van de provincie
West Vlaanderen en gaf de verzekering.
30).
Twee uren voor zonsopgang begaven
zij zich op' marscli. Zoo groot was de
duisternis, dat, naar luid der geschie
denis, hun gidsen groo.te witte hemden
over de bovenkleederen hadden aange
trokken, om beter gezien te worden. ITun
weg leidde hen door do Salza, waar een
sterke afdeeling Fransche soldaten op
hare hoogten was geplaatst, zoodat ont
dekking onvermijdelijk was, wanneer zij
die bergen wilden overtrekken. Slechts
een keus bleef hun over, hoewel het een
wanhopige keus mocht heeten, 't was niets
anders dan een klimmen over rotsen en
af doelen in afgronden, waar zij hun eigen
lichaam tot brug gebruiken moesten, len
einde de duizelingwekkende bergkloven
over te trekken. Na een nacht van schier
bovenmenschelijke insp'anning gelukte het
hun, die opeenstapeling van bezwaren
te overwinnen; maar het daglicht deed
hen sidderen hij het terugzien op' den
weg, dien zij gevolgd waren, en wier
ijselijkheden door de nachtelijke duisternis
voor hen waren bedekt geweest. Ten laat
ste plantten zij1 hun banier op de toppen
dat zijn vriendelijke attentie lang in aan
gename herinnering zal blijven. Tot de
nakomelingen en verwanten van den heer
Van Dale zegt spr., dat zij deelen in de
sympathie, die men voelt voor hun ede
len voorvader.
Bijzonder brengt spr. hulde aan de
wakkere Zeeuwsch-Vlaamsclie studenten
vereniging en haar eminenten eere-voor-
zitter, den lieer mr P. Dieleman, den
sympathieken Zeeuwsch-Vlaming, met zijn
groote gaven van hoofd en hart, omdat
zij het initiatief tot deze grootsche be
tooging hebben genomen.
De Vlamingen, die voor de rechten van
hun taal strijden, heette spr. welkom in
den persoon van prof. Vercoullie, ook
prees spr. de tegenwoordigheid van don
taalkunstenaar professor de Vooijs, _cn
van mr Meerkamp van Embden, om "ten
slotte den wensch uit te spreken, dat de
uren, doorgebracht in Sluis te midden
van het gulle Zeeuwsch-Vlaamsclie volk
met zijn edele karaktereigenschappen, die
culmineerden in den heer Van D'ale,
nog lang bij allen in aangename herin
nering mogen blijven.
Hierna werd het woord gevoerd door
den afgevaardigde der oud-leerlingen. Wii
komen daarop nader terug.
Na de ontvangst ten stadhuize werd
met de muziek voorop naar de plaats op
de wallen gemarcheerd, waar de onthul
ling van het monument zou plaats heb
ben.
De eerste spreker op de plaats der
eigenlijke plechtigheid was prof. dr C.
P. N. de Vooijs, uit Utrecht, die zeide
gaarne te willen spreken over de belee-
kenis van Johan Hendrik van Dale voor
de Nederlandsche taalkunde, te meer nu
hij op zich heeft genomen de „Maat
schappij van Nederlandsche Letterkunde"
te vertegenwoordigen.
Twee mannen, die van Dale door veel
jarigen ömgang intien gekend hebben, dn
predikant Janssen en de corrector Man-
have, schetsten ons het beeld van hun
vereerd,en vriend, begaafd met oen uit
nemend, verstand, gepaard aan een krach-
tigep wil; Ihaar lichamelijk zwak. In zijn
studie vond hij troost. Geen zucht naar
roem of stoffelijk voordeel dreef' hem,
taaat echt wetenschappelijke belangstel
ling. Onvermoeid opklimmend, langs een
reeks van examens, met de hoogste lof
'afgelegd, bereikte hij in 1854 zijn eind
doel, toen hij in zijn vaderstad hoofd
onderwijzer en het volgend jaar archiva
ris werd. Zijn archiefstudie, zijn histo
rische geschriften kunnen meer bevoeg
den beter waardeeren, aldus spr. Maar de
archiefstudie opende voor hem do baan
tot verdiepte taalkennis.
Juist in deze periode wekte Ma.ttliijs
de Vries te Leiden geestdrift voor de
Nederlandsche taalstudie, in het bijzon
der voor het Middelnederlandsch. Talent
rijke volgelingen als Verwijs en Cosijn
verleenden hun steun. Aan dezen opbloei
namen ook een drietal mannen uit onder
wijskringen deel, die zich door eigen
kracht een weg hadden gebaand: A. de
Jager, 'L.. A. te Winkel en J. FI. van
Dale. De beide eersten kwamen het meest
op den voorgrond; hun verdiensten wer
den met een eere-doctoraat beloond, Van
Dale, niet de mindere in aanleg, bleef
het lager onderwijs in zijn geliefde ge
boortestar] getrouw. In 1867 en in 1870
na Te Winkel's dood, uitgenoodigd om
deel te nemen aan de redactie van liet
Nederlandsc.il Woordenboek", bedankte
hij na lange aarzeling. Van D.alete hoofd
werk is alom gewaardeerd, maar minder
bekend is, dat hij een verdienstelijk kou
der Balsille. Deze merkwaardige plaats,
die de God der natuur zelf tot een citadel
scheen gevormd te hebben, waarin zijn
verdrukt volk een schuilplaats vinden
zou, ligt bij het uiteinde der vallei St
Martino; en is omringd door een reus-
achtigen, bijna loodrechten rotsmuur, ter
wijl zij de beide zijden van ©en nanwen
doortocht bestrijkt, welke laatste weder
doorsneden wordt door een zijriviertje
der Germanasca. Drie fonteinen voorzien
deze sterkte van water. De eenige zijde
welke niet geheel gedekt was, werd op
bevel van Arnaud versterkt met. palisaden
en aarden wallen, waartoe de naburige
pijnboomen en kastanjeboschjes overvloe
dig hout leverden. Zeventien zulke wallen
'.of borstweringen waren op de wij'ze van
een trap aangelegd achter elkander, zoo-
dat iedere volgende hooger dan de voor
gaande was. Deze konden dus één vpor
één gewonnen worden. D'e Wal denzen
begroetten dit nieuwe toevluchtsoord met
vreugde, omdat het hun een veilige rast
beloofde na de bloedige worstelingen der
twee laatste maanden. Zij sloegen hier
hun winterkwartieren op, bestaande in
een twintigtal holen of sp'elonken, die in
de harde rots waren uitgehouwen.
Het 'was hun inderdaad gelukt, den
vijand te verschalken; want het duurde
nor was van hel Middelnederlandsch.
In zijn opstellen over de oude stadsre
keningen van Sluis en hel Reglement
voor de Scheepvaart van 1252 heeft hij,
juist door zijn grondige kennis van het
iVfiddelceuwsohc leven, de moeilijke woor
den voo(Treffelijk verklaard. Door hel ver
band te leggen tusschen taal en maat
schappelijk leven vulde hij aan, wat an
deren uit letterkundige bronnen opdiep
ten. Kritisch talent toonde hij, toen hij bii
tekstuitleggingen van Verwijs, Fruin en
Scholten in de Taalgids verbeteringen
en aanvullende verklaringen gaf. Betref
fende hot Nieuwe Woordenboek der Ne
derlandsche Taal, zegt spr., dat dit aan
vankelijk bedoeld was als de herziening
van een gelijknamig woordenboek van de
lieeren Caliscli, maar hij de grondige om
werking uitgroeide tot werk met een
eigen stempel.
Geen moeite heeft' hij ontzien om zijn
werk zoo goed mogelijk te maken. Die
hulp van Matthijs de Vries, dien hij met
trots zijn vriend noemde, 'kwam hem
daarbij goed te pas. Zelf achtte hij het
werk, dat hem dag en nacht bezig hield,
ondankbaar en verdrietig. Inderdaad was
het een werk van zelfopoffering, dat zijn
krachten sloopte. Dl? voltooiing heeft hij
niet mogen beleven, de tweede helft is
door zijn vriend en medewerker Manhave
ter perse gelegd. Te vroeg, op 44-jarigien
leeftijd, kwam voor hem het noodlottig,
einde. Met de rijke ervaring, door zijn
woordenboekshidie opgedaan, met zijn
grondige kennis en onvermoeibare vlijt,
had hij bij langer leven nog veel meer
diensten kunnen bewijzen aan onze taal
studie. Overdreven lof past niet bij de
herdenking van een zoo ongeveinsd on
nederig man als Van Dale. Ben taalge
leerde van den eersten rang is hij niet
geweest; wel oen scherpzinnig en ver
dienstelijk werker, oen voorbeeld van
vlijt en toewijding aan de wetenschap,
een man, wiens werk nog vijftig jaren na
zijn dood met ©ere genoemd wordt. Hij
heeft liet aan zijn geboortestad on aan
zijn vaderland verdiend, dat zijn nage
dachtenis heden gehuldigd wordt, aldus
eindigt' spr.
•Dp tweede spr was de lieer Prof. dr J;
Vercoullie, hoogleeraar aan de Univer
siteit te Gent. op wiens woorden wij na-
dor terug komen.
Do volgende spreke)1 was weder oei!'
'Zeeuw, namelijk de heef mr A- Meerkaipp
van Embden, rijksarchivaris in Zeeland'.
Hij zeide, dat er alle aanleiditïg bestond
'pp dezen herdenkingsdag ook eenige
woorden te wijden aan Van Dale, dis ar
chivaris van Sluis. Onmiddellijk, nadat
Van Diale zich. in het begin van liet jaar
1851 te Sluis gevestigd had, werd hij
een getrouw bezoeker van het gemeente
archief, zooals blijkt uit de oudste jaar
gangen van het tijdschrift „Die Navor-
scher", waarin Van Dale tal van bij
dragen plaatste. Maar om de archiefstuk
ken mot vrucht te kunnen raadplegen,
was het noodig, daarin orde te scheppen.
Hij vatte dit werk aan en van lieverlede
ontstond ook een beschrijving, die in
1855 voltooid was en nog steeds bij on
derzoekingen in het archief van Sluis de
beste hulp biedt. Als erkenning van zijn
diensten ontving Van Dale in datzelfde
jaar een aanstelling tot archivaris en
inderdaad had hij, die als leek aan het
werk was gegaan, zich ontwikkeld tot
een uitnemend vakkundige, en bovendien
was hij, in een tijd, toen het elkander
naschrijven nog aan de orde van don
dag was, gaan inzien, dat een richtige
verscheidene dagen, eer hij hun schuil
plaats ontdekte. Die Franschen hadden
op den morgen van hun aftocht de ver
schansing Roderette aangevallen, maar
wie beschrijft hun teleurstelling en hun
spijt, toen zij de plaats verlaten vonden
en voor al hun moeite en insp'anning niets
hadden dan de Smeulende wachtvuren
©en kleinen voorraad kastanjes en een
weinig wijn. De FOmbrail, hun aanvoer
der, giaf, rood van gramschap1, hevel naar
de laagte af te dalen, om aan de vallei
Prali zijn wraak te koelen; maar ook deze
vonden zij verlaten; alle hutten waren
leeg, en eerst na vele vergecfsche na-
spioringien ontdekten zij' hun vluchtelingen
op' den top der Balsille.
Die ruwheid van het jaargetijde eischte
dringend, dat de vijandelijkheden zouden
worden gestaakt. Toch besloot de vijand
nog een laatste wanhopige poging in het
werk te stellen, om de bergbewoners te
vernielen. D|it was ook voor hun eigen
eer noodig, om tenminste de schande
van een roomloozen krijgstocht te voor
komen of uit te wisschen. Het dorp!, aan
de overzijde der rivier aan den voet rler
rots gelegen, moest in bezit genomen
worden. D|e Fransche generaal zond daar
toe de dapperste zijner krijgers vooruit,
terwijl Arnaud met de uitgelezendste zij-
geschiedschrijving niet mogelijk is zon
der kennis van de authentieke bescheiden
die in de archieven bewaard blijven.
Hierin .ligt do beteefcenis van den archi
varis Van Dale, hij maakte de bronnen
voor anderen toegankelijk en wist die
zelf voortreffelijk te gebruiken. Zóó veel
wetenswaardigs dolf hij- op uit de archie
ven va.n de beroemde stad Sluis, en
van een andere, hoogst merkwaardige
administratie, het Vrijle van Bluis, dat
hij hot stichten van twee tijdschriften wen-
schclij'k achtte, om zijn vondsten wereld
kundig te maken; het. jaarboekje Cadsan-
dria, waarvan te beginnen met 1854 zes
jaargangen verschenen, en de „Bijdragen
tot de oudheidkunde en geschiedenis, in
zonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen",
die in 1856 voor liet eerst uitkwamen en
eveneens zes jaargangen beleefden. Voor
al het laatstgenoemde tijdschrift, dat Van
Dale te zamen mei zijn vriend H. Q- Jans
sen redigeerde, is van een dusdanig be
lang, dat niemand, die ook -maar ©enigs
zins met de hulpmiddelen bekend is,
een onderzoek van historischen aard,
Zeeuwsch-Vlaanderen betreffend, zal be
ginnen, zonder zich er van te hebben ver
gewist, of do bijdragen, wellicht reeds iets
over het punt in quaestie 'bevatten. On
middellijk practisch nut van Van Diala's
werkzaamheid voor de stad zijner inwo
ning block voornamelijk, nadat het ge
meentebestuur hem een onderzoek had
opgedragen naar den ouden rechtstoe
stand der wallen van Sluis, die door heL
Rijk als domein werden beschouwd. Het
resultaat van dit onderzoek is neergelegd
in een respectabel werk, genaamd „Een
blik op do vorming der stad Sluis en op
don aanvang hare vestingwerken van 1382
tot 15S7". Later aangevuld door een
„Naamlijst van de poorten, torens, stee
gors, enz. der stad Sluis in het midden
der 15c eeuw". Het werk, rijk van in
houd, verscheen in 1817, maar Van Diale
mocht de uitwetking van zijn streven om
de rechten der stad op de wallen aan
to toionen, niet nleer beleven. Borst na
zijn overlijden, werd de gemeente, „met
het oog op de g'esdhiedenis der vesting-
gronden", zooals in de considerans der
'wet (o lezen staat, door het Rijk in de
gelegenheid gesteld om de wallen tegen
een matige vergooding over te nemen.
Het blijvend voordeel hiervan wars voor
Slujs zeer belangrijk en als mocht betwij
feld worden of de archieven ook de di-
i;ect op geld waardeerbare belangen der
publieke lichamen kunnen dienen, wat
nog wel eens.schijnt vo.or te komen, dan
moge O'.a. worden verwezen naar het
voorgevallene met de Sluissche wallen.
Zoo heeft de archivaris Van Dnle voor
zijn werkzaamheid óp het gebied der
zuivere en toegepaste geschiedkunde den
fö'em van Sluis niet weinig verhoogd en
hot lijkt billijk en dus wenschelijfc, dat die
roeim terugvalt op dezen onvermoeiden
en begaafden werker.
Het was weer een Belg, die thans het
woord nam en wel de heer dr D|3 Saghor,
archivaris van Brugge, wonende te Kno
ck©. Op hetgeen deze spreker zeide, ko
men wij ook nader terug.
r
Die volgende spreker was de heer Ker
pestein, de voorzitter van het plaatselijk
comité, die wees op den rouw, die op
19 Mei 1872 te Sluis heerschte, toen
Van Dale door den onverbiddelijken dood
werd opgeëischt, gevallen als slachtoffer
van de afschuwelijkste dor ziekten, de
kinderpokken. Een schok voer door in
tellectueel Nederland en Vlaamsch België,
nu men de weldoorwrochte artikelen zou
ner volgelingen van de rots steeg, om
hun den doortocht te betwisten. Die Fran
schen drongen in wanhopige woede over
de brag; Arnaud hield zich een wijle
achteraf, in de hoop, dat de steenen en
het musketvuur der Balsille, die zooi
groote verwoesting onder de aanvallers
aanrichtte, hen terugdrijven zou. Maar
daar hiji weldra zag, dat zij' besloten waren
jolles op het spel te zetten, gaf hij bevel
tot den aanval en nu begon een aller
hevigst gevecht. Voor ©enigen tijd blee£
de uitslag, twijfelachtig; ten laatste ech
ter besliste de overmacht in getalsterke.
Die kleine bende werd overweldigd, -en, allo-
moed ontzonk hun, toen ziji zagen, dat.
de aanvallers hun banier reeds in het.
midden der hutten plantten, en een onge
weide later braken de vlammen uit som
mige daken en dreigden het geheele dorp:
in de asch te leggen. Zelfs hun opperhoofd'
scheen alles verloren te achten, en stond
jweifelend wat te doen, toen eensklaps een
stem werd gehoord, die den mismoedigen
Waldenzen toeriep: „Houd moed, dap
pere vrienden; het zwaard van den ITeere
en van Gideon 1" „Daar is de held van
tfen Sey weder 1" riep Arnaud ïn ver
rukking uit, „op, mannen! op, tot de over
winning, I zij zal onze zijn!"
Allen het zien van den geheimzinnigen
moeten missen van den man, van wien
men nog zoo veel verwachtte en die tel
kens nieuwe paden wees op het gebied
der taalwetenschap, die een baanbreker
was voor hen, die de oude bronnen der
geschiedenis zouden nasporen.
Spr schetste vervolgens, hoe Van
Dale in vreugde en droefheid met zijn ge
meentenaren meeleefde, hoe hij iu waar
heid de opvoeder was, niet alleen van
de jeugd, maar van al zijn stadgenooiten.
Diat Van Dale ©en practisch man was,
toonde spr aan, door te wijzen op zijn
werken gedurende 3 maanden dag en
nacht om aan te toonen, dat d'e wallen
van Sluis geen eigendom zijn van de
domeinen, maar van de gemeente Sluis.
Spr ontleent, dat Van Diale- zijn school
verwaarloosde voor zijn wetenschappelijk
werk, inzonderheid voor zijn woorden
boek, zoioals geruchten het willen doen
voorkomen, integendeel, hij trof in 1854
een verwaarloosde school en iu Februari
1855 getuigde de schoolopziener reeds,
„veel verbetering gevonden in de orde,
de zindelijkheid en bezigheid. Ook was
ik tevreden over de vorderingen der scho
lieren". Vooral ook bij' het schoolexamen
in 1857 kwamen het kunnen en kennen
der leerlingen uit en vestigde Van Dale
voor goed zijn naam als uitstekend on
derwijzer.
Verschillende goede onderwijzers zijn
aan Van Dale's school gevormd, nieuw
leven wist hij het dorre- onderwijs dier
dagen in te blazen. Talrijk zijn de school
uitgaven van zijn hand, die nieuwe ge
zichtspunten openden en vel© jaren op
geen enkele boekenlijst der lagere en
middelbare scholen ontbraken en nog
niet overal verdrongen zijn.
Als men met een oud-leerling1 en hem
spreekt, hoort, men een lofspraak zoo
vleiend, zoo welgemeend, als maar zel
den een onderwijzer ten deel valt. Vele
zijner oud-leerlingen zijn oen sieraad ge
worden der maatschappij- Spr noemt
slechts een dier velen, den bekenden heer
Bekaar, oud-inspecteur-generaal van den
Rijkswaterstaat, die nog altijd met geest
drift. spreekt var: de lessen, die hij van
den heer Van Dial© ontving.
En dat alles was het werk Van een
autodidact, die bezitter was van alle lg-.
gere akten, die het ^©vyuarejoordo lid was
van een twaalftal binnen- en buitenland»
I sche geleerde genootschappen, u-èn vrienu
f«it ymagboait d32®r hoogleeraren, wien do
schitlcfetidste en meest lucratieve betrek
kingen werden aa,tigeboden; ei)die toch
de nederige dorpssc.hoolmeesief bleef, met
weinig tevreden. Eon zwakke poging deed
de burgerij om dien man te eeren, door
een gedenkzuil op te richten op zijn graf
maar grootscher hulde zou hem gebracht
worden in 1928 op zijn honderdsten ge
boortedag. Diat was het heilig voorne
men dor Sluizenaars. Edoch, het heeft
niet zoo1 mogen zijn. Do wakkere
Zeeu vvsch Vlaamsche studentenvereeniging
was hen voor. liet was die veroeniging,
die onder leiding van den eminenten ver
dienstelijken Zeeuwsch-Vlaming mr P.
Dlieloman, zorgde voor een betere hulde,
want Van Diale behoort den gehoelen
Nederlaudschen stam. Hij heelt recht op
de hulde van a.l zijn taal- en stam
verwanten.
ITeeren leden van het Zeeuvvsch-Vlaam-
sche studentenkorpt, ik geloof de tolk te
zijn, aldus spr., van al waf Nederlandse'-
denkt en voelt, als ik U hartelijk dank
zeg voor Uw met succes bekroond initia
tief. Moge dit beeld vele jaren getuigen
van do verdiensten van mijn edelen ambts
voorganger, maar tevens het nageslacht
doen inzien, welk een groot kunstenaar
bondgenoot stortte allen nieuwen moéd
in. Hij en Arnawl gingen vooruit. „Het
zwaard des lieeren en van Gideon!" zoo
galmde het ten hemel, en die stem werd
teruggekaatst door hen, die op den top
des bergs dit tooneel aanschouwden. De
vastberadenheid en koene moed, waar
mede zij zich nu op do brug wierpen,
brachten schrik en ontzetting in de har
ten der vijanden. Hun vlag werd schielijk
omvergehaald en zestig Franschen lagen
daar wentelende in hun bloed. D|e lucht
weergalmde van het gejuich der over
winnaars, en hun eerste werk na het
blusschen der, vlammen was hun dank-,
zegging op te zenden tot den Hesre der
legerscharen, die ook nu zijn kleine Gi
deonsbende niet beschaamd had. Slechts
één strijder was in hun gelederen geval
len. Zijn lijk lag daar onder die des
vijands. Aller vreugde veranderde plot
seling in treurigheid, toen ziji bemerkten
wie de gesneuvelde was. 'tWus de hun
on&ekende held, die juist ter goeder ure
was toegesneld, om aller moed te ver
levendigen en hun do overwinning te
schenken. ITij had een doodelijke wonde,
in de zijde gekregen en lag daar bewe
gingloos. 1
j (Wordt vervolgd), j