nes iLBURG DE ZEEUW PEN LAND TWEEDE BLAD. rerkoop ienstMe INCH. Oogarts, De ballingen van Lucerna. Vesta, ddelburg. )0 prachtige ienstruiken Wegers en s gevraagd, Smidsknecht consulteeren. QRIEK FEUILLETON. °/0 korting op istuuma, :isjes-Mantels, Mantels, ponneD, nder Jurken, Blouses, as f 8.50, f 12, f20; :n-Costuums en hooger; vanaf f 3.90 ille Jongens helft van den n prijs; en-Pantalons 2.49; :n (prima) f 6 naf f6 maf f2 ;en 98 ct. 98 cl.; tken f 2.25 anaf f3.50 .eurde DSmes- 49 en 59 ct. ■Cousen en 80 ct. ren vanaf 39 c 4, 28, 34, 38 ct.; 4 25 en 28 ct 29,36 en 40 c; /4 69 en 79 ct. latoen 39, 44, 55 ct.; Katoen 26, 30 ct.; een groote iiverae tprijzen. OOP: Ier mooie vrucht, WATTEL, Bosch- e (W.) jevraagd, CapelleBiezelinge. onder letter G >lad te Goes. nd seizoen. Eigen- sn brieven te zen- B. 0. B. Bureau Goes, stplicht van den terstond DE JAGER, ederij, Driewegen. Jeiuffr. irg. RIVIERE, HUUR: of Bovenhuis in het centrum van gen aan het bureau fGoes onder letter N. j VAN ZATERDAG 26 JULI 1924. No. 251 Vrijwillige Landstorm. Dezer dagen zal met dankbaarheid lier- dacht worden, voor hoe grooten nood onze God ons vaderland heeft behoed, door ons buiten den oorlog te houden, niettegenstaande meer dan eenmaal 't ge- i'vaar om er in betrokken te worden niet gering scheen. Het jaar 1914 zal dan nog eens wor den opgehaald in dagbladpers en volks vergadering; en met dankbaarheid zullen herdacht worden zij die zich destijids vrij willig voor de landsverdediging hebben gegeven en opgemaakt. Énkelen hebben er zelfs bet. leven bij ingeschoten. Voor luinne ouders en bloed verwanten onvergetelijk, diep smartelijk. Wij herinneren alleen maar aan het ge val met den korporaal J. te Goes. Maar nu de nog levenden, zijn die in den loop dezer tien jaren ook bedacht geworden? Wij waren reeds meermalen in de ge legenheid deswege een klacht uit te spre ken en grijpen deze gelegenheid weer aan. Wij wenschen 't evenwel nu niet te doen in onze eigene woorden, maar met. een aanhaling uit „De Nederlander" van 18 Sept. 1923. „Hieraan zouden nog toe te voegen zijn: de mannen die in 1914-^-1915 zich gansch vrijwillig gaven tot bescherming van onze neutraliteit en handhaving van ons volks bestaan. „Uit alle rangen en- standen, zoowel jeugdigen als van Imogen leeftijd, gaven zij gehoor aan den oproep onzer Koningin en achtten - - vooral in de Zuidelijke provinciën geen moeite te .groot om zic-h te bekwamen tot de gestelde taak. Mei volkomen toewijding hebben zij zich gegeven, welende de gevaren die dreigden en enkele malen zéér nabij waren bereid om zoo.noodig alles op Ie offeren voor wat zij vrijwillig hadden aanvaard. Tn do Novemberdagen 1918 behoorden de mannen van den Vrijw. Landstorm dan nok tot de eersten die zich schaarden om den troon tot handhaving van het wettig gezag. „Door hel beëindigen van den oorlog en de verandering van den Vrijw. Land storm in een „Opleid ings Instituut", wer den zij ontslagen van hunne verbintenis en veelal mei een „go kunt uw spullen inleveren", afgedankt. „Voorwaar, een povere dank. Deze goe de vaderlanders hadden .beter verdiend. Hunne toewijding en opoffering schijnen thans in Regeeringskringen niet meer her- dacht, want zoomin in vorige jaren als in dit Jubileumjaar viel ook maar aan één hunner de geringste Koninklijke on derscheiding te beurt. „Laten die mannen dus hij ziehzelven de gedachte bewaren dat zij gedaan heb ben wat het hart hun ingaf; laten zij aan hunne kinderen en kindskinderen ver tellen dat er in de bange oorlogsjaren 'zooiets bestond als een Vrijwillige Land storm.. Officieel is „men" dat vergeten Nederland herinnert, zich dat. niet meer!" Rotterdam en hel Tarief. Het zijn van ouds de hoeren uit Am sterdam en Rotterdam geweest, die zich heftig gekant hebben tegen elke tech nische herziening van hot tarief. Men mag yeilig zeggen dat men aan dien kant vastelijk geloofde aan het dog ma van den Vrijhandel. Dit laatste nu kan voor wat Rotterdam betreft, niet meer gezegd worden. Do Rotterdamsohe Kamer van Koophandel heeft zicli met 12 tegen 8 stemmen ver klaard voor het ontwerp van den minister van financiën. liet bureau dezer Kamer had tal van firma's om hare meeningen en advie zen gevraagd; en na déze te hebben vernomen een drietal conclusies gemaakt, over welke de Kamer zich. kon uitspre ken. Conclusie A bevatte een scherp pro- 4). „Dierbaarste vader", zeide Herbert, zich verzettende tegen de aandoeningen van droefheid, waaraan zijn gevoelig hart tegen wil en dank had toegegeven, „ons leveu is niet in onze hand. Die Herder Israels, Hij, die niet slaapt of sluimert, zal over de rustplaats waken, die alles bevat, wat wij op aarde het liefst hebben. Hij zal niet toelaten, dat zijn eigen schaap in de wildernis ouikomt. Tracht eenige uren rust te nemen. Misschien, dat de morgen u versterkt vindt, en Gotds voor zienigheid moge onze schreden alzoo richten, dat wij spoedig een plaats vinden, waar gij het hoofd zachter kunt neder liggen". „Ja, mijn kinderen, zeide de oude leer aar, het laatste woord zijns zoons op vattende, „morgen zal dit hoofd zacht- Icens liggen, neergevleid aan de borst mijns Verlossers,' en deze oogen zullen zich openen voor een dag, die door geen nacht zal gevolgd worden. Neen, neen, beste Herbert, gij zoudt mij willen doen gelooven, dat het de schaduwen des test tegen het ministerieel ontwerp; daar bleek niemand voor. Conclusie 13 be helsde een veel zachter protest, met als slot onaannemelijk. Conclusie C noemt wel verschillende bezwaren, doch ver klaart zich ten slotte voor; natuurlijk met de daarbij uilgesproken hoop, dat deze technische herziening slechts lijdelijk zal zijn. Mr M. Mees, die voor concept 13 was, bestreed het ontwerp met groote beza digdheid; de heer van Rossem, die aan vankelijk vóór het ontwerp was, viel hem bijdoch andereno.a. de lieeren Stokdijk, Ros, Van Hoorn Borst, Schiirtnann en Van Hoboken ver klaarden zicli voor concept C, welks con clusie aldus besluit: „omdat de Kamer overtuigd is, dat het zeer gering beschermende element dat reeds in het bestaande tarief ligt, in het nieuwe tarief wel een factor van cenigszins grooter beteekenis zal zijn. maar dat het ontwerp toch nog ,a 1 s van fiscale strekking kan wor den beschouwd. Nu staan wij met alle antirevolutio nairen. op het standpunt dat vrije handel het beste, het eenig goede is, wanneer namelijk alle handeldrijvende natiën er ook zoo over denken. En dus niet op het standpunt van het protectionisme dat nu allicht roepen zalVan. Rotterdam begint de victorie! Immers hier is geen victorie. Hier is alleen een van invloedrijke vrij handelaren uitgaande verklaring dat het ontwerp-Colijn met protectie niets te ma ken heeft, sterker 'nog „van fiscale strek king kan worden beschouwd". Een ver klaring waarin niets verrassends ligt, al lereerst voor den minister niet. Immers wat deze heeren van zijn ontwterp zei den, wist hij zeiven al lang" dat 't zoo is als zij .zeggen. Maar dat zij liet zeg gen, en dat zij het zeggen, en dat zij liet zeggen het niet voor zich hou den en er den smaad der heele linksche oppositie van Boon tot Wijnkoop; en van misschien den lialven Rotterdam- sclien groothandel voor over hebben, dat is het verrassende; en dat doet ons met 'toog op den minister genoegen. .Rotterdam is dan nu voorgegaan. Dat Amsterdam volge! Nationalisme. Het wordt steeds moeilijker te weten wat nu eigenlijk de S. Dl. A. P. is en wat zij wil. Terwijl de een den nadruk legt op den klassenstrijd voert de ander liet pleit voor een kaste strijd. De een dweept met de democratie en als vrucht daarvan met het algemeen kiesrecht, maar tegelijkertijd komt Mi' Troelstra, die reeds vroeger adviseerde de stemmen niet te tellen, maar Le wegen, met de verklaring dat met liet algemeen kiesrecht in de Kamer weinig te hereiken is. Terwijl hier liet geen man en geen cent als de hoogste wijsheid wordt verkondigd, moest zelfs in „Het Volk" worden toe gegeven ijat de Lahour-regcering in En geland met alle beschikbare middelen do landsverdediging wil behartigen en dat zij maatregelen wil nemen de Marine op de tegenwoordige sterkte te houden en in overeenstemming met de eischen van den moderne ntijd. In ons land is volgens het strijdprogram het streven hot volksonderwijs vrij te ma ken van elk streven naar nationalisme, maar van MacD'onald heet het dat hij is een overtuigd en onbuigzaam natio nalist. Nationalisme, zoo verklaarde MacDo- nald is niet agressief (aanvallend)na tionalisme is zélf-eerbiediging en zij, die eigen aard het meest eerbiedigen, zijn de beste menschcn om dien van anderen te eerbiedigen. Volgens de Engelsche socialisten is na tionalisme dus een deugd on stelt men er een eer in onder de overtuigde en onbuigzame nationalisten gerekend te worden. Hier echter wordt elk streven naar na tionalisme uit den booze geacht en wordt zelfs door roode raadsleden een histo risch volksfeest geweigerd omdat het z.g, een nationalistisch karakter draagt. (N. Leidsche Crt.) doods nog niet zijn, die mijn oog beginnen te verduisteren, maar meent niet, dat ik vrees, de donkere vallei te betreden, haar duisternis is vo;oa* mij weggenomen. Dis eenige wolk, die de helderheid van dit uur verduistert, is de gedachte aan u, mijn dierbaarsten, die ik ettelijke dagen langer moet achterlaten, om de stormen dezer wereld te doorstaan. Maar het is in allen gevalle toch slechts een kleine stroom, die ons zal scheiden; weinige spoedig heensnellende jaren zullen ons, naar ik vertrouw, vereenigen tot een heilige, gelukkige familie in den hemel Maar kom dichter bij mij, kinderen mijn krachten raken uitgeput. Ik na der nu tol de duistere wateren de schaduwen vermenigvuldigen zich om mij heen. Ik voel mij gedrongen, mijn klut sten zegen te leggen op de" hoofden van hen, die ik het meest bemin. Luister, Herbert, mijn jongen en denk hierbij altijd aan den laatste» traan, die nu mijn oog vult, aan u vertrouw ik mijn beminde Alice toe, en de vaste overtui ging, dat gij u van die plicht niet liefde en ijver zult kwijten, is een heerlijke vreugde voor liet vaderhart". „Neen, vader, neen," zeide Alice, zijn ijskoude liand vattende, en die met hare tranen bevochtigende; „neen spreek De vijand die de jeugd belaagt. Mevr. van Hoogstraten-Schocli schreef dezer dageii in de „Nederl." een ernstig woord aan ouders dat we hier laten volgen Eenogen tijd geleden heeft een bekend prediker midden 'in zijn toespraak zijn hoorders een nooit te vergeten woord toegevoegd. „Zie zoo", zei hij, „sommige dingen moeten mij van 't hart." „Van de week ben Ak eens gaan kijken hoe in deze groote stad uw jongens en uw meisjes hun avonden doorbrengen." Toen deed hij een hartverscheurend re laas van wat er op allerlei gebied te koop is en hoe zondig de jongens en de meisjes zijn, welk een treurig contrast ze vormen met de eerbiedwaardige menschcn die daar hun vrome liederen zongen en op rijen stichtelijk zaten te lusiteren Misschien zegt menigeen onder ons: „Ik vind liet heel niet fijn gevoeld van dien predikant o;m over zulke onkiesche onder werpen in een stichtelijke samenkomst te spreken. Bovendien wat kan men doen? Uien kan zijn opgroeiende kinderen toch niet als een geit aan een paal op een klein grasveld vastbinden!" De flinke, openhartige dominee liet zijn HOLLAND'S BESTE FABRIKAAT hoorders niet met zulke overdenkingen alle verantwoordelijkheid op zij zetten. „Hoeveel procent schuld ligt er voor Uwe rekening, dat Uwe jongens en meis jes zoo hunne avonden doorbrengen?" heeft hij gevraagd. Misschien deed zich toen in menige ziel een stem hooren. Mis schien is de een of ander wat voorzich tig gaan verschikken op zijn plaats. „Hoe veel procent schuld is er hij U, ouders?" lloe Wreed klonken die woorden in ile Amerikaarische parochie-kerkI Misschien klonken ze wel in de ooren van zedige •moeders, die zelfs niet wisten, dat ei- zulke plaatsen en gelegenheden ook maar bestonden. Weet ge, ik voel me vandaag, nu ik zit Ic schrijven, zoo'n beetje als die predikant ik ook heb aan allen in groote steden, in tuindorpen, op 't stille platteland, aan allen, jie kinderen bezitten, wat te zeg gen. Ik bid IJ, slaat deze woorden niet over, zegt niet en maakt U er aldus van af: „Hoe onfatsoenlijk om zulke dingen in een courant le bespreken! Wat is men tegenwoordig onkiesch!" Ik geloof dat men deze dingen niet voor niets als op zijn hart gebonden krijgt. Wie in onzen tijd niet met gesloten oogen door 't leven gaat, en wie met veel dat jong is in aanraking komt, dien is de ontroering niet uit 't hart. Weten wij 't wel, wij vrome vaders en vrome moeders, dat het leven voor onze jongens en meisjes heel moeilijk is ge worden, dat het aantal verzoekingen en verleidingen ontstellend is toegenomen, en dat weerstaan aan allerlei invloeden soms heldenwerk is voor onze jeugd? Weten we wel, dat er een zware strijd te voe ren is tegen al wat onrein en leelijk en vies en slecht is? Hebben wij onze kin deren \yj] ooit in dien strijd gesteund? Hebben we ooit toen het stil was en we alleen waren met onze kinderen, op zach te»., gedempten loon gesproken over 'din gen, die ze anders misschien van anderen op de gemeenste manier 'hooren? Weten we~wel, dat er een zonde is, die knaagt aan veel wat jong en rein is, en die een opgroeiende» knaap gelijk maakt aan een plant, welke geen goeden bodem heeft? O zeker! we sturen onze kinderen, als ze ziek zijn, naar den dokter, naar zee zelfs, of naar de bossclien; we geven lmn versterkende middelen, met een bezorgd gelaat praten wij er over dat ze bleek zien. Ik 'zou wel eens willen weten, hoe veel jongens in hun hart het blijde ge voel hebben „Bij moeder kan ik met alles terecht." Ik zou wel eens willen weten, hoeveel vaders lmn knieën buigen om met hun jongens hulp van Boven af te smeeken voor zonden, waarover ze met niemand anders kunnen .spreken niet van den dood! Ik wil gaarne van al het andere beroofd worden; maar wat zou mij het leven zijn, zonder hem, die er voor mij al de vreugde van uitmaakt? Indien deze plaats uw graf moet zijn, zal zij ook het mijne wezen, en eveneens van Herbert!" „Niet alzoo, mijn kind," herltam de vader, zijn bedroefde dochter teeder lief kozende; „mijn tijd is gekomen mijn krijgstocht is voleindigd. Dit zwakke lichaam kan niet langer in den wijngaard mijns Hemelschen Meesters arbeiden en Hij roept mij naar huis, tot mijn kroon, Maar wat u aangaat, kinderen, gij wordt op uw levensweg alleen gelaten. Weest uw God getrouw, Hij zal u niet verlaten. Vreest deze voorbijgaande wolk niet li-aar duisternis zal spoedig verdwijnen. Ja," zeide de oude, alle krachten, die hein restten, inspannende„Die vlammen, die gij nu uit onze valleiën ziet opgaan, mogen onze woningen vërteeren: het heerlijke huis, waarin wij en onze vaders hébben aangebeden, moge verwoest, en al wat ons lief was, vernield worden; maai de God onzer vaderen zal nooit toelaten, dat het licht van den kandcl.aar genomen wórde, al wordt de kandelaar ook van zijn plaats gew.eerd. Gods braambosch moge branden, verteren kan hij nooit!" Hoeveel procent schuld hebben wij, ouders, aan de zonden van het opgroeien de geslacht? „Ja maar", zegt misschien hier of daar iemand, „ik kan nu eenmaal over die dingen niet spreken, de woorden willen me niet over de lippen". Ach, praat toch niet zoo onverstandig, alsof je met praten moet beginnen! Als je zoo'n lief, opgroeiend kind hebt, en je het zóó zielslief hebt, dat je wel je hartebloed zou willen geven om liet ge lukkig en goed te maken, dan koop je, als het zich begint met allerlei problemen be zig te houden, een van de vele mooie boekjes, die er geschreven zijn en die op een teere kieselie wijze allerlei dingen 'behandelen en dan geef je het hem, ,en als hij het gelezen heeft, praat je er eens over, zoo af en toe bij voorkomende ge legenheden. En als de knaap van kind man gaat worden, sta je vast als een rots achter hem met je gebeden, en met je liefde, en met. je teere zorg,en je laat hem lezen ,als het noodig is, liet bekende hoekje van Johanna Breevoort. Ik bewonder deze moedige vrouw, dat zij zoo'n onderwerp heeft willen behan delen. 't Is heel niet gemakkelijk, en er is geen eer aan te behalen. Hoe menig luchthartig, oppervlakkig mensch heeft dit boek met een afkeurend gebaar op zij geschoven en -gezegd: „Bah, wat een onderwerp, een beetje vies", niets voor een vrouw I" Weten ze dan niet van de pestilentie, die in do donkerheid wandelt en die op den middag des levens verwoest? Waarom zou men rijk en beschaafd moeten wezen om zijn kinderen te hel pen? waarom zou een eenvoudige vrouw niet op allerlei kunnen bezuinigen, om haar kind, haar jongen of meisje, zoo'n goed hoek in handen te geven? Hoeveel jongeren hebben gezondigd uit onwetendheid. Ik zou wel willen weten, hoe voel percent schuld er op rekening van de ouders komt? En als het kind, dat je zoo lief hebt, gaat trouwen en in een heel onbekende wereld te land komt, waarom is dan niet het eerste huwelijkscadeau dat je haar in handen geeft, het mooie boek van clr Diupont, dat, naar ik meen, al zijn zesden of achtsten druk beleeft en uitgegeven is bij Kok, te Kampen? Waarom moet een mensch zijn lichaam als een tempel Gods bewaren en ér in wonen als een vreemde en als een on wetende? Vandaag doe ik als de prediker in Amerika. Ik kijk U in gedachte allen vast in de oogén. en ik schaam me heel niet, dat ik zulke onderwerpen aanroer en ik vertel U dat er treurige, nare, xiels- bedroevende dingen zijn onder onze jeugd, onder onze lieve jongens en meis jes. Hoeveel procent schuld hebt gij er aan? Indien ge nooit een inlichtend, een hel pend, een begrijpend woord tot uwe kin deren hebt gesproken, dan zeg ik U, dat ge er meer dan de helft schuld aan licht. Indien ge nooit met een gebed in het hart, hun een waarschuwend of uitleg gend boek in de handen hebt gegeven, dan zeg ik IJge hebt er drie kwart schuld aan. In mijn Werkkamer hangt zoo'n mooie plaat, 'tis de bekende „biddende handen" van Albr'ècht Driirer. Niets dan twee handen die in bidden de houding zijn opgeheven. Wie kijkt er niet graag naar? Wien sticht het niet? Wien doet het geen goed? Wien heeft het niet veel te zeggen? Eén houding is er maar voor ons, ouders, als we aan onze kinderen denken, aan de kleine of de groote, aan de zui gelingen of aan de volwassenendie van het gebed. Maar met blijdschap bemerk ik, dat de schilder als voorbeeld tot zijn leekening heeft gekozen: twee gespierde Werkhan den. Werkhanden in 'biddende houding. We moeten bidden eu werken. En werken "doen we, als we vechten met den vijand, die de jeugd belaagt, als wij onze jeugd Wapens in de handen ge ven, en ze steunen en helpen eu ach ter ze staan met bemoedigende woorden en met ze meeleven den ganschen weg, totdat we van onzen post ontheven wor den. Uitgeput zonk hij neder, de poging om zijn kinderen vaderlijken raad en troost too te dienen, had te veel van hem ge vergd. Herbert plaatste zich op' een kor ten afstand, in de hoop, dat hij eenige rust mocht genieten, om deze laatste uren zoo mogelijk nog een weinig te ver lengen, daar liij wel zag, dat hot spoedig met vader ten einde loopen zou. Zijn zuster door vermoeidheid overmand, was aan de zijde haaris vaders in slaap geval len, terwijl zij steeds zijn vermagerde hand vasthield. Na zoo- goed mogelijk voor hun verwarming' gezorgd te hebben, wikkelde de arme jongen zich in zijn mantel, en zette zich bij de smeulende asch van het vuur, van tijd tot tijd heen en weder too pende om wakker te blijven en tevens' uit te zien, of eenig gevaar zijn dierbaren in den .slaap kwam storen. De maan was nu tot hoven de vallei gerezen, haar stralen spiegelden zich in de glinsterende wateren der Police, an do tegenoverliggende bergen wierpon hun schaduwen naar beneden. Een traan ont rolde aan Herberts oog, toen hij den blik naar de rockende puinhoopën wend de, van waar bij wijlen het gejuich dei- vijandelijke .soldaten, die de heiligdommen der waarheid in plaatsen van- heiligschen- nende brasserij1 veranderd hadden, door P. Berg m e ij e r. Die heer P. Bergmeijer, die 4 Juni per s.s. „Rembrandt; uit Batavia vertrok, is, naar we reeds meldden, hier te lande aangekomen. In de Indische „Banier" lozen we; „Of het voor goed is, dan wel slechts voor een verlof van 11 maanden, weet thans niemand dan God alleen. In verband met zijn eigen wensch, beïnvloed door de noodzaak van zijn gezin, hebben wij af scheid van hem genomen, alsof hij voor goed gjng. Op velerlei wijze is dezer dagen hem hulde en dank gebracht voor het geen hij- voor allen Christelijken arbeid hier te lande gedaan heeft. Op 26 Mei j.l. werd hem een afscheidsavond aan geboden, welken hij zelf een „onvergjete- lijken" noemde. Als stoffelijk bewijs van onzen dank eu vriendschap boden wij hem een djatihouten boekenkast, die alge- meene bewondering wekte aan; aan mevr. 12 zilveren couverts, terwijl een album, houdende de namen van allen, die aan dit huldeblijk hebben meegedaan, nog in bewerking is. Na dit alles behoeven wij niet veel meer te zeggen. God geleide zijn weg en dat van zijn geheelé gezin". Ook de „Locomotief" wijdt aan den heer Bergmeijer eenige woorden en zegt onder meer; „De heer Bergmeijer behoort tot de militante verdedigers van de antirevolu tionaire beginselen, zooals Kuyper's school er zoo vele heeft gevormd. Vooral de eerste tijden van zijn publicistische werkzaamheid heeft de heer Bergmeijer door 't openlijk belijden van zijn beginse len, in een de materie boven alles dienen de koloniale maatschappij, aan ve'el be strijding, en ook wel aan veel smaad, blootgestaan. Dit heeft hem nimmer ont moedigd. Deze sterke figuur behoefde den strijd ook niet te vreezen. Hij voorde dien met krachtige en altijd met blanke wa penen. Diil kan ook gezegd worden van zijn parlementairen arbeid. Ho© men te genover Bergmeijer's beginselen ook stond te erkennen viel, dat een eerlijk man ze verdedigde, die in de hitfe van den strijd misschien eenzijdig, ook wel eens on billijk mocht zijn, maar wien het tenslotte toch altijd om niets anders ging dan 'de zaak. Slagvaardig was het Volksraad lid Berg meijer in niet geringe mate. Dint bleek wel het best, wanneer hij in. debat gewik keld raakte met het socialistische lid, den 'hoofdingenieur Cramer, en in zulk een oratorisch tweegevecht kwam den heer Bergmeijer dan altijd goed te stade het bezit van een knipselverzameling, saam- gelezen uit de schrifturen der tegenpar tijen. Dia,ar had een elk zoo maar niet da delijk van terug. Maar die tegenstanders wisten er langzamerhand ook wel raad op. Vei telde de heer Bergmeijer, met een biinöelingsehen greep in zijn politieke pa- troontasch, dat de een of andere pirofeet der wederpartij het destijds iieel anders had gezegd dan de discipel, dan had deze langzamerhand zijn antwoord al klaar; wc-1 mogelijk, meneer Bergmeijer, maar dan zei hij het in een ander verband, En de tegenpartijen namen zich voor, om Groen en Kuyper en CoJij'n ook eens wat beter te gaan bestudeeren, ten einde dien lastige» Beigm-eijer opi hun beurt te troeven Bergmeijer',s optreden gaf dan altijd wel 'kleur aan de debatten en als hij sprak, dan was bet met het vuur van den pro pagandist, i Hoewel niemand de roerselen der po litiek vermag te peilen, zo» is het wel waarschijnlijk, dat den heer Bergmeijer eon plaats zal worden bereid op het Bin nenhof, waar hij zeker met evenveel gloed de Indische zaak, zooals hij die ziet, zal behartigen, als hij het in en huiten het Hertogspark vele jaren liceft, gedaan". Die heer Stokvisch schrijft in „Het In dische Volk", het orgaan van de Indische Sociaal-democratische Partij, als volgt; „Die heer Bergmeijer is reeds aan boord als deze regelen de piers verlaten. Hij gaat naar Holland en zal ook daar zeker niet vreemd blijven aan het staatkundige leven. Dieze tegenstander heeft aanspraak op -een afscheidswoord. Er is, voor wié in goede trouw elkaar in den politie- ken strijd onverbiddelijk tegenoverstaan en dan de persoonlijke gevoeligheid niet stceeds vermogen to ontzien, dikwijls be den adem van den wind tot hen werd werd overgebracht. „Kan het zijn", dacht hij, terwijl hij zijn gepeins voortzette, „kan het zijn, dat het schouwspel daar voor mijn oogen in waarheid iets anders is dan de schrikbeelden van -een koortsachtigen droom? Kan een enkele korte dag ons van oen vader en van een „tehuis" be roofd hebben, en maken, dat wij: on bekend in de wildernis, den dood vinden? Moeten dan waarlijk deze handen, waar mede ik gehoopt had in vrede de oogen van den beminnenden vader in zijn eigen woning toe te drukken, en zijn hoofd op het kerkhof, te midden zijner geliefde ge meente ter ruste te leggen, geroepen wor den, morgen hier zijn graf te delven, en het met bergzoden te bedekken?" In zoodanige gedachten verdiept, zat de bedroefde jongeling, bewegingloos bij de overblijfselen van zijn vuur. Geen ademtocht stoorde de stilte van dit uur. Slechts werd het gemurmel van den stroom daar beneden gehoord, en som tijds hel in de verte wegstervende geluid der brooddronkenheid, waarvan wij zoo even spiraken. (Wprdt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 5