Gemengd Nieuws. Posterijen en Telegrafie. Zeeuwsche Stemmen. Zoo werd 't was in 1895 de hoogleeraar in het staatsrecht ook jour nalist, schrijver van staatsrechtelijke, eco nomische en juridisch-filosophische on derwerpen, van sociale vraagstukken, van studiën en schetsen. F.en man van weinig woorden! In zijn Studiën en Schetsen", die wel het hoofd werk van prof. Fabius genoemd kunnen worden, heeft de schrijver van den aan vang af gehandeld naar dat principe. Geen zin te veel. Nooit tien woorden gebruiken, als in negen de gedachte, welke men wenscht te belichamen, kan worden uitgedrukt. Ze kregen naam, de korte, pittige artike len in het periodiek, uitgegeven als vervolg op de beschouwingen, welke de hoogleeraar van 1903' tot 1908 geregeld voor het anti-revolutionaire dagblad „De Rotterdammer" schreef. Vijftien lange jaren, van 1909 tot 1924 is elke maand het tijdschrift verschenen, dat in de eindelooze rij der Ncderlandsche periodieken een eigen plaats bekleedde. Thans is de uitgaaf gestaakt. De schrijver wenscht den beschikbaren tijd aan andere werkzaamheid te geven; en vleit zich, dat, wie eenige waarde aan zijne denkbeelden op staatkundig en maatschappelijk gebied mocht hechten, in de vijftien series van „Studiën en Schetsen" vrij ruime gelegen heid vindt om de lijnen daarvan te leeren kennen. Inderdaad. Wie beter dan professor Fabius wist in zijn artikelen te wijzen op leemten en lacunes., wie durfde, als hij, te critiseeren, ook daar, waar het den arbeid van geestverwanten betrof. „Ik geloof", zegt de geleerde grijsaard als! wij; hem vragen naar de resultaten; 'van dien vijftienjarigen arbeid, naar de voldoening, die zijn publicaties hem schon ken, „ik geloof, dat mijn bestrijding van de democratie als. de ontbinding van tiet loven niet geheel zonder invloed is ge weest. Ik heb veel geschreven over de Nationaliteitsidee en het Zelfbeschikkings recht, maar vaker nog koos.' .ik de demo cratie tot onderwerpt, omdat ik er sp!e- ciaal de aandacht opi wilde vestigen, dat democratie niet beteekent een ruime volks invloed, maar het oplossen van het le ken in een atomenmaissa., „In die lijn voortgaande, heb ik ook vaak gestreden tegen de zoogenaamde vakvereenigingen, die niet zijn vereeni- gingen van en voor het vak, maar ver- eenigingen van de werklieden buiten ver hand met de plaats in het vak, als ato men, met uitsluiting van den. patrooii, en niet voor het vak, maar voor de, in hoofdzaak materieele behoeften van de werklieden. ..Ik erken natuurlijk volkomen liet recht, voor de materieele belangen van de werklieden op te komen, maar ik ■betwist het recht, dat vakvereeniging te noemen. „Gedurende de acht-en-twinlig jaar, dat ik zitting had in den Amsterdamschen gemeenteraad, heb ik volop gelegenheid* gekregen, van mijn opvattingen in zaice vakvereenigingen te doen blijken. Ik her inner mïj onder anderen, dat iemand mij in een debat over de politie-organi- "satie toevoegde: „Volgens u zou misschien ook de bur gemeester daarvan deel uit moeten ma ken". En ik antwoordde: „Zeker, de bur gemeester in de alleréérste plaats. Hij is immers liet hoofd der politie?" „Atomen zijn de werklieden, en met hun vakvereenigingen beoogen zij niet den bloei van hun vak, maar hun eigen bloei. Ten nadeele van het vak, worden de belangen daarvan ondergeschikt ge maakt aan de materieele belangen der werklieden. „Wij zien liet aan de buitengewoon hooge loonen, onder welker druk de vak ken lijden. Hoeveel, dat waard zou zijn, gepubliceerd te worden, kan nooit lnet licht zien, omdat men voor de kosten terugdeinst. Zoo gaat het overal. „Met alle geweld heeft men de marge •tusschen het loon der geschoolde en on geschoolde krachten klein gehouden, nret het gevolg, dat overal de ongeschoolden een overheerschenden invloed hebben. De ontkleede mensch, het atoom, dat is de maatstaf geworden. Een simpele onder wijzer zonder meer mag vooral in salaris niet veel achterstaan bij het hoofd, bij den collega met twee, drie, vier actes. De verbanden moeten wegvallen! 't Gezag van ouders tegenover kinderen vindt men teen onding. Ieder in het gezin gelijke rech ten; vader, moeder, vijf kinderen en een dienstbode zijn acht individuen, zoo re deneert men. „Neen", zeg ik, „voor mij vormen die acht. personen een gezin, waarin den vader, den ouders de grootste macht toekomt". „Van deze democratie Is aristocratie niet de tegenstelling. Deze democratie openbaart zich, zooals zij dat deed 'in 1848. Toen zoo goed als nu, als in 1918, redeneert men. Wij zijn niet gebonden aan teen staatsverband, als wij willen, gaan wij op ons zelf leven." „Zoo door redeneerend zou ten slotte telke stad, -elke straat op zicli zelf kun nen gaan leven. Maar dan krijgen wij niet meer^ een georganiseerd geheel; .als het individu zich daarvan zou kunnen los maken, beteekent dat: de chaos." (Slot volgt.) Uit Brighton. Luisteren we Weer eens naar Sr Gun ning, die vorig jaar zijn vacantie te Brighton doorbracht. Hij prijst de geestig heid van vele .Engelsche Christenen. Bid dende menschen en toch zoo geestig in de tafelgesprekken. Maar .zoo' sc'hrijft dr G. in „Pniël" Maar de grondtoon van alles is: hoe rijk is toch de Heiland, dien wij liefheb ben en dienen, welk een voorrecht is het Zijn kind te zijn! Ik zal eens enkele anecdoten opteeke- nen, die ik zoo te hooi en te gras opvang. Ook hier wordt met luider stem „Amen" gezegd op elk gebed, en af en toe hoor je ook wel eens midden onder 't bidden van iemand een stil „Ja, Heer" of „prijs God", al doen ze het niet zoo vaak en zoo luid als onze broeders en zusters van het Heilsleger. Nu was er eens een predikant (zoo vertelde een onzer') die er nog al een hekel aan had dat een zijner kerkgangers onder zijn preek zoo vaak dergelijke uitroepen deed hooren. Hij had er hein al eens een paar keer over aangesproken, maar het hielp niemendal. Op zekeren dag noodigde de leeraar dat gemeentelid eens een kopje thee bij hem te komen drinken, en om zijn gedachten nu eens af te leiden van ziin gewone onderwerp: den lof des Heeren eigenlijk todh wel beschamend dat een dominee dat kan doen! gaf hii hem een groot boek vol droge, geleerde platen en verklaringen om den tijd door 'te "brengen vóór ze aan tafel zouden gaan. Plotseling hoort de dominee een 'heel salvo van „Loof den Heer!" „Hallelujah" „Glorie!" en verbaasd vroeg hij zijn gast!: „wat is er nu, nfijn vriend?" Wel, riep de ander uit, dit boek ver telt me dat de zee vijf mijlen diep is! ■Welnu, wat zou dat? Wel, de Bijbel zegt mij dat mijn zon den in de diepte der zee verzonken ziin. en als de zee zóó diep is, begrijp ik dat ze nooit meer naar boven zuilen komen. Hallelujah! Toen gaf de dominee de hoop maar op dezen man te verbeteren. Op zekeren keer toen we den suikerpot rondgavon voor de een of andere taart (o wat bakken die Engelsche vrouwen toch heerlijke dingen!) vertelde een dei- aanwezigen Ik herinner mij dat Spurgeon op ze keren dag, toen hij les gaf aan zijn studenten, eens tot hen zeide: broeders gij moet niet alleen het zout, maar ook de suiker der aarde zijn. Want het is toch wel treurig zooveel zure christenen er zijn. En wat zijn die lui te waardeeren, die de gave hebben soms door een enkel woord ,de zuurheid en de bitterheid uit hun omgeving weg te nemen! Ik herinner mij hoe een oude dominee, Dlr Hall, eens een vergadering te leiden had in Cran berry, en lioe het er onder die predi kanten allesbehalve broederlijk toeging. Ik weet niet hoe het bij u in Holland gaat, Dlr Gunning, maar hier in Enge land zijn de geestelijke heeren niet altijd op hun beminnelijkst als ze onder elkaar zijn. Het werd een hevig dispuut, en men begon elkander allerlei hatelijkheden te zeggen. Toen stond 'Djr Hall op en zei, zonder een spier te vertrekken „Mijnheer de voorzitter, mag ik een voorstel doen? Ik stel voor dat we een beetje suiker in deze Cranberry-taart doen." Het resultaat van dit wooid-op-zijn-pas trad onmid dellijk in. Een gulle lach kwam op de zure gezichten der theologiseerende broe deren en de bitterheid week uit de har ten. Ik geloof dat evenals de Nazireeërs den tvijn moesten nalaten, wij, christe nen, ons moeten hoeden voor den aziin. en heel veel moeten bidden om suiker op de rechte plaats te gebruiken. Mrs Henny, mag ik u verzoeken mii den suikerpot te geven? Een andere maal spraken wij over on verhoorde gebeden. Ja, zei een der dischgenooten. Op mijn wijkbezoek ontmoette ik een vrouwtje, dat mij op liaar eigenaardige manier de onverwachte terugkomst van haar zoon uit Indië verhaalde. Kijk. Miss! daar zie ik iemand aan 't hek komen en met een ander een praatje maken. Ik keek naar hem, maar wist niet wie liet was. Lange weken en maanden had ik voor zijn behouden thuiskomst gebeden, Miss! en daar stond-i nou vlak voor m'n gezicht, en ik wist het niet. 'tls best mogelijk dat ik in mezelf dacht: wat voor 'n snuiter komt me daar nou weer van m'n werk afhalen? Zóó staan vele van onze geileden on- herkend buiten onze poort. Het droevige van de zaak is bij ons niet dat er zoovele van onze gebeden onverhoord blijven, als wij in ons ongeloof vaak klagen, maar dat wij de voriiooring niet zien als ze er is. Wij vragen Gods ze gen af over onze geliefden, en wij Jjun- nen. niet gelooven dat de gave, die wii afsmeeken, reeds hierin verborgen ligt dat God ze ons voor een tijd ontneemt. Wij bidden om meer geschiktheid in Zijn dienst, en wij begrijpen niet dat het juist dat werk is, dat we doen moesten, dat ons wordt gevraagd, waar we heele- maal geen zin in hebben. Wij smeeken om meerdere heiliging van ons leven, en zij .staat buiten aan onze poort, maar wij schrikken terug voor de beproeving die we zien komen, voor den 'plicht, dien wij vreezen, voor de boodschap, die tot ons komt, maar die we afwij zen omdat we niet gestoord willen wor den in het werk, waarmee we bezig ^iin. Wij bidden eiken dag: „Uw Koninkrijk kome," en misschien staat de zaak, die God daartoe van ons begeert, onherkend aan onze poort! j Kijk zulke gesprekken, In alle onge dwongenheid gehouden, afgewisseld door de vraag of ge een stukje toast of een beetje marmelade wilt hebben, vind ik nu zoo heerlijk! B-ij ons worden we dadelijk zoo allerijselijkst deftig, zoo ver schrikkelijk godsdienstig als we eens over den Heer en de hoogere dingen spreken hier is de gemeenschap met Christus de grondslag van alles. Hier leer ik nas goed het woord verstaan: „hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij .gij1 iets anders doet, doet het alles ter eere Gods". De zelfde man, die mij soms door zijn gebed of woord in de onmiddellijke nabijheid des Heeren brengt, en mijn ziel met groot verlangen naar Jezus opheft, zal mij met plezier een mooie „trip" naar Worthing uitzoeken, mijn plaatsje in den autocar gaan bestellen en zorgen dat we een lekker pakje sandwiches en een ther- mos-flescli warme thee op den koelen tocht "meekrijgen. Ach, waren ook onze christenen zoo menschelijk, wie weet hoevele menschen, die er nu voor vree zen, zouden dan begeeren christelijk te zijn! Juni 1924. Ik weet niet of het U interesseert, maar ik wilde er eens op wijzen, dat er een veerdienst bestaat, welke de gemeenschap onderhoudt tusschen Yerseke, of beter gezegd Yersekendam, en Gorishoek, een kustplaats op Tholen. Geïnspireerd door de grootsche plannen van Dirk Droiikers zaliger, die immers droomde van een heerlijke uitvinding van drijvende, door den stoom bewerkte mid delen zonder belemmering, waarmede vol gens hem de overtocht van spoortreinen over duizende ellen waters zou kunnen geschieden, ik zeg geïnspireerd door dit wonder der techniek heelt men ter be doelde plaatse een hoogaarts in de vaart gebracht, die, water en weder dienende, wel een tiental personen tegelijk kan ver voeren en als 't moet nog evenveel rij wielen erbij. Welnu, ik heb een reis meegemaakt. Op lekkeren zomerdag. Schoon wat broeierig, was het weder nog al te ver trouwen en gelet op den tijd van liet jaar, behoefde men niet bang te zijn voor een lialven of drie-kwart storm. Of liet. water zou. dienen wist ik niet, doch dat zou ik er dan maar op wagen. Door een doolhofje van smalle paadjes tusschen nederige huisjes bereikt men des beroemden schipper's woning. Of hier schipper 'Branding woont? Ja, hij is bij de schuit aan 't eind van den dijk. Ge zult hem daar zeker vinden. De stijle oprit is gauw genomen. Nu weer op de fiets. Over een smal voetpad langs den betonnen muur, dan over den begroeiden kruin van den dijk, hokkend en schokkend maar 't grootste leed is dra geleden, waar dicht bij is een tipje van het scheepstuig zichtbaar. Voorzichtig den dijk af, de basalt- glooiïng (systeem-De Mura.lt) biedt even een vasten en veiligen ondergrond, met weinig moeite heeft men zichzelf en het stalen ros tusschen de zeewerende paaltjes door gewerkt en nu is 't wach ten op den „kapitein"", want die is heel even om z'n knecht, in 't dorp. 'n Ferme bries rukt uit 't Zuid-Westen aan en dan is 't wat moeilijk zonder deskundige hulp aan boord. Geduld is een schoone zaak, bepeins ik, maar als je al even weinig tijd als geduld hebt, gevoel je toch wel eenige neiging om deze reisgelegenheid minder vleiend te kwalificeeren. Enfin, de oude schuit ligt er te dansen op de aanrollende golfjeser is water en. wind genoeg om een vluggen overtocht te kunnen voorspellen. Als de fijne mot regen, dien grijze luchten thans ontlasten nu maar spoedig ophoudt, althans niet overgaat in overvloediger neerslag, want het roefje van een hoogaarts is geen. geriefelijke, lichte kajuit, waar de reizi gers ook maar een half uurtje behoorlijk kunnen verblijven. Dian wordt ik in mijn pessimistische overdenkingen gestoord door nadere ge luiden: mannenstemmen, klompenge- honk. De scheepsbemanning is voltallig. Reeds 'sjouwt de knecht, met m'n fiets op z'n schouder, over de met een dikken laag zeewier bedekte zeewering en met de bewegingen van een koorddanser tracht ik hem even vlug te volgen over den oneffen steenen massa, aan 't oog ont trokken door het groene, glibberige wier. De loopplank wordt uitgestoken, met een hoek van 60, 70 graden, een boom in ongeveer evenwijdige richting; als ik des schippers ruwe hand in de mijne voel behoef ik niet meer bang te zijn, dat m'n gladde schoenzolen uitglijden op den stel len plank. Ziezoo, veilig geëmbarkeerd. Let op liet. druk beweeg der beman ning, hoor de zich snel opvolgende be velen van den „kapitein", afgewisseld door de opmerkingen over weer cn wind. Ge moet meestal raden of ze voor den knecht of voor den passagier bestemd zijn. De touwen worden ingehaald, het zeil gelieschen, de fok' erbij, de afstand tus schen wal en schuit wordt zachtjes aan grootei'. „Daar komt nog iemand aan", roept de schipper en reeds gooit hij het roer om. De knecht is eveneens gewend aan der gelijke intermezzo's en is de bevelen van zijn baas al voor. Dat treffen ze, nóg een passagier erbij. De tocht wordt nu loonend. Naar de gemoedstemming van den eerst ingescheepten reiziger laat ik den lezer raden. Enfin, nummer twee, een op het gebied van reis-faciliteiteu niet verwend Thole- naar, heeft zonder ongelukken het scheepsruim bereikt en voor de tweede maal verwijdert het vaartuig zich van den wal; een fiksche bries in de bolle zeilen stuwt het krachtig voort in de door den man aan 't roer gekozen rich ting. Maar terwijl ik het oog richt op den Thoolschen oever, waar ik de lan dingsplaats zoek in de buurt van de kerk torens van „Smerdiek" en Scherpenisse en den statigeri watertoren nabij laatstge noemd dorp, slaat de roerganger nog in de richting Yersekendam te turen. Hij ziet weer beweeg op den dijk en een schrille vrouwenstem bereikt zijn ge oefend" oor. En ja, daar rept zich een heel gezelschap naar de eindpunt van den dijk en uit alles wat men zien en hooren kan valt af te leiden, dat zij nog meewillen. „Jewannes, de fok naar veer!" klinkt het bevel van den schipper, die ander- maai het roer wendt, ,,'t Is toch zonde om die menschen te laten wachten. In een paar minuten is 't gebeurd en er is een flinke bries." Wat er in. de gedachten van den eerst ingescheepten passagier omgaat, laat ik den sehranderen lezer maar raden. Een vrouwspersoon in keurig Zuid- Bevelanclsch kleed, in één woord: om door 'n ringetje te halen, is met haar twee kinderen van wie een pleegkind van IJongaarsche nationaliteit, aan boord gelieschen. Zonder ongelukken heeft het drietal hun zitplaatsen bereikt, tot groote geruststelling van de vrouw, die nog ang stig de bewegingen van den rusteloozen, „niets gewoon" zijnden Hongaarschen knaap volgt, als de schipper even uit glijdt, met zijn hand terecht komt midden op haar blanke muts, en het kapsel met den tooi zoodanig ruïneert, dat zij schier geen raad weet hoe de verfomfaaide boel weer netjes te krijgen. Dat geeft natuurlijk eenige consterna tie, ipaar niet lang, want we moeten naar den overkant en de schipper vindt nu toch ook, dat het tijd wordt. En zoo zeilen we lustig op den Thool schen oever aan, onder begunstiging van den stevigen en toch niet kouden bries, die de grijze luchten voor ons uit ge dreven had, en een lekker Juni-zonnetje, dat den tocht tot een pleiziervaart wil maken na al de geduld-beproevende in cidenten. Ook het getij is gunstig; 't'gaat 'over de vele platen heen. Maar zoo voor spoedig kunnen wc de ovorz.ijde niet be reiken, of een der passagiers heeft nog te kampen met zeeziekte, welke de ge wone uiterlijke verschijnselen dreigt te vertoonen, -als de hoogaarts dicht onder den wal, boven een 40 meter water, is. De Hollandsche jongeling ziet er maar smalletjes uit en voor "alle gebeurlijk heden heeft hij zijn zakdoek in de hand genomen. Overigens zit hij niemand in den weg, zelfs .vlak bp de reeling, wat niet belet, dat hij, eerst zoo happig op de vaart, een goed bedoelde reprimande krijgt over zijn ongezellig gedrag. Arme jongen. Hij kon er heusch niets aan doen. Met een zwierigen draai om den kop genaakt het vaartuig voorzichtig den met steenen bekleeden oever. Ook hier geen steiger of iets wat er op gelijkt® Dus ons rest niets anders dan weer dien "hals- brekenden toer te maken, voor een jonge man slechts kinderspel, maar voor 't vrouwvolk en de meer bejaarde mannen 'toch wel om even. van terug te schrikken. Met een paar groote stappen ben ik over de plank op de keien gekomen, de plank, welke ik ook wel eens in minder fiere houding hen afgegleden: zittend, .achterstevoren, om niet het slachtoffer der gladheid en der Zeeuwsche wateren te worden Een reis met hindernissen, .voorwaar. En toch is de verloren tijd nog geld voor mij. De intimiteit, van het passagiers- Verkeer op de Oosterschelde brengt mede, 'dat do reizigers altijd collectief genomen worden bij de berekening van den vracht prijs. Mij alléén schijnen ze,voor f 1.50 te kunnen overzetten. Dat, is geen afzetten, maar wannee^r we met z'n vijven gijn krijgen we elk 50 ct. reductie. Als pleis ter op de uumde. Alleen, als 't erg stormten liet tuig zoo verschrikkelijk te lijden heeft, als (men schipper. Branding mag gelooven, dan wordt er nog wat opgelegd, 't Is leuk te hooren hoe hij soms vjin een behoorlijk ■briesje een kwaden wind maakt en te zien hoe hij met voorgewende angstige 'zorg het rukken aan zijn zeilen en tou wen gadeslaat. Maar .dat behoeft hij toch werkelijk niet meer te doen als hij be varen menschen aan boord heeft als KEES VAN DER MEER. De zeerooiverij1 in China, Het topiptmt van. brutaliteit, tot dusver door China's zeeroovers aan den dag gelegd, is wel hun jongste poging, oin zich van den grootsten kruiser van de 'Ohine'escbe marine, de „Haichi", in de huurt van Chafoo meester te maken. OF een vrijen dag, toen de zeeroovers' verwachtten, dat de bemanning van den kruiser met ver. lof aan land zou zijn, bemachtigde een bende van 33 zeeroovers een kleine Chi- neesche stoomboot en dwongen den ka pitein naar den kruister te varen. Die be manning van den kruiser had echter geen vrij gekregen, zoodat de zeeroovers' van het plan moesten afzien. Inmiddels was ■er alarm gemaakt 'en de politie viel de zeeroovers aan, toen dezen landden. Ne gen van hen, werden gevangen geno men, de rest, waaronder de leider, ont snapte. Heldenmoed van een s to- ke r. Op een der lijnen van het Londensch' spoorwegnet zijn de reizigers van twee passagiersfroinen door den moed van een stoker aan een groot gevaar ontsnapt. Een der ochtendtreinen van de High Barnet naar Morgate bevond zich nabij bet Totteridge-station, toen bij het uit laten van stoom brand ontstond ia de cabine van den locomotief. Machinist en stoker klommen vlug op den kolenwagen teneinde zich 't leven te redden. De trein reed in snelle vaart, maar zonder con trole. Bij Wioodside Park-station viel de machinist van den tender. Die stoker stond nu alleen voor den trein, wetend, dat binnen 5 minuten van den anderen kant een sneltrein zou arriveeren. Een ontzettende botsing zou onvermij delijk zijn geweest, wijl eerstgenoemde trein op een verkeerd spoor reed. Kloek nam dan de stoker het besluit zijn leven ten bate van de passagiers van twee trei nen te wagen. Hij sprong in de vlammen en zocht tastend naar de regelatuur en de remmen. Hij wist ze te bereiken en den trein tot stilstand te brengen. Deerlijk verband werd do stoker gevonden, maar een ramp was vermeden. De meeste pas sagiers wisten niet, welk gevaar hen be dreigd had. Toen zij den held hun dank wilden betuigen, bleek de stoker ver dwenen. Hij had zijn wonden laten ver binden en was mjar huis gegaan. E en frisse he boel. Te Roosen daal (N.-B.) komt 't in de zittingen van het Burgerlijk Armbestuur herhaaldelijk voor, dat bedeelden er zich te buiten gaan en cv op los schelden en vloeken. Dezer dagen greep zekere v. L. den heer V., lid van dit bestuur, naar de keel. De heer V. viel ruggelings achteruit. Hij eri de andere leden verweerden zich dap per! v. Z, werd daarop in bedwang ge houden en door de politie opgebraclil. „S p r o e u w e n t ij cl". In de te Bar- neveld gehouden raadsvergadering klaag de een der leden over het torenuurwerk te Voorthuizen, dal vaak schromelijk in cle war is. Meermalen geeft het ééne wijzerbord b.v. als tijd aan 8 uur, terwijl de wijzers van 't andere bord 't zelfde oogenblik op half elf staan. Volgens spre ker zijn van dit alles de spreeuwen de schuld, die op de wijzers gaan zitten, welke daardoor zakken. Vandaar, dat in genoemd dorp thans wordt gesproken van zonnetijd, zomertijd en spreeuwen- tijd. Een treurige vergissing. De jachtopzieners Linchens en Knols, bei den in dienst bii de grafelijke familie d'Ansembourg te Gulpen, waren 's nachts op surveillance in de bosschen aldaar. Op het hooren van een schot van een nach telijken strooper, scheidden zij en gin gen ieder in een andere richting naar den kant, vanwaar zij het schot gehoord hadden, op onderzoek uit. Misleid door de duisternis is Lichens later op Knols aangeloopen, heeft hern voor den strooper aangezien en wilde hem, met een browning in de hand, arresteeren. Knols struikelde, viel op den grond en Linchens viel op hem. Onge lukkigerwijze is toen de revolver afgegaan en werd Knols door een schot onder het rechterschouderblad getroffen. In het hospitaal te Heerlen, waarheen de ver wonde later werd vervoerd is de kogel ïtit den schöuder v^fwijdercT. De toestand van den gekwetste is niet geheel zonder gevaar. Hoe men bankroetiers vroe ger behandeld e. Naar aanleiding dei- installatie door het Britsche ministerie van handel van een commissie tot her ziening der faillissoments-wetgeving, merkt een Engelsch blad op, da,t de com missie wel niet zal kunnen adviseeren om terug te keeren tot de eenvoudige, maar doeltreffende methode, volgens wel ke dit, nu zoO' ^veeleischend onderdeel der wetgeving eertijds geregeld was. Ging vroeger een handelaar in Schotland ban kroet, dan moest hij slechts een voor geschreven costuum dragten van grijze en gele stof, waaraan iedereen kon zien, dat de betrokkene geen crediet meer had. In Frankrijk werd deze methode nagevolgd, met dien verstande, dat men de bankroe tiers noopt tot het dragen van groene petten en in Engeland zelf werden ban-, kroetiers tot diep' in cle achttiende eeuw nog gelijk gesteld met misdadigers. Het verheimelijken of onttrekken van goede ren aan een failieten boedel was zelfs 'een halsmisdaad en in 1761 werd een frauduleus bankroetier, genaamd John Perrot, volgens deze wet eenvoudig op gehangen. Lijst van onbestelbare brieven en briefkaarten, van welke de afzenders on bekend zijn, terugontvangen in het tijd vak van 1124 Juni aan het postkantoor te Goes. Brieven. Rinnenland. Janna Kok, Krab- bendijke; Retje Buel, Rotterdam; J. v. d. Hooff, Amersfoort; Raad van Arbeid, Mid delburg Topographisehe Inrichting, Haag. Briefkaarten. Binnenland. Eén zonder adres. Brieven. Buitenland. L. Guinwir, Ant werpen. N. B. Den afzenders wordt aanbevolen ■op alle te verzonden stukken hun naam en adres te vermelden, opdat depe bij onbestelbaarheid aan hen kunnen wor den teruggegeven. Voorts is het gewenscht, alle stukken steeds van een volledig adres straat naam en huisnummer te voorzien.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 3