Gemengd Nieuws.
Posterijen en Telegrafie.
Zeeuwsche Stemmen.
Zoo werd 't was in 1895 de
hoogleeraar in het staatsrecht ook jour
nalist, schrijver van staatsrechtelijke, eco
nomische en juridisch-filosophische on
derwerpen, van sociale vraagstukken, van
studiën en schetsen.
F.en man van weinig woorden! In zijn
Studiën en Schetsen", die wel het hoofd
werk van prof. Fabius genoemd kunnen
worden, heeft de schrijver van den aan
vang af gehandeld naar dat principe.
Geen zin te veel. Nooit tien woorden
gebruiken, als in negen de gedachte, welke
men wenscht te belichamen, kan worden
uitgedrukt.
Ze kregen naam, de korte, pittige artike
len in het periodiek, uitgegeven als
vervolg op de beschouwingen, welke de
hoogleeraar van 1903' tot 1908 geregeld
voor het anti-revolutionaire dagblad „De
Rotterdammer" schreef.
Vijftien lange jaren, van 1909 tot 1924
is elke maand het tijdschrift verschenen,
dat in de eindelooze rij der Ncderlandsche
periodieken een eigen plaats bekleedde.
Thans is de uitgaaf gestaakt. De schrijver
wenscht den beschikbaren tijd aan andere
werkzaamheid te geven; en vleit zich, dat,
wie eenige waarde aan zijne denkbeelden
op staatkundig en maatschappelijk gebied
mocht hechten, in de vijftien series van
„Studiën en Schetsen" vrij ruime gelegen
heid vindt om de lijnen daarvan te leeren
kennen.
Inderdaad. Wie beter dan professor
Fabius wist in zijn artikelen te wijzen op
leemten en lacunes., wie durfde, als hij,
te critiseeren, ook daar, waar het den
arbeid van geestverwanten betrof.
„Ik geloof", zegt de geleerde grijsaard
als! wij; hem vragen naar de resultaten;
'van dien vijftienjarigen arbeid, naar de
voldoening, die zijn publicaties hem schon
ken, „ik geloof, dat mijn bestrijding van
de democratie als. de ontbinding van tiet
loven niet geheel zonder invloed is ge
weest. Ik heb veel geschreven over de
Nationaliteitsidee en het Zelfbeschikkings
recht, maar vaker nog koos.' .ik de demo
cratie tot onderwerpt, omdat ik er sp!e-
ciaal de aandacht opi wilde vestigen, dat
democratie niet beteekent een ruime volks
invloed, maar het oplossen van het le
ken in een atomenmaissa.,
„In die lijn voortgaande, heb ik ook
vaak gestreden tegen de zoogenaamde
vakvereenigingen, die niet zijn vereeni-
gingen van en voor het vak, maar ver-
eenigingen van de werklieden buiten ver
hand met de plaats in het vak, als ato
men, met uitsluiting van den. patrooii,
en niet voor het vak, maar voor de, in
hoofdzaak materieele behoeften van de
werklieden.
..Ik erken natuurlijk volkomen liet
recht, voor de materieele belangen van
de werklieden op te komen, maar ik
■betwist het recht, dat vakvereeniging te
noemen.
„Gedurende de acht-en-twinlig jaar, dat
ik zitting had in den Amsterdamschen
gemeenteraad, heb ik volop gelegenheid*
gekregen, van mijn opvattingen in zaice
vakvereenigingen te doen blijken. Ik her
inner mïj onder anderen, dat iemand
mij in een debat over de politie-organi-
"satie toevoegde:
„Volgens u zou misschien ook de bur
gemeester daarvan deel uit moeten ma
ken". En ik antwoordde: „Zeker, de bur
gemeester in de alleréérste plaats. Hij is
immers liet hoofd der politie?"
„Atomen zijn de werklieden, en met
hun vakvereenigingen beoogen zij niet
den bloei van hun vak, maar hun eigen
bloei. Ten nadeele van het vak, worden
de belangen daarvan ondergeschikt ge
maakt aan de materieele belangen der
werklieden.
„Wij zien liet aan de buitengewoon
hooge loonen, onder welker druk de vak
ken lijden. Hoeveel, dat waard zou zijn,
gepubliceerd te worden, kan nooit lnet
licht zien, omdat men voor de kosten
terugdeinst. Zoo gaat het overal.
„Met alle geweld heeft men de marge
•tusschen het loon der geschoolde en on
geschoolde krachten klein gehouden, nret
het gevolg, dat overal de ongeschoolden
een overheerschenden invloed hebben. De
ontkleede mensch, het atoom, dat is de
maatstaf geworden. Een simpele onder
wijzer zonder meer mag vooral in salaris
niet veel achterstaan bij het hoofd, bij
den collega met twee, drie, vier actes.
De verbanden moeten wegvallen! 't Gezag
van ouders tegenover kinderen vindt men
teen onding. Ieder in het gezin gelijke rech
ten; vader, moeder, vijf kinderen en een
dienstbode zijn acht individuen, zoo re
deneert men. „Neen", zeg ik, „voor mij
vormen die acht. personen een gezin,
waarin den vader, den ouders de grootste
macht toekomt".
„Van deze democratie Is aristocratie
niet de tegenstelling. Deze democratie
openbaart zich, zooals zij dat deed 'in
1848. Toen zoo goed als nu, als in 1918,
redeneert men. Wij zijn niet gebonden aan
teen staatsverband, als wij willen, gaan
wij op ons zelf leven."
„Zoo door redeneerend zou ten slotte
telke stad, -elke straat op zicli zelf kun
nen gaan leven. Maar dan krijgen wij niet
meer^ een georganiseerd geheel; .als het
individu zich daarvan zou kunnen los
maken, beteekent dat: de chaos."
(Slot volgt.)
Uit Brighton.
Luisteren we Weer eens naar Sr Gun
ning, die vorig jaar zijn vacantie te
Brighton doorbracht. Hij prijst de geestig
heid van vele .Engelsche Christenen. Bid
dende menschen en toch zoo geestig in de
tafelgesprekken. Maar .zoo' sc'hrijft dr
G. in „Pniël"
Maar de grondtoon van alles is: hoe
rijk is toch de Heiland, dien wij liefheb
ben en dienen, welk een voorrecht is
het Zijn kind te zijn!
Ik zal eens enkele anecdoten opteeke-
nen, die ik zoo te hooi en te gras
opvang.
Ook hier wordt met luider stem
„Amen" gezegd op elk gebed, en af en toe
hoor je ook wel eens midden onder 't
bidden van iemand een stil „Ja, Heer"
of „prijs God", al doen ze het niet
zoo vaak en zoo luid als onze broeders
en zusters van het Heilsleger. Nu was
er eens een predikant (zoo vertelde een
onzer') die er nog al een hekel aan had
dat een zijner kerkgangers onder zijn
preek zoo vaak dergelijke uitroepen deed
hooren. Hij had er hein al eens een paar
keer over aangesproken, maar het hielp
niemendal.
Op zekeren dag noodigde de leeraar
dat gemeentelid eens een kopje thee
bij hem te komen drinken, en om zijn
gedachten nu eens af te leiden van ziin
gewone onderwerp: den lof des Heeren
eigenlijk todh wel beschamend dat
een dominee dat kan doen! gaf hii
hem een groot boek vol droge, geleerde
platen en verklaringen om den tijd door
'te "brengen vóór ze aan tafel zouden
gaan.
Plotseling hoort de dominee een 'heel
salvo van „Loof den Heer!" „Hallelujah"
„Glorie!" en verbaasd vroeg hij zijn
gast!: „wat is er nu, nfijn vriend?"
Wel, riep de ander uit, dit boek ver
telt me dat de zee vijf mijlen diep is!
■Welnu, wat zou dat?
Wel, de Bijbel zegt mij dat mijn zon
den in de diepte der zee verzonken ziin.
en als de zee zóó diep is, begrijp ik
dat ze nooit meer naar boven zuilen
komen. Hallelujah!
Toen gaf de dominee de hoop maar
op dezen man te verbeteren.
Op zekeren keer toen we den suikerpot
rondgavon voor de een of andere taart
(o wat bakken die Engelsche vrouwen
toch heerlijke dingen!) vertelde een dei-
aanwezigen
Ik herinner mij dat Spurgeon op ze
keren dag, toen hij les gaf aan zijn
studenten, eens tot hen zeide: broeders
gij moet niet alleen het zout, maar ook
de suiker der aarde zijn. Want het is
toch wel treurig zooveel zure christenen
er zijn. En wat zijn die lui te waardeeren,
die de gave hebben soms door een enkel
woord ,de zuurheid en de bitterheid uit
hun omgeving weg te nemen! Ik herinner
mij hoe een oude dominee, Dlr Hall, eens
een vergadering te leiden had in Cran
berry, en lioe het er onder die predi
kanten allesbehalve broederlijk toeging.
Ik weet niet hoe het bij u in Holland
gaat, Dlr Gunning, maar hier in Enge
land zijn de geestelijke heeren niet altijd
op hun beminnelijkst als ze onder elkaar
zijn. Het werd een hevig dispuut, en men
begon elkander allerlei hatelijkheden te
zeggen. Toen stond 'Djr Hall op en zei,
zonder een spier te vertrekken „Mijnheer
de voorzitter, mag ik een voorstel doen?
Ik stel voor dat we een beetje suiker in
deze Cranberry-taart doen." Het resultaat
van dit wooid-op-zijn-pas trad onmid
dellijk in. Een gulle lach kwam op de
zure gezichten der theologiseerende broe
deren en de bitterheid week uit de har
ten. Ik geloof dat evenals de Nazireeërs
den tvijn moesten nalaten, wij, christe
nen, ons moeten hoeden voor den aziin.
en heel veel moeten bidden om suiker
op de rechte plaats te gebruiken.
Mrs Henny, mag ik u verzoeken mii den
suikerpot te geven?
Een andere maal spraken wij over on
verhoorde gebeden.
Ja, zei een der dischgenooten. Op mijn
wijkbezoek ontmoette ik een vrouwtje,
dat mij op liaar eigenaardige manier de
onverwachte terugkomst van haar zoon
uit Indië verhaalde.
Kijk. Miss! daar zie ik iemand aan 't
hek komen en met een ander een praatje
maken. Ik keek naar hem, maar wist niet
wie liet was. Lange weken en maanden
had ik voor zijn behouden thuiskomst
gebeden, Miss! en daar stond-i nou vlak
voor m'n gezicht, en ik wist het niet. 'tls
best mogelijk dat ik in mezelf dacht: wat
voor 'n snuiter komt me daar nou weer
van m'n werk afhalen?
Zóó staan vele van onze geileden on-
herkend buiten onze poort. Het droevige
van de zaak is bij ons niet dat er
zoovele van onze gebeden onverhoord
blijven, als wij in ons ongeloof vaak
klagen, maar dat wij de voriiooring niet
zien als ze er is. Wij vragen Gods ze
gen af over onze geliefden, en wij Jjun-
nen. niet gelooven dat de gave, die wii
afsmeeken, reeds hierin verborgen ligt
dat God ze ons voor een tijd ontneemt.
Wij bidden om meer geschiktheid in Zijn
dienst, en wij begrijpen niet dat het
juist dat werk is, dat we doen moesten,
dat ons wordt gevraagd, waar we heele-
maal geen zin in hebben. Wij smeeken
om meerdere heiliging van ons leven,
en zij .staat buiten aan onze poort, maar
wij schrikken terug voor de beproeving
die we zien komen, voor den 'plicht,
dien wij vreezen, voor de boodschap,
die tot ons komt, maar die we afwij
zen omdat we niet gestoord willen wor
den in het werk, waarmee we bezig ^iin.
Wij bidden eiken dag: „Uw Koninkrijk
kome," en misschien staat de zaak, die
God daartoe van ons begeert, onherkend
aan onze poort!
j
Kijk zulke gesprekken, In alle onge
dwongenheid gehouden, afgewisseld door
de vraag of ge een stukje toast of een
beetje marmelade wilt hebben, vind ik
nu zoo heerlijk! B-ij ons worden we
dadelijk zoo allerijselijkst deftig, zoo ver
schrikkelijk godsdienstig als we eens over
den Heer en de hoogere dingen spreken
hier is de gemeenschap met Christus
de grondslag van alles. Hier leer ik nas
goed het woord verstaan: „hetzij gij eet,
hetzij gij drinkt, hetzij .gij1 iets anders
doet, doet het alles ter eere Gods". De
zelfde man, die mij soms door zijn gebed
of woord in de onmiddellijke nabijheid
des Heeren brengt, en mijn ziel met
groot verlangen naar Jezus opheft, zal mij
met plezier een mooie „trip" naar
Worthing uitzoeken, mijn plaatsje in den
autocar gaan bestellen en zorgen dat we
een lekker pakje sandwiches en een ther-
mos-flescli warme thee op den koelen
tocht "meekrijgen. Ach, waren ook onze
christenen zoo menschelijk, wie weet
hoevele menschen, die er nu voor vree
zen, zouden dan begeeren christelijk te
zijn!
Juni 1924.
Ik weet niet of het U interesseert, maar
ik wilde er eens op wijzen, dat er een
veerdienst bestaat, welke de gemeenschap
onderhoudt tusschen Yerseke, of beter
gezegd Yersekendam, en Gorishoek, een
kustplaats op Tholen.
Geïnspireerd door de grootsche plannen
van Dirk Droiikers zaliger, die immers
droomde van een heerlijke uitvinding van
drijvende, door den stoom bewerkte mid
delen zonder belemmering, waarmede vol
gens hem de overtocht van spoortreinen
over duizende ellen waters zou kunnen
geschieden, ik zeg geïnspireerd door dit
wonder der techniek heelt men ter be
doelde plaatse een hoogaarts in de vaart
gebracht, die, water en weder dienende,
wel een tiental personen tegelijk kan ver
voeren en als 't moet nog evenveel rij
wielen erbij.
Welnu, ik heb een reis meegemaakt.
Op lekkeren zomerdag. Schoon wat
broeierig, was het weder nog al te ver
trouwen en gelet op den tijd van liet
jaar, behoefde men niet bang te zijn voor
een lialven of drie-kwart storm.
Of liet. water zou. dienen wist ik niet,
doch dat zou ik er dan maar op wagen.
Door een doolhofje van smalle paadjes
tusschen nederige huisjes bereikt men des
beroemden schipper's woning. Of hier
schipper 'Branding woont? Ja, hij is bij
de schuit aan 't eind van den dijk. Ge
zult hem daar zeker vinden.
De stijle oprit is gauw genomen. Nu
weer op de fiets. Over een smal voetpad
langs den betonnen muur, dan over den
begroeiden kruin van den dijk, hokkend
en schokkend maar 't grootste leed
is dra geleden, waar dicht bij is een
tipje van het scheepstuig zichtbaar.
Voorzichtig den dijk af, de basalt-
glooiïng (systeem-De Mura.lt) biedt even
een vasten en veiligen ondergrond, met
weinig moeite heeft men zichzelf en het
stalen ros tusschen de zeewerende
paaltjes door gewerkt en nu is 't wach
ten op den „kapitein"", want die is heel
even om z'n knecht, in 't dorp. 'n Ferme
bries rukt uit 't Zuid-Westen aan en dan
is 't wat moeilijk zonder deskundige hulp
aan boord.
Geduld is een schoone zaak, bepeins
ik, maar als je al even weinig tijd als
geduld hebt, gevoel je toch wel eenige
neiging om deze reisgelegenheid minder
vleiend te kwalificeeren.
Enfin, de oude schuit ligt er te dansen
op de aanrollende golfjeser is water
en. wind genoeg om een vluggen overtocht
te kunnen voorspellen. Als de fijne mot
regen, dien grijze luchten thans ontlasten
nu maar spoedig ophoudt, althans niet
overgaat in overvloediger neerslag, want
het roefje van een hoogaarts is geen.
geriefelijke, lichte kajuit, waar de reizi
gers ook maar een half uurtje behoorlijk
kunnen verblijven.
Dian wordt ik in mijn pessimistische
overdenkingen gestoord door nadere ge
luiden: mannenstemmen, klompenge-
honk.
De scheepsbemanning is voltallig. Reeds
'sjouwt de knecht, met m'n fiets op z'n
schouder, over de met een dikken laag
zeewier bedekte zeewering en met de
bewegingen van een koorddanser tracht
ik hem even vlug te volgen over den
oneffen steenen massa, aan 't oog ont
trokken door het groene, glibberige wier.
De loopplank wordt uitgestoken, met een
hoek van 60, 70 graden, een boom in
ongeveer evenwijdige richting; als ik des
schippers ruwe hand in de mijne voel
behoef ik niet meer bang te zijn, dat m'n
gladde schoenzolen uitglijden op den stel
len plank.
Ziezoo, veilig geëmbarkeerd.
Let op liet. druk beweeg der beman
ning, hoor de zich snel opvolgende be
velen van den „kapitein", afgewisseld
door de opmerkingen over weer cn wind.
Ge moet meestal raden of ze voor den
knecht of voor den passagier bestemd
zijn.
De touwen worden ingehaald, het zeil
gelieschen, de fok' erbij, de afstand tus
schen wal en schuit wordt zachtjes aan
grootei'.
„Daar komt nog iemand aan", roept
de schipper en reeds gooit hij het roer om.
De knecht is eveneens gewend aan der
gelijke intermezzo's en is de bevelen van
zijn baas al voor. Dat treffen ze, nóg
een passagier erbij. De tocht wordt nu
loonend.
Naar de gemoedstemming van den eerst
ingescheepten reiziger laat ik den lezer
raden.
Enfin, nummer twee, een op het gebied
van reis-faciliteiteu niet verwend Thole-
naar, heeft zonder ongelukken het
scheepsruim bereikt en voor de tweede
maal verwijdert het vaartuig zich van
den wal; een fiksche bries in de bolle
zeilen stuwt het krachtig voort in de
door den man aan 't roer gekozen rich
ting.
Maar terwijl ik het oog richt op
den Thoolschen oever, waar ik de lan
dingsplaats zoek in de buurt van de kerk
torens van „Smerdiek" en Scherpenisse
en den statigeri watertoren nabij laatstge
noemd dorp, slaat de roerganger nog in
de richting Yersekendam te turen. Hij
ziet weer beweeg op den dijk en een
schrille vrouwenstem bereikt zijn ge
oefend" oor. En ja, daar rept zich een
heel gezelschap naar de eindpunt van
den dijk en uit alles wat men zien en
hooren kan valt af te leiden, dat zij nog
meewillen.
„Jewannes, de fok naar veer!" klinkt
het bevel van den schipper, die ander-
maai het roer wendt, ,,'t Is toch zonde
om die menschen te laten wachten. In
een paar minuten is 't gebeurd en er is
een flinke bries."
Wat er in. de gedachten van den eerst
ingescheepten passagier omgaat, laat ik
den sehranderen lezer maar raden.
Een vrouwspersoon in keurig Zuid-
Bevelanclsch kleed, in één woord: om
door 'n ringetje te halen, is met haar
twee kinderen van wie een pleegkind
van IJongaarsche nationaliteit, aan boord
gelieschen. Zonder ongelukken heeft het
drietal hun zitplaatsen bereikt, tot groote
geruststelling van de vrouw, die nog ang
stig de bewegingen van den rusteloozen,
„niets gewoon" zijnden Hongaarschen
knaap volgt, als de schipper even uit
glijdt, met zijn hand terecht komt midden
op haar blanke muts, en het kapsel met
den tooi zoodanig ruïneert, dat zij schier
geen raad weet hoe de verfomfaaide boel
weer netjes te krijgen.
Dat geeft natuurlijk eenige consterna
tie, ipaar niet lang, want we moeten naar
den overkant en de schipper vindt nu
toch ook, dat het tijd wordt.
En zoo zeilen we lustig op den Thool
schen oever aan, onder begunstiging van
den stevigen en toch niet kouden bries,
die de grijze luchten voor ons uit ge
dreven had, en een lekker Juni-zonnetje,
dat den tocht tot een pleiziervaart wil
maken na al de geduld-beproevende in
cidenten. Ook het getij is gunstig; 't'gaat
'over de vele platen heen. Maar zoo voor
spoedig kunnen wc de ovorz.ijde niet be
reiken, of een der passagiers heeft nog
te kampen met zeeziekte, welke de ge
wone uiterlijke verschijnselen dreigt te
vertoonen, -als de hoogaarts dicht onder
den wal, boven een 40 meter water, is.
De Hollandsche jongeling ziet er maar
smalletjes uit en voor "alle gebeurlijk
heden heeft hij zijn zakdoek in de hand
genomen. Overigens zit hij niemand in
den weg, zelfs .vlak bp de reeling, wat
niet belet, dat hij, eerst zoo happig op
de vaart, een goed bedoelde reprimande
krijgt over zijn ongezellig gedrag. Arme
jongen. Hij kon er heusch niets aan doen.
Met een zwierigen draai om den kop
genaakt het vaartuig voorzichtig den met
steenen bekleeden oever. Ook hier geen
steiger of iets wat er op gelijkt® Dus ons
rest niets anders dan weer dien "hals-
brekenden toer te maken, voor een jonge
man slechts kinderspel, maar voor 't
vrouwvolk en de meer bejaarde mannen
'toch wel om even. van terug te schrikken.
Met een paar groote stappen ben ik
over de plank op de keien gekomen, de
plank, welke ik ook wel eens in minder
fiere houding hen afgegleden: zittend,
.achterstevoren, om niet het slachtoffer
der gladheid en der Zeeuwsche wateren
te worden
Een reis met hindernissen, .voorwaar.
En toch is de verloren tijd nog geld
voor mij. De intimiteit, van het passagiers-
Verkeer op de Oosterschelde brengt mede,
'dat do reizigers altijd collectief genomen
worden bij de berekening van den vracht
prijs. Mij alléén schijnen ze,voor f 1.50 te
kunnen overzetten. Dat, is geen afzetten,
maar wannee^r we met z'n vijven gijn
krijgen we elk 50 ct. reductie. Als pleis
ter op de uumde.
Alleen, als 't erg stormten liet tuig
zoo verschrikkelijk te lijden heeft, als
(men schipper. Branding mag gelooven, dan
wordt er nog wat opgelegd, 't Is leuk
te hooren hoe hij soms vjin een behoorlijk
■briesje een kwaden wind maakt en te
zien hoe hij met voorgewende angstige
'zorg het rukken aan zijn zeilen en tou
wen gadeslaat. Maar .dat behoeft hij toch
werkelijk niet meer te doen als hij be
varen menschen aan boord heeft als
KEES VAN DER MEER.
De zeerooiverij1 in China, Het
topiptmt van. brutaliteit, tot dusver door
China's zeeroovers aan den dag gelegd,
is wel hun jongste poging, oin zich van
den grootsten kruiser van de 'Ohine'escbe
marine, de „Haichi", in de huurt van
Chafoo meester te maken. OF een vrijen
dag, toen de zeeroovers' verwachtten, dat
de bemanning van den kruiser met ver.
lof aan land zou zijn, bemachtigde een
bende van 33 zeeroovers een kleine Chi-
neesche stoomboot en dwongen den ka
pitein naar den kruister te varen. Die be
manning van den kruiser had echter geen
vrij gekregen, zoodat de zeeroovers' van
het plan moesten afzien. Inmiddels was
■er alarm gemaakt 'en de politie viel de
zeeroovers aan, toen dezen landden. Ne
gen van hen, werden gevangen geno
men, de rest, waaronder de leider, ont
snapte.
Heldenmoed van een s to-
ke r. Op een der lijnen van het Londensch'
spoorwegnet zijn de reizigers van twee
passagiersfroinen door den moed van een
stoker aan een groot gevaar ontsnapt.
Een der ochtendtreinen van de High
Barnet naar Morgate bevond zich nabij
bet Totteridge-station, toen bij het uit
laten van stoom brand ontstond ia de
cabine van den locomotief. Machinist en
stoker klommen vlug op den kolenwagen
teneinde zich 't leven te redden. De trein
reed in snelle vaart, maar zonder con
trole. Bij Wioodside Park-station viel de
machinist van den tender. Die stoker stond
nu alleen voor den trein, wetend, dat
binnen 5 minuten van den anderen kant
een sneltrein zou arriveeren.
Een ontzettende botsing zou onvermij
delijk zijn geweest, wijl eerstgenoemde
trein op een verkeerd spoor reed. Kloek
nam dan de stoker het besluit zijn leven
ten bate van de passagiers van twee trei
nen te wagen. Hij sprong in de vlammen
en zocht tastend naar de regelatuur en
de remmen. Hij wist ze te bereiken en den
trein tot stilstand te brengen. Deerlijk
verband werd do stoker gevonden, maar
een ramp was vermeden. De meeste pas
sagiers wisten niet, welk gevaar hen be
dreigd had. Toen zij den held hun dank
wilden betuigen, bleek de stoker ver
dwenen. Hij had zijn wonden laten ver
binden en was mjar huis gegaan.
E en frisse he boel. Te Roosen
daal (N.-B.) komt 't in de zittingen van
het Burgerlijk Armbestuur herhaaldelijk
voor, dat bedeelden er zich te buiten
gaan en cv op los schelden en vloeken.
Dezer dagen greep zekere v. L. den heer
V., lid van dit bestuur, naar de keel.
De heer V. viel ruggelings achteruit. Hij
eri de andere leden verweerden zich dap
per! v. Z, werd daarop in bedwang ge
houden en door de politie opgebraclil.
„S p r o e u w e n t ij cl". In de te Bar-
neveld gehouden raadsvergadering klaag
de een der leden over het torenuurwerk
te Voorthuizen, dal vaak schromelijk in
cle war is. Meermalen geeft het ééne
wijzerbord b.v. als tijd aan 8 uur, terwijl
de wijzers van 't andere bord 't zelfde
oogenblik op half elf staan. Volgens spre
ker zijn van dit alles de spreeuwen de
schuld, die op de wijzers gaan zitten,
welke daardoor zakken. Vandaar, dat in
genoemd dorp thans wordt gesproken van
zonnetijd, zomertijd en spreeuwen-
tijd.
Een treurige vergissing. De
jachtopzieners Linchens en Knols, bei
den in dienst bii de grafelijke familie
d'Ansembourg te Gulpen, waren 's nachts
op surveillance in de bosschen aldaar. Op
het hooren van een schot van een nach
telijken strooper, scheidden zij en gin
gen ieder in een andere richting naar
den kant, vanwaar zij het schot gehoord
hadden, op onderzoek uit.
Misleid door de duisternis is Lichens
later op Knols aangeloopen, heeft hern
voor den strooper aangezien en wilde
hem, met een browning in de hand,
arresteeren. Knols struikelde, viel op den
grond en Linchens viel op hem. Onge
lukkigerwijze is toen de revolver afgegaan
en werd Knols door een schot onder
het rechterschouderblad getroffen. In het
hospitaal te Heerlen, waarheen de ver
wonde later werd vervoerd is de kogel
ïtit den schöuder v^fwijdercT. De toestand
van den gekwetste is niet geheel zonder
gevaar.
Hoe men bankroetiers vroe
ger behandeld e. Naar aanleiding dei-
installatie door het Britsche ministerie
van handel van een commissie tot her
ziening der faillissoments-wetgeving,
merkt een Engelsch blad op, da,t de com
missie wel niet zal kunnen adviseeren
om terug te keeren tot de eenvoudige,
maar doeltreffende methode, volgens wel
ke dit, nu zoO' ^veeleischend onderdeel
der wetgeving eertijds geregeld was. Ging
vroeger een handelaar in Schotland ban
kroet, dan moest hij slechts een voor
geschreven costuum dragten van grijze en
gele stof, waaraan iedereen kon zien, dat
de betrokkene geen crediet meer had. In
Frankrijk werd deze methode nagevolgd,
met dien verstande, dat men de bankroe
tiers noopt tot het dragen van groene
petten en in Engeland zelf werden ban-,
kroetiers tot diep' in cle achttiende eeuw
nog gelijk gesteld met misdadigers. Het
verheimelijken of onttrekken van goede
ren aan een failieten boedel was zelfs
'een halsmisdaad en in 1761 werd een
frauduleus bankroetier, genaamd John
Perrot, volgens deze wet eenvoudig op
gehangen.
Lijst van onbestelbare brieven en
briefkaarten, van welke de afzenders on
bekend zijn, terugontvangen in het tijd
vak van 1124 Juni aan het postkantoor
te Goes.
Brieven. Rinnenland. Janna Kok, Krab-
bendijke; Retje Buel, Rotterdam; J. v. d.
Hooff, Amersfoort; Raad van Arbeid, Mid
delburg Topographisehe Inrichting, Haag.
Briefkaarten. Binnenland. Eén zonder
adres.
Brieven. Buitenland. L. Guinwir, Ant
werpen.
N. B. Den afzenders wordt aanbevolen
■op alle te verzonden stukken hun naam
en adres te vermelden, opdat depe bij
onbestelbaarheid aan hen kunnen wor
den teruggegeven.
Voorts is het gewenscht, alle stukken
steeds van een volledig adres straat
naam en huisnummer te voorzien.