gansche gezelschap zong hem regel voor regel na, of stemde alleen het refrein mee in. Dat was de Nederlandsche volksdans, die in den vorm van het „Patertje-langs- den-Kant" tot in onzen tijd heeft voort geleefd, en in zijn soberen eenvoud en totale absentie van gekunsteldheid, het kenmerk draagt van zijn lioogen ouder dom. Zonder dat ook maar de geringste voorbereidende oefening noodig is, kan ieder, tot dé lompste en onbehouwenste figuur toe, daaraan met succes mee doen, en alleen van den natuurlijken aan- Jeg zal het afhangen met hoeveel of hoe weinig bevalligheid de dans wordt uit gevoerd. Naast dezen simpelen „oerclans" ech ter deden in den loop der tijden ook andere hier hun intrede, die den danser aan strenge regels bonden voor passen en figuren, zoodat wie daaraan wilde meedoen, noodzakelijk voorafgaand onder richt noodig had, dat te krijgen was bij den dansmeester, in de dansschool. Reeds in de zestiende eeuw danste men Menu etten, Mazurka's en Krakowiacza's, Sara bandes en Saltarello's, Couranten, Intra den en Pavanen. In de zeventiende eeuw behoorde het in de hoogere kringen tot den goeden loon dat men zijn kinderen leerde dan sen. De bekende Muider Drost Pieter Cor- nelisz. Hooft schreef aan zijn zoon Ar- nout, die te Leiden studeerde (in 1646): „Gij dient uw oefeningen van zingen, schermen en dansen zooveel te onder houden, dat gij daarin niet achteruit gaat"; en een anderen keer: ,,'t Geld, dat gij aan dansen en schermen hebt te besteden, om volmaakter in die kun sten te worden, sta ik u gaarne toe." Op de bruiloft van de dochter van den dichter Huygens, in 1660, waar de fine- fleur van Den Haag, met den Franschen gezant voorop, aanwezig was, begon het bal met een eenvoudig „Patertje-langs- den-Kant"; en pas toen men daarvan ge noeg had, kwamen de deftige dansen aan de beurt. Eerst op liet eind dier eeuw begonnen de kerkeraden zich er mee te bemoeien, echter met weinig vrucht. In meerdere plaatsen verrezen dans scholen. Te Amsterdam werd ieder jaar de cursus in zulk een school besloten met een bal der leerlingen, in tegen woordigheid van ouders en genoodigden. Daarvan vertelt Const. Huygens de zoon het volgende: ,,'s Namiddags van 31 De cember 1691 waren ik met mijn vrouw en Creitsmar met zijn vrouw in de dans school, waar een bal gehouden werd van de dansmeestersdiscipelen, meest juffers en juffertjes van zes tot twintig jaar oud. Zij waren van allerhande fatsoen, zijnde daar dochters van den adel en van gemeen volk: slagers, kruideniers en die met waren langs de straat venten. Een meisje van een kruidenierster, tien of elf jaar oud, danste het best van allen en werd telkens met handgeklap beloond, als zij gedaan had. De bekwame .dans meester had van eiken leerling een kroon (is drie gulden) ,en er mochten er wel een vijftig wezen, naar mijn schatting." En een jaar later, 22 Dec. 1692, schrijft hij„Ik was vanmiddag met nicht Vcr- hatti op het kinderbal in de dansschool van mr. Cray, waar een groote meid van negentien of twintig jaar zoo leelijk danste, dat alle aanwezigen schier hard op lachten, en een rossig meisje, dat ik het vorige jaar daar ook gezien had, het weer heel mooi deed". Van lieverlee ontstonden er met name te -Amsterdam, dansgelegenheden, o. a. op de Reguliersgracht, waar o. a. de huizen van „Jan Pleizier" en „Coo de Slaaf" een grooten naam hadden. Het is vooral ds Petrus Plancius al daar geweest die in 1585 van Rrussel was beroepen, die zich tegen de zondige dans- en andere gewoonten verzette. De bestraffing begon bij den predikant Hals bergen, die zich te buiten ging aan spe len „met den bal, kolven en kaertspel", schoon deze meer bepaald tot de „mid delmatige dingen" gerekend werden. (Dit is wat het kaartspel aangaat, onjuist. Red. Zeeuw.) Toen men met den predikant Hals- bergiuts op orde was, trad de Amster damse!) e kerkeraad tegen het dansen op. en wel zonder aanzien des1 persoons. Want 'onder de eersten, die daarover aanmer kingen moesten aanhooren, behoorden burgemeester Reinier Cant en zijn huis vrouw, bij wie aan huis een gezelschap jongelui 's nachts gedanst had. De bur gemeester zei, dat liet buiten zijn weten gebeurd was. zijn vrouw bekende, dat ze het zonder veel tegenstribbelen had toe gelaten, beiden betuigden hnn leedwezen over bet voorgevallene, en de kerkeraad vond, dat men daarmee de zaak kon laten rusten. De dansgewoonten werden echter door deze censuren niet afgebroken ln de no tulen der kerkeraadsvergaderingen leest men er herhaaldelijk van. Een er van gewaagt van „burgemeester Bas, die zijn vrouw met geweld tot den dans heeft getrokken". Niet minder zorg baarden deze ge woonten aan de vroedschap Van Arnhem, die ook al trachtte ze tegen te gaan, doch burgemeester Voogt niet kon bewegen het dansen op zijn bruiloft niet toe te laten. Ook de kerkeraad van Arnhem trachtte Je vergeefs dit kwaad der „lichtzinnige' „vleeselijke danserijen" tegen te gaan. In zeker opzicht zeker wel eigen schuld. Strekke ten bewijze het Kerkeraadsbesluit van Augustus 1681, om in catechisatie, prediking, huisbezoek en bij het aannemen van nieuwe lidmaten steeds uitdrukkelijk te wijzen op het zondige van het dansen, maar dat men het aan de prudentie van ouderlingen en predikanten, die tegen woordig zijn iu gezelschappen, waar ge danst wordt, overlaat, of zij hun misnoe- j gen daarover te kennen zullen geven door heen te gaan of wel door een afkeurend woord. Tot zoover „Het Handelsblad". Met genoegen stellen wij vast, dat in Geref. kringen het dansen nog steeds tot do verboden uitspanningen behoort. Herdenking Mobilisatie 1914. Zooals reeds meermalen in de dagbla den werd bekend gemaakt, is ter her denking van het feit, datJiet op' 31 Juli a.s. 10 jaren geleden is, dat Nederland mobiliseerde, een comité opgericht om hieraan leiding te geven. Bij de gedachte aan een algemeene her- j denking hiervan behoort in de eerste 'plaats het idee „feest" geheel te worden vermeden. Immers is het onderhavige feit voor het Nederlandsche' volk met zijne legeering een harde noodzakelijkheid ge weest. Evenmin als aan feestviering moet hierbij gedacht worden aan „militair ver- j toon", propaganda voor de oorlogsidee (N.B.of zoogenaamd „railitaiiisme". Het is gebleken noodig te zijn, om al gemeen in den lande kenbaar te maken dat het bovenstaande niet het doel van deze herdenking kan, noch mag zijn. Ver schillende uitingen door comitéleden, uit den mond van hen, waarmee ze deze zaak bespraken, gehoord, wezen 'er opi, dat deze misvatting van de bedoeling Herdenking Mobilisatie 1914 in boven bedoelden zin veel voorkomt. Wlat is dan wel het doel van deze herdenking? Het doel van het herdenken is, om, nu Sedert de mobilisatie 10 jaren zijn ver- loopen en men zich daarom meer reken schap kan geven van de beteekenis voor ons land van de toenmalige ernstige ge beurtenissen, de aandacht erop te ves tigen, dat wij met dankbaarheid moeten terug denken aan het ons voorbijgaan van een groot onheil, dat ons bedreigd heeft en dienen te beseffen en overzien het ver schil tusschen ons ea de volkeren, die in den oorlog betrokken zijn geworden. Met dankbaarheid dienen wij te con- Stateeren, dat, al heeft ons zulks ook zeer voel gekost en al voelen wij nog in hooge mate do economische terugslag, wij, mede door onzen sterken vredeswil, hebben voorkomen, dat nog veel grooter materieel© nadeelen eti zooveel kostbare menschenlevens zouden te betreuren zijn dan nu, indien wij toch in dien afschu- welijkcn strijd gemengd waren geworden. Indien een ieder ook, en niet in de laatste plaats, aan hen, die niet gemo biliseerd zijn geweest, goed duidelijk wordt do beteekenis van de periode 1914—'18, zal deze „herdenking" leiden tot ©en ver heffen van het nationaal gevoel, hetwelk in Augustus 1914 zoo schoon tot uiting is gekomen, dat toen de kracht gaf, om den oorlog buiten het land te houden en dat ook in de toekomst ons de kracht zal moeten geven om, als kleine natie, te midden van de grootste gevaren het zelfstandig voortbestaan te waarborgen van ons vredelievend en nijver volk. ook al moet daarvoor worden geleden. Het Nationaal Comité stelt zich voor deze goede Iregripplen bij hét gansche volk te doen verlevendigen. Het stelt zich tot taak, hij een ieder ingang te doen vinden het gevoel voor de ernst der zaak, te ontwikkelen de va derlandsliefde, als eerste burgerdeugd, op to wekken tot eenheid in gevaar. Het vertrouwt dat het moge gelukken het hart te vermurwen van tien voor wien het behoud van den vrede ten voordeel is ge weest, tenminste grootere nadeelen heeft voorkomen (en dat zijn feitelijk""allen), opdat 'de hand in ruime mate zal geven wat strekken kan om te lenigen den nood van zoovelen die nog lijden, te verzachten het leed zooveel dat nog doenlijk is. Het hoofddoel dezer beweging is het vormen van een steunfonds ten bate van hulpbehoevende slachtoffers der mobili satie. Diaarlo© zal op den dag der mo bilisatie, 31 Juli, overal in den lande een collecte worden gehouden, uit de opbrengst waarvan bovengenoemd fonds hoofdzakelijk zal worden gevormd. Van deze opbrengst zullen geen gelden wor den afgezonderd om de kosten der ge- heele beweging te dekken Die ingezamelde gelden op deze collecte zullen alzoo ten volle ten goede komen aan het bovenge noemde fonds. Ter dekking van de kos ten zal op- een andere wijze getracht wor den het benoodigde in te zamelen. Volgens mededeclingen van den voor zitter der vereeniging tot steun aan Mi liciens bleek op de eenigen tijd geleden gehouden vergadering van het Nationaal Comité, dat er werkelijk nog een belang rijke behoefte bestaat voor steun aan directe slachtoffers der mobilisatie en dat door die vereeniging voortdurend steun moet worden geweigerd door gebrek aan middelen. Ook in pegeeringskringen bestaat het besef, dat door slachtoffers der mobili satie nog in hooge mate wordt geleden, blijkens een post op de begroeting ad f 20.000, voorgesteld door de regee ring. Bij de behandeling daarvan werd zelfs uit liet midden der Kamer voor gesteld deze post te verhoogen tot f 30.000 Sommigen in den lande meenen, of zeggen tenminste te meenen, dat het de plicht is van de gemeenschap1 om in de jiooden van de vroeger gemobiliseerden volledig tegemoet te komen. Deze uit spraak is zeer gemakkelijk voor den pri vaat persoon. Doen regeering en volks vertegenwoordigers hun plicht niet, ten minste huns inziens, hun geweten is ge sust en zij behoeven er zich ook niets van aan te trekken. Bij eenig nadenken kan deze redenee- ring toch aan het gros der Nederlandsche bevolking geen voldoening geven. Toen het gevaar daar was op 31 Juli 1914 en den volgenden tijd hebben de daartoe in •aanmerking komende personen aan den eersten oproep tot mobilisatie gevolg ge geven met een bewonderenswaardig elan en in liet volle besef, dat voor hen levens gevaar daarop kon volgen en een lang durige scheiding van hun gezin op zijn allerminst in hel vooruitzicht lag. Over de financieele gevolgen, die velen van hen direct zouden treffen, werd toen minder gedacht en zoowel verschillende neringdoenden als zij, die vaste betrek kingen daardoor kwijt raakten voelen nu 'nog aan den lijve, dat deze financieele gevolgen voor hen extra blijven drukken boven de algemeene economische nadee len, die ons allen nog bezwaren. Deze kleine minderheid van het volk lijdt dus nu nog „extra voor do opoffe- rensgezindheid waarmede zij toen de hen door de natie opgelegde taak 'hebben op zich genomen. Het is daarom dat de resteerende groote meerderheid van het volk in al zijn geledingen individueel den moreelen plicht heeft, die slachtof fers zooveel mogelijk tegemoet te komen in hun financieelen nood. Daarom geldt het thans de handen in een te slaan voor landskinderen, voor medeburgers, die, ten behoeve van de éigen gemeenschap, in bijzondere mate getroffen zijn. Als één man verrijze men om aan dat werk mee te doen. Geen partijen; geen geloofsverdeeld heid; geen standen. Allen te zamen voor hot gemeenschappelijk vaderland. Neder land één, en de beurs wijd open, voor lien, die voor het Vaderland en ten be hoeve der medeburgers in biizondere mate hebben geleden. Dat is het doel van het Nationaal Comité Herdenking Mobilisatie 1914, en geen ander. Naast de -vorming van bovengenoemd fonds is een klein programma opgemaakt om de eenheid van de Nederlandsche bevolking naar buiten te doen blijken. Dit programma luidt in het kort: a. herdenking in de godsdienstoefenin gen van alle kerkgenootschappen; li. het uitgeven van een manifest, c. collecte en bijeenkomst van vroeger gemobiliseerden in elke gemeenle, waar toe een of meer sprekers door de plaatse lijke comitè's zullen worden uitgenoodigd. Deze bijeenkomsten behooren geen feestelijk karakter te dragen. (1. Betooging in den Haag d001" ex-go- mobiliseerdën uit alle gemeenten van het land. Meerdere nadere bijzonderheden zullen later worden bekend gemaakt. Uit Canada. Onze landgenooten moeten niet denken dat de menschen in de groote steden van Canada blij zijn als er landverhuizers binnen hare landpalen komen. Wel de menschen buiten. Een aantal werkloozen uit Amsterdam en Leiden zijn half Maart naar Canada gezonden. Een hunner schrijft tover de minder aangename ontvangst te Montreal van daar een en ander aap zijn dokter, „aan hetwelk wij onderstaand ont- leenen. Ik stond raar te kijken, dat ik hier Fransch hoorde spreken ook. Nu was het voor mij om het - Engolsch te leeren niet zoo aange naam. Want ik heli geregeld steeds onder Franschen gewerkt. De meeste menschen hier van de Franschen kunnen Engelse-h spreken ook. Want de kinderen leeren het op school. Wat de Engelsche taal betreft, dokter, om die te leeren, valt ook niet mee hoor! Voor al als men niet zoo jong meer is. Maar als men vakman is, dan ziet men wel spoedig wat er gebeuren moet, en ten tweede, be grijpt men ze gauwer, dan men hen kan ant woorden. Wat de werkzaamheden hier be treft, "dat laat wel wat te wenschen over. De manier van werken is ook verschillend. Wat 't toezicht betreft over den bouw, dat is ook een bedroefd schijntje. Voor het brand vrijmaken van de woonhuizen schijnen ze hier niet veel te gevoelen. Wat de binnen- muurtjes aangaat, hier gebruikt men daar voor hout. Dan plaatst men richels en daar tegen weer smalle latjes van 2lk cM. breed en 1 cM. dik en 1 cM. van elkaar en daar gaat het stucadoorswerk tegen. Als zoo'n huis in brand geraakt, dan brandt alles af. Arbeiderswoningen doen 17 dollar per maand huur en hebben heel weinig licht en ventilatie. Wil men hier ook een goed huis bewonen, dan betaalt men 40 of 50 dollar per maand. Dus de woningen zijn hier ook niet goedkoop. Dat is dan ook de re den, dat de arbeiders bij elkaar inwonen met Ijun gezin. U begrijpt wel wat voor toe standen men krijgt. En hoofdzakelijk komt dat voor bij de minst betaalden. Want de loonen zijn hier ook niet hoog. Het gemid delde loon voor een arbeider is hier 25 ,a 30 dollar per week. Wfit de levensmiddelen betreft, die zijn niet al te duur. Bijvoorbeeld een pond vlecsch 25 dollarcent met been meegewogen, het wordt niet zoo Irehandekl, als door de Hollandscho slagers. Het gaat hier voor het vaderland weg, .want tijd is geld. Eieren 35 cent per dozijn, melk 13 cent per literflesch. Melk koopt men hier alleen in- flesschen, en fruit is hier ook goedkoop. Dus wat dat aangaat kan men hier als arbeider er meer van profiteeren. Maar an ders is het volgens mijn meening ook het zelfde als in Holland, vechten voor een be staan. Wat de werkzaamheden betreft, dat gaat in den zomer best, maar in cjen winter ook hier verschrikkelijk slecht. De winters zijn ook buitengewoon hard, bovendien du ren ze lang. Nu zitten wij hier in April, maar de sneeuw lag wel een voet dik op de straten, zoo had het op 9 April weer ge sneeuwd. En vriezen geen klein beetje: 24 graden, dat is in Holland 39 graden onder nul De .apothekers maken goede zaken, omdat de dokters zoo duur zijn. De menschen zijn hier niet erg proper ook. En de vrouwen maken het zich zoo gemakkelijk mogelijk. Er wordt hier over het algemeen nog 10 uur per dag gewerkt. Nu mogen enkele citaten volgen uit aan „Het Handelsblad" ontleende brieven van emigranten, door liet Transatlanti sche Bemiddelingsbureau uitgezonden, die op liet land een plaats vonden: Ik zit hier op een groote faun. Mijn baas bezit veel land, veel paarden en Jsoeien Ik sta om 5 uur op en'ga om 10 uur naar bed, ik moet hard werken, rijd veel met gaard en wagen, maak stallen gehoon en ik ploeg ook veel. Het eten is hier goed, 3 maal daags warm eten en brood, eiken dag veel vleesch. Ik eet eiken dag vijf eieren Er moot thans gezaaid worden, toch is het nog koud, hel vriest soms 30 graden, kort geleden vroor het nog 70 graden. Een tweede, die aan boord al kennis had gemaakt met een Engelscli meisje, die liem 'de taal onderwees, besluit hei relaas van zijn ervaringen: Als het overal zoo goed is als ik het tot nog toe gehad heb, dan kom ik nooit terug hoor. Aan een derden brief ontleent liet blad: Ik heb de laatste dagen geen tijd gehad om te schrijven, want ik had het erg druk. Ik moet zelf. mijn goed wasschen, maar dat is erg makkelijk, want ik heb zeep plenty hier. Ik moet drie maaltijden daags koken en als ik lijd over heb, moet ik helpen op de farm. Wflj zijn de laatste dagen bezig om het zaaikoren te sorteeren, dat gaat hier met. sloom, want wij hebben ongeveer 200 mud zaaikoren noodig. W,ij hebben hier een huisje apart voor het vleesch, daar hangt op het moment ongeveer 8A koe en een half varken en het vriest hier (de brief is van 9 April) nog zoo hard, dat al het vleesch bevroren is, het sneeuwt hier nog haast iederen dag. Ik verdien hier de eerste maand 20 dollars en dan 40 dollars tot van den winter, dan ga ik waarschijnlijk naar Alberta, naar een paardenfokkerijwant ik heb geen zin om dezen -winter voor 15 dollar in de maand te werken. Je denkt misschien dat 40 dollar veel is, maar dan heb je het mis, want een dollar is hier haast hetzelfde als in Holland een gulden. Een doosje sigaretten kost hier 12!/2 dollarcent, dan heb je de minste en do tabak is nog veel duurder en niet te rooken. Morgen ga ik paardrijden, maar het is niet gemakke lijk. Ik heb Maandag al bezig geweest en toen ben ik er viermaal afgevallen, een keer viel ik zoo lang als ik was in een wed, waar de paarden drinken, toen ben ik cr maar uitgescheden. want het werd mij to kras, voor den eersten dag was het genoeg. Enfin, al doende leert inen. Uit een anderen brief knippen wij De menschen hier zijn wel goed voor mij, jammer, dat we elkaar niet verstaan, clan zou het beter gaan. De boer heeft twee kin deren, een meisje van 4Va jaar en een jon gen van elf, die moeten mij maar een beetje helpen met Engelsch leeren, als ik wat zeg gen wil of mijn baas, dan moeten wij eerst dat woordenboekje napluizen en dan woordje voor woordje, vaak nog niet door mij of door hen begrepen. Ik moet. hard werken, doch dat is gezond.... Een man, die voor eigen rekening uit ging, meldt o.a, 's'Morgens kwamen wij in Lethbridge aan om 4 uur, van waar wij weer om 7 pur met een auto naar Carlslon werden gebracht. Toen we daar waren kregen wij weer eten en na verloop van tijd kwamen er boeren, die vroegen, of wij mee wilden gaan, maar toen we vroegen wat ze betaalden, zeiden ze 15 dollars „per maand. Daar was eerst niemand voor te vinden, maar uit andere bronnen vernamen wij, dat het in den zomer wel meer zou worden, dus hebben wij het maar aangenomen. Een ander schrijft: Geschoolde boeren verdienen 40 dollar, maar ik ben ongeschoold, dus krijg ik maar 15 dollars per maand, maar daar geef ik niet om, het is om te beginnen en wij blijven hier niet lang, want als wij1 een paar dollars bespaard hebben gaan wij naar Winnipeg; in den oogsttijd verdienen wij meer. Allen schrijven dat zij werken van 's morgens 5 tot 7 uur en van 71/2 tot 42 uur. Het werk is zwaar, doch het eten is best. Dagelijks 4 eieren, een pond Vleesch, enz. Het landschap schijnt mooi en de Hol landscho boer over 't algemeen weinig scheutig te zijn, op te maken uit het volgende Ik heb geprofiteerd van de reis, het was in één woord prachtig, watervallen en ber gen, alles kwam ik voorbij. Toen ik met den baas medeging, reden wij met een auto door de bergen, onderweg zag ik veel wezeltjes. De wegen zijn erg „ongelijk. Er waren veel Hollandscho boeren, die naar de Hollanders kwamen kijken of er een knecht voor hen bij was, maar er gingen er weinig met hen mee, want er was een Hollandsch meisje, die vertelde, dat de Hollanders niet goed betaalden en hard laten werken, zoodat alles ging naar Engelsche en Canadeesche boeren. Zeer tevreden gestemd is nog een an der; deze toch schrijft De lieden hier zijn nogal godsdienstig, maar zij nemen het licht op. De toestand is hier het beste van de wereld, men heeft een goed bestaan. De farmers hebben de laatste 5 jaar een slechten oogst gehad. Heb ben zij een goeden oogst, dan verdienen ze wel ruim tweeduizend dollars schoon. Er zijn hier veel jongelui die voor zichzelf be ginnen en als het zoo blijft, begin ik het andere jaar ook voor mij zelf te werken en dat gaat liier makkelijk, want er is hier land genoeg om te bewerken. Eindelijk op de plaats van bestemming schrijft IV. Het gaat hier heel wat har der met den trein dan in Holland. Het eten is wel goedkoop, in den trein moesten wij zelf voor ons eten zorgen. Dat heb ik in St.-John ingeslagen, hel kostte mij in het geheel 21/2 dollar. In den trein zelf moet je alles duurder betalen. In elk station stopt de trein 10 minuten, dan kan men weer in- koopen doen. Eieren kosten zoowat niets, 3V2 cent, een busje zalm, in Holland 60 cent, kosl hier 10 cent. In de treinen is ook een toestel waar je eten op kunt koken, dat is fijn hoorDe streken waar wij door gespoord zijn, waren heel mooi, langs rotsen en door tunnels, langs bosschen en watervallen. De sneeuw op de bergen was een mooi gezicht. Ik zit midden tusschen de bergen. Zijn aankomst beschrijft hij aldus: In Crossee aangekomen, werden wij onder gebracht in het Emigratie Hotel. Zoo af en toe kwamen er farmers aaugeloopen en werd er over ons gehandeld, zonder dat wij zelf wisten waarover zü het hadden. Zoo komt or ongeveer 10 uur eeu boer finnen boopen, en daar ik toevallig vlak hij hem was, vroeg hij mij, in gebroken Hollandsch of jjc soms ook iemand wist, die goed met paar den kon omgaan, maar vroeg hem tevens, hoeveel jongens hij noodig had, daar ik piet E. afgesproken had, als het kon met ons tweeën op een farm geplaatst te worden. Na heel veel praten besloot onze farmer om ons heiden dan- maar te nomen en van dien lijd af zijn wij ingeburgerd bij onzen baasKwart voor elf kwam hij met de auto voor en hadden wü maar voor het in stappen en gingen wij met de auto naar de kerk. Nu moet u zicli van de kerk niet te veel voorstellen, een .schoollokaal met 50 menschen, ziedaar de kerk iu Iron Spring. Na afloop van de kerk werden wij door Jack aan verschillende menschen, waaronder ook eenige Hollanders, voorgesteld. Des middags kookten we zelf ons eten, nadal we ons verkleed „hadden. Ik schilde do aardappelen, Jan de appelen en zoo zaten we 0111 3 uur heerlijk aardappelen met appelmoes, vlecsch, brood, kaas en chocolade te gebruiken. In Canada is de leus, help your sejf. Wij kiezen door dit alles over te ne men geen partij voor Landverhuizing of voor Canada, al zijn wij meer dan ooit geneigd in deze tijden van malaise en werkloosheid de pogingen om flinke werk loozen vooruit te helpen te steunen. Deze korte knipsels zijn altegaar van werk loozen die zijn voortgeholpen en aanvan kelijk op spoor gebracht zijn. Hun toe stand schijnt ons toe daar beter te zijn dan hij tot half Maart in het vaderland was. Zij dreigden maatschappelijk onder te gaan en nu verdienen zij een goed stuk brood, en hebben zij werk. En Arbeid is der zielen hoeder. Arbeid is des levens voeder. Prof. mr D. P. D. Fabius. Die redactie van „Het Handel sb'ad" geelt verslag van een vraaggesprek dat zij had met dezen oud-hoogleeraar der V. U„ thans lid van den Raad van State Ter verduidelijking der inleiding diene dat mr Fabius geboren is te Garderen op de Veluwe, waar zijn vader predikant was,, vanwaar deze, vergissen wij 011s niet, naar Delft is vertrokken en aldaar op betrekkelijk jongen leeftijd is overle den. f Ook herinneren wij ons uit een pole- miekje in „De Standaard" tusschenden hoofdredacteur en den zoo juist gepro moveerden rechtsgeleerde mr D. 1'. U., naar aanleiding van de vraag: „Maar tellen wij niet meer mee", dat mr D. P. D. na zijn promotie te Dieren bij zijne moe der zijn domicilie had. Doch geven wij het woord aan „Het Handelsblad" Als het waar is, dat de mcnsch aardt naar zijn geboortegrond, dan heeft de ruige Veluwe dezen zoon van haren bo dem wel veel van haar eigenschappen meegegeven. Gaat reizen, wie zijn land lief heeft, en bezoekt het schilderachtige Garderen. dat een norsche bevolking heeft als Put ten en Nunspeet en de stugge heiplanting van heel dit landsdeel. 'Brengt stroefheid samen met ontoegankelijkheid: voegt daarbij een groote hoeveelheid scherpzin nigheid, óók zin voor humor (die eerst na rijpere kennismaking blijkt) en ser- casme, die al aanstonds zich openbaart. Herkent gij den oud-professor? Wijdloopig is Fabius nooit geweest, noch in woord noch in geschrift. Nooit heeft hij meer woorden gebruikt, dan strikt noodig was, nooit meer gepraat dan werd vereischt. Iedereen, die Fabius kent. die hem in een of andere ciualiteit mee maakte, weet dit. Een man van weinig woorden 1 Of ia de jaren toen professor Buys met dat groepje jonge studenten, met Heemskerk, Van der Vlugt en Fabius aan een sou- pertje zich vereenigde in de Sleutelstad; toen do. Leidsche Debating Club dr Abra ham Kuyper uilnoodigde om stellingen te verdedigen en Fabius reeds bekend 'stond als „Groeniaan"; of in die jaren Dammes Paulus Dirk Fabius óók al be kend stond als een jongeman, die karig was met zijn woorden, wij weten het niet. In ieder geval wa,s hij reeds een figuur- in de dagen, toen aan de Iloogeschool zijn levensopvatting al oen geprononceerd karakter had aangenomen en het begin verried van een wereldbeschouwing, waar door hij, op later leeftijd, bekend zou wor den. AJs student heeft Fabius al van zich doen hooren. Men las van hem in „De Standaard" en later, toen zijn inzichten, evenals die van Lohman en anderen, af weken van die van dr Kuyper, heeft hij gastvrijheid gevonden in „Die Rotterdam mer".

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 2