gansche gezelschap zong hem regel voor
regel na, of stemde alleen het refrein
mee in.
Dat was de Nederlandsche volksdans,
die in den vorm van het „Patertje-langs-
den-Kant" tot in onzen tijd heeft voort
geleefd, en in zijn soberen eenvoud en
totale absentie van gekunsteldheid, het
kenmerk draagt van zijn lioogen ouder
dom. Zonder dat ook maar de geringste
voorbereidende oefening noodig is, kan
ieder, tot dé lompste en onbehouwenste
figuur toe, daaraan met succes mee
doen, en alleen van den natuurlijken aan-
Jeg zal het afhangen met hoeveel of hoe
weinig bevalligheid de dans wordt uit
gevoerd.
Naast dezen simpelen „oerclans" ech
ter deden in den loop der tijden ook
andere hier hun intrede, die den danser
aan strenge regels bonden voor passen
en figuren, zoodat wie daaraan wilde
meedoen, noodzakelijk voorafgaand onder
richt noodig had, dat te krijgen was bij
den dansmeester, in de dansschool. Reeds
in de zestiende eeuw danste men Menu
etten, Mazurka's en Krakowiacza's, Sara
bandes en Saltarello's, Couranten, Intra
den en Pavanen.
In de zeventiende eeuw behoorde het
in de hoogere kringen tot den goeden
loon dat men zijn kinderen leerde dan
sen. De bekende Muider Drost Pieter Cor-
nelisz. Hooft schreef aan zijn zoon Ar-
nout, die te Leiden studeerde (in 1646):
„Gij dient uw oefeningen van zingen,
schermen en dansen zooveel te onder
houden, dat gij daarin niet achteruit
gaat"; en een anderen keer: ,,'t Geld,
dat gij aan dansen en schermen hebt
te besteden, om volmaakter in die kun
sten te worden, sta ik u gaarne toe."
Op de bruiloft van de dochter van den
dichter Huygens, in 1660, waar de fine-
fleur van Den Haag, met den Franschen
gezant voorop, aanwezig was, begon het
bal met een eenvoudig „Patertje-langs-
den-Kant"; en pas toen men daarvan ge
noeg had, kwamen de deftige dansen aan
de beurt.
Eerst op liet eind dier eeuw begonnen
de kerkeraden zich er mee te bemoeien,
echter met weinig vrucht.
In meerdere plaatsen verrezen dans
scholen. Te Amsterdam werd ieder jaar
de cursus in zulk een school besloten
met een bal der leerlingen, in tegen
woordigheid van ouders en genoodigden.
Daarvan vertelt Const. Huygens de zoon
het volgende: ,,'s Namiddags van 31 De
cember 1691 waren ik met mijn vrouw
en Creitsmar met zijn vrouw in de dans
school, waar een bal gehouden werd van
de dansmeestersdiscipelen, meest juffers
en juffertjes van zes tot twintig jaar
oud. Zij waren van allerhande fatsoen,
zijnde daar dochters van den adel en
van gemeen volk: slagers, kruideniers en
die met waren langs de straat venten.
Een meisje van een kruidenierster, tien
of elf jaar oud, danste het best van allen
en werd telkens met handgeklap beloond,
als zij gedaan had. De bekwame .dans
meester had van eiken leerling een kroon
(is drie gulden) ,en er mochten er wel
een vijftig wezen, naar mijn schatting."
En een jaar later, 22 Dec. 1692, schrijft
hij„Ik was vanmiddag met nicht Vcr-
hatti op het kinderbal in de dansschool
van mr. Cray, waar een groote meid
van negentien of twintig jaar zoo leelijk
danste, dat alle aanwezigen schier hard
op lachten, en een rossig meisje, dat ik
het vorige jaar daar ook gezien had, het
weer heel mooi deed".
Van lieverlee ontstonden er met name
te -Amsterdam, dansgelegenheden, o. a. op
de Reguliersgracht, waar o. a. de huizen
van „Jan Pleizier" en „Coo de Slaaf"
een grooten naam hadden.
Het is vooral ds Petrus Plancius al
daar geweest die in 1585 van Rrussel
was beroepen, die zich tegen de zondige
dans- en andere gewoonten verzette. De
bestraffing begon bij den predikant Hals
bergen, die zich te buiten ging aan spe
len „met den bal, kolven en kaertspel",
schoon deze meer bepaald tot de „mid
delmatige dingen" gerekend werden. (Dit
is wat het kaartspel aangaat, onjuist.
Red. Zeeuw.)
Toen men met den predikant Hals-
bergiuts op orde was, trad de Amster
damse!) e kerkeraad tegen het dansen op.
en wel zonder aanzien des1 persoons. Want
'onder de eersten, die daarover aanmer
kingen moesten aanhooren, behoorden
burgemeester Reinier Cant en zijn huis
vrouw, bij wie aan huis een gezelschap
jongelui 's nachts gedanst had. De bur
gemeester zei, dat liet buiten zijn weten
gebeurd was. zijn vrouw bekende, dat ze
het zonder veel tegenstribbelen had toe
gelaten, beiden betuigden hnn leedwezen
over bet voorgevallene, en de kerkeraad
vond, dat men daarmee de zaak kon laten
rusten.
De dansgewoonten werden echter door
deze censuren niet afgebroken ln de no
tulen der kerkeraadsvergaderingen leest
men er herhaaldelijk van. Een er van
gewaagt van „burgemeester Bas, die
zijn vrouw met geweld tot den dans heeft
getrokken".
Niet minder zorg baarden deze ge
woonten aan de vroedschap Van Arnhem,
die ook al trachtte ze tegen te gaan, doch
burgemeester Voogt niet kon bewegen het
dansen op zijn bruiloft niet toe te laten.
Ook de kerkeraad van Arnhem trachtte
Je vergeefs dit kwaad der „lichtzinnige'
„vleeselijke danserijen" tegen te gaan. In
zeker opzicht zeker wel eigen schuld.
Strekke ten bewijze het Kerkeraadsbesluit
van Augustus 1681, om in catechisatie,
prediking, huisbezoek en bij het aannemen
van nieuwe lidmaten steeds uitdrukkelijk
te wijzen op het zondige van het dansen,
maar dat men het aan de prudentie van
ouderlingen en predikanten, die tegen
woordig zijn iu gezelschappen, waar ge
danst wordt, overlaat, of zij hun misnoe-
j gen daarover te kennen zullen geven door
heen te gaan of wel door een afkeurend
woord.
Tot zoover „Het Handelsblad". Met
genoegen stellen wij vast, dat in Geref.
kringen het dansen nog steeds tot do
verboden uitspanningen behoort.
Herdenking Mobilisatie 1914.
Zooals reeds meermalen in de dagbla
den werd bekend gemaakt, is ter her
denking van het feit, datJiet op' 31 Juli
a.s. 10 jaren geleden is, dat Nederland
mobiliseerde, een comité opgericht om
hieraan leiding te geven.
Bij de gedachte aan een algemeene her-
j denking hiervan behoort in de eerste
'plaats het idee „feest" geheel te worden
vermeden. Immers is het onderhavige feit
voor het Nederlandsche' volk met zijne
legeering een harde noodzakelijkheid ge
weest. Evenmin als aan feestviering moet
hierbij gedacht worden aan „militair ver-
j toon", propaganda voor de oorlogsidee
(N.B.of zoogenaamd „railitaiiisme".
Het is gebleken noodig te zijn, om al
gemeen in den lande kenbaar te maken
dat het bovenstaande niet het doel van
deze herdenking kan, noch mag zijn. Ver
schillende uitingen door comitéleden, uit
den mond van hen, waarmee ze deze
zaak bespraken, gehoord, wezen 'er opi,
dat deze misvatting van de bedoeling
Herdenking Mobilisatie 1914 in boven
bedoelden zin veel voorkomt. Wlat is dan
wel het doel van deze herdenking?
Het doel van het herdenken is, om, nu
Sedert de mobilisatie 10 jaren zijn ver-
loopen en men zich daarom meer reken
schap kan geven van de beteekenis voor
ons land van de toenmalige ernstige ge
beurtenissen, de aandacht erop te ves
tigen, dat wij met dankbaarheid moeten
terug denken aan het ons voorbijgaan van
een groot onheil, dat ons bedreigd heeft
en dienen te beseffen en overzien het ver
schil tusschen ons ea de volkeren, die
in den oorlog betrokken zijn geworden.
Met dankbaarheid dienen wij te con-
Stateeren, dat, al heeft ons zulks ook
zeer voel gekost en al voelen wij nog in
hooge mate do economische terugslag,
wij, mede door onzen sterken vredeswil,
hebben voorkomen, dat nog veel grooter
materieel© nadeelen eti zooveel kostbare
menschenlevens zouden te betreuren zijn
dan nu, indien wij toch in dien afschu-
welijkcn strijd gemengd waren geworden.
Indien een ieder ook, en niet in de
laatste plaats, aan hen, die niet gemo
biliseerd zijn geweest, goed duidelijk wordt
do beteekenis van de periode 1914—'18,
zal deze „herdenking" leiden tot ©en ver
heffen van het nationaal gevoel, hetwelk
in Augustus 1914 zoo schoon tot uiting
is gekomen, dat toen de kracht gaf, om
den oorlog buiten het land te houden en
dat ook in de toekomst ons de kracht
zal moeten geven om, als kleine natie,
te midden van de grootste gevaren het
zelfstandig voortbestaan te waarborgen
van ons vredelievend en nijver volk. ook
al moet daarvoor worden geleden.
Het Nationaal Comité stelt zich voor
deze goede Iregripplen bij hét gansche volk
te doen verlevendigen.
Het stelt zich tot taak, hij een ieder
ingang te doen vinden het gevoel voor
de ernst der zaak, te ontwikkelen de va
derlandsliefde, als eerste burgerdeugd, op
to wekken tot eenheid in gevaar. Het
vertrouwt dat het moge gelukken het hart
te vermurwen van tien voor wien het
behoud van den vrede ten voordeel is ge
weest, tenminste grootere nadeelen heeft
voorkomen (en dat zijn feitelijk""allen),
opdat 'de hand in ruime mate zal geven
wat strekken kan om te lenigen den nood
van zoovelen die nog lijden, te verzachten
het leed zooveel dat nog doenlijk is.
Het hoofddoel dezer beweging is het
vormen van een steunfonds ten bate van
hulpbehoevende slachtoffers der mobili
satie. Diaarlo© zal op den dag der mo
bilisatie, 31 Juli, overal in den lande
een collecte worden gehouden, uit de
opbrengst waarvan bovengenoemd fonds
hoofdzakelijk zal worden gevormd. Van
deze opbrengst zullen geen gelden wor
den afgezonderd om de kosten der ge-
heele beweging te dekken Die ingezamelde
gelden op deze collecte zullen alzoo ten
volle ten goede komen aan het bovenge
noemde fonds. Ter dekking van de kos
ten zal op- een andere wijze getracht wor
den het benoodigde in te zamelen.
Volgens mededeclingen van den voor
zitter der vereeniging tot steun aan Mi
liciens bleek op de eenigen tijd geleden
gehouden vergadering van het Nationaal
Comité, dat er werkelijk nog een belang
rijke behoefte bestaat voor steun aan
directe slachtoffers der mobilisatie en dat
door die vereeniging voortdurend steun
moet worden geweigerd door gebrek aan
middelen.
Ook in pegeeringskringen bestaat het
besef, dat door slachtoffers der mobili
satie nog in hooge mate wordt geleden,
blijkens een post op de begroeting ad
f 20.000, voorgesteld door de regee
ring. Bij de behandeling daarvan werd
zelfs uit liet midden der Kamer voor
gesteld deze post te verhoogen tot f 30.000
Sommigen in den lande meenen, of
zeggen tenminste te meenen, dat het de
plicht is van de gemeenschap1 om in de
jiooden van de vroeger gemobiliseerden
volledig tegemoet te komen. Deze uit
spraak is zeer gemakkelijk voor den pri
vaat persoon. Doen regeering en volks
vertegenwoordigers hun plicht niet, ten
minste huns inziens, hun geweten is ge
sust en zij behoeven er zich ook niets
van aan te trekken.
Bij eenig nadenken kan deze redenee-
ring toch aan het gros der Nederlandsche
bevolking geen voldoening geven. Toen
het gevaar daar was op 31 Juli 1914 en
den volgenden tijd hebben de daartoe in
•aanmerking komende personen aan den
eersten oproep tot mobilisatie gevolg ge
geven met een bewonderenswaardig elan
en in liet volle besef, dat voor hen levens
gevaar daarop kon volgen en een lang
durige scheiding van hun gezin op zijn
allerminst in hel vooruitzicht lag.
Over de financieele gevolgen, die velen
van hen direct zouden treffen, werd toen
minder gedacht en zoowel verschillende
neringdoenden als zij, die vaste betrek
kingen daardoor kwijt raakten voelen nu
'nog aan den lijve, dat deze financieele
gevolgen voor hen extra blijven drukken
boven de algemeene economische nadee
len, die ons allen nog bezwaren.
Deze kleine minderheid van het volk
lijdt dus nu nog „extra voor do opoffe-
rensgezindheid waarmede zij toen de hen
door de natie opgelegde taak 'hebben op
zich genomen. Het is daarom dat de
resteerende groote meerderheid van het
volk in al zijn geledingen individueel
den moreelen plicht heeft, die slachtof
fers zooveel mogelijk tegemoet te komen
in hun financieelen nood.
Daarom geldt het thans de handen in
een te slaan voor landskinderen, voor
medeburgers, die, ten behoeve van de
éigen gemeenschap, in bijzondere mate
getroffen zijn. Als één man verrijze men
om aan dat werk mee te doen.
Geen partijen; geen geloofsverdeeld
heid; geen standen. Allen te zamen voor
hot gemeenschappelijk vaderland. Neder
land één, en de beurs wijd open, voor
lien, die voor het Vaderland en ten be
hoeve der medeburgers in biizondere
mate hebben geleden. Dat is het doel
van het Nationaal Comité Herdenking
Mobilisatie 1914, en geen ander.
Naast de -vorming van bovengenoemd
fonds is een klein programma opgemaakt
om de eenheid van de Nederlandsche
bevolking naar buiten te doen blijken. Dit
programma luidt in het kort:
a. herdenking in de godsdienstoefenin
gen van alle kerkgenootschappen;
li. het uitgeven van een manifest,
c. collecte en bijeenkomst van vroeger
gemobiliseerden in elke gemeenle, waar
toe een of meer sprekers door de plaatse
lijke comitè's zullen worden uitgenoodigd.
Deze bijeenkomsten behooren geen
feestelijk karakter te dragen.
(1. Betooging in den Haag d001" ex-go-
mobiliseerdën uit alle gemeenten van het
land.
Meerdere nadere bijzonderheden zullen
later worden bekend gemaakt.
Uit Canada.
Onze landgenooten moeten niet denken
dat de menschen in de groote steden
van Canada blij zijn als er landverhuizers
binnen hare landpalen komen. Wel de
menschen buiten. Een aantal werkloozen
uit Amsterdam en Leiden zijn half Maart
naar Canada gezonden. Een hunner schrijft
tover de minder aangename ontvangst te
Montreal van daar een en ander aap zijn
dokter, „aan hetwelk wij onderstaand ont-
leenen.
Ik stond raar te kijken, dat ik hier Fransch
hoorde spreken ook. Nu was het voor mij
om het - Engolsch te leeren niet zoo aange
naam. Want ik heli geregeld steeds onder
Franschen gewerkt. De meeste menschen hier
van de Franschen kunnen Engelse-h spreken
ook. Want de kinderen leeren het op school.
Wat de Engelsche taal betreft, dokter, om
die te leeren, valt ook niet mee hoor! Voor
al als men niet zoo jong meer is. Maar als
men vakman is, dan ziet men wel spoedig
wat er gebeuren moet, en ten tweede, be
grijpt men ze gauwer, dan men hen kan ant
woorden. Wat de werkzaamheden hier be
treft, "dat laat wel wat te wenschen over.
De manier van werken is ook verschillend.
Wat 't toezicht betreft over den bouw, dat
is ook een bedroefd schijntje. Voor het brand
vrijmaken van de woonhuizen schijnen ze
hier niet veel te gevoelen. Wat de binnen-
muurtjes aangaat, hier gebruikt men daar
voor hout. Dan plaatst men richels en daar
tegen weer smalle latjes van 2lk cM. breed
en 1 cM. dik en 1 cM. van elkaar en daar
gaat het stucadoorswerk tegen. Als zoo'n
huis in brand geraakt, dan brandt alles af.
Arbeiderswoningen doen 17 dollar per
maand huur en hebben heel weinig licht
en ventilatie. Wil men hier ook een goed
huis bewonen, dan betaalt men 40 of 50
dollar per maand. Dus de woningen zijn hier
ook niet goedkoop. Dat is dan ook de re
den, dat de arbeiders bij elkaar inwonen
met Ijun gezin. U begrijpt wel wat voor toe
standen men krijgt. En hoofdzakelijk komt
dat voor bij de minst betaalden. Want de
loonen zijn hier ook niet hoog. Het gemid
delde loon voor een arbeider is hier 25
,a 30 dollar per week. Wfit de levensmiddelen
betreft, die zijn niet al te duur. Bijvoorbeeld
een pond vlecsch 25 dollarcent met been
meegewogen, het wordt niet zoo Irehandekl,
als door de Hollandscho slagers. Het gaat
hier voor het vaderland weg, .want tijd is
geld. Eieren 35 cent per dozijn, melk 13 cent
per literflesch. Melk koopt men hier alleen
in- flesschen, en fruit is hier ook goedkoop.
Dus wat dat aangaat kan men hier als
arbeider er meer van profiteeren. Maar an
ders is het volgens mijn meening ook het
zelfde als in Holland, vechten voor een be
staan. Wat de werkzaamheden betreft, dat
gaat in den zomer best, maar in cjen winter
ook hier verschrikkelijk slecht. De winters
zijn ook buitengewoon hard, bovendien du
ren ze lang. Nu zitten wij hier in April,
maar de sneeuw lag wel een voet dik op de
straten, zoo had het op 9 April weer ge
sneeuwd. En vriezen geen klein beetje: 24
graden, dat is in Holland 39 graden onder
nul De .apothekers maken goede zaken, omdat
de dokters zoo duur zijn. De menschen zijn
hier niet erg proper ook. En de vrouwen
maken het zich zoo gemakkelijk mogelijk.
Er wordt hier over het algemeen nog 10
uur per dag gewerkt.
Nu mogen enkele citaten volgen uit
aan „Het Handelsblad" ontleende brieven
van emigranten, door liet Transatlanti
sche Bemiddelingsbureau uitgezonden, die
op liet land een plaats vonden:
Ik zit hier op een groote faun. Mijn baas
bezit veel land, veel paarden en Jsoeien
Ik sta om 5 uur op en'ga om 10 uur naar
bed, ik moet hard werken, rijd veel met gaard
en wagen, maak stallen gehoon en ik ploeg
ook veel. Het eten is hier goed, 3 maal
daags warm eten en brood, eiken dag veel
vleesch. Ik eet eiken dag vijf eieren
Er moot thans gezaaid worden, toch is het
nog koud, hel vriest soms 30 graden, kort
geleden vroor het nog 70 graden.
Een tweede, die aan boord al kennis
had gemaakt met een Engelscli meisje,
die liem 'de taal onderwees, besluit hei
relaas van zijn ervaringen:
Als het overal zoo goed is als ik het
tot nog toe gehad heb, dan kom ik nooit
terug hoor.
Aan een derden brief ontleent liet blad:
Ik heb de laatste dagen geen tijd gehad
om te schrijven, want ik had het erg druk.
Ik moet zelf. mijn goed wasschen, maar dat
is erg makkelijk, want ik heb zeep plenty
hier. Ik moet drie maaltijden daags koken
en als ik lijd over heb, moet ik helpen
op de farm. Wflj zijn de laatste dagen bezig
om het zaaikoren te sorteeren, dat gaat hier
met. sloom, want wij hebben ongeveer 200
mud zaaikoren noodig. W,ij hebben hier een
huisje apart voor het vleesch, daar hangt
op het moment ongeveer 8A koe en een
half varken en het vriest hier (de brief
is van 9 April) nog zoo hard, dat al het
vleesch bevroren is, het sneeuwt hier nog
haast iederen dag. Ik verdien hier de eerste
maand 20 dollars en dan 40 dollars tot
van den winter, dan ga ik waarschijnlijk naar
Alberta, naar een paardenfokkerijwant
ik heb geen zin om dezen -winter voor
15 dollar in de maand te werken. Je denkt
misschien dat 40 dollar veel is, maar dan
heb je het mis, want een dollar is hier haast
hetzelfde als in Holland een gulden. Een
doosje sigaretten kost hier 12!/2 dollarcent,
dan heb je de minste en do tabak is nog
veel duurder en niet te rooken. Morgen ga
ik paardrijden, maar het is niet gemakke
lijk. Ik heb Maandag al bezig geweest en
toen ben ik er viermaal afgevallen, een keer
viel ik zoo lang als ik was in een wed,
waar de paarden drinken, toen ben ik cr
maar uitgescheden. want het werd mij to
kras, voor den eersten dag was het genoeg.
Enfin, al doende leert inen.
Uit een anderen brief knippen wij
De menschen hier zijn wel goed voor mij,
jammer, dat we elkaar niet verstaan, clan
zou het beter gaan. De boer heeft twee kin
deren, een meisje van 4Va jaar en een jon
gen van elf, die moeten mij maar een beetje
helpen met Engelsch leeren, als ik wat zeg
gen wil of mijn baas, dan moeten wij eerst
dat woordenboekje napluizen en dan woordje
voor woordje, vaak nog niet door mij of
door hen begrepen. Ik moet. hard werken,
doch dat is gezond....
Een man, die voor eigen rekening uit
ging, meldt o.a,
's'Morgens kwamen wij in Lethbridge aan
om 4 uur, van waar wij weer om 7 pur met
een auto naar Carlslon werden gebracht.
Toen we daar waren kregen wij weer eten
en na verloop van tijd kwamen er boeren,
die vroegen, of wij mee wilden gaan, maar
toen we vroegen wat ze betaalden, zeiden
ze 15 dollars „per maand. Daar was eerst
niemand voor te vinden, maar uit andere
bronnen vernamen wij, dat het in den zomer
wel meer zou worden, dus hebben wij het
maar aangenomen.
Een ander schrijft:
Geschoolde boeren verdienen 40 dollar,
maar ik ben ongeschoold, dus krijg ik maar
15 dollars per maand, maar daar geef ik
niet om, het is om te beginnen en wij
blijven hier niet lang, want als wij1 een
paar dollars bespaard hebben gaan wij naar
Winnipeg; in den oogsttijd verdienen wij
meer.
Allen schrijven dat zij werken van
's morgens 5 tot 7 uur en van 71/2 tot
42 uur. Het werk is zwaar, doch het eten
is best. Dagelijks 4 eieren, een pond
Vleesch, enz.
Het landschap schijnt mooi en de Hol
landscho boer over 't algemeen weinig
scheutig te zijn, op te maken uit het
volgende
Ik heb geprofiteerd van de reis, het was
in één woord prachtig, watervallen en ber
gen, alles kwam ik voorbij. Toen ik met den
baas medeging, reden wij met een auto door
de bergen, onderweg zag ik veel wezeltjes.
De wegen zijn erg „ongelijk. Er waren veel
Hollandscho boeren, die naar de Hollanders
kwamen kijken of er een knecht voor hen
bij was, maar er gingen er weinig met hen
mee, want er was een Hollandsch meisje,
die vertelde, dat de Hollanders niet goed
betaalden en hard laten werken, zoodat alles
ging naar Engelsche en Canadeesche boeren.
Zeer tevreden gestemd is nog een an
der; deze toch schrijft
De lieden hier zijn nogal godsdienstig,
maar zij nemen het licht op. De toestand is
hier het beste van de wereld, men heeft
een goed bestaan. De farmers hebben de
laatste 5 jaar een slechten oogst gehad. Heb
ben zij een goeden oogst, dan verdienen
ze wel ruim tweeduizend dollars schoon. Er
zijn hier veel jongelui die voor zichzelf be
ginnen en als het zoo blijft, begin ik het
andere jaar ook voor mij zelf te werken
en dat gaat liier makkelijk, want er is hier
land genoeg om te bewerken.
Eindelijk op de plaats van bestemming
schrijft IV. Het gaat hier heel wat har
der met den trein dan in Holland. Het eten
is wel goedkoop, in den trein moesten wij
zelf voor ons eten zorgen. Dat heb ik in
St.-John ingeslagen, hel kostte mij in het
geheel 21/2 dollar. In den trein zelf moet
je alles duurder betalen. In elk station stopt
de trein 10 minuten, dan kan men weer in-
koopen doen. Eieren kosten zoowat niets,
3V2 cent, een busje zalm, in Holland 60
cent, kosl hier 10 cent. In de treinen is
ook een toestel waar je eten op kunt koken,
dat is fijn hoorDe streken waar wij
door gespoord zijn, waren heel mooi, langs
rotsen en door tunnels, langs bosschen en
watervallen. De sneeuw op de bergen was
een mooi gezicht. Ik zit midden tusschen
de bergen.
Zijn aankomst beschrijft hij aldus:
In Crossee aangekomen, werden wij onder
gebracht in het Emigratie Hotel. Zoo af en
toe kwamen er farmers aaugeloopen en werd
er over ons gehandeld, zonder dat wij zelf
wisten waarover zü het hadden. Zoo komt
or ongeveer 10 uur eeu boer finnen boopen,
en daar ik toevallig vlak hij hem was,
vroeg hij mij, in gebroken Hollandsch of jjc
soms ook iemand wist, die goed met paar
den kon omgaan, maar vroeg hem tevens,
hoeveel jongens hij noodig had, daar ik piet
E. afgesproken had, als het kon met ons
tweeën op een farm geplaatst te worden.
Na heel veel praten besloot onze farmer
om ons heiden dan- maar te nomen en van
dien lijd af zijn wij ingeburgerd bij onzen
baasKwart voor elf kwam hij met de
auto voor en hadden wü maar voor het in
stappen en gingen wij met de auto naar de
kerk. Nu moet u zicli van de kerk niet te
veel voorstellen, een .schoollokaal met 50
menschen, ziedaar de kerk iu Iron Spring.
Na afloop van de kerk werden wij door Jack
aan verschillende menschen, waaronder ook
eenige Hollanders, voorgesteld. Des middags
kookten we zelf ons eten, nadal we ons
verkleed „hadden. Ik schilde do aardappelen,
Jan de appelen en zoo zaten we 0111 3 uur
heerlijk aardappelen met appelmoes, vlecsch,
brood, kaas en chocolade te gebruiken. In
Canada is de leus, help your sejf.
Wij kiezen door dit alles over te ne
men geen partij voor Landverhuizing of
voor Canada, al zijn wij meer dan ooit
geneigd in deze tijden van malaise en
werkloosheid de pogingen om flinke werk
loozen vooruit te helpen te steunen. Deze
korte knipsels zijn altegaar van werk
loozen die zijn voortgeholpen en aanvan
kelijk op spoor gebracht zijn. Hun toe
stand schijnt ons toe daar beter te zijn
dan hij tot half Maart in het vaderland
was. Zij dreigden maatschappelijk onder
te gaan en nu verdienen zij een goed stuk
brood, en hebben zij werk. En
Arbeid is der zielen hoeder.
Arbeid is des levens voeder.
Prof. mr D. P. D. Fabius.
Die redactie van „Het Handel sb'ad" geelt
verslag van een vraaggesprek dat zij had
met dezen oud-hoogleeraar der V. U„
thans lid van den Raad van State
Ter verduidelijking der inleiding diene
dat mr Fabius geboren is te Garderen
op de Veluwe, waar zijn vader predikant
was,, vanwaar deze, vergissen wij 011s
niet, naar Delft is vertrokken en aldaar
op betrekkelijk jongen leeftijd is overle
den. f
Ook herinneren wij ons uit een pole-
miekje in „De Standaard" tusschenden
hoofdredacteur en den zoo juist gepro
moveerden rechtsgeleerde mr D. 1'. U.,
naar aanleiding van de vraag: „Maar
tellen wij niet meer mee", dat mr D. P. D.
na zijn promotie te Dieren bij zijne moe
der zijn domicilie had.
Doch geven wij het woord aan „Het
Handelsblad"
Als het waar is, dat de mcnsch aardt
naar zijn geboortegrond, dan heeft de
ruige Veluwe dezen zoon van haren bo
dem wel veel van haar eigenschappen
meegegeven.
Gaat reizen, wie zijn land lief heeft,
en bezoekt het schilderachtige Garderen.
dat een norsche bevolking heeft als Put
ten en Nunspeet en de stugge heiplanting
van heel dit landsdeel. 'Brengt stroefheid
samen met ontoegankelijkheid: voegt
daarbij een groote hoeveelheid scherpzin
nigheid, óók zin voor humor (die eerst
na rijpere kennismaking blijkt) en ser-
casme, die al aanstonds zich openbaart.
Herkent gij den oud-professor?
Wijdloopig is Fabius nooit geweest,
noch in woord noch in geschrift. Nooit
heeft hij meer woorden gebruikt, dan
strikt noodig was, nooit meer gepraat dan
werd vereischt. Iedereen, die Fabius kent.
die hem in een of andere ciualiteit mee
maakte, weet dit.
Een man van weinig woorden 1 Of ia
de jaren toen professor Buys met dat
groepje jonge studenten, met Heemskerk,
Van der Vlugt en Fabius aan een sou-
pertje zich vereenigde in de Sleutelstad;
toen do. Leidsche Debating Club dr Abra
ham Kuyper uilnoodigde om stellingen
te verdedigen en Fabius reeds bekend
'stond als „Groeniaan"; of in die jaren
Dammes Paulus Dirk Fabius óók al be
kend stond als een jongeman, die karig
was met zijn woorden, wij weten het niet.
In ieder geval wa,s hij reeds een figuur-
in de dagen, toen aan de Iloogeschool
zijn levensopvatting al oen geprononceerd
karakter had aangenomen en het begin
verried van een wereldbeschouwing, waar
door hij, op later leeftijd, bekend zou wor
den.
AJs student heeft Fabius al van zich
doen hooren. Men las van hem in „De
Standaard" en later, toen zijn inzichten,
evenals die van Lohman en anderen, af
weken van die van dr Kuyper, heeft hij
gastvrijheid gevonden in „Die Rotterdam
mer".