So 337
Zaterdag 38 Juni 1934
38e Jaargang
EERSTE BLAD.
LEVENSLEED.
Spaarboekjes
Depositoboekjes
Oit nummer bestaat uit twee bladen
FEUILLETON.
Bronchitis i
i Abdijsiroop
te GOES: Groote Markt 21;
te YERSEKEG. A VAN OOSTEN, Lepelstraat;
te 'S-HEERENH0EK: J. A. CLARliS, Molendijk.
BANK VOOR ZEELAND.
Drukkers-Exploitanten
OOSTERBAAN LE C01NTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes
Tel.: Redactie no II; Administratie no. 58
Postrekening No. 35000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel no. 259
ART. 123 R. R.
III.
De lieer Kersten doet hier aan duim-
zuigerij en schrijft de A.-R. partij loe
ringen toe, die nergens in haar geschrif
ten zijn te vinden. Zij „erkent de neutra
liteit der Overheid" evenmin aLs de Stk.-
Geref.-Partij. We schrijven maar weer af
uit art. 18 „Pr. v. Beg." In zijn ouden en
zijn nieuwen vorm van toelichting:
Art, 18 (oud): „Voor zooveel het
koloniale vraagstuk aanbelangt, be
lijdt zij. dat de baatzuchtige neiging
van onze Staatkunde, om de koloniën
voor de kas van den Staat of van den
particulier te exploiteorcn dient plaats
te maken voor een staatkunde van ze
delijke verplichting en diensvolgens in
de lijn herhaaldelijk door antirevoluti
onaire staatslieden, wier inzicht op be-
studeering der kwestie gegrond was,
aangegeven, allo belemmering voor de
vrije prediking van hot Evangelie dient
opgeheven; bij het Lager onderwijs het
bjjzonsler initiatief van het Europeesch
bestanddeel aanvankelijk dient ge
steund; tegenover het mahomeda.uisine
hot Christelijk karakter der natie niet
verloochend; en zoo de politieke als de
sociale en economische verhouding in
overeenstemming gebiacht worde met
den ciseh der C'hristelijk-llistorische be
ginselen".
Art. 18 (nieuw): „Voor zooveel hel
koloniale vraagstuk aanbelangt dankt
zij God, dat de aloude baatzuchtige
neiging, om de koloniën voor de kas
van den Staat of van den particulier uit
te huiten, mede onder den drang van
het Antirevolutionaire Staatsbeleid., al-
meer heeft plaats gemaakt voor een
staatkunde van zedelijke roeping. Deze
zedelijke roeping leide de Regeering er
steeds meer toe, om tegelijk met do
deger verzorging der stoffelijk welvaart
en de verbetering van de sociale ver
houdingen. ook de autonoinische ont
wikkeling der inlandsche bevolking to
bevorderen en doe haar niet slechts
op Java, maar allengs in heel onzen
Archipel tot krachtige bestuursdccen-
tralisatie overgaan. Aan de inlanders
moet niet uit Europa, een hun vreemde
cultuur worden opgedrongen, maar mede
door onzen steun behoort, hun Aziati
sche geaardheid tot. hoogere ontplooi
ing te geraken...
De kerstening van Indië blijve roe
ping van het Christenvolk in het. moe
derland, maar vind®, als ook uit staat
kundig en maatschappelijk oogpunt van
overwegend belang, bij de koloniale re
geering tegemoetkoming, beide in het
verleencn van volle Vrijheid en in het
geldelijk steunen van onderwijs en kran-
kenverpleging".
„Ons Program'", par. 258. „Zede
lijke o p v o o (1 i n g va n d e n i n 1 a |-
d e J' „Heeft ons Rijk jegens zijn bezit
over zee plichten te vervullen en staat
op de collo dier voogdijplichten bo
venaan .de gehoudenheid „om het
pleegkind zedelijk op te voe
den dan is ook een koloniaal pro
gram van antirevolutionaire zijde on
denkbaar. waarin de kerstening van
Indië geen uitgangspunt zij. Met klem
en nadruk teekenen wij dan ook pro
test. aan tegen de vernederende mee
ning, als kou men tegenover het Chris-
telijk-historische beginsel ooit mee uit.
144).
Sedert haar vertrek van de pastorie had
meneer Murray nooit.meer aan liaar ge
schreven, maar door meneer Hammonds
en Huida's brieven was zij op de
hoogte gehouden en wist zij, dat me
neer Murray het predikambt bediende in
de kerk, die hij in zijn jeugd had laten
bouwen; en zoo nu cn dan schilderde de
oude predikant voor haar stukjes leven
op Le Boeage, die liaar de tranen in de
oogen brachten. Van tijd tot tijd hoorde
zij ook hoeveel goed de nieuwe dominee
onder* de armen zijner gemeente deed;
van den weldadigen invloed, dien hij uit
oefende, in het bijzonder onder de jonge
menschcn zijner gemeenteleden; van de
instellingen van liefdadigheid, waaraan hij
een groot deel van zijn vermogen gaf;
van de liefde en achting, die men hem
toedroeg, en dat van hén, die hij vroeger
door zijn bitter sarcasme van zich ver
vreemd had.
en andere borstaandoeningen
genezen met AKKER's
door (politiek gesproken) ©enfoudig con
servatief of wel liberalistisch koloniaal
man te zijn, en dan nog aan missie te
doen bovendien Neen, het zuu d-esuu
behoort in het brooddeeg gemengd, en
mag nooit als toegift u hij het onge
zuurde brood worden toegemeten. En
zoo kan ook op het koloniaal program
derhalve „Indiës kerstening" niet bij
komstig ingediend, maar moet bezielend
hoofdbestanddeel zijn voor-een iegelijk,
die den Christus Gods ook als „den
Heiland der natiën" huldigt. Toch is
een andere weg, waarlangs de kerk of
haar leden 'tot deze overtuiging gera
ken, en een andere de overweging,
waardoor de overheid zich .van dien
plicht bewust wordt. Do kerk Ou haar
leden staan op geestelijk terrein; belij
den diensvolgens, dat aan den Christus
alle macht is gegeven in den hemel en
op aarde, eeren hem dies als Koning
over alle volken en natiën en weten
zich dienovereenkomstig tot bekendma
king van Gods Woord, ook aan de
volken over zee, gehouden door de
drievoudige beweegreden: a. dat er ge
hoorzaamheid dient getoond te worden
aan hot woord„Gaat henen in de
geheele wereld en predikt het Evan
gelie aan alle creaturen!"; b. dat Ko
ning Jezus 'tot, zijn eere ook bij deze
volken van den Archipel moet komen;
en c. dat het behoud der zielen ons
dient te prikkelen tot ontferming.
Maar anders oordeelt de Overheid.
Zij weet als overheid alleen, dat zij
geroepen is om den ecnigen waren God
le eeren, ook in de opvoeding van
de aan haar tgevertrouwde natiën; dat
derhalve noch lieidensche noch Molia-
medaansche afgoderijen door liaar te
eeren of te steunen zijn, en dat in
tegendeel, krachtens het onwraakbaar
getuigenis der historie, alleen bekee
ring tot liet Christelijk lévensbeginsel
ook aan deze natiën uitzicht kan ope
nen op volksontwikkeling in hoogcren
zin.
Met dit laatste is bedoeld, dat fei
telijk alleen de Christelijke volken in
Europa en Amerika tot die zuiverder
ontluiking van edeler kracht zijn ge
raakt, die een menschelijk samenleven
schiep gelijk wij dit kennen, terwijl do
vroegere en nog ten deele in China
en Britsciï-Indië bestaande lieidensche
beschavingen hiermede in zedelijke
kracht van verre niet vergelijkbaar zijn,
en de Mohamedaansche levensvorm in
de afbrokkeling van Turkije en de bar-
baarsche zeden .der West-Aziatische
stammen zijn eigen vonnis met zich
brengt.
Sluiten nu die beide, t. w. deze stel
lige overtuiging der overheid en dit
plichtsbesef van de kerk en hatfr loden
ineen, dan wordt hieruit vanzelf het
gewenschte geheel geboren. Immers de
Overheid weet dan: „Indië moet ge
kerstend worden, maar zelve ben ik
tot die kerstening onbekwaamI", ter
wijl ze dan als gewenschte hulpe de
kerk en haar leden tegenover zich
vindt, die slechts wachten dat men de
heirbaan zal openen, waarlangs ze aan
deze natiën liet Evangelie zullen bren
gen."
Toelichting van „l)c Standaard" op P.
A. 1922:
„Voor- wie Christelijk denkt, en dus
weel, dat alleen bij het licht van Gods
Edna kon niet anders dan haren God
danken voor deze zeer wondervolle ver
andering en met een juichend hart fluis
terde zij zachtjes deze woorden:
„De mensch vervalt in de zonde;
De vriend weidt uit over zijn zonde;
De Christen berouwt zijn zonde,
Maar God vergeeft de zonde."
Alleen één oorzaak van zorg bleef haar
nog. De politieke storm van 18G1 veront
rustte haar; cn zij1 besloot, als de drei
gende afscheiding van het Zuiden voian
zou aannemen, terstond naar Charleston
of New Orleans te vertrekken, en liaar
lot te verhinden met de zaak, die haar
lief was, en die zij rechtvaardig achtte,
om heilige trouw te zweren aan de
partij, waaraan zij1 naar overtuiging, deel
nam. Zij wist dat ziji met gemak een
school zou kunnen oprichten, of 'zich met
haar pen onderhoud verschaffen; cn, bo
vendien, was een aanzienlijk bedrag reeds
door haar zorgvuldig opsparen van de
sommen, haar door de uitgevers betaald,
onder de hoede van meneer Andrews.
Een lievelingsdroom van haar leven
was om een vrije school op 'te kunnen
richten'te Ghattenooga met. een leesbiblio-
Woord, ook voor de volken, de wegen
le vinden zijn, waarin des Hcercn ze
gen kan worden ingewacht, .lijdt liet
geen twijfel, dat een koloniaal beleid,
dat zou raeenen te kunnen volstaan
met het verspreiden van stoffelijke wel
vaart en van technische ontwikkeling,
te kort moet schieten. Ook de volken
moeten „De Waarheid verstaan", op
dat zij door de Waarheid werkelijk vrij
gemaakt worden."
Alweer een vraag aan den heer Ker
sten: Is dit standpunt der A.-R. partij
ten opzichte van „de kerstening der In
dische bevolking" nu eerlijk weerge
geven in uw korte bewering: „neutrali
teit van de Overheid"? of door wat ge
tusschen aanhaling steekens plaatst als een
citaat uit -anti-revolutionaire geschriften
en voreeren en Gods wet tot richt
snoer barer daden en wetten stellen.
En Jen slotte, schaamt hij zich geens
zins de letterlijke toepassing te vra
gen van Psalm 2 vers 10 en 11: „Nu
dan gij koningen, handelt verstandig-
lijk, laat IJ tuchtigen, gij Richters der
aarde. Dient den Heere met vreeze en
verheugt U met beving". En van de
Kerk spreekt hij onomwonden dat zij
zich niet mag onttrekken als de Staat
haar medewerking vraagt en dat zij
n aar gezag en invloed voor
het Evangelie heeft te din
gen. Terecht: hoe gp 'I wilt bezien,
de roeping van den Staat of de roe
ping van de Kerk: vereeniging van
Kerk en Staat, tenzij wij God willen
tergen I De fouten, in die vereeniging
weleer gezien, doen aan het principi-
w-'
en
Houders dezer boekjes worden beleefd verzocht hun boekje,
ter bijschrijving der rente, spoedig te willen inleveren.
(wij hebben niet kunnen ontdekken, waar
gij het gevonden hebt!): „de overheid
is ten eenenmale onbevoegd zich met
de geestelijke bearbeiding des volks in
te laten?"
'En wat meent ge nu ten dezen: Moet
de Indische r-egeering zelf de prediking
des Evangelies ter hand nomen? En oor
deelt ge het dan inderdaad mogelijk, om
door een wet de Roomsche kerk uit Indië
te verbannen? En wat zoudt ge dan met,
hel Mohamedanisme-willen doen? Of met
de propaganda van» socialisme en com
munisme? Wilt ge werkelijk de praktijk
der inquisitie herstellen? Of durft ge het
met. de geestelijke kracht der gerefor
meerde zending tegenover al dat on- en
bijgeloof aan? Zoo ja, dan moet ge art.
123 niet ongewijzigd willen handhaven.
„Rouwt scholen, in wier schoot het
Evangeliezout
Van on- en bijgeloof een diorb're
jeugd behoudt",
zong Da Costa. En hij.was een beginsel
man, maar niet een zoo onpraktisch po
liticus, dat hij den eiscli stelde om door
den sterken arm alle neutrale scholen
te sluiten.
De heer Kersten haalt er ook Groen
bij. Met zulk een geharnast ridder ach
ter zich, is hij natuurlijk sterk tegenover
de A.-R. partij. Heeft men Groen op zijn
zijde, dan is men klaar.
„Groen" zegt de schrijver „be
pleitte niet s c li e.i d i n g, maar ver
eeniging van Kerk en Slaat". Kort
cn zakelijk redeneert hij aldus:
Go Overheid moet handelen naar de
voorschriften der zedelijkheid. Slechts
die zedelijkheid heeft beteekenis, die
zich grondt in het geopenbaarde woord.
Do Overheid is de Stedeiiouderesse
Gods, moet dus openlijk God belijden
thcek. En voortdurend rekening houdend
met dien wensch, had zij zich alle over
bodige luxe ontzegd cn met zorgvuldig
heid haar spaarpenningen vergaard.
En mocht zij onverhoopt een invalide
worden en voor schrijven of onderrich
ten ongeschikt, clan zou toch het geld,
dat meneer Andrews voor haar op voor-
deelige wijze had belegd, toereikend zijn
voor de behoeften des levens.
Het was op ©en avond, dat zij naar
gewoonte haar wekelijkschen ontvang-
avond hield, hoewel zij dien dag er over
geklaagd had, zich niet zoo wel te voe»
len.
Een aantal rijtuigen stond voor de deur
van mevrouw Andrews, en vele vrienden,
die zich lachend onderhielden met de
gouvernante, konden niet vermoeden of
ook drooimen, dat dit de laatste maal
zou zijn, dat zij1 met elkaar bij haar
in gezelschap waren. Die aangename uren
Verliepen snel; Edna had nimmer aan-
valliger en schitterender geconverseerd,
en de toehoorders vonden haar stem,
toen zij haar laatste lied gezongen had en
van de piano opstond, rijker en voller
dan ooit te voren.
eele niets af. Maar dat aloude geluid
is vergeten. Aan die duidelijke, een
voudige argumenteering met. uitspra
ken van 's Hoeren Woord, zijn onze
Staatslieden en leiders onIwassen."
„Kort en zakelijk". Men zou zeggen:
de heer K. geeft Groen een pluimpje over
zijn bondigen betoogtrant. Maar rlat be
doelt de heer K. niet; hij wil zeggenik
vat „kort en zakelijk" samen, wat Groen
schreef. In dat „korte en zakelijke" re
deneert tie sclirijver echter Grocn's be
doeling netjes omver. Lees maar wat
Groen na de breede beschouwing, die
hier „kort en zakelijk" heet weergegeven
te zijn, zegt:
„Volgens Vinet is do vereeniging ten
allen-tijde,-in alle omstandigheden, on
der eiken regeeringsvorm, een gruwel
(de scheiding dus een dogma).
In den revolutionairen Staat, ook
voor mij- Ik heb een afkeer van de
vereeniging in Nederland sedert 1795
scheiding genoemd die de Kerk in de
uitoefening van wollige rechten be
perkt, in eigenaardigen invloed belem
mert, onder voogdij stolt, en met ver
breking van lieflijker band, in kluisters
legt. Aan dezo slavernij behoort de kerk
zich te ontwringen, zelfstandigheid te
hernemen, geen betrekking op zoodani-
gen Staat te verlangen, betrekking en
kel van overheerscliing en dwang.
Van vereeniging, door verlies van
zelfstandigheid gekocht, heb ik een af
keer, maar, terwijl ik deze oxeeptio-
neéle veröordeoling wettig, verzet ik
mij tegen de algemeenheid van het von
nis, ongegrond en ongerijmd; ik zou
er willen bijvoegen onverklaarbaar en
raadselachtig zoo ik niet meende den
sleutel van dit geheim te hebben ge
vonden."
Het, wil ons voorkomen, dat Groen
De gasten namen eindelijk afscheid
cn die koetsen namen hun terugtocht over
den straatweg aan
Mevrouw Andrews ging naar haar eigen
kamers en Edna bleef alleen in de schit
terend verlichte vertrekken en ging een
briefje lezen, dat haar dien avond over
handigd was.
Zooals zij daar onder dien flikkerenden
kandelaar stond, kon het niet anders,
of deze jonge vrouw moest de aandacht
van elkeen trekken, die haar kon gade
slaan.
Zij droeg een eenvoudig kleed van
zwarte zijde, dat haar figuur nauw om
sloot en in haar tfaren gloeiden enkele
donkerroode geraniums. Een takje fuchsia
was tusschen de camée gehecht, die haar
kanten kraag bijeen hielden behalve de
gouden band om haar pols, droeg zij
geen versierselen.
Felix had haar dezen armband gegeven
als kerstgeschenk, en na zijn 'dood. had
zij hem nog nooit afgenomen, want aan
de binnenzijde had hij baar naam en den
zijnen laten graveeren.
Dezen avond zag de gouvernante er
heel vermoeid uit, het kalme gelaat had
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummersf0-05
Prijs der Advertentiën:
1—4 retjeis f 1.20, elke regel meer 30 ct
Bij abonnement belangrijke korting.
hier, schoon in andere bewoordingen,
niets anders zegt, dan wat door ons
boven uit Ons Program ten aanzien van
de Indische Staatskerk werd geciteerd.
En de heer K. is in zijn „korte en zake
lijke" samenvatting wel allerverschrikke
lijkst de kluts kwijt geraakt.
1 Men zou zeggen, als men niet. beter
wist, Groen is hier bezig op geduchle
wijze art. 123 R.R. te bekampen. Natuur
lijk heeft hij bet daarover niet, maar
leefde hij nog, hij zou zich wellicht niet
dezelfde scherpte nu tegen deze „sla
vernij" keeren. Want inderdaad stamt art.
123 R.R. uit „die valsche notie van
den Staat", die door Vinet gehuldigd
en door Groen bestreden we rel, en die
haar voorstelling ontleent aan „het radi
cale denkbeeld eener algemeenheid van
individuen, naar wier goedvinden de ge
concentreerde massa bestuurd wordt".
Niet de S.G.P. maar de A.R. Partii
heeft Groen achter zich, als ze beweert,
dat art. 123 R.R. stamt uit „het tijdperk,
waarin de verkondiging van het Evangelie
eigenlijk uit politiek oogpunt niet werd
gewenscht: omdat men daarvan vreesde
verstoring van orde en rust". Wie van
het standpunt van Groen wil overtuigd
zijn, leze slechts volledig wat hii schrijft
in zijn „Ongeloof en Revolutie", 2e uit
gaaf, blz 5202, wat de lie.er K. wel
„kort en zakelijk" heeft trachten samen
te vatten, maar jammerlijk verminkte. En
als deze schrijver nu dit art. 123 R.R.
verdedigt als „een steun voor de zen
ding", omdat liet „verwarring en onrust
ouder dit onontwikkeld volk voorkomt, en
een soort concurrentie op gebied van
godsdienst weert", dan slaat men toch
de handen in de lucht en vraagt: Meent
de schrijver dit nu werkelijk zóó? Of
redeneert hij er maar op los? Waarom als
hij de dingen niet heter onder de knie
heeft, waagt hij zich aan politieke voor
lichting?
Wij kunnen niet eindigen, zonder aan
Ds Kersten, den leider der St. Geref.
Partij en redacteur van De Banier, de
vraag te stellen: Vindt gij het niet wen
sch elijker om nu op te houden met derge
lijke onware voorstellingen onder uwe
verantwoordelijkheid tegen de A.R. Partij
te laten in het vuur brengen? Wat meent
ge op den duur in den politieleen strijd
daarmede te bereiken? Ze worden toch
achterhaald en weerlegd. En is het
den Christen geoorloofd zijn tegenpartij
met oneerlijke wapenen te bestrijden?
Laat af daarvan. Als gij op verschillende
punten van politiek beleid met de A.R.
Partij van meening verschilt, niemand zal
het u kwalijk nemen. Maar verdedig die
punten dan door positieve argumentatie
van uw standpunt, niet door valsche
exegese en beredeneering van hetgeen
in de officieele stukken der A.R. partij,
die uwe lozers niet kennen cn dus niet
kunnen controleeren, te lezen staat.
R. A. d. O.
Het dansen.
Over dit onderworp bevat „Het Han
delsblad"- eenige historische herinnerin
gen, waaraan het volgende is ontleend.
In ouden tijd werd er in ons land geen
feest gevierd, of de jeugd kreeg gelegen
heid om binnenshuis of in de vrije lucht
een dansje te maken. Ieder heer nam
daarbij een of twee dames aan d,e hand
en zoo maakte men met kleine schuife
lende pasjes, onder het zingen van een
.danslied, met of zonder „begeleiding van
een viool of ander instrument, een rond
gang, terwijl af en 'toe de kring gesloten
werd voor een rondedans. De voorste
lieer in do rij was de voorzanger cn het
zijn oude kinderlijke uitdrukking van ho
peloosheid, gemengd met rustige gelaten
heid, weer aangenomen. Terwijl zij' het
briefje las, week de vermoeide trek uit
haar gelaat, en kleurde een lichte blos
haar wangen.
De stille lippen bewogen zich en opi
zachten toon zeide zij:
„Hoe dankbaar moet ik wel zijn! Hoe
veel is er toch, dat mij gelukkig maakt,
om mij aan te moedigen ijverig en ge
trouw te werken! Welk een troost is
het voor mij, dat er ouders zij!n, die
zooveel vertrouwen in mij stellen, dat zij
hun kinderen aan mijn zorgen willen toe
vertrouwd zien. Wat, zou ik meer kunnen
verlangen! Mijn geluksbeker is tot boor-
dens toe vol. O, waarom ben ik toch niet
geheel en al gelukkig
Het briefje droeg de -anderteekening van
zes aanzienlijke hoeren, die haar verzoch
ten een aardig, mooi gebouwd huis aan te
willen nemen, op conditie, dat zij dan
de opvoeding van hun dochters voor
haar rekening wilde nemen, waarvoor
haar een hoog salaris zou worden be-
'taald.
(Wordt vervolgd).