tïho Jaargang No 213 Ilonderdag 12 Juni 11124 LEVENSLEED. FEU Lig TON. Drukkers-Exploitanten OOSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes Tel.: Redactie no, 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor ie Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 DE PERS OVER DEN HEER LOHMAN. Wij beginnen met do grootste tegenstan der; „Het Volk" (soc. dem,): Er is niemand, met wien onze partij genoot Schaper feller en vaker gebotst heeft in de Kamer, dan met den heer Lohman. Hij heeft echter de gelegenheid van zijn 25-jarig parlementair jubi leum aangegrepen om te getuigen, dat hij voor weinigen onder onze tegen standers zulk een hoogachting had als voor den heer Lohman. Wij zijn ervan overtuigd, dat die hoogachting on der de onzen algemeen gedeeld wordt. Lohman was misschien onze scherpste tegenstander en wanneer zijn tempera ment hem meevoerde zoo-als zoo dikwijls, dan bezigde hij tegenover ons scherpe, soms onredelijke woorden en ontzag 'hij jegens ons niet de meest krasse maat regelen. Het was juist zijn ongetemd optre den, dal onze fractie meer dan eens aanleiding gaf, het wapen der obstructie toe te passen. Maar van de loutere, vol strekte eerlijkheid van dezen tegenstan der was ieder, man voor man, diep- over tuigd, en daarom eerden wij hem allen, in weerwil van zijn soms matelooze be strijding. De Savorniu Lohman was niet alleen een aristocraat van afkomst, maar ook een aristocraat naar den geest. Het fijne voorname profiel, weerspiegelde een fijn voornaam innerlijk. Hij was een dier staatslieden uit roeping, wien da staats kunst een hartstocht was. Tot in hoogen ouderdom gaf bij zich met volmaakte wegcijfering van eigen persoonlijk voor deel aan niets anders dan aan de lands zaak zoo-ais hij die za-g. Deze bestrijder der gemeenschapsidee was zelf de toe gewijde dienaar tier gemeenschap-. Die ze hartstochtelijk© individualist leefde slechts voor het alge meen. Deze bezielde strijder voor staats onthouding was zijn leven lang een trou we verzorger van het staatsbelang, zo-o- als hij het opvatte. Aan de doodsbaar van dezen genadeloo zen tegenstander laat ook de sociaal- democratie eerbiedig haar vanen zinken. „Iiij leefde slechts voor het algemeen" schrijft „Het Volk" terecht. Hierbij sluit zich aan een woord van „Het Handels blad" (lib.): „Lohman, de Dienaar". Dit blad beschouwt Lobman in verge lijking met Kuyper. Beiden, Kuypèr en hij, voelden de oude positie- van het bij zondere tegenover het openbaar onder wijs als een gruwelijk onrecht, en da-ar beiden menschen waren van sterke vi taliteit (geestesgesteldheid) en krachtig perament, konden zij sterk liefhebben en fel haten. Hetgeen zij o-ok in de staat kunde hebben getoond. Opmerkelijk is daarbij echter dat, terwijl Kuyper zijn temperament en dus ook zijn haat bijna altijd meester was en Lohman zich daar entegen herhaaldelijk in hartstocht liet gaan, men bij den laatste toch altijd meer dan bij Kuyper den indruk kreeg van een „heiligen" toorn, ©en „heiligen"' haat. Kuyper was een Ma-chts-, en Lohman een Rechtsfiguur. Dat wil niet zeggen, dat het bij Kuyper niet ging o-m wat hij Recht achtte, maar wel, dat hij daarbij x) Wij hebben in de distributiejaren kun nen zien, dat die hoogachting wederkeerig was. Meermalen, wanneer hij (ook uit Goes) destijds over iets in verband daarmee ge raadpleegd werd, antwoordde hij: ik zal er met den lieer Schaper over spreken. Red. „Zeeuw". en zeker wel deels daaróm de macht begeerde. Terwijl Lohman nooit eenige machtsbegeerte getoond heeft. Kuyper was een heerscher, Lohman oen dienaar, niet in lagen, maar in den meest edelen en niet het minst in tien christelijken zin van het woord. Hem was het louter om de zaak te do-en, niet om eenige eer of macht voor zijn per soon. Wat hij zeide of deed, hoe mensche- lijk 't ook bewogen was, in haat en harts tocht vaak, in schamperen spot en sner penden hoon ook wel, het was in waar heid toch alles ad majorem Diei gloriam (ter meerdere eere Gods). Nooit om zich zelf. Van hem ka,11 worden getuigd, wat Paulus zeide van zichzelf: dat hij was „dienende -den Heere met alle ootmoedig heid". Wanneer dus de naam „christen-staats man" op iemand uit den grooten poli ken tijd mag worden toegepast, dan- is het op- Lohman, een wezenlijk staats man en een waarachtig christen, die, o-ok als staatsman, de dienende levens houding had geko-zen. En voor derzulken dood schijnt het woord van Pa-ulus aan Timolheus ge schreven; „Want die wél gediend hebben, verkrijgen ziclizelven een goeden opgang en vele vrijmoedigheid in het geloof". Een vrijmoedige geloovige bij uitnemend heid i-s Lohman geweest. En hij heeft wél gediend. Eenige maanden geleden, to-en Lohman zo-u- ziek was, dat het einde ie-deren dag werd verwacht, -scheen het, of zijn strijd schrift: „Naar de Kerk of naar he-t Evan gelie?" nu toch wel de laatste naar bui ten blijkende- uiting was geweest van zijn sterken geest. Sedert dien heeft hij nog aan 't bij blad van „Die Nederlander", dat aan hem zijn ontstaan dankte, medegewerkt. In den aanvang der vorige week heeft hij nog verzocht hem den tekst ter beschik king te bezorgen, waarbij Koninklijke go-ed keuring op- de gewijzigde statuten van „Die Dageraad" werd geweigerd. Daar over wilde hij schrijven. Hoe deze- „liberaal" van den ouden stempel zou hebben gereageerd o-p- die beslissing, kan men dus 'helaas enkel bevroeden. Ook „Het Vaderland" (lib.) beziet den overledene in verband met dr Kuyper, en de historie van den schoolstrijd: De schoolstrijd bracht Lohman natuur lijk in aanraking met Dr Kuyper. Nadat hij krachtig medegewerkt hacl aan het Volkspetitionement tegen de wet-Kappey- ne van 1878 hij was lid van de deputatie, die onder leiding van Elout van Soeterwoude dat op Het Loo aan Koning Willem ill aanbood werd hii in het volgende jaar voor Goes in de Kamer gekozen, en het is haast onnoo- dig te zeggen, dat hij zich daar in de allereerste plaats tot taak stelde op te komen voor de rechten van de voorstan ders van het bijzonder onderwijs, waarbii zijn temperament hem vaak tot groote heftigheid verleidde. Van hem is het woord, dat de strijd voor die rechten moest voortgezet worden, ook al zou het land er bij te gronde gaan.2) Al wat 2) Deze pericoop is ,door de liberalen, Goeman Eorgesius o.a., te Middelburg voorop, vreeselijk uitgebuit. Mogelijk begreep men de beteekenis er van niet, met name niet in verband met bet recht, eu vooral met 't on recht, hetwelk toen en nog jaren daarna, tot 1914, overbeerschte. Het denkend deel was, vooral destijds, nimmer vlug .in het den ken! Red. „Zeeuw". vasthield aan het adagium: de openbare school is bruikbaar voor allen, zagen in Lobman en Kuyper de twee gevaar lijken, die liet Palladium van het libe ralisme van toen wilden rooven, cn een Groningsch hoogleeraar3) ontzag zich niet te rijmelen „Geen dweepzieke Alexanders, Geen Brammen vol venijn, Verdienen Nederlanders Te heeten of te zijn." liet blad besluit zijn waardeeerende beschouwing aldus Deze merkwaardige man heeft in zeer ruime mate de onderscheidingen gekre gen, die de officieele heeten, en dat zoowel van binnenland als buitenland. Maar wat voor zijne nagedachtenis meer waard is, is, dat bij, die als fel aange- flotone ongeveer een halve eeuw geleden het publieke erf betrad, heen is gegaan als een van de meest betreurden; van hem, den grooten voorstander van het recht, kan gezegd worden, dat ook wat zijn reputatie betrof, het recht reeds lang vóór zijn dood had gezegevierd. De Nieuwe Prov. Gron. Crt. (A.R.) die eveneens Lohman en Kuyper saam beziet, schrijft: Er is ook een strijd onderling in bet kamp van de antirevolutionaire staatslie den geweest en men gewaagde menigmaal van een tegenstelling tusschen Lobman en Kuyper. Terecht. Want die tegenstel ling was er, al bleef de eenheid ook groo- ter dan deze. Een eenheid, waarvan Loh man getuigde, toen hij Kuyper voor zijn sterven bezocht en deze beide groote mannen elkander de broederhand moch ten reiken. Wat vereenigde was meer dan wat tijdelijk scheiden moest. Wij weten wel, dat in den strijd bij deze tegenstelling zich ook mengde de onvolkomenheid, de zonde van het men- schelijk hart. Ban viel er menigmaal een bitter woord en rees er misverstand. En door d n tegenstander en soms zelfs door den vriend werd gedacht aan mo tieven, die in den grond der zaak én Lohman èn Kuyper toch vreemd waren. Men sprak van heerschzurht bij Kuyper en van gelijke heerschzucht bij Lohman. Zij zouden elkander clen voorrang willen betwisten en konden niet als evenknieën naast elkander staan. Maar wie zoo zag, zag toch mis. Er was een tegenstelling bij alle eenheid en beide staatslieden wa ren zich daarvan bewust. Wij zien do verschillen in persoonlijkheid en karak ter nu voorbij. Dat waren bijkomstige dingen. Maar hel verschil, dat op het terrein van de politiek, van de school, en zelfs ook van de kerk telkens weer uitkwam, had dieperen oorsprong. Knv- per was zoon van Calvijn. Lohman was uit de school van Vin-et. De strijd voor het Calvinisme werd door Lohman niet op zijn volle waarde geschat. Ilij leefde meer uit den Reveil. En dit nu veroorzaakte telkens weer het verschil 111 het zien van de dingen, in de praktijk ook van het politieke leven. Beide staats lieden waren ten volle ter goeder trouw. Maar het kan niet ontkend, dat Kuyper dieper peilde, dat hij menigmaal verder 3) Prof. Hecker to Groningen. Doch veel venijniger was destijds de uitspraak van mi' Levy, den grooten leider der liberalen: Wan neer de o, zoo verdraagzame clericalen ooit de hand zouden uitsteken naar den Staats- teugel, dan- voegt ons een krachtig protest met hel woord, en zoo 't moet, met d e daad. Red. Zeeuw. nante kwam, toen zij zich over hem heenboog, deed vermoeden, dat er meer ■gevoel school achter die le-elijke, onbe haaglijke trekken, dan men wel zo;u den ken. In zijn groote, diepliggende oogen, waarover zware wenkbrauwen als een dak zich beschuttend uitspreidden, ont dekte zij nu een uitdrukking, die haar vreemd aandeed en haar eenigszins deed ontstellen. De -gouvernante voelde een vaag ge voel van angst over zich komen, toen zij haai' leerling bekeek, en zich dieper over hem bcenbüigend, zeide zij lie-f- koozend „Felix, mijn lieveling, ik ben terugge komen! Nooit weer, zoo lang ik leef, zal ik jou verlaten." De bijna verbijsterende vreugde, die over zijn gezichtje kwam lichten, was een welsprekender welkom voor haar, dan woorden hadden kunnen uitbrengen, toen zij na,ast hem neerknielde en haar armen om hem heensloeg en zijn hoofdje tegen zich aandrukte. „Edna, is meneer Hammond over leden?" „Neen, hij is weer bijna beter en heeft -mij- niet meer no-o-dig." „Ik heb je meer no-o-dig dan iemand ter wereld. O, Edna! Ik heb soms gedacht, da,t je niet meer terug zou komen, dat je daar blijven zou, en ik je nooit meer en dieper zag de groote tegen#elling der levensbeschouwingen, der beginselen, die liet leven beheerschen. Dit verschil in kracht van blik kon mis verstand veroorzaken. Ongetwijfeld, om dat de een de consequenties beter en scherper zag dan de ander. Maar liet was er en het bleef er. En het biedt ten volle de verklaring van het uiteengaan, waar ons antirevolutionaire volk zoo gaarne steeds een blijvende eenheid had gezien. En wat het persoonlijke karakter van Lohmans leven en strijden aangaat, merkt de redactie op Lohman onlplooide in den grooten strijd, dien hij voerde voor do anti-revo lutionaire en christelijk-historische begin selen al de gaafheid van zijn karakter. Hij was een man van gebed en dies een man van staal. Hij dacht niet aan zich zelf. Hij wist wat het zeggen wilde zich zelf te geven. Elk oogenblik van zijn leven was "hem dierbaar, omdat hij wist welk een groote taak God hem had gegeven. Wat hii ontving was geleend goed, en vijf talenten die God dezen groote onder ons schonk, werden niet Weggeborgen, maar andere vijf talenten werden inden levensstrijd ge wonnen. Van recht op rust wilde hij niet weten. Hij trok zich eerst uit het openbare leven terug toen hij nu eenmaal niet meer kon. Maar de rust in zijn studeerkamer was nog altijd een harder werken dan de meeste menschenkinderen dit verstaan. Hij bleef bij, hij toonde tot op het laatst een onverminderde belangstelling in, alles, hij (jeed ook mee nog in den strijd der meeningen en tot voor enkele weken verscheen nog een geschrift van zijne hand. Voor hem gold in den vollen zin des woords de levensspreuk van Marnix van St. Aldegonde: elders rust. Want de hoop op de eeuwige rust gaf hem tot op het laatst die blijmoedigheid, die bereidwillig heid, dien ijver tot den arbeid, waar door deze strijder gekenmerkt werd. Omdat zijn wandel in de hemelen was. kon hij hier op aarde zoo goed zijn hoogen plicht vervullen. Omdat hij ver vuld was met do begeerte naar het eeuwige leven, stelde hij het tijdelijke op zoo hooge waarde? Hij was aristocraat van geboorte, van levensopvatting, van levenshouding, maar hij wist zich één met de kleinen in den lande, die een hope kennen als hij en een levenskracht als hij. En zoo dankt het volk des Heeren Zijn God voor het vele, wat Hij het in Loh man schonk. Voor den arbeid, dien hii met Groen en Kuyper mocht verrichten, voor liet Nederlandsche volk in den strijd voor onze heerlijke beginselen. Aan het artikel van de (lib.) „N. Rot- terdamsche Crt." ontleenen wij het begin Als men op zijn leven terugziet, zal men het niet anders dan gelukkig kunnen noemen. Een benijdenswaardig lot moet het heeten voor een man, om in de volle kracht van zijn leven een grooten strijd voor een ideëel doel te beginnen, daaraan verder in den dienst der ge meenschap al zijn inspanning te geven, lief en leed daarvan te ondervinden, en eindelijk nog getuige te zijn van de .-overwinning. Als Lohman in den avond zijner jaren, gedurende welke hem nog de rust van den ouderdom was geschon ken, de rekening van zijn verleden op maakte, heeft hij daarbij nog kunnen ge zien zon; en dan scheen alle licht en vroolijkheid voor mij uit cle wereld ver dwenen te zijn, en de bloemen geurden niet meer voor mij, en de sterren ver loren hun glans, eu 0! dan was ik zoo- blij, dat ik niet lang meer te leven zou hebben." „Stil, «lijn jongen, zoo mag je niet spreken. Hoe weet je, dat je niet lang leven zult? Mijn lieve, kleine jongen, in deze wijde wereld ben jij- de eenige, dien ik liefheb ,en waar ik mij, aan ver bonden voel, en nu zullen wij samen nog gelukkig zijn. Lieveling, do>et je hoofd zulk een pijn v,andaa-g?" Zij drukte innig haar lippen op zijn voorhoofd. „Ja; maar -die pijn in mijn hart was wel het ergste wat ik te dragen had, o-m het verlangen naar je terugkeer. Moeder is heel lief en vriendelijk voor mij geweest, en is vaak bij -mij thuis gebleven, om. mij- voor te lezen; maar ik had jou no-odig, Edna, Ik geloof niet, dat ik veel kwaad gedaan heb in je afwezigheid; maar ik heb God voortdurend gebeden, dat Hij je weer aan mij terug zo-u geven. Ik heb veel mo-eite gedaan 0111 geduldig te blijven." En toen vertelde Edna hem van allerlei wat er voorgevallen was gedurende hun schei-ding en zij merkte op, hoe zijn oogen plotseling een eige-na-ardigen glans begon nen aan te nemen. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden, franco per post, f3. Losse nummersf0.05 Prijs der Advertentiën: 1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 ct. Bij abonnement belangrijke korting. denken de hoogachting, welke men hem onder geestverwanten en tegenstanders toedroeg. Ten slotte heeft de tijd, wreed voor zooveel menschen en menschen- werk, hem ook in zoover begenadigd, dat de nacht niet al te laat is ingevallen1, noeli voor de vruchten van zijn arbeid noch voor zijn geestelijke krachten, al werd de levensvlam toch langzamerhand kleiner en kleiner, en al is hii er nog getuige van geweest, dat de verwezenlij king van de onderwijspacificatie bleek een groot aandeel te hebben gehad in de ontwrichting van 's lands financiën. En het slot: Men zal het den liberaal wel niet euvel duiden, als hij, onder gulle erkenning van Lohmans ongemeene talenten, de be teekenis van de rol, die deze partijlei der in ons staatkundig leven heeft ge speeld, niet zoo hoog aanslaat als uiter aard in kerkelijke kringen zal worden ge daan. Geheel de opvatting van het mo derne staatsbestuur, yan zijn ontwikkeling en zijn grondslagen hangt hiermede sa men. Al naar het standpunt, dat men daaromtrent inneemt, moet de schatting van het gewicht van den persoon anders uitvallen. Heeft vooral het nog dikwijls nasmeu- lende vuur van den in hoofdzaak be slechten schoolstrijd, behalve gloed en bezieling, de werfkracht geleverd voor de opkomst der kerkelijken? Of moet men deze dieper fundeeren en haar voor namelijk toeschrijven aan de waarde, die de reeds in 1849 door Groen van Prin- sterer onder het eersie ministerie-Thor- becke in de Tweede Kamer verkondigde, algemeenc tegenstelling tusschen geloof en ongeloof voor het staatsbestuur beeft Zij het dan, dat tijdens den schoolstrijd, waarin de liberalen ook naar de getui genis van Buys de werkelijkheid wel e,ens te weinig onder de oogen zagen, de groei het sterkst was. De toekomst vermag hierover eerst met kracht van gewijsde te beslissen. Nu nog een paar aanhalingen uit „De Maasbode" (r.k.): „Voor een partij en voor heel het land was het bezit van een Lohman een groot voorrecht. Omdat het voor een volk een geluk is, figuren te bezitten, waarvoor het onverdeeld respect heeft. Tegen Lohman zag ieder hoog op. Veer tig jaren in do wieling van het volle politieke leven te staan en dan ongerept te zijn, dat was het groote stuk levens kunst, door hem volbracht." Het blad teekent hem voorts als strij der voor het recht, maar ook voor de vrijheid. „Vrijheid is het, die Loliman's gedacli- tenleven leidde in banen, die nog al eens parallel liepen aan wat wij, Ka tholieken, voor het iuiste hielden of al thans aan de ideeën van den grooten Kuyper. Zij was het ook, welke hem, hoezeer vijand van de denkbeelden der groote Fransche revolutie en dus van het liberalisme, deden vinden 'individua listische uitspraken en klanken, welke aan de Nederlandsche liberalen luiden bijval ontlokten. Langzamerhand gold hij ter eene zoo wel als ter andere zij hls „onbereken baar"; wat Lohman-voor standpunt in nemen zou, daar was tevoren geen voor spellen aan. D;at wist men en men gaf er zich altijd, nochtans met allen eerbied voor zijn nobel karakter, rekenschap van. Zijn vrijheidsdenkbeelden waren ver edeld doordat hij zo deemoedig vastlegde „Edna, ik heb je een geheim te ver tellen; ic-ts, wat moeder nog niet weet. Je moet niet o-m mij lachen. Toen jij weg was, heb ik een klein schetsje- ge schreven -en ik heb het aan jou opge dragen; ik hoop, dat het den een of anderen dag gedrukt zal worden. Ben je daar blij om, Bclna? Mijn lieve, bleeks Eidna!" „Edna, ik zou liefst oen boek willen schrijven met verhalen voor arme, zieke kinderen; kleine verhaaltjes, die hen hun droevig lol zouden doen vergeten. Als ik 't, maar zoover kon brengen één jongen blij te maken, die door ziekte aan h,uis| gebonden is, terwijl anderen huiten vroo- lijk spelen -en zich lustig vermaken in den zonneschijn. Dian zou ik niet meer 't gevoel hebben, dat ik tevergeefs ge leefd zou hebbten. Edna, geloof je, dat ik dat nog ooit zou kunnen bereiken?'" „Misschien wel, lieve Felix; zeker, in dien de He-ere bet wil. Als je weer wat' aangesterkt bent, zullen we samen stu- deeren en schrijven, maa,r voor vandaag moet je je trog rustig houden. Ik ge-loof, dot de koorts nog toenemend is". „Die -dokter heeft een medicijn daar in dien beker achtergelaten, maar moe der heeft, vergeten het mij te geven. Ik wil er nu wel graag een lepel van ne men". (Wordt vervolgd). 132). HOOFDSTUK XXXIV. T 0 e w ij d i 11 g, „Ik ben erg blij, dat u weer terug bent! Ik ben geheel uitgeput van ver moeienis om aan al Felix' wenschen te voldoen, en uw plaats te vervullen. Hij- is wel tien pond afgevallen; en als je nog een maand langer zou weggebleven zijn, geloof ik, da,t Felix 't niet langer zou uitgehouden hebben, want hij heeft in zijn hart van u een afgod gemaakt. Hij kreeg bijna een zenuwtoeval de vorige week, toen zijn vader hem vertelde, dat hij aan uw afwezigheid zo-u moeten wennen, want dat u wel nooit meer aan 't leven in een kinderschoolkamer zou wennen. Ik maak me erg bezonad over hem; zijn (gezondheid is minder goed, dan die geweest is se dert dat hij vijf jaren oud was. Mijn lieve, u weet niet half, hoe wij u hier gemist hebben! Uw bewonderaars kwamen in grooten (getale informeeren, wanneer u weer terug zou zijn; en ik overdrijf in t minst niet, als ik zeg, dat er wel een mand vol brieven boven ligt, die voo-r u in dien tijd gekomen zijn. U zult die opgestapeld vinden op uw schrijftafel in uw kamer. „Waar zijn de kinderen?" vroeg Edna, de zitkamer rondkijkend, waai' mevrouw Andrews haar verwelkomd had. „Hettie is vandaag bij Lila Manning, die pas herstellend is van roodvonk, en Felix probeerde wat te slapen op de rustbank in de bibliotheek. Hij heeft van daag weer last van zijn gewone zenuw hoofdpijnen. Arme jongen! Hij doet zoo veel -moeite den laats ten tijd, om zijn prikkelbaar gestel te beheerschen en ge duldig te zijn, dat ik met den dag meer van hem ga houden. Wat ziet u er ver moeid en verreisd uit! Ga eerst eens even zitten, ik zal u wat verkwikkends laten brengen. Neem eens een glas port, en dan zal ik gauw wat thee voor u laten zetten." „Dank u vo-or port. Ik verlang aï%»n maar heel erg Felix te zien." Zij ging naar de bibliotheek, opende voorzichtig de deur, en sloop zachtjes naar de rustbank. De joggen lag het raam uit te kijken, en over daken en schoorsteenen naar de blauwe lucht te staren, waar de bran dende zon haar gloeiende stralen uitzond. Die den kreupele zoo oppervlakkig gade sloeg vond liem er leelijk en knorrig uitzien; maar de teedere, liefhebbende glimlach, die over 't gelaat van de gouver-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 1