tïho Jaargang
No 213
Ilonderdag 12 Juni 11124
LEVENSLEED.
FEU Lig TON.
Drukkers-Exploitanten
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no, 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor ie Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
DE PERS OVER DEN HEER LOHMAN.
Wij beginnen met do grootste tegenstan
der; „Het Volk" (soc. dem,):
Er is niemand, met wien onze partij
genoot Schaper feller en vaker gebotst
heeft in de Kamer, dan met den heer
Lohman. Hij heeft echter de gelegenheid
van zijn 25-jarig parlementair jubi
leum aangegrepen om te getuigen, dat
hij voor weinigen onder onze tegen
standers zulk een hoogachting had
als voor den heer Lohman. Wij zijn
ervan overtuigd, dat die hoogachting on
der de onzen algemeen gedeeld wordt.
Lohman was misschien onze scherpste
tegenstander en wanneer zijn tempera
ment hem meevoerde zoo-als zoo dikwijls,
dan bezigde hij tegenover ons scherpe,
soms onredelijke woorden en ontzag 'hij
jegens ons niet de meest krasse maat
regelen. Het was juist zijn ongetemd optre
den, dal onze fractie meer dan eens
aanleiding gaf, het wapen der obstructie
toe te passen. Maar van de loutere, vol
strekte eerlijkheid van dezen tegenstan
der was ieder, man voor man, diep- over
tuigd, en daarom eerden wij hem allen,
in weerwil van zijn soms matelooze be
strijding.
De Savorniu Lohman was niet alleen
een aristocraat van afkomst, maar ook
een aristocraat naar den geest. Het fijne
voorname profiel, weerspiegelde een fijn
voornaam innerlijk. Hij was een dier
staatslieden uit roeping, wien da staats
kunst een hartstocht was. Tot in hoogen
ouderdom gaf bij zich met volmaakte
wegcijfering van eigen persoonlijk voor
deel aan niets anders dan aan de lands
zaak zoo-ais hij die za-g. Deze bestrijder
der gemeenschapsidee was zelf de toe
gewijde dienaar tier gemeenschap-. Die ze
hartstochtelijk© individualist
leefde slechts voor het alge
meen. Deze bezielde strijder voor staats
onthouding was zijn leven lang een trou
we verzorger van het staatsbelang, zo-o-
als hij het opvatte.
Aan de doodsbaar van dezen genadeloo
zen tegenstander laat ook de sociaal-
democratie eerbiedig haar vanen zinken.
„Iiij leefde slechts voor het algemeen"
schrijft „Het Volk" terecht. Hierbij sluit
zich aan een woord van „Het Handels
blad" (lib.): „Lohman, de Dienaar".
Dit blad beschouwt Lobman in verge
lijking met Kuyper. Beiden, Kuypèr en
hij, voelden de oude positie- van het bij
zondere tegenover het openbaar onder
wijs als een gruwelijk onrecht, en da-ar
beiden menschen waren van sterke vi
taliteit (geestesgesteldheid) en krachtig
perament, konden zij sterk liefhebben en
fel haten. Hetgeen zij o-ok in de staat
kunde hebben getoond. Opmerkelijk is
daarbij echter dat, terwijl Kuyper zijn
temperament en dus ook zijn haat bijna
altijd meester was en Lohman zich daar
entegen herhaaldelijk in hartstocht liet
gaan, men bij den laatste toch altijd meer
dan bij Kuyper den indruk kreeg van
een „heiligen" toorn, ©en „heiligen"'
haat.
Kuyper was een Ma-chts-, en Lohman
een Rechtsfiguur. Dat wil niet zeggen,
dat het bij Kuyper niet ging o-m wat hij
Recht achtte, maar wel, dat hij daarbij
x) Wij hebben in de distributiejaren kun
nen zien, dat die hoogachting wederkeerig
was. Meermalen, wanneer hij (ook uit Goes)
destijds over iets in verband daarmee ge
raadpleegd werd, antwoordde hij: ik zal er
met den lieer Schaper over spreken. Red.
„Zeeuw".
en zeker wel deels daaróm de
macht begeerde. Terwijl Lohman nooit
eenige machtsbegeerte getoond heeft.
Kuyper was een heerscher, Lohman oen
dienaar, niet in lagen, maar in den
meest edelen en niet het minst in tien
christelijken zin van het woord. Hem
was het louter om de zaak te do-en, niet
om eenige eer of macht voor zijn per
soon. Wat hij zeide of deed, hoe mensche-
lijk 't ook bewogen was, in haat en harts
tocht vaak, in schamperen spot en sner
penden hoon ook wel, het was in waar
heid toch alles ad majorem Diei gloriam
(ter meerdere eere Gods). Nooit om zich
zelf. Van hem ka,11 worden getuigd, wat
Paulus zeide van zichzelf: dat hij was
„dienende -den Heere met alle ootmoedig
heid".
Wanneer dus de naam „christen-staats
man" op iemand uit den grooten poli
ken tijd mag worden toegepast, dan- is
het op- Lohman, een wezenlijk staats
man en een waarachtig christen, die,
o-ok als staatsman, de dienende levens
houding had geko-zen.
En voor derzulken dood schijnt het
woord van Pa-ulus aan Timolheus ge
schreven; „Want die wél gediend hebben,
verkrijgen ziclizelven een goeden opgang
en vele vrijmoedigheid in het geloof".
Een vrijmoedige geloovige bij uitnemend
heid i-s Lohman geweest.
En hij heeft wél gediend.
Eenige maanden geleden, to-en Lohman
zo-u- ziek was, dat het einde ie-deren dag
werd verwacht, -scheen het, of zijn strijd
schrift: „Naar de Kerk of naar he-t Evan
gelie?" nu toch wel de laatste naar bui
ten blijkende- uiting was geweest van zijn
sterken geest.
Sedert dien heeft hij nog aan 't bij
blad van „Die Nederlander", dat aan
hem zijn ontstaan dankte, medegewerkt.
In den aanvang der vorige week heeft hij
nog verzocht hem den tekst ter beschik
king te bezorgen, waarbij Koninklijke go-ed
keuring op- de gewijzigde statuten van
„Die Dageraad" werd geweigerd. Daar
over wilde hij schrijven.
Hoe deze- „liberaal" van den ouden
stempel zou hebben gereageerd o-p- die
beslissing, kan men dus 'helaas enkel
bevroeden.
Ook „Het Vaderland" (lib.) beziet den
overledene in verband met dr Kuyper,
en de historie van den schoolstrijd:
De schoolstrijd bracht Lohman natuur
lijk in aanraking met Dr Kuyper. Nadat
hij krachtig medegewerkt hacl aan het
Volkspetitionement tegen de wet-Kappey-
ne van 1878 hij was lid van de
deputatie, die onder leiding van Elout
van Soeterwoude dat op Het Loo aan
Koning Willem ill aanbood werd hii
in het volgende jaar voor Goes in de
Kamer gekozen, en het is haast onnoo-
dig te zeggen, dat hij zich daar in de
allereerste plaats tot taak stelde op te
komen voor de rechten van de voorstan
ders van het bijzonder onderwijs, waarbii
zijn temperament hem vaak tot groote
heftigheid verleidde. Van hem is het
woord, dat de strijd voor die rechten
moest voortgezet worden, ook al zou het
land er bij te gronde gaan.2) Al wat
2) Deze pericoop is ,door de liberalen,
Goeman Eorgesius o.a., te Middelburg voorop,
vreeselijk uitgebuit. Mogelijk begreep men de
beteekenis er van niet, met name niet in
verband met bet recht, eu vooral met 't on
recht, hetwelk toen en nog jaren daarna, tot
1914, overbeerschte. Het denkend deel was,
vooral destijds, nimmer vlug .in het den
ken! Red. „Zeeuw".
vasthield aan het adagium: de openbare
school is bruikbaar voor allen, zagen
in Lobman en Kuyper de twee gevaar
lijken, die liet Palladium van het libe
ralisme van toen wilden rooven, cn een
Groningsch hoogleeraar3) ontzag zich
niet te rijmelen
„Geen dweepzieke Alexanders,
Geen Brammen vol venijn,
Verdienen Nederlanders
Te heeten of te zijn."
liet blad besluit zijn waardeeerende
beschouwing aldus
Deze merkwaardige man heeft in zeer
ruime mate de onderscheidingen gekre
gen, die de officieele heeten, en dat
zoowel van binnenland als buitenland.
Maar wat voor zijne nagedachtenis meer
waard is, is, dat bij, die als fel aange-
flotone ongeveer een halve eeuw geleden
het publieke erf betrad, heen is gegaan
als een van de meest betreurden; van
hem, den grooten voorstander van het
recht, kan gezegd worden, dat ook wat
zijn reputatie betrof, het recht reeds lang
vóór zijn dood had gezegevierd.
De Nieuwe Prov. Gron. Crt. (A.R.)
die eveneens Lohman en Kuyper saam
beziet, schrijft:
Er is ook een strijd onderling in bet
kamp van de antirevolutionaire staatslie
den geweest en men gewaagde menigmaal
van een tegenstelling tusschen Lobman
en Kuyper. Terecht. Want die tegenstel
ling was er, al bleef de eenheid ook groo-
ter dan deze. Een eenheid, waarvan Loh
man getuigde, toen hij Kuyper voor zijn
sterven bezocht en deze beide groote
mannen elkander de broederhand moch
ten reiken. Wat vereenigde was meer dan
wat tijdelijk scheiden moest.
Wij weten wel, dat in den strijd bij
deze tegenstelling zich ook mengde de
onvolkomenheid, de zonde van het men-
schelijk hart. Ban viel er menigmaal een
bitter woord en rees er misverstand.
En door d n tegenstander en soms zelfs
door den vriend werd gedacht aan mo
tieven, die in den grond der zaak én
Lohman èn Kuyper toch vreemd waren.
Men sprak van heerschzurht bij Kuyper
en van gelijke heerschzucht bij Lohman.
Zij zouden elkander clen voorrang willen
betwisten en konden niet als evenknieën
naast elkander staan. Maar wie zoo zag,
zag toch mis. Er was een tegenstelling
bij alle eenheid en beide staatslieden wa
ren zich daarvan bewust. Wij zien do
verschillen in persoonlijkheid en karak
ter nu voorbij. Dat waren bijkomstige
dingen. Maar hel verschil, dat op het
terrein van de politiek, van de school,
en zelfs ook van de kerk telkens weer
uitkwam, had dieperen oorsprong. Knv-
per was zoon van Calvijn. Lohman was
uit de school van Vin-et. De strijd
voor het Calvinisme werd door Lohman
niet op zijn volle waarde geschat. Ilij
leefde meer uit den Reveil. En dit nu
veroorzaakte telkens weer het verschil
111 het zien van de dingen, in de praktijk
ook van het politieke leven. Beide staats
lieden waren ten volle ter goeder trouw.
Maar het kan niet ontkend, dat Kuyper
dieper peilde, dat hij menigmaal verder
3) Prof. Hecker to Groningen. Doch veel
venijniger was destijds de uitspraak van mi'
Levy, den grooten leider der liberalen: Wan
neer de o, zoo verdraagzame clericalen ooit
de hand zouden uitsteken naar den Staats-
teugel, dan- voegt ons een krachtig protest
met hel woord, en zoo 't moet, met d e
daad. Red. Zeeuw.
nante kwam, toen zij zich over hem
heenboog, deed vermoeden, dat er meer
■gevoel school achter die le-elijke, onbe
haaglijke trekken, dan men wel zo;u den
ken. In zijn groote, diepliggende oogen,
waarover zware wenkbrauwen als een
dak zich beschuttend uitspreidden, ont
dekte zij nu een uitdrukking, die haar
vreemd aandeed en haar eenigszins deed
ontstellen.
De -gouvernante voelde een vaag ge
voel van angst over zich komen, toen
zij haai' leerling bekeek, en zich dieper
over hem bcenbüigend, zeide zij lie-f-
koozend
„Felix, mijn lieveling, ik ben terugge
komen! Nooit weer, zoo lang ik leef,
zal ik jou verlaten."
De bijna verbijsterende vreugde, die
over zijn gezichtje kwam lichten, was een
welsprekender welkom voor haar, dan
woorden hadden kunnen uitbrengen, toen
zij na,ast hem neerknielde en haar armen
om hem heensloeg en zijn hoofdje tegen
zich aandrukte.
„Edna, is meneer Hammond over
leden?"
„Neen, hij is weer bijna beter en heeft
-mij- niet meer no-o-dig."
„Ik heb je meer no-o-dig dan iemand ter
wereld. O, Edna! Ik heb soms gedacht,
da,t je niet meer terug zou komen, dat
je daar blijven zou, en ik je nooit meer
en dieper zag de groote tegen#elling
der levensbeschouwingen, der beginselen,
die liet leven beheerschen.
Dit verschil in kracht van blik kon mis
verstand veroorzaken. Ongetwijfeld, om
dat de een de consequenties beter en
scherper zag dan de ander. Maar liet was
er en het bleef er. En het biedt ten
volle de verklaring van het uiteengaan,
waar ons antirevolutionaire volk zoo
gaarne steeds een blijvende eenheid had
gezien.
En wat het persoonlijke karakter van
Lohmans leven en strijden aangaat, merkt
de redactie op
Lohman onlplooide in den grooten
strijd, dien hij voerde voor do anti-revo
lutionaire en christelijk-historische begin
selen al de gaafheid van zijn karakter.
Hij was een man van gebed en dies een
man van staal.
Hij dacht niet aan zich zelf. Hij wist
wat het zeggen wilde zich zelf te geven.
Elk oogenblik van zijn leven was "hem
dierbaar, omdat hij wist welk een groote
taak God hem had gegeven. Wat hii
ontving was geleend goed, en vijf talenten
die God dezen groote onder ons schonk,
werden niet Weggeborgen, maar andere
vijf talenten werden inden levensstrijd ge
wonnen.
Van recht op rust wilde hij niet weten.
Hij trok zich eerst uit het openbare leven
terug toen hij nu eenmaal niet meer
kon. Maar de rust in zijn studeerkamer
was nog altijd een harder werken dan de
meeste menschenkinderen dit verstaan.
Hij bleef bij, hij toonde tot op het laatst
een onverminderde belangstelling in, alles,
hij (jeed ook mee nog in den strijd der
meeningen en tot voor enkele weken
verscheen nog een geschrift van zijne
hand.
Voor hem gold in den vollen zin des
woords de levensspreuk van Marnix van
St. Aldegonde: elders rust. Want de hoop
op de eeuwige rust gaf hem tot op het
laatst die blijmoedigheid, die bereidwillig
heid, dien ijver tot den arbeid, waar
door deze strijder gekenmerkt werd.
Omdat zijn wandel in de hemelen was.
kon hij hier op aarde zoo goed zijn
hoogen plicht vervullen. Omdat hij ver
vuld was met do begeerte naar het
eeuwige leven, stelde hij het tijdelijke op
zoo hooge waarde?
Hij was aristocraat van geboorte, van
levensopvatting, van levenshouding, maar
hij wist zich één met de kleinen in den
lande, die een hope kennen als hij en
een levenskracht als hij.
En zoo dankt het volk des Heeren Zijn
God voor het vele, wat Hij het in Loh
man schonk. Voor den arbeid, dien hii
met Groen en Kuyper mocht verrichten,
voor liet Nederlandsche volk in den strijd
voor onze heerlijke beginselen.
Aan het artikel van de (lib.) „N. Rot-
terdamsche Crt." ontleenen wij het begin
Als men op zijn leven terugziet, zal
men het niet anders dan gelukkig kunnen
noemen. Een benijdenswaardig lot moet
het heeten voor een man, om in de
volle kracht van zijn leven een grooten
strijd voor een ideëel doel te beginnen,
daaraan verder in den dienst der ge
meenschap al zijn inspanning te geven,
lief en leed daarvan te ondervinden,
en eindelijk nog getuige te zijn van de
.-overwinning. Als Lohman in den avond
zijner jaren, gedurende welke hem nog
de rust van den ouderdom was geschon
ken, de rekening van zijn verleden op
maakte, heeft hij daarbij nog kunnen ge
zien zon; en dan scheen alle licht en
vroolijkheid voor mij uit cle wereld ver
dwenen te zijn, en de bloemen geurden
niet meer voor mij, en de sterren ver
loren hun glans, eu 0! dan was ik zoo-
blij, dat ik niet lang meer te leven zou
hebben."
„Stil, «lijn jongen, zoo mag je niet
spreken. Hoe weet je, dat je niet lang
leven zult? Mijn lieve, kleine jongen,
in deze wijde wereld ben jij- de eenige,
dien ik liefheb ,en waar ik mij, aan ver
bonden voel, en nu zullen wij samen nog
gelukkig zijn. Lieveling, do>et je hoofd
zulk een pijn v,andaa-g?" Zij drukte innig
haar lippen op zijn voorhoofd.
„Ja; maar -die pijn in mijn hart was wel
het ergste wat ik te dragen had, o-m het
verlangen naar je terugkeer. Moeder is
heel lief en vriendelijk voor mij geweest,
en is vaak bij -mij thuis gebleven, om.
mij- voor te lezen; maar ik had jou
no-odig, Edna, Ik geloof niet, dat ik veel
kwaad gedaan heb in je afwezigheid;
maar ik heb God voortdurend gebeden,
dat Hij je weer aan mij terug zo-u geven.
Ik heb veel mo-eite gedaan 0111 geduldig
te blijven."
En toen vertelde Edna hem van allerlei
wat er voorgevallen was gedurende hun
schei-ding en zij merkte op, hoe zijn oogen
plotseling een eige-na-ardigen glans begon
nen aan te nemen.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummersf0.05
Prijs der Advertentiën:
1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
denken de hoogachting, welke men hem
onder geestverwanten en tegenstanders
toedroeg. Ten slotte heeft de tijd, wreed
voor zooveel menschen en menschen-
werk, hem ook in zoover begenadigd, dat
de nacht niet al te laat is ingevallen1,
noeli voor de vruchten van zijn arbeid
noch voor zijn geestelijke krachten, al
werd de levensvlam toch langzamerhand
kleiner en kleiner, en al is hii er nog
getuige van geweest, dat de verwezenlij
king van de onderwijspacificatie bleek
een groot aandeel te hebben gehad in de
ontwrichting van 's lands financiën.
En het slot:
Men zal het den liberaal wel niet euvel
duiden, als hij, onder gulle erkenning
van Lohmans ongemeene talenten, de be
teekenis van de rol, die deze partijlei
der in ons staatkundig leven heeft ge
speeld, niet zoo hoog aanslaat als uiter
aard in kerkelijke kringen zal worden ge
daan. Geheel de opvatting van het mo
derne staatsbestuur, yan zijn ontwikkeling
en zijn grondslagen hangt hiermede sa
men. Al naar het standpunt, dat men
daaromtrent inneemt, moet de schatting
van het gewicht van den persoon anders
uitvallen.
Heeft vooral het nog dikwijls nasmeu-
lende vuur van den in hoofdzaak be
slechten schoolstrijd, behalve gloed en
bezieling, de werfkracht geleverd voor
de opkomst der kerkelijken? Of moet
men deze dieper fundeeren en haar voor
namelijk toeschrijven aan de waarde, die
de reeds in 1849 door Groen van Prin-
sterer onder het eersie ministerie-Thor-
becke in de Tweede Kamer verkondigde,
algemeenc tegenstelling tusschen geloof
en ongeloof voor het staatsbestuur beeft
Zij het dan, dat tijdens den schoolstrijd,
waarin de liberalen ook naar de getui
genis van Buys de werkelijkheid wel e,ens
te weinig onder de oogen zagen, de groei
het sterkst was.
De toekomst vermag hierover eerst
met kracht van gewijsde te beslissen.
Nu nog een paar aanhalingen uit „De
Maasbode" (r.k.):
„Voor een partij en voor heel het
land was het bezit van een Lohman
een groot voorrecht. Omdat het voor
een volk een geluk is, figuren te bezitten,
waarvoor het onverdeeld respect heeft.
Tegen Lohman zag ieder hoog op. Veer
tig jaren in do wieling van het volle
politieke leven te staan en dan ongerept
te zijn, dat was het groote stuk levens
kunst, door hem volbracht."
Het blad teekent hem voorts als strij
der voor het recht, maar ook voor de
vrijheid.
„Vrijheid is het, die Loliman's gedacli-
tenleven leidde in banen, die nog al
eens parallel liepen aan wat wij, Ka
tholieken, voor het iuiste hielden of al
thans aan de ideeën van den grooten
Kuyper. Zij was het ook, welke hem,
hoezeer vijand van de denkbeelden der
groote Fransche revolutie en dus van
het liberalisme, deden vinden 'individua
listische uitspraken en klanken, welke
aan de Nederlandsche liberalen luiden
bijval ontlokten.
Langzamerhand gold hij ter eene zoo
wel als ter andere zij hls „onbereken
baar"; wat Lohman-voor standpunt in
nemen zou, daar was tevoren geen voor
spellen aan. D;at wist men en men gaf
er zich altijd, nochtans met allen eerbied
voor zijn nobel karakter, rekenschap van.
Zijn vrijheidsdenkbeelden waren ver
edeld doordat hij zo deemoedig vastlegde
„Edna, ik heb je een geheim te ver
tellen; ic-ts, wat moeder nog niet weet.
Je moet niet o-m mij lachen. Toen jij
weg was, heb ik een klein schetsje- ge
schreven -en ik heb het aan jou opge
dragen; ik hoop, dat het den een of
anderen dag gedrukt zal worden. Ben
je daar blij om, Bclna? Mijn lieve, bleeks
Eidna!"
„Edna, ik zou liefst oen boek willen
schrijven met verhalen voor arme, zieke
kinderen; kleine verhaaltjes, die hen hun
droevig lol zouden doen vergeten. Als ik
't, maar zoover kon brengen één jongen
blij te maken, die door ziekte aan h,uis|
gebonden is, terwijl anderen huiten vroo-
lijk spelen -en zich lustig vermaken in
den zonneschijn. Dian zou ik niet meer
't gevoel hebben, dat ik tevergeefs ge
leefd zou hebbten. Edna, geloof je, dat
ik dat nog ooit zou kunnen bereiken?'"
„Misschien wel, lieve Felix; zeker, in
dien de He-ere bet wil. Als je weer wat'
aangesterkt bent, zullen we samen stu-
deeren en schrijven, maa,r voor vandaag
moet je je trog rustig houden. Ik ge-loof,
dot de koorts nog toenemend is".
„Die -dokter heeft een medicijn daar
in dien beker achtergelaten, maar moe
der heeft, vergeten het mij te geven. Ik
wil er nu wel graag een lepel van ne
men".
(Wordt vervolgd).
132).
HOOFDSTUK XXXIV.
T 0 e w ij d i 11 g,
„Ik ben erg blij, dat u weer terug
bent! Ik ben geheel uitgeput van ver
moeienis om aan al Felix' wenschen
te voldoen, en uw plaats te vervullen. Hij-
is wel tien pond afgevallen; en als je nog
een maand langer zou weggebleven zijn,
geloof ik, da,t Felix 't niet langer zou
uitgehouden hebben, want hij heeft in zijn
hart van u een afgod gemaakt. Hij kreeg
bijna een zenuwtoeval de vorige week,
toen zijn vader hem vertelde, dat hij aan
uw afwezigheid zo-u moeten wennen, want
dat u wel nooit meer aan 't leven in een
kinderschoolkamer zou wennen. Ik maak
me erg bezonad over hem; zijn (gezondheid
is minder goed, dan die geweest is se
dert dat hij vijf jaren oud was. Mijn lieve,
u weet niet half, hoe wij u hier gemist
hebben! Uw bewonderaars kwamen in
grooten (getale informeeren, wanneer u
weer terug zou zijn; en ik overdrijf in
t minst niet, als ik zeg, dat er wel een
mand vol brieven boven ligt, die voo-r
u in dien tijd gekomen zijn. U zult die
opgestapeld vinden op uw schrijftafel in
uw kamer.
„Waar zijn de kinderen?" vroeg Edna,
de zitkamer rondkijkend, waai' mevrouw
Andrews haar verwelkomd had.
„Hettie is vandaag bij Lila Manning,
die pas herstellend is van roodvonk, en
Felix probeerde wat te slapen op de
rustbank in de bibliotheek. Hij heeft van
daag weer last van zijn gewone zenuw
hoofdpijnen. Arme jongen! Hij doet zoo
veel -moeite den laats ten tijd, om zijn
prikkelbaar gestel te beheerschen en ge
duldig te zijn, dat ik met den dag meer
van hem ga houden. Wat ziet u er ver
moeid en verreisd uit! Ga eerst eens
even zitten, ik zal u wat verkwikkends
laten brengen. Neem eens een glas port,
en dan zal ik gauw wat thee voor u
laten zetten."
„Dank u vo-or port. Ik verlang aï%»n
maar heel erg Felix te zien."
Zij ging naar de bibliotheek, opende
voorzichtig de deur, en sloop zachtjes
naar de rustbank.
De joggen lag het raam uit te kijken,
en over daken en schoorsteenen naar de
blauwe lucht te staren, waar de bran
dende zon haar gloeiende stralen uitzond.
Die den kreupele zoo oppervlakkig gade
sloeg vond liem er leelijk en knorrig
uitzien; maar de teedere, liefhebbende
glimlach, die over 't gelaat van de gouver-