i\o 160 Maandag 7 April 1014 38e Jaargang FEUiBJLETOM. LEVENSLEED. Drukkers-Exploitanten OOSTEEBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 (K.VBBV KI De Zeeuw Or C. J. K. VAN AALST. Nederland is Irotscli. op mannen als Hudig,.den grooten Rotterdammer, die de vorige week stierf, op J. Th. Cremer, die twee jaar geleden, na een verdien stelijk langen zaken- en staatkundigen en diploinatieken arbeid ons ontviel, op Keuchenius, die in een veeljarigen stroom van leed en lijden, spot en smaad, niet verzwolgen werd, doch zijn vaderland zegenrijk diende en daarbij \vat het hoogste is den Christennaam met eere hoog hield. Doch onder de nog levenden zijn er, gelukkig, thans nog, die hoog boven hun tijdgenooten uitsteken; „Het Handelsblad" noemt er enkele, wier na men zij noemt in 'l stukje „vraaggesprek" dat een barer redacteuren dezer dagen het was 't eeuwfeest der Ned. Han delmaatschappij! had met den man, wiens naam hier boven staat. Ook een ■Christen als Keuchenius, doch gelukkiger dan hij, gedeeltelijk ook wel, omdat het liberalisme sinds aan mildheid won; het liberalisme dat een halve eeuw de groote mannen, dewijl zij Christenen waren, niet te wanrdeeren wist, denk maar aan Bil- derdijk en Groen, aan da Costa, aan Kuvper voor een deel, en ook thans is hun goede naam nog niet veilig bij des- zelfs geesteskinderen, ondanks hun voor gewende beterschap denk aan „de stad met de vele poorten", de vinding van den voorzitter van den Vrijheids bond, mv Dressélhuijs, die zijn kindeke -den ouden wolf van het liberalisme van Kappeijne, dezer dagen in een veel be sproken openingswoord zoo dierbaar in -de schapenvacht wast te steken, doch niet lang daarna bij een onvoorzichtige ontblooting van deszelfs aangezicht, dien ouden wolfssnoet zoo duidelijk zien liet, toen hij Colijns bezuinigingsplannen ver wierp en er voor in de plaats stelde een bezuiniging op onderwijs, welke niets meer of minder beteekende dan een nek king van het bijzonder onderwijs en een nieuwe onderdrukking der Christelijke school. De lezer vergeve ons deze inleiding, nu wij eenige volzinnen gaan afdrukken uit het interview dat een redacteur van „Het Handelsblad", een liberaal blad dat eerlijk genoeg is om niet door dik en dun met de liberalen type Dressel- huijs-Drion mee te gaan, met dr Van Aalst had. Vooraf nog deze twee herinneringen Dr van Aalst is de predikantszoon die met dr de Ruyter de Wildt, onzen Goe- schen lezers nog wel bekend, van moe ders zijde afstamt van onzen grooten Vlissinger: Michiel Adriaanszoon de Ruy ter. Hij behoort tot de Chr.-Historische Unie, en zou, indien hij gewild had, vo rig jaar de candidaat der Chr.-Histori- schen in Zeelands Staten geweest zijn voor het lidmaatschap der Eerste Kamer, vacature nu Fokker of mr Lucasse. Nu werd dit prof. Slotemaker de Bruine, een man niet minder groot dan hij. Onder 't portret van dr Van Aalst ■schrijft „Het Handelsblad" van wat deze zelve vertelt uit zijn kinderjaren het vol gende Bezems worden altijd stomp geveegd en jongens altijd geboren. Dit waren de woorden van Goethe's moeder, Frau Rat, als zij sprak over liaien lieveling Wolferl, die op de groote zolders van het ouderlijk huis in Frank fort ravotte en kattelrwaad uithaalde, als iedere knaap. Als iedere knaap. 86). Enkele maanden na mijn herstel, terwijl ik van huis was voor een jachtpartij, werd jij op „Le Bocage" gebracht en het zien van jou maakte me wraakgieriger ■dan ooit. Ik geloofde in je zelfzuchtige motieven en ik kon het niet verdragen, dat je onder hetzelfde dak zou verkee- ren als ik. Ik baatte kinderen, evenzeer als mannen en vrouwen. Maar de dag, toen jij mijl 'in het park weerstond, toen je mij zei, dat ik zondig en wreed was, be gon ik je nader gade te slaan. Ik woog je woorden, lette op je, als je er niet van droomde, dat ik tegenwoordig was en ik verborg mij vaak ergens, am- naar je gesprekken met mijn moeder te luisteren. Ik zag in je kariakter eenige trekken, die mij hinderden, omdat zij edel waren en anders, dan, naalr ik geloofde, alle vrou wen en meisjes moesten zijn. Ik was er mij van bewust, dat je mij vreesde en ver afschuwde; ik zag dat heel duidelijk el- ken keer, dait ik de gelegenheid had met je te praten. Hoe alles kwam, kfan ik niet zeggen ik weet het niet en het is altijd, Jongens worden a 11 ij d ge boren.... Gaat in gedachten met ons terug, vijf en veertig jaren, en neemt een kijkje op de weekmarkt in het frissche, pittoreske Noord-Hollandsche stadje Hoorn. De torenklok beiert twaalf, de school deuren gaan open, de jeugd loopt uit. Daar komt, hijgend en blazend, een knaap ■aanrennen. Hij weet, dat op liet middag uur het animo van den kant der markt- gangers al aardig minder wordt, maar toch wil hij probeeren. nog iets „om te zetten". Zijn mandje met pluimvee zet hij op den grond en een lachje van triomf glijdt over het jongenssnuit, als er nog liefhebbers blijken te zijn voor een toom 'kippen of een span postduiven. Hij sjouwt en biedt aan, hij handelt en laat het eigenverdiende geld in den broekzak glij den. Dan, als de markt verloopen is, zoo omstreeks één uur, klept hij de mand open, en wat er aan postduiven in ach terbleef, fladdert de lucht in om even later neer te strijken op de til bij de pas torie van dominee Van Aalst. Zij kennen hun honk en hun jeugdige eigenaar, we tende, dat ze alle op stok terugkomen, geeft ze met een gerust hart de vrijheid. Heeft-ie het ook niet veel te druk met het beheer van zijn financiën? Dit jeugdverhaal herinnert ons aan dat andere verhaal van den adellijken groot grondbezitter 'uit Gelderland, die, als schoolknaap, zijn konijntjes op de week markt in Nijmegen bracht en zoodoende zijn zakgeld kon aanvullen. Jongens worden altijd geboren. En Cor nells Johannes Karei van Aalst was een échte jongen. Een van de beste soort. Een knaap met een gevoelig hart, met ondér- nemings- en handelsgeest tevens en met hij zou anders geen échte jongen zijn geweest met «en behoorlijke dosis antipathie tegen de school. Hij rilde van (a-!-b)2, hij had schrikbeelden van con gruente driehoeken en daar de H. B. 'S. véél algebraïsche formules geeft op te lossen en nog meer meetkundige vraag stukken, was de jonge man niet in de eerste gelederen van zijn klas. Liever verkocht hij postduiven aan do boeren uit De Streek, of kersversche kipeieren aan zijn moeder. Je moet toch wat be drijfskapitaal hebben, niet waar? Geamuseerd, telkens even het uitproes tend in de herinnering aan die onbe zorgde jongensjaren, die zoq vroolijk ver gleden in het propere stadje met zijn prachtige gevels uit de jaren der Com pagnie, zit de president van de Neder landsche Handel-Maatschappij te vertel len. Na al de serieuze, zakelijk bespiege lingen van die pas doorleefde feestdagen, die als een roes voorbij gleden, schept hij er echt jongensachtig vermaak in, nu ook eens wat te kunnen vertellen van den knaap Karei, die, toen in hem het ver langen naar den handel al .sterker werd, de derde klasse van de Hoornsche H. .B S. verliet en verhuisde naar de open bare Handelsschool in Amsterdam. Hij kwam in de derde klas en met z'n twaalven volgden de jongens daar de lessen. Een klas van twaalf leerlingen! Dat was wel een ideaal-toestand voor het onderwijzend personeel; dat was voor al ook een ideaal-toestand voor de jon gelui. Want ieder van het dozijn kreeg daar zijn volle honderd procent, zooals de heer Van Aalst bet thans nog karak teriseert. Met lust cn toewijding werd in die klasse gewerkt en het is zeker méér dan .toeval, dat verreweg de meesten van zelfs voer mij, een geheim geweest, maar Edna, na de lange, lange jaren van zond6 en roekeloöze leefwijze, werd mijn hart door jou bewogen en het hechtte zich aan jou, kindi als je nog was. Een vreemde, wonderlijke, onoverwinnelijke liefde voor jou ontsproot in de bittere ruïne van een doode genegenheid voor Agnes Hunt. Re verbaasde mij over mijzelf; ik spotte met mijn dwaasheid; ik vervloekte mijn krank zinnige zotternij en trachtte te gelooven, dat jij even beginselloos wa,s als de an deren, maar de eigenaardige bekoring werd van dag tot dag sterker. Eindelijk besloot ik je in de beproeving te brengen, in de hoop, dat je dubbelhartigheid en be drog mij zou deen ontwaken uit den twee den droom, waarin ik vreesde te zullen vervallen. Ik dacht, dat op jouw leeftijd nieuwsgierigheid de sterkste emotie moest zijn en richtte dus den inhoud van de Taj Mahal zoo in, dat het onmogelijk voor je moest zijn om die te openen zonder ontdekt te worden. Daarop gaf ik den sleutel jou in bewaring en ging naar het buitenland. Ik wilde mijzelf ervan overtui gen, 'dat je het vertrouwen onwaardig zou zijn en het zou verraden. Vier lange jaren zwierf ik rond, rusteloos, ongeduldig, mijzelf verachtend, omdat ik jpuw gezicht niet kon vergeten; omdat mijn zelfbespot ting ten spijt, ik wist, dat ik je liefhad. dal dozijn mannen zijn geworden van gezag, vnn goede, gedegen reputatie. „Wie waren uwe klassegenooten?" vra gen wij. En dan blijkl. dat onder anderen wethouder Jan ter Haar Jr.; dat Karei van Lennep, de onlangs overleden com mandant van de Amsterdamsche Burger wacht, wiens naam ook in den handel goeden klank had; dat ook de directeur van de Cultuurmaatschappij „De Vorsten landen", de heer Zcverijn de schoolban ken met hem hebben gedeeld. Dan was er nog De Réus, wien latei' als consul-generaal te Hong-Kong de be langen der in China toevende Nederlan ders werden toevertrouwd. .Ook zat in die klas van twaalf Louis H. Kiek, de Londensche bankier, die onlangs nog, als procuratiehouder van liet huis Erlangers, met, wethouder Wibaut de 2.500.000 p. st. leening ten bate van de gemeente Amsterdam mocht afsluiten! Al die mannen van gezag en reputatie hebben met Van Aalst het, lief en leed van de schoolwereld gedeeld en, voor zoover zij nog in leven zijn, bleef het con tact met deze jeugdkameraden in den loop van veertig jaren trouw bewaard. De Handelsschool! Dat was de oplei ding, die den voortvarenden, levendigen jongen paste. Wat daar gedoceerd werd, boeide liem, had zijn belangstelling, om dat het zoo nauw samenhing met al zijn toekomstidealen Het einddiploma in den zak, komt Van Aalst, negentien jaar oud, als jongste be diende op het kantoor in de Langestraat, waar de firma Gust. Briegleb is geves tigd. En al dadelijk leert de nieuwe em ployé, dat zijn baantje geenszins als een sinecure wordt beschouwd. Om negen uur 's ochtends gaan de. kantoordeuren open en heel den dag wordt study doorgewerkt mei, korte rustpoos. Dan 's avonds om negen uur weer aantreden, en dikwijls stonden de wijzers van de Westertoren klok heel dicht, bij het middernachteljijk uur, als Briegleb's jongste bediende de avondpost in een der brievenbussen van het hoofdkantoor liet glijden. In (Jen ochtend wandelde de jonge man nog naar den Omval, om er van half acht tot half negen stenografie-les te krijgen., Dan op een holletje naar de Langestraat, waar de patroon een oogje dichtkneep, als het even over tijd was. Trammen? De jongeman dacht er niet aan. Hij kon zijn zakgeld beter gebruiken. En lichaamsbeweging was immers ge zond. „Wat heb ik mij in die dagen prettig gevoeld", vertelt de heer Van Aalst. „Nog altijd denk ik met: genoegen terug aan die inspannende kantooruren. Achturige werkdag? Wij hadden er bij Briegleb mee moeten aankomen!" Op dat eerste kantoor heeft Van Aalst véél geleerd. De heer Briegleb, uit paeda- ■gogische overwegingen karig met lof, maar zéér vrijgevig, als het, om aanmerkingen ging, interesseerde zich voor den jongen employé en legde er zich onder anderen op. toe, het, schoolduitscli van den knaap aan te- vullen. „En wat leerdet ge daar verder?" „Ik heb daar mijne geheele kantoor opleiding gehad en geleerd met menschen om te,gaan. Zoo reisde ik o. a. ook voor de firma, die groote, buitenlandsche hui- Eindelijk schreef ik aan mijn moeder van uit Egypte, dat ik naax Centraal Perzië wou igaan, en dat was ik ook van plan. Maar op zekeren avond wijzigde ik op eenmaal mijn plan. Ik vergat den haat, dien ik het heele menschdom toedroeg, ik vergat alles, behalve jou en jouw reine, kalme, vredige oogen. En het onbedwing baar verlangen, om nog eens in jouw oogen te zien, overmeesterde mij. Ik zat daar tot de groote, gouden schemering der woestijn nederdaalde over Egypte en toen kwam er een lange, wanhopige strijd. Ik scheepte mij in naar Amerika, in- plaats van naar Perzië. Op den avond van den tienden December, vier jaren nadat ik je vaarwel had gezegd bij den ingang van het park, was ik weer op Le Biolcage. Stil en onopgemerkt sloop ik mijn eigen huis binnen én verborg mij achter de gordijnen van de biblio theek. Ik was daar een uur geweest, toen j'ij en Gordon Leigh kwamen om het oude manuscript na te zien. 0, Edna, hoe weinig vermoedde je, dat een paar oogen op je waren gevestigd! In dat uur, toen jullie beiden daar gebogen zaten over hetzelfde boek, kreeg ik de vaste overtuiging, dat, terwijl ik je liefhad, Ziooals ik nooit had gedacht, ooit nog een vrouw te zullen liefhebben, Gordon je eveneens beminde, en het plan had zen vertegenwoordigde. Ik heb den heer Briegleb veel te danken. Hij liet mij voor de firma reizen. Ik trok er op uit, kris kras het heele land door, met mijn mon sterkof f er tje,' waarin allerlei artikelen wa ren geborgen. Ik ken ons land heelemaal, wdnt in die jaren het waren er ruim drie ging ik van noord naar zuid. In dien tijd heb ik een schat van ménschen- kennis opgedaan en het. werk vond ik niet onaangenaam, maar ik verlangde toch alweer .paar wat anders. Ik wou graag „boogerop". Mijn oudste broer, de zee officier, raadde mij, naar Indië te gaan. Dus ging ik solliciteeren naar een be trekking bij de Handel-Maatschappij. Het examen legde ik naar eiscli af. Ik had een nieuwe positie, en wij schreven 1888". Toen kwam. korten tijd later, de vraag van den directeur Heldring, of de jonge Van Aalst naar Indië wilde, en of hij gauw wilde gaan. Luttele dagen later zat hij aan boord van de „Prins van Oranje", verliet hij de haven van Genua, stoomde het onbekende, en, zooals later bleek/ zijn geluk tegemoet. De loopbaan van Van Aalst in Indië behoeven wij waarlijk niet opnieuw te schetsen, maar wel willen wij releveeren, dat de president van de Nederlandsche Handel-Maatschappij op grond van eigen ervaringen onze koloniën beschouwt als de leerschool bij uitnemendheid voor wie op handelsgebied iels wenschen te be reiken. „Ik zou willen", zegt hij, „dat elk jong menscb, dat in den handel gaat of is, in de gelegenheid werd gesteld, Indië te leeren kennen; want dat geen land op welk gebied dan ook zooveel mannen van heteekenis oplevert als het onze, schhrijf ik toe aan den invloed, die er van onze koloniale bezittingen uitgaat. En daar naast meen ik, dat wij het te danken hebben aan ons Holla.ndsch klimaat, 't welk de hoofden koel, het verstand nuchter houdt. Als onder de vier of vijf menschen, die over het lot van de ge heele wereld beslissen, drie Hollanders waren, zou alles er héél anders uitzien. „Welk een invloed ten goede gaat er niet uit van menschen als Loder en Van Karnebeek. Van welk een eminente he teekenis zijn een Colijn, een Deterding, een Vissering. En het is wel interessant, te constateeren, dat velen van hen, die iets beteekenen, korter of langer tijd in Indië liehben gewerkt." Toen Van Aalst zes-en-dertig jaar oud was, zag hij zich benoemd tot directeur van de Nederlandsche Handel-Maatschap pij en al heel spoedig was hij de rech terband van den heer Heldring. Later werd hij van den heer Cremer de rechter- en de linkerhand tegelijk. Nu elf jaar geleden werd den, nog al tijd jongen, werker, de hoogste positie aangeboden, waarover de Maatschappij be schikt. Als president van het invloedrijke lichaam heeft hij, meer dan iemand in den lande, gelegenheid gehad, te onder vinden, hoe vér-strekkend, ook op econo misch gebied, de gevolgen van een we reldoorlog kunnen zijn. Onvermoeid heeft hij gewerkt, nooit gunde hij zich ontspan ning, maar nu, acht-en-vijftig jaar oud, vindt hij, dal langzamerhand het oogen- hlik komen gaat, „orh zeil te minderen". „Eri dan?" „Ik zou gaarpe buiten wonen." „En uw prachtige „Scheybeek" 1), dat 1) Scheybeek (nabij Beverwijk) waaraan de naam van Vondel verbonden is; er is f200.000 op geboden. n i iiwimiiri jou, indien mogelijk, tot zijn vrouw te ma ken. Ik vergeleek mijn vermoeid, door groefd gelaat en grijzende lokken, met zijn jeugdige, mannelijke schoonheid en ik kon er niet aan twijfelen, of ieder raeisj'e moest wel hem verkiezen boven mij. Edna, mijn vergelding begon toen. Ik voelde, dat mij'n demon met mij spotte, evenals ik zoo menigmaal gespot had met anderen en mij jou deed liefhebben, nu het 'Onmogelijk Was je te winnen. Eindeljjk ging Leigh weg en ik ontsnapte naar mijn eigen kamers. Ik was bezig de kamer op en neer te loop'en, toen ik je de rotonde hoorde doorgaan en het schijnsel zag van het licht, dat je droeg. In de hoop je de kleine Taj te zien openen, kroop' ik achter de sarcophagen, die mijn twee mummies bevatten, ging plat op' den grond liggen en bespiedde je van achter de vergulde kleeden, die ze be dekken. Men heeft mij dikwijls gezégd, dat mijn oogen magnetische kracht be zitten. In ieder geval voelde jij mijn sta renden blik, je was lusteloos en doorzocht de kamer om te ontdekken, waar het gevoel van menschelijke tegenwoordigheid vandaan kwam. Was j'e bijgeloovig, dat Je vermeed, té kijken in den donkeren hoek waar de mummies lagen? Plotseling stond je stil voor den kleinen tempel en veegde een spinneweb Weg. Toen nam je den VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f3. Losse nummersfO.C5 Prijs der Advertentiën: 14 regels f 1.20, elke regel meer 30 cL Bij abonnement belangrijke korting. gij bezig zijt te verkoopen?" „Aan „Scheybeek" zijn voor mij teveel herinneringen verbonden. Ik zou waar schijnlijk naar het Gooi gaan, want de stad heeleinaal loslaten wil ik niet. Het ideaal lijkt mij buiten te wonen, dan af en toe naar Amsterdam te gaan en op. die wijze in zaken te blijven". Voor de bakkers. 1>, heer mr de Wilde heeft in zijn Kamer-rede van Donderdag ook een goed woord bij Minister Aalberse gesproken in het belang van de door de Wet en de Inspectie tot schreiens toe geplaagde bakkers, met, name de kleine patroons. Dit „tot schreiens toe" is geen woord van hem, in die richting ligt meer het woord van den heer Staalman, die o. a. tegen de „zware vonnissen" opkwam, waaronder de bakkers zuchten, Mr de Wilde vond die vonnissen, Wanneer het „recidivisten" geldt (bakkers die al meer malen voor dezelfde overtreding veroor deeld zijn) billijk, maar „Maar er zijn ook andere overtredingen, b v. waarbij sommige kleine patroons hun knechts wat vroeger aan den arbeid heb ben gezet. Ik keur het af, dat zij' dit deden. Maar uit do veelvuldigheid van die overtredingen blijkt, dat ook hier iets hapert. Ten slotte is de wet niet ge maakt om de menschen te plagen, maar om het maatschappelijk leven te bevor deren. Nu geloof ik, dat ten aanzien van de kleine patroons die wet onbillijk onrechtvaardig werkt. Maar mijn gTootste bezwaar gaat tegen het verbod voor de patroons zelf. De Minister zal weten, dat ar Kuyper daartegen indertijd zeer groote bezwaren had en dat hij daarom tegen de heele Bakkerswet van Minister Talma was. En al kan ik nu niet heelemaal het standpunt deelen, dat toen door "dr Kuy per ontwikkeld "is, veel voel ik er voor. Mij stuit het altijd tegen de borst, dat de patroons tegen zich zelf beschermd worden. De Arbeidswet is daarvoor niet, die is er om de economisch zwakken, die verplicht zijn hun diensten aan afl oeren te verhuren, tegen willekeur en mis bruiken te beschermen. Maar ik zie niet in, dat patroons als zoodanig beschermd moeten worden. Nu zegt men, dat dat is wegens de concurrentie, maar daarvoor heeft de Regeering. niet te zorgen. De Re- geering kan op dit gebied maatregelen treffen om de economisch zwakken te beschertnen, maar niet omi den een tegen den ander te beschermen. Dlaarom hoop ik, dat de Minister nog eens ernstig zal overwegen, of ,op dit gebied nïet iets kan worden gedaan. Ik heb hoop, dat hij het doen zal, want op blz. 7 van de Memorie van Antwoord lees ik: „Op den duur leert de ervaring de bezwaren tegen enkele bepalingen wel kennen en de ondergeteekende heeft dan ook reeds in overweging om enkele wij zigingen in deze materie voor te stellen." Ik hoop, dat deze wijzigingen de strek king zullen hebben om aan deze kleine patroons te gemoet te komen en hun de vrijheid te geven om te werken, wanneer ztj willen." Dat patroonsverbod had nooit in de wet moeten komen. Men herinnert zich dat van de antirevolutionaire partij er slechts een enkele van harte voor was. Reeds vroeger hadden dr Kuyper, en anderen met hem, o. a. ook ons Middel- burgsche Kamerlid de heer Blum, er zich tegen verklaard. sleutel uit j'e zak en terwijl je dien in het sleutelgat stak, had ik het bijna uitgeschreeuwd in mijn wilden triomf. Mijn hart, klopte luid bij1 de gedachte te zul len ontdekken, dat Leigh's toekomstige vrouw even weinig te vertrouwen was als de rest van haar sekse. Maar j'e maakte het slot niet op'en. Je verjoeg alleen maar de spin, wreef het marmer schoon met je zakdoek en hield den sleutel in je hand. Toen scheen mijn hart stil te staan, terwijl ik het licht zag schijnen ©ver je oprecht gelaat en je rood kleed; en toen je den sleutel weer in je zak stak had een nauw bedwongen snik mij bijna verraden. Ik had mijn horloge in mijn hand genomen om te zien hoe laat het was en in de sp'anning, waarin ik ver keerde, kneep1 ik het zoo stijf, dat de gouden kast en het glas aan den binnen kant verbrijzeld werd in mijn handen. Jij hoorde het krakend geluid en vroeg je af, waar 'tvandaan kwam; en toen je de deur had gesloten en weg was, schoof ik een der ramen omhoog, en sprong op het terras. Herinner je je dien avond?" „Ja, meneer Murray." Haar stem beefde en was bijina onhoor baar. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 1