i\o 160
Maandag 7 April 1014
38e Jaargang
FEUiBJLETOM.
LEVENSLEED.
Drukkers-Exploitanten
OOSTEEBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
(K.VBBV KI
De Zeeuw
Or C. J. K. VAN AALST.
Nederland is Irotscli. op mannen als
Hudig,.den grooten Rotterdammer, die
de vorige week stierf, op J. Th. Cremer,
die twee jaar geleden, na een verdien
stelijk langen zaken- en staatkundigen
en diploinatieken arbeid ons ontviel, op
Keuchenius, die in een veeljarigen stroom
van leed en lijden, spot en smaad, niet
verzwolgen werd, doch zijn vaderland
zegenrijk diende en daarbij \vat het
hoogste is den Christennaam met eere
hoog hield. Doch onder de nog levenden
zijn er, gelukkig, thans nog, die hoog
boven hun tijdgenooten uitsteken; „Het
Handelsblad" noemt er enkele, wier na
men zij noemt in 'l stukje „vraaggesprek"
dat een barer redacteuren dezer dagen
het was 't eeuwfeest der Ned. Han
delmaatschappij! had met den man,
wiens naam hier boven staat. Ook een
■Christen als Keuchenius, doch gelukkiger
dan hij, gedeeltelijk ook wel, omdat het
liberalisme sinds aan mildheid won; het
liberalisme dat een halve eeuw de groote
mannen, dewijl zij Christenen waren, niet
te wanrdeeren wist, denk maar aan Bil-
derdijk en Groen, aan da Costa, aan
Kuvper voor een deel, en ook thans is
hun goede naam nog niet veilig bij des-
zelfs geesteskinderen, ondanks hun voor
gewende beterschap denk aan „de
stad met de vele poorten", de vinding
van den voorzitter van den Vrijheids
bond, mv Dressélhuijs, die zijn kindeke
-den ouden wolf van het liberalisme van
Kappeijne, dezer dagen in een veel be
sproken openingswoord zoo dierbaar in
-de schapenvacht wast te steken, doch
niet lang daarna bij een onvoorzichtige
ontblooting van deszelfs aangezicht, dien
ouden wolfssnoet zoo duidelijk zien liet,
toen hij Colijns bezuinigingsplannen ver
wierp en er voor in de plaats stelde een
bezuiniging op onderwijs, welke niets
meer of minder beteekende dan een nek
king van het bijzonder onderwijs en een
nieuwe onderdrukking der Christelijke
school.
De lezer vergeve ons deze inleiding,
nu wij eenige volzinnen gaan afdrukken
uit het interview dat een redacteur van
„Het Handelsblad", een liberaal blad dat
eerlijk genoeg is om niet door dik en
dun met de liberalen type Dressel-
huijs-Drion mee te gaan, met dr Van
Aalst had.
Vooraf nog deze twee herinneringen
Dr van Aalst is de predikantszoon die
met dr de Ruyter de Wildt, onzen Goe-
schen lezers nog wel bekend, van moe
ders zijde afstamt van onzen grooten
Vlissinger: Michiel Adriaanszoon de Ruy
ter. Hij behoort tot de Chr.-Historische
Unie, en zou, indien hij gewild had, vo
rig jaar de candidaat der Chr.-Histori-
schen in Zeelands Staten geweest zijn
voor het lidmaatschap der Eerste Kamer,
vacature nu Fokker of mr Lucasse. Nu
werd dit prof. Slotemaker de Bruine, een
man niet minder groot dan hij.
Onder 't portret van dr Van Aalst
■schrijft „Het Handelsblad" van wat deze
zelve vertelt uit zijn kinderjaren het vol
gende
Bezems worden altijd stomp geveegd
en jongens altijd geboren.
Dit waren de woorden van Goethe's
moeder, Frau Rat, als zij sprak over
liaien lieveling Wolferl, die op de groote
zolders van het ouderlijk huis in Frank
fort ravotte en kattelrwaad uithaalde, als
iedere knaap.
Als iedere knaap.
86).
Enkele maanden na mijn herstel, terwijl
ik van huis was voor een jachtpartij,
werd jij op „Le Bocage" gebracht en het
zien van jou maakte me wraakgieriger
■dan ooit. Ik geloofde in je zelfzuchtige
motieven en ik kon het niet verdragen,
dat je onder hetzelfde dak zou verkee-
ren als ik. Ik baatte kinderen, evenzeer
als mannen en vrouwen. Maar de dag,
toen jij mijl 'in het park weerstond, toen je
mij zei, dat ik zondig en wreed was, be
gon ik je nader gade te slaan. Ik woog
je woorden, lette op je, als je er niet van
droomde, dat ik tegenwoordig was en
ik verborg mij vaak ergens, am- naar je
gesprekken met mijn moeder te luisteren.
Ik zag in je kariakter eenige trekken, die
mij hinderden, omdat zij edel waren en
anders, dan, naalr ik geloofde, alle vrou
wen en meisjes moesten zijn. Ik was er
mij van bewust, dat je mij vreesde en ver
afschuwde; ik zag dat heel duidelijk el-
ken keer, dait ik de gelegenheid had met
je te praten.
Hoe alles kwam, kfan ik niet zeggen
ik weet het niet en het is altijd,
Jongens worden a 11 ij d ge
boren....
Gaat in gedachten met ons terug, vijf
en veertig jaren, en neemt een kijkje op
de weekmarkt in het frissche, pittoreske
Noord-Hollandsche stadje Hoorn.
De torenklok beiert twaalf, de school
deuren gaan open, de jeugd loopt uit.
Daar komt, hijgend en blazend, een knaap
■aanrennen. Hij weet, dat op liet middag
uur het animo van den kant der markt-
gangers al aardig minder wordt, maar
toch wil hij probeeren. nog iets „om te
zetten". Zijn mandje met pluimvee zet
hij op den grond en een lachje van triomf
glijdt over het jongenssnuit, als er nog
liefhebbers blijken te zijn voor een toom
'kippen of een span postduiven. Hij sjouwt
en biedt aan, hij handelt en laat het
eigenverdiende geld in den broekzak glij
den. Dan, als de markt verloopen is, zoo
omstreeks één uur, klept hij de mand
open, en wat er aan postduiven in ach
terbleef, fladdert de lucht in om even
later neer te strijken op de til bij de pas
torie van dominee Van Aalst. Zij kennen
hun honk en hun jeugdige eigenaar, we
tende, dat ze alle op stok terugkomen,
geeft ze met een gerust hart de vrijheid.
Heeft-ie het ook niet veel te druk met
het beheer van zijn financiën?
Dit jeugdverhaal herinnert ons aan dat
andere verhaal van den adellijken groot
grondbezitter 'uit Gelderland, die, als
schoolknaap, zijn konijntjes op de week
markt in Nijmegen bracht en zoodoende
zijn zakgeld kon aanvullen.
Jongens worden altijd geboren. En Cor
nells Johannes Karei van Aalst was een
échte jongen. Een van de beste soort. Een
knaap met een gevoelig hart, met ondér-
nemings- en handelsgeest tevens en met
hij zou anders geen échte jongen zijn
geweest met «en behoorlijke dosis
antipathie tegen de school. Hij rilde van
(a-!-b)2, hij had schrikbeelden van con
gruente driehoeken en daar de H. B. 'S.
véél algebraïsche formules geeft op te
lossen en nog meer meetkundige vraag
stukken, was de jonge man niet in de
eerste gelederen van zijn klas. Liever
verkocht hij postduiven aan do boeren
uit De Streek, of kersversche kipeieren
aan zijn moeder. Je moet toch wat be
drijfskapitaal hebben, niet waar?
Geamuseerd, telkens even het uitproes
tend in de herinnering aan die onbe
zorgde jongensjaren, die zoq vroolijk ver
gleden in het propere stadje met zijn
prachtige gevels uit de jaren der Com
pagnie, zit de president van de Neder
landsche Handel-Maatschappij te vertel
len. Na al de serieuze, zakelijk bespiege
lingen van die pas doorleefde feestdagen,
die als een roes voorbij gleden, schept
hij er echt jongensachtig vermaak in, nu
ook eens wat te kunnen vertellen van den
knaap Karei, die, toen in hem het ver
langen naar den handel al .sterker werd,
de derde klasse van de Hoornsche H.
.B S. verliet en verhuisde naar de open
bare Handelsschool in Amsterdam.
Hij kwam in de derde klas en met z'n
twaalven volgden de jongens daar de
lessen.
Een klas van twaalf leerlingen!
Dat was wel een ideaal-toestand voor
het onderwijzend personeel; dat was voor
al ook een ideaal-toestand voor de jon
gelui. Want ieder van het dozijn kreeg
daar zijn volle honderd procent, zooals
de heer Van Aalst bet thans nog karak
teriseert.
Met lust cn toewijding werd in die
klasse gewerkt en het is zeker méér
dan .toeval, dat verreweg de meesten van
zelfs voer mij, een geheim geweest, maar
Edna, na de lange, lange jaren van zond6
en roekeloöze leefwijze, werd mijn hart
door jou bewogen en het hechtte zich
aan jou, kindi als je nog was. Een vreemde,
wonderlijke, onoverwinnelijke liefde voor
jou ontsproot in de bittere ruïne van een
doode genegenheid voor Agnes Hunt. Re
verbaasde mij over mijzelf; ik spotte met
mijn dwaasheid; ik vervloekte mijn krank
zinnige zotternij en trachtte te gelooven,
dat jij even beginselloos wa,s als de an
deren, maar de eigenaardige bekoring
werd van dag tot dag sterker. Eindelijk
besloot ik je in de beproeving te brengen,
in de hoop, dat je dubbelhartigheid en be
drog mij zou deen ontwaken uit den twee
den droom, waarin ik vreesde te zullen
vervallen. Ik dacht, dat op jouw leeftijd
nieuwsgierigheid de sterkste emotie moest
zijn en richtte dus den inhoud van de
Taj Mahal zoo in, dat het onmogelijk voor
je moest zijn om die te openen zonder
ontdekt te worden. Daarop gaf ik den
sleutel jou in bewaring en ging naar het
buitenland. Ik wilde mijzelf ervan overtui
gen, 'dat je het vertrouwen onwaardig
zou zijn en het zou verraden. Vier lange
jaren zwierf ik rond, rusteloos, ongeduldig,
mijzelf verachtend, omdat ik jpuw gezicht
niet kon vergeten; omdat mijn zelfbespot
ting ten spijt, ik wist, dat ik je liefhad.
dal dozijn mannen zijn geworden van
gezag, vnn goede, gedegen reputatie.
„Wie waren uwe klassegenooten?" vra
gen wij. En dan blijkl. dat onder anderen
wethouder Jan ter Haar Jr.; dat Karei
van Lennep, de onlangs overleden com
mandant van de Amsterdamsche Burger
wacht, wiens naam ook in den handel
goeden klank had; dat ook de directeur
van de Cultuurmaatschappij „De Vorsten
landen", de heer Zcverijn de schoolban
ken met hem hebben gedeeld.
Dan was er nog De Réus, wien latei'
als consul-generaal te Hong-Kong de be
langen der in China toevende Nederlan
ders werden toevertrouwd. .Ook zat in
die klas van twaalf Louis H. Kiek, de
Londensche bankier, die onlangs nog, als
procuratiehouder van liet huis Erlangers,
met, wethouder Wibaut de 2.500.000 p.
st. leening ten bate van de gemeente
Amsterdam mocht afsluiten!
Al die mannen van gezag en reputatie
hebben met Van Aalst het, lief en leed
van de schoolwereld gedeeld en, voor
zoover zij nog in leven zijn, bleef het con
tact met deze jeugdkameraden in den
loop van veertig jaren trouw bewaard.
De Handelsschool! Dat was de oplei
ding, die den voortvarenden, levendigen
jongen paste. Wat daar gedoceerd werd,
boeide liem, had zijn belangstelling, om
dat het zoo nauw samenhing met al zijn
toekomstidealen
Het einddiploma in den zak, komt Van
Aalst, negentien jaar oud, als jongste be
diende op het kantoor in de Langestraat,
waar de firma Gust. Briegleb is geves
tigd. En al dadelijk leert de nieuwe em
ployé, dat zijn baantje geenszins als een
sinecure wordt beschouwd. Om negen uur
's ochtends gaan de. kantoordeuren open
en heel den dag wordt study doorgewerkt
mei, korte rustpoos. Dan 's avonds om
negen uur weer aantreden, en dikwijls
stonden de wijzers van de Westertoren
klok heel dicht, bij het middernachteljijk
uur, als Briegleb's jongste bediende de
avondpost in een der brievenbussen van
het hoofdkantoor liet glijden.
In (Jen ochtend wandelde de jonge man
nog naar den Omval, om er van half acht
tot half negen stenografie-les te krijgen.,
Dan op een holletje naar de Langestraat,
waar de patroon een oogje dichtkneep, als
het even over tijd was.
Trammen? De jongeman dacht er niet
aan. Hij kon zijn zakgeld beter gebruiken.
En lichaamsbeweging was immers ge
zond.
„Wat heb ik mij in die dagen prettig
gevoeld", vertelt de heer Van Aalst. „Nog
altijd denk ik met: genoegen terug aan
die inspannende kantooruren. Achturige
werkdag? Wij hadden er bij Briegleb mee
moeten aankomen!"
Op dat eerste kantoor heeft Van Aalst
véél geleerd. De heer Briegleb, uit paeda-
■gogische overwegingen karig met lof, maar
zéér vrijgevig, als het, om aanmerkingen
ging, interesseerde zich voor den jongen
employé en legde er zich onder anderen
op. toe, het, schoolduitscli van den knaap
aan te- vullen.
„En wat leerdet ge daar verder?"
„Ik heb daar mijne geheele kantoor
opleiding gehad en geleerd met menschen
om te,gaan. Zoo reisde ik o. a. ook voor
de firma, die groote, buitenlandsche hui-
Eindelijk schreef ik aan mijn moeder van
uit Egypte, dat ik naax Centraal Perzië
wou igaan, en dat was ik ook van plan.
Maar op zekeren avond wijzigde ik op
eenmaal mijn plan. Ik vergat den haat,
dien ik het heele menschdom toedroeg,
ik vergat alles, behalve jou en jouw reine,
kalme, vredige oogen. En het onbedwing
baar verlangen, om nog eens in jouw
oogen te zien, overmeesterde mij. Ik zat
daar tot de groote, gouden schemering
der woestijn nederdaalde over Egypte en
toen kwam er een lange, wanhopige strijd.
Ik scheepte mij in naar Amerika, in-
plaats van naar Perzië. Op den avond
van den tienden December, vier jaren
nadat ik je vaarwel had gezegd bij den
ingang van het park, was ik weer op
Le Biolcage. Stil en onopgemerkt sloop
ik mijn eigen huis binnen én verborg
mij achter de gordijnen van de biblio
theek. Ik was daar een uur geweest,
toen j'ij en Gordon Leigh kwamen om het
oude manuscript na te zien. 0, Edna,
hoe weinig vermoedde je, dat een paar
oogen op je waren gevestigd! In dat uur,
toen jullie beiden daar gebogen zaten
over hetzelfde boek, kreeg ik de vaste
overtuiging, dat, terwijl ik je liefhad,
Ziooals ik nooit had gedacht, ooit nog
een vrouw te zullen liefhebben, Gordon
je eveneens beminde, en het plan had
zen vertegenwoordigde. Ik heb den heer
Briegleb veel te danken. Hij liet mij voor
de firma reizen. Ik trok er op uit, kris
kras het heele land door, met mijn mon
sterkof f er tje,' waarin allerlei artikelen wa
ren geborgen. Ik ken ons land heelemaal,
wdnt in die jaren het waren er ruim
drie ging ik van noord naar zuid. In
dien tijd heb ik een schat van ménschen-
kennis opgedaan en het. werk vond ik
niet onaangenaam, maar ik verlangde toch
alweer .paar wat anders. Ik wou graag
„boogerop". Mijn oudste broer, de zee
officier, raadde mij, naar Indië te gaan.
Dus ging ik solliciteeren naar een be
trekking bij de Handel-Maatschappij. Het
examen legde ik naar eiscli af. Ik had
een nieuwe positie, en wij schreven
1888".
Toen kwam. korten tijd later, de vraag
van den directeur Heldring, of de jonge
Van Aalst naar Indië wilde, en of hij
gauw wilde gaan. Luttele dagen later zat
hij aan boord van de „Prins van Oranje",
verliet hij de haven van Genua, stoomde
het onbekende, en, zooals later bleek/
zijn geluk tegemoet.
De loopbaan van Van Aalst in Indië
behoeven wij waarlijk niet opnieuw te
schetsen, maar wel willen wij releveeren,
dat de president van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij op grond van eigen
ervaringen onze koloniën beschouwt als
de leerschool bij uitnemendheid voor wie
op handelsgebied iels wenschen te be
reiken.
„Ik zou willen", zegt hij, „dat elk jong
menscb, dat in den handel gaat of is, in
de gelegenheid werd gesteld, Indië te
leeren kennen; want dat geen land op
welk gebied dan ook zooveel mannen van
heteekenis oplevert als het onze, schhrijf
ik toe aan den invloed, die er van onze
koloniale bezittingen uitgaat. En daar
naast meen ik, dat wij het te danken
hebben aan ons Holla.ndsch klimaat,
't welk de hoofden koel, het verstand
nuchter houdt. Als onder de vier of vijf
menschen, die over het lot van de ge
heele wereld beslissen, drie Hollanders
waren, zou alles er héél anders uitzien.
„Welk een invloed ten goede gaat er
niet uit van menschen als Loder en Van
Karnebeek. Van welk een eminente he
teekenis zijn een Colijn, een Deterding,
een Vissering. En het is wel interessant,
te constateeren, dat velen van hen, die
iets beteekenen, korter of langer tijd in
Indië liehben gewerkt."
Toen Van Aalst zes-en-dertig jaar oud
was, zag hij zich benoemd tot directeur
van de Nederlandsche Handel-Maatschap
pij en al heel spoedig was hij de rech
terband van den heer Heldring. Later
werd hij van den heer Cremer de rechter-
en de linkerhand tegelijk.
Nu elf jaar geleden werd den, nog al
tijd jongen, werker, de hoogste positie
aangeboden, waarover de Maatschappij be
schikt. Als president van het invloedrijke
lichaam heeft hij, meer dan iemand in
den lande, gelegenheid gehad, te onder
vinden, hoe vér-strekkend, ook op econo
misch gebied, de gevolgen van een we
reldoorlog kunnen zijn. Onvermoeid heeft
hij gewerkt, nooit gunde hij zich ontspan
ning, maar nu, acht-en-vijftig jaar oud,
vindt hij, dal langzamerhand het oogen-
hlik komen gaat, „orh zeil te minderen".
„Eri dan?"
„Ik zou gaarpe buiten wonen."
„En uw prachtige „Scheybeek" 1), dat
1) Scheybeek (nabij Beverwijk) waaraan de
naam van Vondel verbonden is; er is f200.000
op geboden.
n i iiwimiiri
jou, indien mogelijk, tot zijn vrouw te ma
ken. Ik vergeleek mijn vermoeid, door
groefd gelaat en grijzende lokken, met
zijn jeugdige, mannelijke schoonheid en
ik kon er niet aan twijfelen, of ieder
raeisj'e moest wel hem verkiezen boven
mij. Edna, mijn vergelding begon toen.
Ik voelde, dat mij'n demon met mij spotte,
evenals ik zoo menigmaal gespot had met
anderen en mij jou deed liefhebben, nu
het 'Onmogelijk Was je te winnen. Eindeljjk
ging Leigh weg en ik ontsnapte naar mijn
eigen kamers. Ik was bezig de kamer
op en neer te loop'en, toen ik je de
rotonde hoorde doorgaan en het schijnsel
zag van het licht, dat je droeg. In
de hoop je de kleine Taj te zien openen,
kroop' ik achter de sarcophagen, die mijn
twee mummies bevatten, ging plat op'
den grond liggen en bespiedde je van
achter de vergulde kleeden, die ze be
dekken. Men heeft mij dikwijls gezégd,
dat mijn oogen magnetische kracht be
zitten. In ieder geval voelde jij mijn sta
renden blik, je was lusteloos en doorzocht
de kamer om te ontdekken, waar het
gevoel van menschelijke tegenwoordigheid
vandaan kwam. Was j'e bijgeloovig, dat Je
vermeed, té kijken in den donkeren hoek
waar de mummies lagen? Plotseling stond
je stil voor den kleinen tempel en veegde
een spinneweb Weg. Toen nam je den
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummersfO.C5
Prijs der Advertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 cL
Bij abonnement belangrijke korting.
gij bezig zijt te verkoopen?"
„Aan „Scheybeek" zijn voor mij teveel
herinneringen verbonden. Ik zou waar
schijnlijk naar het Gooi gaan, want de
stad heeleinaal loslaten wil ik niet. Het
ideaal lijkt mij buiten te wonen, dan af
en toe naar Amsterdam te gaan en op.
die wijze in zaken te blijven".
Voor de bakkers.
1>, heer mr de Wilde heeft in zijn
Kamer-rede van Donderdag ook een goed
woord bij Minister Aalberse gesproken
in het belang van de door de Wet en
de Inspectie tot schreiens toe geplaagde
bakkers, met, name de kleine patroons.
Dit „tot schreiens toe" is geen woord
van hem, in die richting ligt meer het
woord van den heer Staalman, die o. a.
tegen de „zware vonnissen" opkwam,
waaronder de bakkers zuchten, Mr de
Wilde vond die vonnissen, Wanneer het
„recidivisten" geldt (bakkers die al meer
malen voor dezelfde overtreding veroor
deeld zijn) billijk, maar
„Maar er zijn ook andere overtredingen,
b v. waarbij sommige kleine patroons hun
knechts wat vroeger aan den arbeid heb
ben gezet. Ik keur het af, dat zij' dit
deden.
Maar uit do veelvuldigheid van die
overtredingen blijkt, dat ook hier iets
hapert. Ten slotte is de wet niet ge
maakt om de menschen te plagen, maar
om het maatschappelijk leven te bevor
deren. Nu geloof ik, dat ten aanzien
van de kleine patroons die wet onbillijk
onrechtvaardig werkt. Maar mijn gTootste
bezwaar gaat tegen het verbod voor de
patroons zelf. De Minister zal weten, dat
ar Kuyper daartegen indertijd zeer groote
bezwaren had en dat hij daarom tegen de
heele Bakkerswet van Minister Talma
was. En al kan ik nu niet heelemaal het
standpunt deelen, dat toen door "dr Kuy
per ontwikkeld "is, veel voel ik er voor.
Mij stuit het altijd tegen de borst, dat
de patroons tegen zich zelf beschermd
worden. De Arbeidswet is daarvoor niet,
die is er om de economisch zwakken,
die verplicht zijn hun diensten aan afl
oeren te verhuren, tegen willekeur en mis
bruiken te beschermen. Maar ik zie niet
in, dat patroons als zoodanig beschermd
moeten worden. Nu zegt men, dat dat
is wegens de concurrentie, maar daarvoor
heeft de Regeering. niet te zorgen. De Re-
geering kan op dit gebied maatregelen
treffen om de economisch zwakken te
beschertnen, maar niet omi den een tegen
den ander te beschermen.
Dlaarom hoop ik, dat de Minister nog
eens ernstig zal overwegen, of ,op dit
gebied nïet iets kan worden gedaan. Ik
heb hoop, dat hij het doen zal, want
op blz. 7 van de Memorie van Antwoord
lees ik: „Op den duur leert de ervaring
de bezwaren tegen enkele bepalingen wel
kennen en de ondergeteekende heeft dan
ook reeds in overweging om enkele wij
zigingen in deze materie voor te stellen."
Ik hoop, dat deze wijzigingen de strek
king zullen hebben om aan deze kleine
patroons te gemoet te komen en hun de
vrijheid te geven om te werken, wanneer
ztj willen."
Dat patroonsverbod had nooit in de
wet moeten komen. Men herinnert zich
dat van de antirevolutionaire partij er
slechts een enkele van harte voor was.
Reeds vroeger hadden dr Kuyper, en
anderen met hem, o. a. ook ons Middel-
burgsche Kamerlid de heer Blum, er
zich tegen verklaard.
sleutel uit j'e zak en terwijl je dien
in het sleutelgat stak, had ik het bijna
uitgeschreeuwd in mijn wilden triomf. Mijn
hart, klopte luid bij1 de gedachte te zul
len ontdekken, dat Leigh's toekomstige
vrouw even weinig te vertrouwen was als
de rest van haar sekse. Maar j'e maakte
het slot niet op'en. Je verjoeg alleen
maar de spin, wreef het marmer schoon
met je zakdoek en hield den sleutel
in je hand. Toen scheen mijn hart stil
te staan, terwijl ik het licht zag schijnen
©ver je oprecht gelaat en je rood kleed;
en toen je den sleutel weer in je zak stak
had een nauw bedwongen snik mij bijna
verraden. Ik had mijn horloge in mijn
hand genomen om te zien hoe laat het
was en in de sp'anning, waarin ik ver
keerde, kneep1 ik het zoo stijf, dat de
gouden kast en het glas aan den binnen
kant verbrijzeld werd in mijn handen.
Jij hoorde het krakend geluid en vroeg je
af, waar 'tvandaan kwam; en toen je de
deur had gesloten en weg was, schoof ik
een der ramen omhoog, en sprong op
het terras. Herinner je je dien avond?"
„Ja, meneer Murray."
Haar stem beefde en was bijina onhoor
baar.
(Wordt vervolgd).