ftTo 159
Zaterdag 5 April 1914
S8e Jaargang
EERSTE BLAdT
Bmtenlani
Bimienlatii
J
rK ALK
t in dit Blad
EftKLEI
i voor
LE COINTRE,
s.
jlte Thieme,
ARBANK,
51, Middelburg.
irger Uienzaad,
jonge Vaarzen,
p e e n g
aardappelen,
>rnen Musterd.
Jongens,
o Jongen,
nende Knecht
ienstbode
Uit nuKssner oestaat uit twee bladen
lekhandel F. P.
Middelburg.
veilingen van deze
wegens te drukke
leden tot nadere
ER VERVAAT.
jltjes" koopt U
prima kwaliteit
3e
burg,
e roode pilaren,
Nieuwstraat)
nt per pak.
md van 10—1 uur.
n 10—12 uur en
Zaterdagavond
-8 uur.
■ti één tot 10000
berekend.
itrent spaar busjes
srstrekt.
HET BESTUUR.
OOP:
'00 K G, Friesch
aad.
3z., Krabbendijke.
10 0 P:
E, Giijpskerke.
OOP:
dME Mz.,
ppolder (Koedjjk).
OOP:
Gr. Abeele.
COOP: i
CAM, Oostkapelle.
COOP: ij
B. Gerstestroo.
OM, Nieuw- en
KOOP
I f v a a r s f
J. POLDERMAN,
aatsing voor
ling,
«leerling,
eerling,
serling,
insleerling.
rréhten aan den
„Kinderzorg" te
r direct
SLUIJS Co.,
rogisterij „De Ster"
7, Middelburg.
ïelken kan, bij
IÜOD, Middelburg-
Handknecht en
nde Knecht, die
vraagd, bi)
18EK, Koudekerke.
Meid of aan-
d gevraagd, bij
S, Bergzicht,
Souburg.
en Meid of aan-
id gevraagd, die
C. MELIS te
Serooskerke.
wgeval met 1 Mei
beneden 18 jaar,
R,
Heer Arendskerke
Drukkers-Exploitanten
OGSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Laatje Verststraat 9870, Sees
Tel.fieiiaetie no. 11; Administratie no. 50
Postrekening No. 36000.
Bijkantoer te Middelburg:
Firma F. P. OHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
*DeZeeuw
VERSCHIiNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Pot 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummersf0.05
Prijs der Advertent!ën:
regels f 1.20, elke regel meer 39 cL
Bij abonnement belangrijke korting.
DE HEER DIELEMAN EN HET VLOEK-
VERBOD.
Wij hebben in hoofdzaak de bezwaren
van Liberafe, Socialistische, Chr.-Histo-
rische en Roomsche zijde (Mr Adriaanse,
De Pauw, v. d. Wart en Vienings) en
-ook van Anti-Revelutionaire zijde (Diele-
man) tegen het voorstel-Rrandsma in zake
een vloekverbod op de Prov. Booten, in
onze kolommen opgenomen. Het ligt niet
op onzen weg op de bezwaren der vier
eerstgenoemden in te gaan; wij hebben
alleen enkele opmerkingen van den heer
mr Dieleman te toetsen.
Mi' Dieleman vindt dat een vloekver
bod niet noodig is in onzen tijd, „nü er
vrij algemeen niet meer gevloekt wordt".
Wij rveten natuurlijk niet in welke kringen
de heer Dieleman zich hij voorkeur be
weegt, maar de ervaring van vele an
deren, ook de onze, is dat er nog vele
kringen zijn, waar het vloeken niet on
fatsoenlijk gevonden wordt. Ook beschaaf
de, zoowel dames als heeren, en deze
laatste vooral maken hetzij opzettelijk of
zonder erg, zich aan deze zonde schul
dig. Het is echter alleen de vraag of
voor dezulken het vloekverbod bestemd
is. En nu heeft de vo-orsteller, de heer
(3 random ameer 't oog gehad op zulken
die opzettelijk zich aan Godslasterlijk
vloeken schuldig maken. In dit opzicht
had hij ons Program van Beginselen op
zijn hand; immers in art. 14 staat: Te
gen het op publiek terrein misbruiken
van Gods Naam is niet minder waak
zaamheid van de zijde der overheid ge
boden terwijl ook dr Ruyper op hetzelfde
standpunt stond, die reeds iti 1878, in de
Toelichting op „Ons Program", blz. 764,
het luide vloeken noemt onder datgene,
wat als strijdig met de publieke eerbaar
heid door de overheid van het publieke
terrein moet worden geweerd"; en ook,
onder anderen in „De Standaard" van
15 .Mei 1897 en in zijn Stonelezingen
in 1898, blz. 95 heeft verklaard,, dat Gods
lastering, wanneer ze in een bepaalden
vorm optreedt, strafbaar moet worden
gesteld, en dat wel „om de eere Gods";
waaraan hij toevoegt, „en dat wel niet
kerkelijk: God als voorwerp van onze
aanbidding, maar staatsrechtelijk: God als
hoogste Souverein en Oppergebieder van
het land", waarbij dan speciaal te denken
is aan „opzettelijke beschimping .of belee-
diging" van „den hoogen Souverein des
Lands", aan die Godslastering die „het
rechtstreeksch karakter van hoon tegen
Gods majesteit aanneemt". En verder:
.„Doch juist deswege is het feit van Gods
lastering alleen dan geconstateerd te ach
ten, als het opzet bleek om in arren
moede deze Oppersouvereiniteit van God
over heel het volk te hoonen. Wat dan ge
straft wordt is niet de religieus© afwij
king noch de onvrome zin, maar de aan
randing van den staatsrechtelijken grond
slag waarop èn Staat, èn Overheid rust."
Ons dunkt, de geachte opponent tegen
het vloekverbod, die zoo Uitnemend thuis
is in de geschriften van dr Kuyper, had
dit kunnen weten. En indien hij 't gewe
ten had, zou zijn advies, om 't voorstel-
Brandsma te verwerpen, allicht anders
geluid hebben.
Nu is het bekend dat vele Chr. staats
lieden en bij hen voegt zich, blijkens
zijn Tcde in de Statenvergadering van
1$ Dèc., ook mr Dieleman van oordeel
zijn dat Godslastering niet moet worden
strafbaar gesteld. Op dit punt wijkt de Chr.-
Hist. opvatting, verdedigd onder anderen
door De Savornin Lohman, Slotemaker
de Bruine, De Visser, en anderen, van de
Anti-Revoiutionaire af.
De heer Dieleman verdedigde zijn stand
punt op juridische gronden. Wij als leeken
achten ons niet gerechtigd den geachten
opponent in deze stelling aan te vallen.
Wij laten dit gaarne aan onze rechts
geleerden over.
Maar mr Dieleman beroept zich op
dr Kuyper die tegenover prof. v. Velzen
dat moet dan zeker in de zeventiger
jaren geweest zijn, toen het ging om
de handhaving van art. 36, door laatst
genoemde tegenover dr. K. krachtig ver
dedigd „zich gekant heeft tegen het
strafbaar stellen van Godslastering en met
alle kracht heeft bestreden dat het straf
baar stellen van Godslastering zou be
trokken worden binnen de grenzen der
strafwet. Welnu, met uitspraken van
dienzelfden dr Kuyper voor ons als van
1879 en 1897 nemen wij de vrijheid dit
beroep van mr D. te wraken.
Bovendien dr Kuyper heeft steeds, meer
1 Zie Advies aan het Centraal Comité
van mr J. p. Ckardon, dr J. Ridderbos, mr
1 H. Rutgers, P. A. Schwartz en mr J.
Wedeven, blz. 1.6.
dan iemand anders vóór hem, aan de
overheid Gods souvereine koningschap
voorgebonden als eisc.h om op te treden
als handhaafster van Gods wet.
(Men zie o.a, „Be Standaard" van 19
Juni 1878.)
Natuurlijk geven wij mr Dieleman ter
stond toe, dat hier niet de wet der
tien geboden is bedoeld, of ook kan zijn
bedoeld. Dat staat in genoemd artikel
van „De Standaard" duidelijk genoeg om
schreven. Het geldt hier „de algemeene
zedenwet", die moet gehandhaafd en „die,
naar luid Romeinen II aan aller cons
ciëntie ten grondslag ligt"; „de Met dus,
doch die wet zoo min in den allercon-
kreetsten vorm van het Goddelijke Sinaï-
tische decreet, als, gelijk men thans wil, in
den vorm van het mensche-
lijk goeddunken."
Wij achten dan ook, in tegenstelling met
mr Dieleman, de vraag: is de overheid,
ook der Provincie; gerechtigd, ja verplicht
tot het uitvaardigen van een vloekverbod,
en dit op te nemen in de Strafbepalingen
(natuurlijk mits vaststa dat opzettelijke
Godslastering en hoonen van Gods Naam
is bedoeld) met deze woorden van dr
Kuyper (Ons Program, blz. 224) afdoende
bevestigend beantwoord:
„De overheid, als dienaresse Gods op
tredend, heeft zich te plaatsen op het
wetsstandpund en alzoo de autoriteit der
wet 'te handhaven, op grond van haar
regeeren bij' de gratie Gods, naar het
richtsnoer van de algemeene zedewet,
en onder verplichting aan de ge
openbaarde Waarheid slechts in zooverre
ais zij1 zelve die belijdt in de consciën
tie 2)
De stelling van mr Dieleman dat „de
instelling van eèn vloekverbod niet ge
boden "(is) door de beginselen der A.-R.
partij, noch door de hoogere Christelijke
beginselen", is dan ook, Wanneer men de
Godslastering in 'toog vat, kwalijk vol
te houden. De Joden, toen zij den Hei
land van Godslastering beschuldigden, be
riepen zich tegenover den man van het
Romeinsche recht op hun wet, naar welke
hij sterven moest. Later onder den in
vloed van het Christendom, en nog later,
onder de Reformatoren kreeg de Gods
lastering w'el degelijk een plaats in het
strafrecht, naar dezelfde beginselen, vol
gens welke ook de heer Brandsma zijn
veibodsvoorstel indiende.
Wanneer de heer Dieleman dan ook
van een verschuiving der antithese en
een uitw'issching der scheidslijn spreekt,
die het noodig maken „enkele dingen te
zoeken w'aarin men verschilt van ande
ren" en die te vinden in meer of minder
kleine dingen, clan stellen wij hier tegen
over, dat hetgeen hier werd voorgesteld
geen „klein", maar integendeel een
„groot" ding w'as. Hier was juist de
oude, echte antithese, zoodat, gesteld zij
was in den laatsten tijd „eenigermate uit-
gewischt" geworden hetgeen wij' ont
kennen er naar geen. dingen behoefde
te worden gezocht om haar weer toonbaar
te maken.
iW?J 'hadden hier zoo gaarne allen,
wien de eere Gods in het Staatsrecht, en
in de verordeningen ónzer gewestelijke
overheid, niet onverschillig is, rechts van
bedoelde scheidslijn gezien. En dit hadde
allicht gekund, indien de heer Dieleman
met zijn uitstekende kwaliteiten als pleit-
bezorger met het gewicht van zijn talent
en zijn welsprekendheid het voorstel-
Rrandsma had kunnen steunen. Ofschoon
iedere eerlijke overtuiging, dus ook de
zijne ons heilig is, mogen wij onzen spijt
niet verzwijgen, dat 't zoo niet heeft kun
nen zijn.
2) Deze laatste clausule wordt niet aan
vaard door die Clir. Historischen, welke zich
nog houden aan de clausule in art. 36, welke
de geref. kerken hebben losgelaten; zoodat
naar onze meening hier zoowel Anti-Revoluti-
onaren die haar wèl, als Chr. Historischen,
die haar niet aanvaarden, voor het amende-
ment-Brandsma hadden kunnen en moeten
stemmen.
Een Sjibbolet.
We lezen in de Hongaarsche Heraut:
Er zijn opnieuwJ ÏOOO Calvinistische
krijgsgevangenen uit Rusland huiswaarts
gekeerd. Zij zijn bevrijd door twee Ame-
rikaansche Hongaarsch-Geref. predikanten
die naar Rusland w'aren uitgezonden met
de opdracht om de Gereformeerde Hon
garen te zoeken en te bevrijden. Toen
dc vele duizenden krijgsgevangenen, ver
aan de Chineesche grens, hoorden dat
er vooral naar Gereformeerden Werd ge
zocht, gaf zich dadelijk iedereen als Ge
reformeerd op, hopende dat hij hierdoor
ook naar huis kon gaan. Toen de predi
kanten dit merkten, moesten zij toch een
proef toepassen. Zij hebben dus de zich
meldende krijgsgevangenen eenvoudig ca
techetisch onderzocht, en eindelijk wie
de Psalmen kende of tenminste één
Psalm voorzingen kon, werd in de lijst
■pgenomen en bevrijd.
Korte berichten.
Dp verordening tot beperking van
buitenlandsche reizen vanuit Diuitschland
is reeds verschenen. Een buitenlandsche
pas zal voortaan 500 goudmark kosten.
Ten hoogste 500 goudmark mag worden
uitgevoerd, waarvan 209 in Duitsch en
300 in buitenlandsch geld.
Er is geen stad ter wiereld die in
vergelijking totde bevolking zooveel tele
foonaansluitingen bezit als Stockholm, n.l.
27 op de 100 inwoners.
Bij een brand in een pakhuis in
Zuidoostelijk Londen zijn duizenden ton
nen thee verlboren gegaan. Een andere
bn and in een kartonfabriek in Zuid-Weste-
lijk Londen heeft een schade van een
half millioen p. st. veroorzaakt en zes
honderd man werkloos gemaakt.
De bevolking van Frankrijk is in
het jaar 1923 iets vooruit gegaan. Er zijn
761.861 kinderen geboren tegen 759.840
in 1922 en er zijn 666 990 menschen
gestorven tegen 689.267 in het jaar te
\oren. Het geboorte-overschot bedraagt
dus over 1923: 94 871
De dichter Hans Ileimann die dezer
dage nte Breslau in hechtenis is genomen,
is op vrije voeten gesteld nadat hij zich
had verplicht geen verdere uittreksels uit
zijn boek over den Saksischen koning te
zullen voordragen.
Gisteravond is het in den Berlijn-
schen gemeenteraad weder zeer rumoerig
toegegaan, tengevolge van het optreden
der communisten. De voorzitter was ge
dwongen een communistisch raadslid, die,
ofschoon hij van de zittingen is uitge
sloten toch verschenen was, en zeven
andere communisten door de politie de
zaal uit laten zetten, waarna de zitting
word fi|esloten.
De Engelsche minister voor de pen
sioenen zal binnenkort een aanzienlijke
verhooging aankondigen van de pensioe
nen voor de naastbestaanden van over
leden soldaten. D)e verhooging zal plaats
hebben volgens een vast percentage.
Volgens een bericht uit Londen
heeft het Duitsche stoomschip Albert
Ballin eenentachtig dollar boete moeten
betalen, 'daar zich aan boord een brou
werij bevond en men binnen de Ameri-
kaansche kustwater-zone bier zou hebben
gebrouwen. De brouwerij werd verzegeld.
Kinderel lende in W est-
Duitschland.
Men schrijft ons:
Dezer dagen schreef ons een predikant
uit Nederland: „Wij1 vernemen tot onze
blijdschap, dat de toestand in Duitsch-
.land steeds beter wordt." Verstomd ke
ken wij op! Is dat waar? Komt dat over
een met de feiten, met de diep-treurige
bevindingen, die we dagelijks kunnen op
doen
Wanneer men den bitteren nood en de
groote ellende ziet, waarin een groot
deel van het Duitsche volk leeft, dan
komt men tot de overtuiging, dat al
de berichten van toenemende verbetering
onjuist zijn. Ja, dat het tegendeel waar is.
Daarom lieten We ons van verschillende
zijden: van den Barmer stadsarts en van
eenige predikanten uit Barmen en het
Roergebied schriftelijk inlichten over
de tegenwoordige economische verhou
dingen.
Zoo spreken we dus in het volgende
niet alleen onze meening uit, maar ge
ven weer, wat deze mannen, die dage
lijks met het volk in aanraking komen,
ervaren en ondervinden.
Een Gereformeerd predikant uit Barmen
schreef: „Bij de meesten is het inkomen
nauwelijks toereikend om van te leven:
aan vernieuwing van verbruikte kleedereu,
schoenen, linnengoed en meubels valt niet
te denken, tenzij' men bezuinigt op de
allernoodzakelijkste voedingsmiddelen en
zich dus overgeeft aan een gedwongen
„hongerlijden". De arbeiders bij ons ver
dienen slechts zooveel, dat ze zich alleen
de levensbehoeften kunnen verschaffen.
In deze kringen is het dikwijls, om het
met één woord te zeggen, „een langzaam
verhongeren". Slechts zekere kleine volks
kringen kunnen in weelde leven. Het zijn
de verkwisters en z g. „Wohlleber", die
door hun onverantwoordelijk gedrag on
herstelbare schade toebrengen aan het
ondersteuningswerk in het buitenland.
Moeten echler de vele ongelukkigen, die
nog altijd op steun van het buitenland
zijn aangewezen de straf dragen voor
de zwakke houding van de regeering,
die deze brassers niet genoeg op de
vingers ziet? In onze streek zijn duizen
den huisvaders reeds maandenlang werk
loos! Dieptreurige gevallen van maanden
lange ontbering zouden verteld kunnen
worden. Sedert Januari zijn alle ambte
naren op half salaris gesteld.
Hoeveel „stil-lijden" moeten wc aan
zien. Aan een wraakgierigen vijand moe
ten wij geweldige sommen betalen om
ae met geweld en bedrog opgelegde ver
plichtingen na te komen en het groote
bezettingslegeB te voeden. In het naburige
Remscheid bijv. liggen sedert lang 1000
Frarischen met hun 50 officieren met hun
voltallige gezinnen, voor wie de best
ingerichte huizen met hun hebben en
houden moesten worden afgestaan. En
daarbij is het vrede!
Sedert de officieele beëindiging van het
lijdelijk verzet is de jammer en ellende
op vele plaatsen in het bezette gebied in
den laatsten tijd nog toegenomen. Sedert
in Duitschland de koorts van de waarde
vermindering van het geld verdwenen is,
trad bij velen in haar plaats een stille
vertwijfeling.
De Barme'r stadsarts, Dr Hoffa, ver
meldt veel treurige indrukken uit de meer
dan 40 volksscholen te Barmen.
Talloos veel kinderen gaan zonder eten
naar school en krijgen 'slechts in den
loop van den dag een karig middagmaal
wanneer zij niet in het speelkwartier op
straat of in het schoollokaal eenige brood-
resten vinden om daarmee hun honger
to stillen. In de hoogere scholen ziet het
er even treurig uit: 63 pet van do leer
lingen van de klasse moesten door den
dokter naar huis gezonden worden we
gens lichamelijke ellende.
Vaak krijgt men in de .kringen van
den middenstand de ellende niet eens te
zien, omdat menigeen zorgvuldig ver
mijdt, dit teere onderwerp aan te roeren.
Diaarom klagen de ouders en kinderen
in de meeste gevallen dan ook niet en
geven op de hun gestelde vragen ten
antwoord, dat velen het nog erger heb
ben dan zij. Door al deze ellende, door
honger en gebrek aan melk voor zuige
lingen en jonge moeders, breidt de tuber
culose zich onrustbarend uit. Het hart
bloedt iemand, wanneer hij in de grauwe
gezichten en moede oogen ziet van de
vele ongelukkigen in het Roergebied, die
nu reeds jarenlang lijden tengevolge vair
ondervoeding. Deze vaal-bleeke kleur, die
matte, doffe oogopslag, die slepende gang
het zijn alle zegelen des doods. Zoo sterft
langzaam maar zeker in deze z.g. vredes
tijd een deel van de Duitsche natio weg.
Laten wij u tenslotte nog een korto
aanhaling geven uit een brief van eer-
predikant uit Mühlheim a. d. Ruhr.
Dieze schrijft: „Met den bedelzak gaan
kinderen van huis tot huis, gedreven door
den honger. In lompen gehuld, met rood
gevroren neusjes en met oogen, waaruil
de ellende ons tegenblikt, zoo gaan zo
in droeven stoet dagelijks aan mijn huis
voorbij.
Komt men in de huizen, dan kar men
daar vinden menschen met beschreidö
oogen, en koude, leege kamers, die in
droevige taal spréken van verkochte in
ventaris. Diat ziet men hij hen, die niet
gaan bedelen, die niet stelen willen, dio
geen raad meer weten, nu vader steeds
weer tevergeefs den gang naar den werk
gever gedaan heeft. Omdat de harde vij
and het werk niet op gang wil laten
komen, moeten wij langzaamver
hongeren.
Vol vertrouwen blikken we echter op
het, tot nu to© steeds tot zulke groote
offers bereide Nederland. Wie wil helpen?
Wie wil een onzer kinderen tot zich ne
men
Namens de Ned. Chr. Kinderhulp voor
Earmen, Elberfeld en omgeving treden
op de hoeren Dr Dick, Geref. predikant,
ds Simon, pred. Evang. gemeente, en
Paul Weber, leider „Ned. Chr. Kinder
hulp", Barmen, Schlossstrasse 32.
Ook de heer W'. E. Coumou, Noord-
Singel 67 te Middelburg is gaarne be
reid, namen van pleegouders., die be
reid zijn te helpen, in ontvangst te nemen.
De salarisverlaging der
rijksambtenaren.
Het Volk verneemt, dat de commis
sie voor overleg in ambtenaarszalkten
bemiddelingsvoorstellen heeft gedaan,
die neerkWamen op een aftrék van
een verminderd percentage. Deze
voorstellen beoogden een tijdelijke re
geling te scheppen en hadden dus
geen betrekking op het ontwerp-bezol-
igingsbesluit, dat bij de centrale com
missie aanhangig is. Zij betroffen een.
tijdperk van 1 Mei 1924 tot 1 Mei
1925.
Over dit voorstel staakten de stem
men .Vóór het voorstel stemden ook
de vertegenwoordigers der Federatie,
dje tot nu toe tegenover de regeerings-
voorstellen een absoluut afwijzende
houding aannamen.
Dinsdag komt de centrale commis
sie weer bijeen ter bespreking van het
prae-advies inzake de te storten bij-
aragen voor inkoop in het pensioen
fonds.
Prins Hendrik en Prinses
Juliana op Marken.
Op het eiland Marken wist de bevol
king gistermorgen vroeg van niets; de
burgemeester had 't Donderdagavond uit
A'dam ontvangen telegram, vermelden
de, dat tegen tien uur Prins Hendrik met
prinses Juliana en de prinses von Er-
bach een bezoek zouden komen brengen,
zooals hem van hoogerhand verzocht
was, zeer zorgvuldig geheim gehouden.
En toen dan ook een boot van den
Amsterdam schen Havenstoombootdienst
even vóór de postboot van Monnikendam,
op de Gouwzee opdoemde uit de grauwe
nevelen, welke de scherpe landwind op
dezen winterschen voorjaarsdag niet eens
vermocht uiteen te jagen, lag het haventje
vrijwel verlaten, daar heel de visschèrs-
vloot buiten ter haringvangst was. Voor
zichtig zocht de boot haar weg door den
nauwen ingang van de haven, en toen zij
gemeerd lag, en de Prins met de beide
prinsessen en eenige dames en heeren
van het gevolg voet aan wal zette, wa.
ren daarvan nauwelijks enkele Marker
vrouwen met haar popperig Uitgedoste
kleintjes (de oudere jongens en meisjes
waren op school) op het wel Uitgestor
ven gelijkende eiland, getuige. Maar ztj
zagen het gezelschap aan voor een „extra
vrachtje" vreemdelingen van Cook of Lis-
sone, en toonde er dus niet de minste
belangstelling voor. Marken met zijn als
langs linialen getrokken dijken, dio het
grauwbruine verschiet van het nog dorre
weiland scheiden van de nu zoo opstan-
digdoende Zuiderzee; met zijn vertrouwe
lijke buurtjes en „weiven", waarvan de
dakenlijnen tegen de scherpe lucht zoo
grillig silhouetteerden, het lag er imaar
heel verlaten als een verloren plekje in
de eindeloosheid van het heelal. Marken,
wist van niets, en het was of alleen
nog maar de bedoeneriige grutto's er het
leven nog zoo'n beetje gaande hielden.
Maar in de deurpost yan haar Marker
model-huisje aan de haven, met zijn kern
verzameling Marker oudheden in blinkend
koper en kleurig borduursel, dat bekend
is als zijzelf over heel de wereld, die
ginds achter Monnikendam begint; dag
stond Sijtje Boes de vreemdelingen af
te wachten, om hun haar schatten te
toonen, en hen dan zoo heel kiesch onder
het uitleggen door er opmerkzaam op te
maken, dat zij, zooals sommige anderen
op het eiland, op fooien niet gesteld was,
maar dat zij hun maar graag: uit haar- rij
ken voorraad Marker snuisterijen een sou-
venirtje zou verkoopen, al was daartoe
niemand ook om het kijken verplicht.
Juist had ze het met haar artistieken
zin uitgemaakt, dat de twee smakeloos
omlijste, ordinaire platen, voorstellende
den Vesuvius in werking en een Arca
disch landschap, die daar hingen in haar
kostelijk museum te weerskanten van den
prachtigen antieken spiegel, boven de
blauw-betegelde schouw met spit en vuur
pot, er heelemaal niet thuisbehoorden en
moesten verdwijnen, toen het tot haar
doordrong. Dat waren geen vreemdelin
gen, die daar juist aan wal waren gegaan
dien heer met dat blonde baardje en dat
doplioedje, ze herkende hem onmiddellijk
van vroegere bezoeken aan het eiland
als Prins Hendrik; en van foto's wist
ze toen onmiddellijk het meisje in licht
grijs bont dat naast hem liep, heel stellig
als Prinses Juliana te identificeeren.
En toen ging het als een loopend
vuurtje over het heele eiland, eerst door
de Havenbuurt, en van daar naar de
kerkbuurt, en van de kerkbuurt naar de
Kes, en de Roozenwerf, en de Moenis-
werf, en hoe de buurtjes verder mogen
heeten. Prins Hendrik en de Prinses wa
ren op het eiland op bezoek, en meteen
was het heele eiland op de been. Het
klepperde van al die klompen, en de
vrouwen in haar kleurige dracht liepen
met haar kinderen te hoop en brachten
de Prinses, die voor het eerst in haar
leven een kijkje op Marken kwam bren
gen, haar glunderen groet.
Het moet voor de Prinses wel een merk
waardige wandeling zijn geweest over de
smalle Marker klinkerwegjes van het eene
buurtje naar het andere, een wandeling
die haar menige nieuwe gewaarwording
bracht. Als bijvoorbeeld zoo'n tegemoet
komende Marker in zijn echte oude geu-
zendracht, nog niet wetend van het vor
stelijk bezoek, maar ook niet wetend van.