DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
LEVENSLEED.
Buitenland.
BiimeHlaitl
Bit de Piwincie.
VAN
MAANDAG 31 MAART 1924. No. 154
Het Vloekverbod.
(Slot.)
De Jieer Dieleman:
Indien wij niettemin meenen, dat Gods
lastering zou moeten worden strafbaar
gesteld, dan ligt het natuurlijk voor de
hand, dat bij1 het onderscheid, dat er
gemaakt moet worden tusschen misdrijf
en overtreding, de godslastering moet
worden beschouwd als een misdrijf en
niet als een overtreding. Dan staat het
lasteren van Gods naam niet gelijk met
het rooken in een kajuit of het rijden
op de kleine steentjes. Een overtreding
is slechts een overtreding, omdat de men-
schelijke wet het verbiedt. Wanneer de
gemeenteverordening, van Middelburg het
niet verbood, dan zou ik geen zonde,
geen verkeerdheid begaan, wanneer ik
op de kleine steentjes fietste, maar wtan-
neer onze wetgever het stelen niet straf
baar stelde en ik ging toch stelen, dan
zon ik wel degelijk een groote zonde
en een groote verkeerdheid doen. Dit
is een van de kenmerkende verschillen
tusschen misdrijf en overtreding. Er zijn
er natuurlijk veel meer.
Iedereen zal echter er met mij va.n over
tuigd zijn, dat, wanneer de godslastering
strafbaar gesteld moet worden, het dan
moet worden gedaan op grond van het
beleedigen van de hoogste Goddelijke
Majesteit, zooals trouwens ook de lieer
Brandsma, zoo terecht heeft gezegd, ©n
dat het dan thans behoort onder de mis
drijven. Misdrijven nu worden geregeld
in ons Rijks-strafwetboek en niet in een
gemeenteverordening of in een provin
ciale verordening. In deze laatste wor
den slechts opgenomen gewone bepa
lingen, die ter handhaving van de ge
wone .orde, van de gewone tucht, in een
zekeren kring moeten worden nageleefd
Er is ondetrtusschen over dit onderwerp
in de laatste jaren ook heel wat ge
schreven. Opmerkelijk is 't dat zelfs de
grondlegger of liever opbouwer der A.-R.
Staatspartij, dr Kuyper, met zijn veel-
omvattenden encyclopaedistischen geest,
vele dingen ruim doorziende, in een de-
bal met docent v. Velzen te Kampen,
juist zich gekant heelt tegen het straf
baar .stellen van .godslastering en met
alle kracht heeft bestreden dat het straf
baar stellen van godslastering zou be
trokken worden binnen de positieve wet.
In zijn „E Voto" ziet men bij het betrek
kelijke gebod eveneens dat hij de wet
der tien geboden met nadruk beschouwt
als een zedelijke wet en met nadruk er
op wijst dat die niet als een overheids-
wet moet aangenomen worden. Dat spreekt
immers ook wel van zelf. Wanneer de
wet der tien geboden als een overheids-
wet zou mogen worden aangenomen, zou
zij letterlijk moeten worden uitgelegd zoo
als het daar staat en immers, de strek
king van de decaloog is veel verder en
dieper. Niet de oneerlijkheid, niet het
stelen, zooals het daarin staat, maar alle
oneerlijkheid, alle kwaadspreken, alle be-
geeren van een anders goed is in Chris-
telijken zin strafbaar en toch kan dat
natuurlijk niet in het strafrecht worden
toegepast. Het zou ook m.i. onmogelijk
zijn om de godslastering strafbaar te
stellen, omdat de elementen van het straf
baar feit, volgens eiken goeden regel
van strafrecht, zeer duidelijk en wel moe
ten zijn omschreven. Ons geacht mede
lid, de heer Adriaanse, doelde daar zoo
even op, toen hij zeide: wat is daar
onder te verstaan? Nu geloof ik 'tniet
met hem eens te kunnen zijn dat men
dat speciaal moet zeggen van het vloeken.
Ook daarin zou, bij verschil van opvatting
of dit of dat al dan niet onder vloeken
moet worden gerangschikt, op den duur
de jurisprudentie wel een vaste meening
vestigen. Hetzelfde is het geval met het
begrip beleedigen. Ook dat staat niet
vast. De een zal iets een beleediging
noemen, wat de ander nog geen beleedi
ging noemt, maar men vindt dan toch
langzamerhand wel een vasten gang in
de jurisprudentie, die aantoont wat als
een beleediging beschouwd wordt. Zoo
zou er dan ook wel iets kunnen komen,
waarvan men zeggen kan dat het be
schouwd kan worden als te zijnvloeken.
FEUILLETON.
79).
„O, F.dna, is het verkeerd van 'mij zoo
dikwijls aan hem te denken? Zet je lippen
niet pp die harde, strenge manier op
elkaar. Lieiste sla je armen om mij heen
en kus mij. O, als je eens wist, hoezeer ik
hem liefheb. Hoe gelukkig ik ben, als hij
bij mij is. Edna, hoe kan ik het helpen?
Als hij mijn hand in de zijtoe neemt en
tegen mij glimlacht, vergeet ik al het an
dere. Ik heb het gevoel, dat ik hem zou
volgen, al was het naar het einde der we
reld. Hij is veel ouder dan ik ben, maar
hoe kan ik daaraan denken, als hij naar
mij ziet met- die wondervolle oogen? Dien
laats ten keer dat- ik hem zag zei hij tegen
mij wel, iets heel liefs en ik was er
zeker van dat hij mij1 liefhad en ik leun
de met mijn hoofd tegen zijn schouder,
maar hij wilde niet, dat ik hem aanraakte.
Hij duwde mij weg en hij fronste zijn wenk
brauwen".
Edna kuste het kind en streek haar blon
de krullen glad, die de wind had losge-
IVat is echter te verstaan onder het
begrip God? Moet men nemen een ab
stract godsbegrip, of moet men het op
nemen zooals het neergelegd is in de
belijdenis der chr. kerk? Een .verschil,
dat in Duitschland de grootste verschei
denheid in de Wetstoepassing heeft ver
oorzaakt.
Een groot bezwaar is bovendien ook
nog voor de invoering van dergelijke ver
boden buiten den Rijkswetgever om, dat
zij ongelijk werken, dat zij werken in
een bepaald gebied, terwijl men in een
ander gebied van een dergelijke plaatse
lijke wetgeving is ontheven. Dat nu is
niets, wanneer liet plaatselijke zaken
raakt, wanneer het de huishouding raakt
waarin men leeft, maar dat is wei heel
erg, wanneer het een algemeene zaak is,
die de grenzen van' die huishouding te
buiten gaat. Ik geloof dat dit de voor
naamste redenen zijn waarom niet ge-
eischt kan worden, ook al heeft men
de Chr. belijdenis voor zijn persoon aan
vaard, dat men zich als noodzakelijk
gevolg daarvan ook moet verklaren voor
een vloekverbod zooals men dat noemt,
of vpor een strafbaarstellen bij1 den men-
schelijken wetgever van het lasteren van
God. Altijd moet een strafwet een dui
delijk omschreven feit hebben, en dat
ontbreekt hier ten eenenmale. Het vergrijp
tegen God ik zeer zeker buitengewoon
ernstig, maar 't behoort heelemaal tot het
terrein van de moraal en van den gods
dienst en moet teruggewezen worden, zoo-
als een onzer hoogleeraren eens heeft
gezegd, naar het sanctuarium des ge-
moeds.
Die heer Kodde ((St. Ger.)Daar
ik ook op het standpunt sta dat de
overheid is Gods dienares, ben ik ook
van meening dat voor haar de Wet der
Tien geboden of der Zeden, al is dan
ook niet alles overgenomen van hetgeen
in den Theocratischen Staat van Israël
verordend was, nog wel degelijk van
kracht is.
Ea- is op gewezen, dat het niet aan
gaat voor de overheid, om die wet der
zeden geheel uit te voeren in al haaT
konsekwenties, en dit is natuurlijk ook
onmogelijk, maar ik meen wel, dat do
Overheid die wet heeft uit te voeren
voor zoover de feiten daartegen'tot uiting
komen. Wanneer iemand iets begeert,
dan komt dat niet tot uiting, maar wan
neer dat begeeiïen zoover doorgedreven
wordt dat bet komt tot nemen, tot het in
bezit nemen van eens anders goed, dan
is het stelen. Zoo is het ook m.i. met het
ijdel gebruiken van Gods naam. Ik be
treur het dan ook, dat de Rijks wetgever
op dit gebied niet regelend is opgetreden.
Re stem volkomen toe, dat het beter was,
indien deze overtreding van Gods wet
in de Strafwet onder de misdrijven werd
opgenomen, doch waar de Rijkswetgevei'
in dezen tot op lieden nog niet tot een
regeling kwam, meen ik, da;t wij als la
gere overheid wel degelijk geroepen zijn
om op ons terrein te weren, hetgeen tot
onteering van Gods Naam leidt. Ik zal
daarom ook zeer gaarne mijn stem aan
het voorstel van den heel" 'Rrajidsjna ge
ven.
De heer v. d. Warf (c.-h.): De uitne
mende speech, bevattende een historische
uiteenzetting, van den heer Dieleman heeft
ons in heel wat vraagstukken binnen ge-
leid. Hij is uitgegaan van de vereeniging
van Kerk en Staat in Israël en hij heeft
ons verder het gansche verloop laten
zien, waarbij hij ten slotte tot de conse-
kwentie is gekomen dat, als hier straf--
rechtelijk moet worden opgetreden, dit
moet geschieden door den Staat. Per
soonlijk was ik niet langs die lijn want
dat lag uiteraard huiten mij maar langs
de lijn van het religieuze denken tot de
zelfde conclusie .gekomen. Als God in
derdaad God is en Zijn naam niet ijdelijk
gebruikt mag worden, dan moet dat niet
gelden in Middelburg alleen (of waar
ook), maar in het geheele land en overal
waar Gods naam heerscht. Uitgaande van
dit standpunt meen ik inderdaad, dat het
strafbaar stellen daarvan is een Rijkszaak
en niet een zaak van dit College. Daarbij
komen nog andere bezwaren. Als wij dit
gaan regelen in de provincie Zeeland en
niet in de provincie N.-Brabant 'of Hol
land, dan verkrijgt de provincie een odium
van Christelijkheid boven de andere pro
vinciën en dat zou ik persoonlijk niet
wenschen. Het is dus, naar mijn meening,
een zaak voor het Rijk dat, als er straf
fen moeten -gorden opgenomen, dit ge
schieden moet in het strafwetboek. Daar*
rukt en die nu als een krans om hare wan
gen hingen.
„Gertrude, als hij je vraagt hem lief te
hebben, dan heb je het recht om je liefde
te tonnen, maar tot zoolang moest je niet
toelaten, dat hij je gevoelens kent en moest
je niet zooveel aan hem denken".
„En denk je dat het verkeerd van mij
is hem zoo hef te hebben?"
„Dat is een vraag, die je eigen hart
moet beantwoorden".
Edna voelde, dat haar lippen ijskoud
werden; zij maakte zich los uit de om
arming van het meisje.
„Edna, ik weet, dat je mij liefhebt;
wil je iets voor mij doen? Geef hem als
'tje belieft, dit briefje. Ik ben bang, dat
hij het andere niet ontving, of dat hij
boos op mij is".
Zij haalde een driehoekig couvertje uit
haar zak.
„Neen, Gertrude, ik kan je niet steunen
in een geheime correspondentie. Tk heb
te veel achting voor je oom, om' er toe bij
te dragen, dat er brieven in en uit zijn huis
worden gesmokkeld. Bovendien, zou je moe
der de gedragslijn die je volgt, niet goed
keuren".
„O, ik liet haar het andere briefje zien
en zij lachte alleen maar eens en streelde
naast staan de practische moeilijkheden,
waarop reeds gewezen is. Wij hebben in
Goes een rookverordening, waar niets
van terecht komt. En nu komt het .mij
voor, dat het beter is geen wet te hebben
dan een wet., die niet uitvoerbaar is. Dit
geldt altijd,-maar dit geldt zeer in het
bijzonder indien het een regeling betreft
aangaande zaken, die voorvallen op veel
hooger terrein dan het rooken. Daar bo
vendien reeds meermalen is gezegd dat
het vloeken moeilijk is te beoordeelen
omdat achter het woord ligt het gemoed
en de meening, ben ik van oordeel, dat
het wenschelijk is liever geen verbod te
hebben dan een verbod dat tot een aan
fluiting wordt, en ik vrees dat het dat
hier ten slotte zou worden.
Na een breede beantwoording der op
ponenten door den heer Brandsma, en
een rede van mr Adriaanse ter verduide
lijking van zijn bezwaren, werd het amen-
dement-Brandsma verworpen met 31 te
gen 10 stemmen.
Het conflict in de Engelsche mijnindustrie
Er bestaat mogelijkheid, dat het geschil
in de mijnnijverheid van Engeland tot
later uitgesteld wordt. De uitvoerende raad
van .de mijnwerkers was verdeeld over
het laatste aanbod van de eigenaars. De
minderheid was voor de aanvaarding van
het aanbod en om aan de regeering ter-
zelfdertijd te verzoeken een hof van on
derzoek in te stellen naai' de loonen. De
meerderheid was echter voor verwerping
en thans wordt een stemming gehouden,
die vermoedelijk zal uitloopen op een
verwerping van de voorwaarden van de
eigenaars en een verzoek aan de regee
ring tot het instellen van een hof van
onderzoek. De regeering zal bijna zeker
daarin toestemmen en het onderzoek zou
loopen over de tegenwoordige loonen, ver
geleken bij die van 1914, in verband met
de index-cijfers van het levensonderhoud
en met de loonen, die over het algemeen
in de nijverheid van kracht zijn.
De 8-urendag in Oostenrijk.
De Oostenrijsche minister voor sociale
maatregelen, Sclimitz, heeft in een rede
voering de vraagstukken van den arbeids
tijd en van den achturendag besproken.
Na een beschouwing over den economi-
schen toestand in het algemeen en van
de mogelijkheid van vergrooting der pro
ductie zoomede van het verkrijgen van
nieuwe afzetgebieden, verklaarde hij, dat
de achturige werkdag een noodzakelijke
eisch der beschaving was. Iedere poging,
om, hem weder op te heffen, moet wor
den beschouwd als een daad van reactie
en sprekers partij de christclijk-sociale
zou daartoe dan ook niet medewerken.
De Grieksche Republiek.
Koning George van Griekenland heeft
gesloten om langs draadloozen weg een
manifest aan het Grieksche volk te rich
ten, zoodra hij de officieele bekendmaking
zal ontvangen van de afschaffing der dy
nastie door de nationale vergadering. Deze
moet intusschen in April nog door een
volksstemming bekrachtigd worden. In dit
manifest zal hij verklaren, dat hij geen
afstand van den troon van Griekenland
zal doen en de afschaffing der dynastie
niet zal erkennen, omdat zij afgekondigd
is onder militaire pressie en tegen de
ware verlangens van het Grieksche volk
in. De souverein is tot dit besluit geko
men, na over deze kwestie met zijn fa
milie overleg te hebben gepleegd.
De „Daily Express" meldt, dat koning
George van Griekenland en zijn gemalin
binnen eenige dagen te Londen zullen
aankomen om zich definitief in Engeland
te vestigen.
Niet zóó ver mis!
Op 26 Maart a.s. was de heer Scha
per 25 ja,ar lid van de Tweede Kamer.
Hij werd op 16 Maart 1899 in het
district Veendam met 1597 stemmen
gekozen tegenover den heer Mr Smidt
aftredend liberaal, die 1426 stemmen
haalde. Van de 5400 kiezers kwamen
er ruim 3000 op. De anti-revolutio
nairen bleven thuis; omdat er voor
mijn wang, zeggende: „Wel, liefje, hij is
oud genoeg om je vader te zijn". Dit
briefje is alleen om te vragen, of hij het
andere wel ontving. Be heb het gezonden
dor den bediende, die dit hertje bracht
o, lieve deugd, kijk eens welk een gat de
kleine deugniet in mijn nieuwe voile jurk!
heeft gebeten. Wat zal moeder boos zijn!
Heusch, Ednaj er is niets geen kwaad in,
als je dit brjefje overbrengt, want ik geef
je mijn woord erop, dat moeder er niets
omgeeft. Denk je, dat ik je wat wijs zou
maken. Och toe, Edna. Het zal hem zooveel
eerder bereiken, dan wanneer ik het in de
bus doe, dan blijft het misschien een week
op het postkantoor liggen. En oom Allard
heeft nu eenmaal geen extra-bedienden,
die voor mij boodschappen kunnen doen".
Edna kon de smeekbede, die er lag op
het lieve gezichtje, dat tegen het hare ge
drukt werd, niet weerstaan; met een zucht
nam zij het kleine briefje aan en ging weg.
Meer dan 'n week was reeds verstreken,
sedert meneer Hammond en mevrouw Po
well geschreven hadden en zij haar hadden
aanbevolen voor de betrekking van gou
vernante bij mevrouw Andrew. In dien
tusschentijd had zij geen woord gewisseld
met meneer Murray. Zij had het grootste
deel van haar tijd doorgebracht met het
hun toch geen kans was, en Smidt
of Schaper niet veel anders dan „lood
om oud-ijzer" was.
„De Standaard" schreef op 17April
1894:
„Veendam is voor de Piersoimiaan-
sche „groot-liberale" partij behouden
gebleven.
„Voor Smidt kwam Schaper, maar,
eilieve, wat maakt dat uit! Dier sous
concentratie spnt, immers den boog
van haar brug van Troelstra lot Bas-
tert ,en Schaper en Troelstra zijn
één.
„Voorzoover er verschuiving is,
dus alleen verschuiving i n de partij.
„Onze premier kan er dus niet eens
door uit zijn goed-liumeur-plooi ko
men. Smidt was hem misschien lie
ver geweest, maar Schaper is en blijft
in de familie.
„Stellig is het begrijpelijk, dat een
partij (de A. R. partij, Red. II. P.),
die in Groningen zoo sterk vertegen
woordigd is, maar door slechte dis-
trictsverdeeling nergens ha,ar man er
door kan halen, er tegen opzag, om
weer noodelooze kosten te maken, en
daarom dacht: laat de twee neefjes
van Piei'son het maar uitvechten."
Het schijnt ons toe, dat „De Stand
aard" liet nog niet zóó ver mis had.
Althans niet op het stuk der fonda-
menteele beginselen.
Dat bleek nog eigenaardig na 25
jaar.
Immers verleden week ging Scha
per, nog ternauwernood van een in-
fluenzaaahval hersteld, naar de Ka
mer om bij de Waterstaalsbegroo-
ting o.m. te pleiten tegenbevor
dering van de Zondagsrust door het
inkrimpen van den Zondagsdienst bij
de Spoorwegen.
En hij vond daar-mr Dressel-
huys, trouw aan zijn zijde, die be
weerde, da,t hij wel voor één rust
dag op de zeven was voor het spoor-
personeel, ma,arwelke dag dat
zou wezen, was hem om 't even. Dat
behoefde niet speciaal de Zondag te
zijn.
Accoord, van Putten! „Neefjes" in
de beginselpolitiek, al schrijft ook het
program van mr Dressellmys' Vrij
heidsbond aandoenlijke woorden over
„de waarde van het godsdienstig leven
voor maatschappij en staat".
Vive le Geuzin!
is nu de loes.
(Houten Pomp)
Uit de bouwvakken.
De Alg. Ned. Bouwvakarbeidershond
heeft te Utrecht vergaderd, ten einde
te beraadslagen over den toestand in het
bedrijf, geschapen door de verwerping
met 1763 tegen 1473 stemmen der voor-
waaiden door de meerderheid der bonds
leden, waarop met de patroonsbonden
een collectief contract kan Worden afge
sloten. De voorzitter wees den tal
rijken aanwezigen op het advies van het
hoofdbestuur om den strijd niet aan te
gaan, daar de financiën slechts toelaten,
dezen hoogstens een week of negen te
voeren. Per week zal er f55.000 a
f 60.0CO noodig zijn voor steun, terwijl
liet onmiddellijk beschikbaar bonds vermo
gen f 330 000 bedraagt en verder f 288.000
in allerlei fondsen. Men zal dan spoedig
aangewezen zijn op andere arbeiders,
doch tegenover de textielarbeiders ware
dit misdadig. Er hadden over dit advies
zeer breedvoerige beraadslagingen plaats,
welke nagenoeg den glanschen dag in
beslag namen. Ten slotte kwam in stem
ming het voorstel van het hoofdbestuur
om geen gelei uit te trekken en geen
strijd te voeren oih te trachten verbete
ringen te krijgen in de bestaande arbeids
overeenkomst. Dit voorstel werd aange
nomen met 80 stemmen, vóór, 17 tegen
en 1 blanco.
Het hoofdbestuur stelde voor het con
tract te teekenen. Dit voorstel werd aan
genomen met 37 stemmen vóór en 19
tegen.
Het conflict in de Twentse he
Textielindustrie.
Die afdeelingsbesturen van „De Een
dracht" hebben besloten de ledenvergade
ringen voor te stellen, de voorstellen van
den heer Zaalberg te verwerpen en goed
keuring te hechten aan het voorstel der
bondsbesturen om 5 procent loonsverla
ging te aanvaarden, doch dit dan ook
overschrijven van allerlei dingen uit de
bibliotheek, die zij voor het boek1, dat zij
schrijven wilde, noodig had. En terwijl
Estelle buitengewoon op-gewekt scheen,
sloeg mevrouw Murray in stilte de voor
bereidselen van de wees voor'haar vertrek
gade.
Verdiept in zeer pijnlijke overwegingen
liep het meisje vlug door, tot zij aan de
armoedige woning van den smid kwam.
Zij klopte op de deur.
„Kom binnen, mijnheer Murray".
Edna duwde de deur open en liep naar
binnen.
„Het is meneer Murray niet dezen keer".
„O, Edna, ik ben zoo blij, dat je bent
gekomen. Hij wou niet, dat ik het je ver
telde; hij zeide, dat hij het niet bekend
wilde hebben.- Maar nu je hier bent, wil je
bij mij blijiven ,niet waar, tot alles voorbij
is?"
„Hulda knielde naast de krib van haar
vader neer en Edna schrok van de uit
drukking van opgewondenheid en zenuw
achtigheid, die er op haar bleek, trillend
gezichtje lag.
„Wat bedoelt zij, meneer Reed?"
„Arm klein kind, zij is zoo opgewonden,
dat zij nauwelijks kan spreken, en ik ben
niet sterk genoeg om veel te praten. Hulda
te beschouwen als de uiterste concessie.
Vooits werd besloten, wanneer de r.k.
en •christelijke organisaties daarmee ac
coord gaan ,den werkgevers een collec
tieve arbeidsovereenkomst aan te bie
den, waarin de overige zaken, de ar
beidsvoorwaarden betreffende, worden ge
regeld.
Ontslag.
Aan 104 ambtenaren werkzaam aan het
hoofdbestuur der Posterijen, Telegrafie en
Telefonie, zal op 1 April a.s. ontslag
worden aangezegd, in te gaan op een
nader te bepalen datum. Deze maatregel
zou zijn getroffen als gevolg! van het rap
port van de oommissie, belast met, de
controle over de werkzaamheden aan ge
noemd staatsbedrijf.
Ontslag van hulppersoneel.
De Directeur-Generaal der P. T. en T.
heeft aan het hulppersoneel medegedeeld,
dat de opgeschorte maatregel, het hulp
personeel met minder dan 7 dienstjaren
te ontslaan, om daarna weer op arbeids
contract in dienst te nemen, thans ten
uitvoer zal worden gelegd. De hoofden
van dienst hebben opdracht ontvangen
dit personeel met ingang van 1 Mei a.s.
te ontslaan. Uitgezonderd worden echter
de. hulpbestellers in los-vaslen dienst, de
hulpkanto'orhouders, de jongmaatjes en
leerling instrumentmakers. Voorts zal met
allo hulpkrachten, belast met de bezorging
van telegrammen of expresse stukken een
arbeidsovereenkomst moeten worden ge
sloten. Het hulppersoneel met meer dan
7 dienstjaren, dat liever op arbeidscon
tract wil gaan werken, krijgt daartoe de
gelegenheid; het blijft echter vrij' te be
slissen in welke dienstverhouding het
werkzaam wil zijn.
De Zomertijd.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw, Jhr Mr Ruys de Bee-
ienbrouck, heeft een commissie benoemd
welke de voor- en nadeelen aan den
zomertijd verbonden zal nagaan en aan
de hand van de uitkomsten van haar
onderzoek over den Wettelijken tijd zal
adviseeren. De Minister heeft in die com
missie benoemd: tot lid .en voorzitter
den heer C. J. P. Zaalberg, 'te 's Graven-
bage; tot leden de heeren ir. J. 'A.
Kalff, te Utrecht; Alb. Spanjaard te 's Gra-
venhago; F. V. Valstar te Naaldwijk;
Mr H. van Ilaastert te Hillegom; J. van
der Marei te 's Gravenhagetot secre
taris den heer L. L. Eranx, te 's Graven
hage.
Goes. Vrijdagavond hield de A.R. Kies-
vereeniging alhier haar 3e cursusverga
dering in deze campagne, onder leiding
van den vice-voorzitter, dhr P. Ooster
haan. Die opkomst der leden was vrij'
goed. Nadatgezongen was Psalm 89:8
kreeg dhr. WL L. B. J. Diekker het woord
om te spreken over: „In den beginselen-
strijd". Spr. behandelde in zijln referaat
eeist de opkomst der revolutie-ideeën in
de 18e eeuw in Frankrijk, onder invloed
en als gevolg van de onderdrukking van
de lagere volksklasse in Frankrijk door
adel en priesterschap1, 't Verdrukte volk
leende gewillig het oor aan de predikers
van den opstand, die uitriepen: ni Dieu,
ni maïtre. Deze leus werd het milieu eener
nieuwe wijsbegeerte.
Voorts stond spr. stil bij het „contract
social", hetwelk de regelen voor het
volksleven inhield, met als logische conse
quentie: volksregeering. Ontkenning van
het feit dat „door God de koningen re-
geeren" en „alle ziel de machten over
haar gesteld, onderdanig moet zijn". Dit
was de theorie, die in 't eerst in de salons
der hoogere standen tot gezellige debatten
voerde, maar straks kwam de practische
toc-passing bij' hetvolk, tot schrik en
ontsteltenis dier hoogere standen.
Bracht de revolulie alleen kwaad, of
ook goed voort? Beide, zegt spr. Voor
eerst bevrijdde ziji het volk van de on
wettige overheersching van adel en gees
telijkheid. Maar ook bracht zij omwente
ling door Gods recht aan te tasten en
Zijn Woord te verwerpen. Uit Frankrijk
waaide de revolutie ook naar ons land
over. Die vurige predikers der revolutie
kwamen hier met de blijde boodschap
van vrijheid, gelijkheid en broederschap,
en zij vonden ©en vruchtbaren bodem.
Want er was hier een doode orthodoxie.
De pit was uit het volksleven. En de
mijn kind, vertel juffrouw Edna eens alles"
„Meneer Murray heeft alles gehoord,
wat ik tegen je zei over dat bidden, je
weet wel, dat mijn oogen geopend moch
ten worden. En hij is dienzelfden avond
nog naar de stad gegaan en heeft getele
grafeerd naar een dokter, die soms blind
heid kan genezen. Hij heeft hem gevraagd
hier te komen om te zien, of hij iets voor
mijn oogen zou kunnen doen. Meneer Mur
ray is hier vanmorgen geweest en zei,
dat hij van den dokter had gehoord, dat
hij dezen middag zou komen. Hij zei, dat
hij kon blijven, tot het rijtuig weer weg
moest om den trein te halen in Chattanooga
want hij moet dadelijk terug. Zie je, lii)
is stil. Hoor eens, hoor eens, daar komt
een rijtuig aanl O, Edna, bid voor mij!
Vader, bid voor mijn arme oogen!"
Het lieve, kinderlijke gezichtje was
doodsbleek en tranen vulden de bruine,
omsluierde oogen, toen Hulda haar han
den samenklemde. Haar lippen bewogen
zich snel, al was er geen geluid hoorbaar.
Edna verborg zich achter de deur en
gluurde door een reet tusschen de planken.
Meneer Murray kwam het eerst binnen
en wenkte de vreemdeling, die op den
drempel bleef %taan met een kistje instru
menten in de hand. (Wordt vervolgd).