DE ZEEUW TWEEDE BLAD. LEVENSLEED. Buitenland. BiimeHlaitl Bit de Piwincie. VAN MAANDAG 31 MAART 1924. No. 154 Het Vloekverbod. (Slot.) De Jieer Dieleman: Indien wij niettemin meenen, dat Gods lastering zou moeten worden strafbaar gesteld, dan ligt het natuurlijk voor de hand, dat bij1 het onderscheid, dat er gemaakt moet worden tusschen misdrijf en overtreding, de godslastering moet worden beschouwd als een misdrijf en niet als een overtreding. Dan staat het lasteren van Gods naam niet gelijk met het rooken in een kajuit of het rijden op de kleine steentjes. Een overtreding is slechts een overtreding, omdat de men- schelijke wet het verbiedt. Wanneer de gemeenteverordening, van Middelburg het niet verbood, dan zou ik geen zonde, geen verkeerdheid begaan, wanneer ik op de kleine steentjes fietste, maar wtan- neer onze wetgever het stelen niet straf baar stelde en ik ging toch stelen, dan zon ik wel degelijk een groote zonde en een groote verkeerdheid doen. Dit is een van de kenmerkende verschillen tusschen misdrijf en overtreding. Er zijn er natuurlijk veel meer. Iedereen zal echter er met mij va.n over tuigd zijn, dat, wanneer de godslastering strafbaar gesteld moet worden, het dan moet worden gedaan op grond van het beleedigen van de hoogste Goddelijke Majesteit, zooals trouwens ook de lieer Brandsma, zoo terecht heeft gezegd, ©n dat het dan thans behoort onder de mis drijven. Misdrijven nu worden geregeld in ons Rijks-strafwetboek en niet in een gemeenteverordening of in een provin ciale verordening. In deze laatste wor den slechts opgenomen gewone bepa lingen, die ter handhaving van de ge wone .orde, van de gewone tucht, in een zekeren kring moeten worden nageleefd Er is ondetrtusschen over dit onderwerp in de laatste jaren ook heel wat ge schreven. Opmerkelijk is 't dat zelfs de grondlegger of liever opbouwer der A.-R. Staatspartij, dr Kuyper, met zijn veel- omvattenden encyclopaedistischen geest, vele dingen ruim doorziende, in een de- bal met docent v. Velzen te Kampen, juist zich gekant heelt tegen het straf baar .stellen van .godslastering en met alle kracht heeft bestreden dat het straf baar stellen van godslastering zou be trokken worden binnen de positieve wet. In zijn „E Voto" ziet men bij het betrek kelijke gebod eveneens dat hij de wet der tien geboden met nadruk beschouwt als een zedelijke wet en met nadruk er op wijst dat die niet als een overheids- wet moet aangenomen worden. Dat spreekt immers ook wel van zelf. Wanneer de wet der tien geboden als een overheids- wet zou mogen worden aangenomen, zou zij letterlijk moeten worden uitgelegd zoo als het daar staat en immers, de strek king van de decaloog is veel verder en dieper. Niet de oneerlijkheid, niet het stelen, zooals het daarin staat, maar alle oneerlijkheid, alle kwaadspreken, alle be- geeren van een anders goed is in Chris- telijken zin strafbaar en toch kan dat natuurlijk niet in het strafrecht worden toegepast. Het zou ook m.i. onmogelijk zijn om de godslastering strafbaar te stellen, omdat de elementen van het straf baar feit, volgens eiken goeden regel van strafrecht, zeer duidelijk en wel moe ten zijn omschreven. Ons geacht mede lid, de heer Adriaanse, doelde daar zoo even op, toen hij zeide: wat is daar onder te verstaan? Nu geloof ik 'tniet met hem eens te kunnen zijn dat men dat speciaal moet zeggen van het vloeken. Ook daarin zou, bij verschil van opvatting of dit of dat al dan niet onder vloeken moet worden gerangschikt, op den duur de jurisprudentie wel een vaste meening vestigen. Hetzelfde is het geval met het begrip beleedigen. Ook dat staat niet vast. De een zal iets een beleediging noemen, wat de ander nog geen beleedi ging noemt, maar men vindt dan toch langzamerhand wel een vasten gang in de jurisprudentie, die aantoont wat als een beleediging beschouwd wordt. Zoo zou er dan ook wel iets kunnen komen, waarvan men zeggen kan dat het be schouwd kan worden als te zijnvloeken. FEUILLETON. 79). „O, F.dna, is het verkeerd van 'mij zoo dikwijls aan hem te denken? Zet je lippen niet pp die harde, strenge manier op elkaar. Lieiste sla je armen om mij heen en kus mij. O, als je eens wist, hoezeer ik hem liefheb. Hoe gelukkig ik ben, als hij bij mij is. Edna, hoe kan ik het helpen? Als hij mijn hand in de zijtoe neemt en tegen mij glimlacht, vergeet ik al het an dere. Ik heb het gevoel, dat ik hem zou volgen, al was het naar het einde der we reld. Hij is veel ouder dan ik ben, maar hoe kan ik daaraan denken, als hij naar mij ziet met- die wondervolle oogen? Dien laats ten keer dat- ik hem zag zei hij tegen mij wel, iets heel liefs en ik was er zeker van dat hij mij1 liefhad en ik leun de met mijn hoofd tegen zijn schouder, maar hij wilde niet, dat ik hem aanraakte. Hij duwde mij weg en hij fronste zijn wenk brauwen". Edna kuste het kind en streek haar blon de krullen glad, die de wind had losge- IVat is echter te verstaan onder het begrip God? Moet men nemen een ab stract godsbegrip, of moet men het op nemen zooals het neergelegd is in de belijdenis der chr. kerk? Een .verschil, dat in Duitschland de grootste verschei denheid in de Wetstoepassing heeft ver oorzaakt. Een groot bezwaar is bovendien ook nog voor de invoering van dergelijke ver boden buiten den Rijkswetgever om, dat zij ongelijk werken, dat zij werken in een bepaald gebied, terwijl men in een ander gebied van een dergelijke plaatse lijke wetgeving is ontheven. Dat nu is niets, wanneer liet plaatselijke zaken raakt, wanneer het de huishouding raakt waarin men leeft, maar dat is wei heel erg, wanneer het een algemeene zaak is, die de grenzen van' die huishouding te buiten gaat. Ik geloof dat dit de voor naamste redenen zijn waarom niet ge- eischt kan worden, ook al heeft men de Chr. belijdenis voor zijn persoon aan vaard, dat men zich als noodzakelijk gevolg daarvan ook moet verklaren voor een vloekverbod zooals men dat noemt, of vpor een strafbaarstellen bij1 den men- schelijken wetgever van het lasteren van God. Altijd moet een strafwet een dui delijk omschreven feit hebben, en dat ontbreekt hier ten eenenmale. Het vergrijp tegen God ik zeer zeker buitengewoon ernstig, maar 't behoort heelemaal tot het terrein van de moraal en van den gods dienst en moet teruggewezen worden, zoo- als een onzer hoogleeraren eens heeft gezegd, naar het sanctuarium des ge- moeds. Die heer Kodde ((St. Ger.)Daar ik ook op het standpunt sta dat de overheid is Gods dienares, ben ik ook van meening dat voor haar de Wet der Tien geboden of der Zeden, al is dan ook niet alles overgenomen van hetgeen in den Theocratischen Staat van Israël verordend was, nog wel degelijk van kracht is. Ea- is op gewezen, dat het niet aan gaat voor de overheid, om die wet der zeden geheel uit te voeren in al haaT konsekwenties, en dit is natuurlijk ook onmogelijk, maar ik meen wel, dat do Overheid die wet heeft uit te voeren voor zoover de feiten daartegen'tot uiting komen. Wanneer iemand iets begeert, dan komt dat niet tot uiting, maar wan neer dat begeeiïen zoover doorgedreven wordt dat bet komt tot nemen, tot het in bezit nemen van eens anders goed, dan is het stelen. Zoo is het ook m.i. met het ijdel gebruiken van Gods naam. Ik be treur het dan ook, dat de Rijks wetgever op dit gebied niet regelend is opgetreden. Re stem volkomen toe, dat het beter was, indien deze overtreding van Gods wet in de Strafwet onder de misdrijven werd opgenomen, doch waar de Rijkswetgevei' in dezen tot op lieden nog niet tot een regeling kwam, meen ik, da;t wij als la gere overheid wel degelijk geroepen zijn om op ons terrein te weren, hetgeen tot onteering van Gods Naam leidt. Ik zal daarom ook zeer gaarne mijn stem aan het voorstel van den heel" 'Rrajidsjna ge ven. De heer v. d. Warf (c.-h.): De uitne mende speech, bevattende een historische uiteenzetting, van den heer Dieleman heeft ons in heel wat vraagstukken binnen ge- leid. Hij is uitgegaan van de vereeniging van Kerk en Staat in Israël en hij heeft ons verder het gansche verloop laten zien, waarbij hij ten slotte tot de conse- kwentie is gekomen dat, als hier straf-- rechtelijk moet worden opgetreden, dit moet geschieden door den Staat. Per soonlijk was ik niet langs die lijn want dat lag uiteraard huiten mij maar langs de lijn van het religieuze denken tot de zelfde conclusie .gekomen. Als God in derdaad God is en Zijn naam niet ijdelijk gebruikt mag worden, dan moet dat niet gelden in Middelburg alleen (of waar ook), maar in het geheele land en overal waar Gods naam heerscht. Uitgaande van dit standpunt meen ik inderdaad, dat het strafbaar stellen daarvan is een Rijkszaak en niet een zaak van dit College. Daarbij komen nog andere bezwaren. Als wij dit gaan regelen in de provincie Zeeland en niet in de provincie N.-Brabant 'of Hol land, dan verkrijgt de provincie een odium van Christelijkheid boven de andere pro vinciën en dat zou ik persoonlijk niet wenschen. Het is dus, naar mijn meening, een zaak voor het Rijk dat, als er straf fen moeten -gorden opgenomen, dit ge schieden moet in het strafwetboek. Daar* rukt en die nu als een krans om hare wan gen hingen. „Gertrude, als hij je vraagt hem lief te hebben, dan heb je het recht om je liefde te tonnen, maar tot zoolang moest je niet toelaten, dat hij je gevoelens kent en moest je niet zooveel aan hem denken". „En denk je dat het verkeerd van mij is hem zoo hef te hebben?" „Dat is een vraag, die je eigen hart moet beantwoorden". Edna voelde, dat haar lippen ijskoud werden; zij maakte zich los uit de om arming van het meisje. „Edna, ik weet, dat je mij liefhebt; wil je iets voor mij doen? Geef hem als 'tje belieft, dit briefje. Ik ben bang, dat hij het andere niet ontving, of dat hij boos op mij is". Zij haalde een driehoekig couvertje uit haar zak. „Neen, Gertrude, ik kan je niet steunen in een geheime correspondentie. Tk heb te veel achting voor je oom, om' er toe bij te dragen, dat er brieven in en uit zijn huis worden gesmokkeld. Bovendien, zou je moe der de gedragslijn die je volgt, niet goed keuren". „O, ik liet haar het andere briefje zien en zij lachte alleen maar eens en streelde naast staan de practische moeilijkheden, waarop reeds gewezen is. Wij hebben in Goes een rookverordening, waar niets van terecht komt. En nu komt het .mij voor, dat het beter is geen wet te hebben dan een wet., die niet uitvoerbaar is. Dit geldt altijd,-maar dit geldt zeer in het bijzonder indien het een regeling betreft aangaande zaken, die voorvallen op veel hooger terrein dan het rooken. Daar bo vendien reeds meermalen is gezegd dat het vloeken moeilijk is te beoordeelen omdat achter het woord ligt het gemoed en de meening, ben ik van oordeel, dat het wenschelijk is liever geen verbod te hebben dan een verbod dat tot een aan fluiting wordt, en ik vrees dat het dat hier ten slotte zou worden. Na een breede beantwoording der op ponenten door den heer Brandsma, en een rede van mr Adriaanse ter verduide lijking van zijn bezwaren, werd het amen- dement-Brandsma verworpen met 31 te gen 10 stemmen. Het conflict in de Engelsche mijnindustrie Er bestaat mogelijkheid, dat het geschil in de mijnnijverheid van Engeland tot later uitgesteld wordt. De uitvoerende raad van .de mijnwerkers was verdeeld over het laatste aanbod van de eigenaars. De minderheid was voor de aanvaarding van het aanbod en om aan de regeering ter- zelfdertijd te verzoeken een hof van on derzoek in te stellen naai' de loonen. De meerderheid was echter voor verwerping en thans wordt een stemming gehouden, die vermoedelijk zal uitloopen op een verwerping van de voorwaarden van de eigenaars en een verzoek aan de regee ring tot het instellen van een hof van onderzoek. De regeering zal bijna zeker daarin toestemmen en het onderzoek zou loopen over de tegenwoordige loonen, ver geleken bij die van 1914, in verband met de index-cijfers van het levensonderhoud en met de loonen, die over het algemeen in de nijverheid van kracht zijn. De 8-urendag in Oostenrijk. De Oostenrijsche minister voor sociale maatregelen, Sclimitz, heeft in een rede voering de vraagstukken van den arbeids tijd en van den achturendag besproken. Na een beschouwing over den economi- schen toestand in het algemeen en van de mogelijkheid van vergrooting der pro ductie zoomede van het verkrijgen van nieuwe afzetgebieden, verklaarde hij, dat de achturige werkdag een noodzakelijke eisch der beschaving was. Iedere poging, om, hem weder op te heffen, moet wor den beschouwd als een daad van reactie en sprekers partij de christclijk-sociale zou daartoe dan ook niet medewerken. De Grieksche Republiek. Koning George van Griekenland heeft gesloten om langs draadloozen weg een manifest aan het Grieksche volk te rich ten, zoodra hij de officieele bekendmaking zal ontvangen van de afschaffing der dy nastie door de nationale vergadering. Deze moet intusschen in April nog door een volksstemming bekrachtigd worden. In dit manifest zal hij verklaren, dat hij geen afstand van den troon van Griekenland zal doen en de afschaffing der dynastie niet zal erkennen, omdat zij afgekondigd is onder militaire pressie en tegen de ware verlangens van het Grieksche volk in. De souverein is tot dit besluit geko men, na over deze kwestie met zijn fa milie overleg te hebben gepleegd. De „Daily Express" meldt, dat koning George van Griekenland en zijn gemalin binnen eenige dagen te Londen zullen aankomen om zich definitief in Engeland te vestigen. Niet zóó ver mis! Op 26 Maart a.s. was de heer Scha per 25 ja,ar lid van de Tweede Kamer. Hij werd op 16 Maart 1899 in het district Veendam met 1597 stemmen gekozen tegenover den heer Mr Smidt aftredend liberaal, die 1426 stemmen haalde. Van de 5400 kiezers kwamen er ruim 3000 op. De anti-revolutio nairen bleven thuis; omdat er voor mijn wang, zeggende: „Wel, liefje, hij is oud genoeg om je vader te zijn". Dit briefje is alleen om te vragen, of hij het andere wel ontving. Be heb het gezonden dor den bediende, die dit hertje bracht o, lieve deugd, kijk eens welk een gat de kleine deugniet in mijn nieuwe voile jurk! heeft gebeten. Wat zal moeder boos zijn! Heusch, Ednaj er is niets geen kwaad in, als je dit brjefje overbrengt, want ik geef je mijn woord erop, dat moeder er niets omgeeft. Denk je, dat ik je wat wijs zou maken. Och toe, Edna. Het zal hem zooveel eerder bereiken, dan wanneer ik het in de bus doe, dan blijft het misschien een week op het postkantoor liggen. En oom Allard heeft nu eenmaal geen extra-bedienden, die voor mij boodschappen kunnen doen". Edna kon de smeekbede, die er lag op het lieve gezichtje, dat tegen het hare ge drukt werd, niet weerstaan; met een zucht nam zij het kleine briefje aan en ging weg. Meer dan 'n week was reeds verstreken, sedert meneer Hammond en mevrouw Po well geschreven hadden en zij haar hadden aanbevolen voor de betrekking van gou vernante bij mevrouw Andrew. In dien tusschentijd had zij geen woord gewisseld met meneer Murray. Zij had het grootste deel van haar tijd doorgebracht met het hun toch geen kans was, en Smidt of Schaper niet veel anders dan „lood om oud-ijzer" was. „De Standaard" schreef op 17April 1894: „Veendam is voor de Piersoimiaan- sche „groot-liberale" partij behouden gebleven. „Voor Smidt kwam Schaper, maar, eilieve, wat maakt dat uit! Dier sous concentratie spnt, immers den boog van haar brug van Troelstra lot Bas- tert ,en Schaper en Troelstra zijn één. „Voorzoover er verschuiving is, dus alleen verschuiving i n de partij. „Onze premier kan er dus niet eens door uit zijn goed-liumeur-plooi ko men. Smidt was hem misschien lie ver geweest, maar Schaper is en blijft in de familie. „Stellig is het begrijpelijk, dat een partij (de A. R. partij, Red. II. P.), die in Groningen zoo sterk vertegen woordigd is, maar door slechte dis- trictsverdeeling nergens ha,ar man er door kan halen, er tegen opzag, om weer noodelooze kosten te maken, en daarom dacht: laat de twee neefjes van Piei'son het maar uitvechten." Het schijnt ons toe, dat „De Stand aard" liet nog niet zóó ver mis had. Althans niet op het stuk der fonda- menteele beginselen. Dat bleek nog eigenaardig na 25 jaar. Immers verleden week ging Scha per, nog ternauwernood van een in- fluenzaaahval hersteld, naar de Ka mer om bij de Waterstaalsbegroo- ting o.m. te pleiten tegenbevor dering van de Zondagsrust door het inkrimpen van den Zondagsdienst bij de Spoorwegen. En hij vond daar-mr Dressel- huys, trouw aan zijn zijde, die be weerde, da,t hij wel voor één rust dag op de zeven was voor het spoor- personeel, ma,arwelke dag dat zou wezen, was hem om 't even. Dat behoefde niet speciaal de Zondag te zijn. Accoord, van Putten! „Neefjes" in de beginselpolitiek, al schrijft ook het program van mr Dressellmys' Vrij heidsbond aandoenlijke woorden over „de waarde van het godsdienstig leven voor maatschappij en staat". Vive le Geuzin! is nu de loes. (Houten Pomp) Uit de bouwvakken. De Alg. Ned. Bouwvakarbeidershond heeft te Utrecht vergaderd, ten einde te beraadslagen over den toestand in het bedrijf, geschapen door de verwerping met 1763 tegen 1473 stemmen der voor- waaiden door de meerderheid der bonds leden, waarop met de patroonsbonden een collectief contract kan Worden afge sloten. De voorzitter wees den tal rijken aanwezigen op het advies van het hoofdbestuur om den strijd niet aan te gaan, daar de financiën slechts toelaten, dezen hoogstens een week of negen te voeren. Per week zal er f55.000 a f 60.0CO noodig zijn voor steun, terwijl liet onmiddellijk beschikbaar bonds vermo gen f 330 000 bedraagt en verder f 288.000 in allerlei fondsen. Men zal dan spoedig aangewezen zijn op andere arbeiders, doch tegenover de textielarbeiders ware dit misdadig. Er hadden over dit advies zeer breedvoerige beraadslagingen plaats, welke nagenoeg den glanschen dag in beslag namen. Ten slotte kwam in stem ming het voorstel van het hoofdbestuur om geen gelei uit te trekken en geen strijd te voeren oih te trachten verbete ringen te krijgen in de bestaande arbeids overeenkomst. Dit voorstel werd aange nomen met 80 stemmen, vóór, 17 tegen en 1 blanco. Het hoofdbestuur stelde voor het con tract te teekenen. Dit voorstel werd aan genomen met 37 stemmen vóór en 19 tegen. Het conflict in de Twentse he Textielindustrie. Die afdeelingsbesturen van „De Een dracht" hebben besloten de ledenvergade ringen voor te stellen, de voorstellen van den heer Zaalberg te verwerpen en goed keuring te hechten aan het voorstel der bondsbesturen om 5 procent loonsverla ging te aanvaarden, doch dit dan ook overschrijven van allerlei dingen uit de bibliotheek, die zij voor het boek1, dat zij schrijven wilde, noodig had. En terwijl Estelle buitengewoon op-gewekt scheen, sloeg mevrouw Murray in stilte de voor bereidselen van de wees voor'haar vertrek gade. Verdiept in zeer pijnlijke overwegingen liep het meisje vlug door, tot zij aan de armoedige woning van den smid kwam. Zij klopte op de deur. „Kom binnen, mijnheer Murray". Edna duwde de deur open en liep naar binnen. „Het is meneer Murray niet dezen keer". „O, Edna, ik ben zoo blij, dat je bent gekomen. Hij wou niet, dat ik het je ver telde; hij zeide, dat hij het niet bekend wilde hebben.- Maar nu je hier bent, wil je bij mij blijiven ,niet waar, tot alles voorbij is?" „Hulda knielde naast de krib van haar vader neer en Edna schrok van de uit drukking van opgewondenheid en zenuw achtigheid, die er op haar bleek, trillend gezichtje lag. „Wat bedoelt zij, meneer Reed?" „Arm klein kind, zij is zoo opgewonden, dat zij nauwelijks kan spreken, en ik ben niet sterk genoeg om veel te praten. Hulda te beschouwen als de uiterste concessie. Vooits werd besloten, wanneer de r.k. en •christelijke organisaties daarmee ac coord gaan ,den werkgevers een collec tieve arbeidsovereenkomst aan te bie den, waarin de overige zaken, de ar beidsvoorwaarden betreffende, worden ge regeld. Ontslag. Aan 104 ambtenaren werkzaam aan het hoofdbestuur der Posterijen, Telegrafie en Telefonie, zal op 1 April a.s. ontslag worden aangezegd, in te gaan op een nader te bepalen datum. Deze maatregel zou zijn getroffen als gevolg! van het rap port van de oommissie, belast met, de controle over de werkzaamheden aan ge noemd staatsbedrijf. Ontslag van hulppersoneel. De Directeur-Generaal der P. T. en T. heeft aan het hulppersoneel medegedeeld, dat de opgeschorte maatregel, het hulp personeel met minder dan 7 dienstjaren te ontslaan, om daarna weer op arbeids contract in dienst te nemen, thans ten uitvoer zal worden gelegd. De hoofden van dienst hebben opdracht ontvangen dit personeel met ingang van 1 Mei a.s. te ontslaan. Uitgezonderd worden echter de. hulpbestellers in los-vaslen dienst, de hulpkanto'orhouders, de jongmaatjes en leerling instrumentmakers. Voorts zal met allo hulpkrachten, belast met de bezorging van telegrammen of expresse stukken een arbeidsovereenkomst moeten worden ge sloten. Het hulppersoneel met meer dan 7 dienstjaren, dat liever op arbeidscon tract wil gaan werken, krijgt daartoe de gelegenheid; het blijft echter vrij' te be slissen in welke dienstverhouding het werkzaam wil zijn. De Zomertijd. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, Jhr Mr Ruys de Bee- ienbrouck, heeft een commissie benoemd welke de voor- en nadeelen aan den zomertijd verbonden zal nagaan en aan de hand van de uitkomsten van haar onderzoek over den Wettelijken tijd zal adviseeren. De Minister heeft in die com missie benoemd: tot lid .en voorzitter den heer C. J. P. Zaalberg, 'te 's Graven- bage; tot leden de heeren ir. J. 'A. Kalff, te Utrecht; Alb. Spanjaard te 's Gra- venhago; F. V. Valstar te Naaldwijk; Mr H. van Ilaastert te Hillegom; J. van der Marei te 's Gravenhagetot secre taris den heer L. L. Eranx, te 's Graven hage. Goes. Vrijdagavond hield de A.R. Kies- vereeniging alhier haar 3e cursusverga dering in deze campagne, onder leiding van den vice-voorzitter, dhr P. Ooster haan. Die opkomst der leden was vrij' goed. Nadatgezongen was Psalm 89:8 kreeg dhr. WL L. B. J. Diekker het woord om te spreken over: „In den beginselen- strijd". Spr. behandelde in zijln referaat eeist de opkomst der revolutie-ideeën in de 18e eeuw in Frankrijk, onder invloed en als gevolg van de onderdrukking van de lagere volksklasse in Frankrijk door adel en priesterschap1, 't Verdrukte volk leende gewillig het oor aan de predikers van den opstand, die uitriepen: ni Dieu, ni maïtre. Deze leus werd het milieu eener nieuwe wijsbegeerte. Voorts stond spr. stil bij het „contract social", hetwelk de regelen voor het volksleven inhield, met als logische conse quentie: volksregeering. Ontkenning van het feit dat „door God de koningen re- geeren" en „alle ziel de machten over haar gesteld, onderdanig moet zijn". Dit was de theorie, die in 't eerst in de salons der hoogere standen tot gezellige debatten voerde, maar straks kwam de practische toc-passing bij' hetvolk, tot schrik en ontsteltenis dier hoogere standen. Bracht de revolulie alleen kwaad, of ook goed voort? Beide, zegt spr. Voor eerst bevrijdde ziji het volk van de on wettige overheersching van adel en gees telijkheid. Maar ook bracht zij omwente ling door Gods recht aan te tasten en Zijn Woord te verwerpen. Uit Frankrijk waaide de revolutie ook naar ons land over. Die vurige predikers der revolutie kwamen hier met de blijde boodschap van vrijheid, gelijkheid en broederschap, en zij vonden ©en vruchtbaren bodem. Want er was hier een doode orthodoxie. De pit was uit het volksleven. En de mijn kind, vertel juffrouw Edna eens alles" „Meneer Murray heeft alles gehoord, wat ik tegen je zei over dat bidden, je weet wel, dat mijn oogen geopend moch ten worden. En hij is dienzelfden avond nog naar de stad gegaan en heeft getele grafeerd naar een dokter, die soms blind heid kan genezen. Hij heeft hem gevraagd hier te komen om te zien, of hij iets voor mijn oogen zou kunnen doen. Meneer Mur ray is hier vanmorgen geweest en zei, dat hij van den dokter had gehoord, dat hij dezen middag zou komen. Hij zei, dat hij kon blijven, tot het rijtuig weer weg moest om den trein te halen in Chattanooga want hij moet dadelijk terug. Zie je, lii) is stil. Hoor eens, hoor eens, daar komt een rijtuig aanl O, Edna, bid voor mij! Vader, bid voor mijn arme oogen!" Het lieve, kinderlijke gezichtje was doodsbleek en tranen vulden de bruine, omsluierde oogen, toen Hulda haar han den samenklemde. Haar lippen bewogen zich snel, al was er geen geluid hoorbaar. Edna verborg zich achter de deur en gluurde door een reet tusschen de planken. Meneer Murray kwam het eerst binnen en wenkte de vreemdeling, die op den drempel bleef %taan met een kistje instru menten in de hand. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1924 | | pagina 5