Woensdag 5 Maart 1924
38e Jaargang
I\o 13»
LEVENSLEED.
so i
Bouwland
OHHUIS,
Smidsknecht,
Weid
Meid
^EUILLËTI
Wia«e, 33
r. BTtf.K
Itoststrate;
|ea Mjwiie-
r. Mari-
Sehelfant;
Adriaans
bve*.
busomaker,
jemima Ma
fia Florijn;
weduwnr.
|nna Maria
Johanneö
de Griek,
Is van de
evaard; 25,
ibrecht de
|n d. v. Ja
nna Catho-
|7, llarinus
en Helena
ibendijke.
zina, d. v.
;ir ijver; 15,
Ianne9 varr
Ik; 18, Jo-
Jachiel Blok
en; 21, Eli
de Vreedd
xna Katha-
den Exter
idrika van
4, Johanna,
Janse; 5,
en Janna
Cornelis
8, Machiel,
Boudens;
|v. Cornelis
nmaert; 18,
Bordin en
erard Gil-
aschiere en
v. Cornelis
24, Piefer
vaarden en
|>olonia, d. v.
de Jonge.
68 j., echt-
'illem Fre*
linus Corne-
ina Dusael-
|v. Martinns
Plasse; 92,
Trknpe en
Trimpe Bur-
Irger en So-
ÏRICHT. *i
och lend
door het
De Kit
ï.9 te Mun-
it.
an 5 Maart:
ke tot Kuid-
vaarhewodfct
|>chijnlijk nog
ichfcer.
i OP;
|en zes jaar oud,
ïngsd en drie
April.
Linde, Seroos-
10 P:
ire Kalfvaars,
rt en 2 Fok-
BLOKPOEL
n markt, M'burg^
OP:
Te bevragen
Burcht, M'buï-g.
UBELEN
Adres Boekh.
delburg.
3 OP:
w, 2 kamers be-
f en keuken, 2
n. Flinken tuin
een dorp dicht
ïhikt voor rente
ven onder letter
blad te Goes.
agd een flinke
lDER, Goessche
elburg.
Huishoudster,
d, liefst Goessche.
serscheweg S 14,
»rflfckfl)s-Ex|»leffe«ten
§tST'BR8AAN LE COINTRE GOES
oed kan meikeu
ee te gaan naar
te vervoegen bg
NGEN, Kapelle,
s.
delbaren leeftijd:
3. VAN WINGEN,
BureauxLange Vorststraal 68—70, Goes
Tel. ffetfaetle no.1l; Adminisfratie no. 58
Postrekening No. ,36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Hrma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
I's Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Por 3 maanden, franco per post,
'Lo«e nummers ff.fi»
Prijs der Advertentiëu:
t—4 regels f 1.20, elke regel meer fit oL
Bij abonnement belangrijke korttnfi.
ZOMERTIJD EN PARTIJBELEID.
Voor cenige dagen las ik' in een ver
slag van een vergadering van een A.R.
kiesvereniging:
„Wji vreezen, dat onze Anti Rev. partij
bij de aanstaande verkiezingen heel wat
stemmen zal verliezen, als aan die ellende
van den zomertijd geen einde komt".
In het begin schonk ik aan dit berichtje
weinig aandacht. Het wilde echter niet
uit mijn gedachten; telkens werd ik er bij
bepaald, omdat, hoe meer ik er over na
dacht, ik in het verschiet „veel kwaads"
zag.
We weten het allen: de kwestie „Zomer
tijd" heeft in de laatste jaren heel wat
gemoederen in beweging gebracht; het
vóór en tégen is van allerlei kanten be
keken, maar de twee partijen, welke in
den regel worden aangeduid als „stad
en platteland" zijd in deze elkander
nog niet veel genaderd, integendeel, tel
kens duikt dit onderwerp weer op en krijgt
men een minder verkwikkelijken strijd te
aanschouwen, zoo zelfs, dat Braat zich
niet onthield van obstructie in de Tweede
Kamer, waarmee hij toch zeker zijn zaak
geen goed heeft gedaan.
Onze tegenwoordige tijd is er wel een
van strijd! Strijd voor of tegen ontwape
ning; strijd voor of tegen bezuiniging;
harde strijd tusschen de verschillende poli
tieke partijen; strijd zelfs bij hen, die
elkander eigenlijk niet mogen bestrijden.
En nu weer opnieuw den strij'd tus
schen stad en platteland. Want
zoo beschouwt men dikwijls ten on
rechte den strijd van den zomertijd,
of liever nog misschien: tusschen boer
en burger.
Het valt te betreuren, dat men weel
een wig drijft tusschen twee catagoriën
van personen ,die ootgenschijnlijk zooveel
verschillen, maar in wezen toch zijn, kin
deren van één Vader, zonen en dochteren
van één Vaderland; die, ik zeg oogen-
schijnlfjk tegenstrijdige belangen hebben,
maar in werkelijkheid elkander niet kun
nen ontberen. Ook hier geldt: „Als één lid
lijdt, lijden alle leden mede". En is dei
l&oricgstijd al zoover uit de herinnering
weggevaagd, dat men niet meer denkt aan
die tijden, toen men inzake de voedsel
voorziening de oogen richtte naar den
dikwijls zoo gesmaden „boer". Toen bleek
ons duidelijk, welk een groot belang „de
boer" voor ons geheele volk is. In dien
moeilijken tijd leefden velen, die het an
ders niet deden, met het platteland mede;
ietten zij ook meer oip de weersgesteld.
heden, op mislukking van den ooigst, op
regen en zonneschijn. Toen voelde men
ook in de stad, dat veel regen en wind!
<z.g. slecht weer) nog meer beteekenfc dan
niet kunnen uitgaan; toen gevoelde men
des menschren groote afhankelijkheid van
zijn Schepper,
Die wolken, lucht en winden
Wijst spoor en loop en baan.
Toen werd de veelal zoo moeilijke ar
beid van den boer meer dan voorheen en
thans gewaardeerd. En in dien tijd aan
vaardde ook de boer, hoewel noode, den
zomertijd. Want het was een belang; de
lichtvoorziening dwong tot maatregelen,
waartoe men anders niet zou overgaan.
Maar genoeg; Iaat ook ilt niet medewer
ken^ aan de tegenstelling: „boer en bur
ger''. Want de kwestie van den zomertijd
zie ik toch niet geheel op die wijze. Wil
men hier een tegenstelling, dan is die
tusschen: „Vroeg op, vroieg naar
bed" en „Laat op, laaf. naar bed".
Want dat een boer in het algemeen tegen
den zomertijd is, is niet; omdat, hij „boer"
£XH*ar-.is «ev-s»
59).
Terwijl zij nog een hevigen strijd voerde
tusschen haar verstand en haar pas ont
waakte liefde, stak mevrouw Murray liaar
hoofd om den hoek van de deur en vroeg:
,Ednal Waar ben je, Edna?"
„Hier ben ik."
„Waarom zit je hier in het donker?
Ik heb het heele huis om je afgezocht!"
Zij tastte den weg naar de gaskroon,
stak het licht aan en ging naar het raam.
„Watscheelt eraan, kind? Ben je ziek?"
„Ik denk wel, dat me iets scheelt, want
ik voel mij heeleniaal mijzelf niet", sta
melde Edna, en verborg haar gelaat tegen
het raamkozijn.
..Heb je hoofdpijn?"
„Neen mevrouw".
Zij 'had naar waarheid kunnen zeggen,
'dat zij hartepijn had.
„Geef mij je hand eens en laat m'jj je
pols eens voelen. Die slaat erg snel, maar
wijst meer op zenuwopwinding dan op
koorts. Kind, Iaat mij je tong eens zien,
ik heb gehoord, dat er typhus in de buurt
is. W;at gloeien je wangen!"
„Ja, ik zal ze gaan wa-sschen boven,
misschien voel ik me dan beter".
is; neen, dat is, omdat zijn werkzaamheden
hem noodzaken vroeg, ja zeer vroeg in de
weer te zijn. En dat een burger in het
algemeen meer vóór den zomertijd is, (ik
niet), is ook alweer niet, omdat hij „bur
ger" is; neen, dat is, omdat zijn werk in
den regel later begint en hij veel binnens
huis werkt. Ik geloof, dat men op deze
wijze de kwestie van den zomertijd meer
juist stelt. En doet men het op die manier,
dan is er voor beider meening wat te zeg
gen. Het is te begrijpen en zeer
zeker ook t e fo i 11 ij k e n, dat de boer
opkomt tegen den last, welken de zomer
tijd hem aandoet. Doch ook is het te be
grijpen, dat zij, die eerst in den avond
van kanfoor, werkplaats of winkel thuis
komen en langen tijd binnenshuis hebben
vertoefd, nog gaarne wat langer dag
licht hebben om van de natuur te kunnen
genieten. Vraagt men rnijL echter: aan
wiens zijde schaart gij u, dan zeg ik zon
der de minste aarzeling, aan de zijde van
den boer. Want dit staat toch onomstoo>-
t el ijk vast, dat de boer zijn werkzaam
heden niet regelt op deze of gene wijze,
omdat zulks het gemakkelijkst of het pret
tigst voor hem is, maar omdat de natuur
er hem toe dwingt. Het is de zoo
onmiddellijke afhankelijkheid van Gods be
stel over licht en duisternis, over weer en
wind, over regen en zonneschijn, dat hem
noodzaakt zich in Zijn werk daarnaar te
richten. Hij moet zich richten naar wat
de Schepper regelt, dus naar omstandig
heden, o n a f h a n k e 1 ij' k v a n den wil
van den menscL En bij den burger
is het toch meer een rekenen met mensche-
lijke inzettingen, die waarlijk nog al eens
voor verbetering vatbaar zijn, waar in
elk geval de mensch zelve wij zi
ging in kan brengen.
Wilde men dit meer inzien en beamen,
dan was het oordeel over den boer mis
schien heel wat zachter en was er mis
schien meer kans om tot overeenstemming
te geraken. Want dit is toch ook waar,
dat velen, die zich tegen den zomertijd
verklaren, zich meer keeren tegen het
vroege begin en liet late .einde daarvan,
dan tegen dien tijd zelve. Voor een zomer
tijd uitsluitend in de maanden Juni Juli
en Augustus ware wellicht, bij1 wederzijdsch
toegeven noig wel overeenstemming te ver
krijgen. En al onderschatten we voor die
regeling de daartegen geuite bezwaren
geenszins, b.v. die van de directie der
Ned. Spoorwegen; m.i. wegen de bezwaren
van het platteland veel en veel meer dan
de moeilijkheden in den loop van inter
nationale treinen en het wijzigen an dienst
regelingen. Wat het zwaarst is, moet het
zwaarst wegen. Daarom liefst in het ge
heel geen zomertijd, maar als wat moet
■worden toegegeven, dan hoogstens drie
genoemde maanden. Thans zet men de zaak
op zijn kop. Men schuilt achter het onder
zoek van een commissie. Heel goed, dat
deze zaak en de daaraan'verbonden moei
lijkheden grondig worden onderzocht. Maar
als plattelander zou ik' gaarne gezien heb
ben, nat de minister ware gekomen met
een wetsvoorstel om den zomertijd af te
schaffen, totdat de uitslag van het inge
steld onderzoek had uitgemaakt, met welke
voorstellen de regeering naar hare mee-
ning moet komen. Dan had zij het platte
land recht gedaan; nu is zij' niet recht
vaardig: nu is het voordeel aan den kant
van de stedelingen. En waarom? De voor
standers van den zomertijd kunnen z'ch in
de handen vrijven, want als het onderzoek
van die commissie no.g ettelijke jaren
duurt (en dat zou niet de eerste maal zijn)
profiteeren zij alvast zoolang. Nu heeft
„Ik wilde dat. je in de salon kwam, zoo
gauw je kunt, want Estelle zegt, dat Clin
ton vond, dat je erg onbeleefd tegen
hem was. En ofschoon ik je verontschul
digde, omdat je blijkbaar jé niet wel ge
voelt .wensch ik toch, dat je vanavond ver
schijnt. Wacht- even, je hebt je zakdoek
laten vallen".
Edna bukte zich om -die op te rapen en
zag meneer Murray's naam in een hoek ge
borduurd, Haar eerste ingeving was om
den zakdoek tusschen haar blouse te ste
ken, maar dadelijk gaf zij hem aan zijn
moeder.
„Hij is niet van mij, m-aar van uw zoon.
Hij is hier ongeveer een uur geleden ge
weest en moet hem toen hebben laten
vallen".
„Ik dacht, dat hij Clinton de bezitting
liet zien. Wat bracht hem hier?"
„Hij kwam hier om mij er over te onder
houden, dat ik zijn neef geen hand had
gegeven".
„Werkelijk, je moet wel erg onbeleefd
zijn geweest, als hij een gebrek aan hof
felijkheid constateerde. Verkleed je bo
ven eerst en kom dan beneden".
Tevergeefs trachtte Edna haar heet ge
laat met frisch water te baden en haar
'koude handen te drukken tegen haar gloei
ende wangen. Zij had een gevoel, alsot?
elk nieuwsgierig oog tot in haar ver
ontrust hart kon lezen. Zij schaamde zich
men een goede wrijfpaal men zal steeds
worden verwezen naar den uitslag van
het ingestelde onderzoek. Maar intusschen
het platteland legt het loodje.
Daarom hoop ik van harte, dat weldra
in de Tweede Kamer alom zal worden ge
sproken in ongeveer de volgende bewoor
dingen:
„Mijnheer de Voorzitter: Hoewel ik
geenszins kan medegaan met de wijze,
waarop elk jaar een wetsvoorstel tot af
schaffing van den zomertijd wordt inge
diend en verdedigd; hoewel ik mij op
dit oogenblik' niet wensch uit te spreken
in hoeverre ik wil tegemoet komen aan
de wenschen van hen, die den zomertijd
niet of wel verlangen; hoewel ik niet
onderschat- de bezwaren, welke o.m. van
de zijde van de Directie der Ned. Spoor
wegen en anderen worden naar voren
gebracht, toch zal ik mijn stem aan dit
ontwerp van wet geven. Niet omdat ik mij
schaar aan de zijde van den heer Braat,
of mij een tegenstander van den zomertijd
tijd verklaar. Neen; ik wil den uitslag
van het ingestelde onderzoek afwachten
om met die gegevens verrijkt, mijn hou
ding te kunnen bepalen. Maar in afwach
ting daarvan wil ik het platteland recht
doen, wil ik terugkeeren tot wat altijd als
normaal is beschouwd geworden. En eerst
als we in den normalen tijd zijn terugge
keerd, kunnen we beoordeelen in hoeverre
er termen aanwezig zijn om hiervan af te
wjjken. Nu is het juist omgekeerd; in een
abnormalen toestand verkeerende (de wet
dat de zomertijd moet worden ingevoerd)
hebben we te beoordeelen of we naar den
van ouds beproefden tijd terug- moeten".
Zoo langzamerhand ben ik wat ver in de
kwestie van den zomertijd geraakt, ter
wijl mijn oorspronkelijk plan was voor
namelijk de aandacht te vestigen op
„Par tij beleid". Zoo gaat het echter
meer: „Waar het hart van vol is, loopt de
mond van over!"
Men vraagt misschien: wat heeft nu
toch de zomertijd met partijbeleid te ma
ken? En dan antwoord ik: Veel, zelfs zeer
veel. Want het valt niet te phtkennen,
dat ook in onze Anti Rev. partij' veel
wordt gemord over de bestendiging van
den zomertijd, over onze Tweede Kamer
leden ,die weliswaar verleden jaar hun
stem gaven aan het wetsontwerp Braat,
maar nu eens niet het initiatief voor dat
doel namen. En jammer is het, dat- men
zelfs van Anti Revolutionairen uitlatingen
hoort, dat zij1 hun stem zullen onthouden
aan onze mannen, als de toestand zoo
blijft. Dat is niet de manier; dat
is v er der fel ij'k; dat getuigt
niet va-n Anti Rev. zij1 n, om des
beginsels wille. Neen, een andere
weg moet worden ingeslagen en daarom
dit schrijven. Want de vrees is niet on
gegrond, -dat de zomertijd den een of
anderen dag nog meer splitsing zal bren
gen dan er ongelukkigerwijze reeds be
staat. Is er werkelijk reden om dat- te
vreezen? Het antwoord hierop blijf ik
schuldig, maar ik wijs alleen naar de ver
zekeringswetten en het afzonderlijk op
treden van de Staatkundig Gereformeerde
partij. Wij Nederlanders zijn nu eenmaal
gevoelig voor scheiding te maken en met
dien factor moet terdege rekening wor
den gehouden.
Niet alleen om den zomertijd, neen ook
voor vele andere kwesties is het drin
gend noodig, dat wij! een anderen weg in
slaan. Diaarom wil ik een denkbeeld 'in
welwillende overweging geven. Reeds het
voorgevallene in de Provinciale Staten, n.l.
om de familie te ontmoeten boven al
les om meneer Murray te zien. Tot nu toe
had zij hem ontweken uit afkeer; nu
wenschte zij hem te mijden, omdat zij
voelde, dafc zij hem begon 'lief te hebben
en omdat zij vreesde, dat zijn scherpziend
oog deze verachtelijke ea naar haar be
grippen, onvrouwelijke zwakheid zou ont
dekken.
Zij nam het mandje, dat haar naaigereed
schap bevatte en een begonnen licht hand
werkje op en ging naar de snlo-n, waar zij
naast 'de groote tafel ging zitten, waar
boven een fraaie, oude koperen kroon hing
Meneer Murray en zijn moeder zaten
op een sofa, de eerste verdiept in het
opensnijden van de bladen van een nieuw
boek. Estelle Harding beschreef in gloei
ende woorden een tooneel uit een klassiek
'drama, da-t zijn bekoring, naar zij meende
ontleende aan het schitterende spel van
de vrouwelijke hoofdpersoon.
Vanavond scheen Estelle buitengewoon
fijn van .geest en zij sprak op snellen toon
door, tot Norman zich plotseling bewust
scneen te warden van het gewicht harer
woorden en met een paar afdoende woor
den veroordeelde hij haar kritiek op het
klassieke stuk, zijn nicht aanradend, alleen
haar oordeel uit te spreken over drama's,
die zij beter kende.
Zijn manier van doen en zijn toon ver
baasden meneer Allston, die opmerkte:
de discussie over het vloekverbod, heeft
mij in mijn idee gesterkt. Ook daar is
weer gebleken, dat personen in onze partij
een andere meening verkondigden dan men
van hen verwacht had. En het groote
kwaad bij- al deze dingen is, dat men dan
naderhand zulke personen met ver
wijten gaat treffen, dat men wraakt, dat
ze het zoo of zoo gezegd hebben of dat
ze zoo of zoo gestemd hebben.
En toch is het veel edeler, dat men
ondanks dat men weet, dat men zijn kie
zers niet in het gevlei komt eerlijk
zijn overtuiging verdedigt, dan dat men
uit zucht, om de kiezers te behagen, on
waar wordt.
Neen de fout ligt ergens
anders:
Als de candidaten voorde verschillende
lichamen als Gemeenteraad, Provinciale
Staten, Tweede Kamer worden genoemd,
en de candidatenlijsten worden samenge
steld, dan mag men aannemen, dat die
candidaten Anti Rev. zijn, dat zij1 de be
ginselen met hart en ziel belijden. Men
vertrouwt daarop. Maar hoe die candi
daten denken over zaken, die weliswaar
soms niets met de A. R. beginselen hebben
uit te staan, maar niettemin een zeer
groote rol spelen, daar weet men
in den regel niets of veel te weinig van.
En als de gekozenen dan later hun stem
uitbrengen op een wijze, die velen niet
aanstaat, dan verwijt men het die mannen
dan komt soms de gedachte op, wel eens
uitgedrukt als: „Een kat in den zak ge
kocht". Dan schuift men de schuld op
die mannen, die daar eerlijk naar hun
overtuiging hebben gesproken en gestemd.
Maar men vergeet, dat de fout- ergens
anders ligt, dat die veel verder terug ligt;
dat die fout is te vinden bij de eandidaat-
stelling.
Laten we eens een voorbeeld nemen.
De samenvoeging van kleine gemeenten
tot één groote gemeente is voor velen
een teere zaak. Men heeft wel eens hooren
verluiden, dat bij Gedeputeerde Staten een
onderzoek daarnaar aanhangig is en dat
plannen in dien geest worden beraamd.
Stel, dat op een gegeven oogenblik zulk
een zaak in de Provinciale Staten in be
handeling komt.
Ik weet zeker, dat de Anti Rev. platte
landsbewoners op grond van hun program
van beginselen verwachten, dat onze man
nen die samenvoeging zullen afkeuren,
niet zullen verdedigen en aan een desbe
treffend voorstel hun stem niet zullen
geven. Maaris men daar wel zoo zeker
van? Als het eens anders liep, zouden dan
weer niet achteraan klachten worden ge
hoord over hen, die niet handelden, zoo
als men gaarne had gezien?
Het kan en voor meer eenheid moet het
anders worden. Die partij moet aan de can
didaten, die zijn genoemd, voordat over
hun plaats op de candidatenlijst wordt ge
stemd, een vragenlijst voorleggen, waar
op behalve een instemming met het pro
gram van beginsel ook wordt gevraagd
naar bun meening omtrent aangelegen
heden „welkte bij- een groot of overgroot
deel der kiezers een bijzonder voor
name plaats innemen. Men moet,
veel meer dan tot heden het geval is, van
te voren weten, wat men aan zijn can
didaten heeft, om te voorkomen, dat men
achteraf met onrechtvaardige verwijten
komt aandragen. En deze methode be
hoeft geenzins te lijden tot belangenpoli-
tiek. Het is mijn vaste overtuiging, dat
in deze richting veel goeds zou kunnen
worden bereikt en dat o-p deze wijze nog
verdere partij-splitsingen kunnen worden
„Op mijn eer, Norman, je verslaat juf
frouw Estelle met evenveel kracht-, alsof
je een politiek debat houdt. Men zou den-
kene, dat je lang genoeg in goed ge
zelschap verkeerd hebt om te weten, dat
deze stijl niet is geoorloofd in discussie
met dames".
„Als vrouwen bokshandschoenen aan
trekken en bun gelaat vertonnen in het
worstelperk, dan dagen zij uit tot een
ruwe behandeling en zijn slechts zelden
teleurgesteld. Ik heb genoeg van -die haly-e
oppervlakkige geleerddoenerij, in 't bij
zonder van dat soort, dat zich openbaart
in kleinzielige kritiek".
Meneer Murray boog zich voor zijn nicht
terwijl hij dit zei en hernam zijn geliefr
koosde houding 'bij den haard.
„Tante Ellen, zou ik u in overweging
mogen geven om hem te laten overdoopen
'en hem den naam te geven van „Le Hu-
tin", zcoals men Lodewijk X van Frank
rijk noemde en wat vrij vertaald betee-
kent: „De Twistzoeker". Wat zegt ge er
yan Norman?" -En meteen ging zij naar
(haar neef toe en ging naast hem zitten.
„Diat het een zeer slechte politiek is
om 'de bokshandschoenen van iemand an
ders te leenen. Ik hoorde eens, ho-e Edna
,Earl dezelfde opmerking maakte tegen
Gordon - Leigh met betrekking tot mijn
beminnelijk humeur".
Zij lachte luchtig en antwoordde:
voorkomen. Ja, ik ga zelfs nog verder.
Zou het niet een middel kunnen zijn om
zéér nauw verwante Christelijke partijen
weder tot één partij te hereenigen? Zou
het schaden, als op één candidatenlijst
personen voorkwamen, die hoewel de grond
beginselen eenparig toegedaan, in andere
belangrijke kwesties afwijkingen ver-
toonen. Immers, neen; thans is dit toch
ook het geval en nu heeft men veelal
het nadeel van niet op de hoogte te zijn
van dergelijke afwijkingen.
In geen enkel opzicht strijd ik hier voor
nog meer strijd; integendeel, klaarheid
en waarheid zijn onze leuze, maar meer
voeling tusschen kiezer en candidaat, meer
bekendheid met elkanders wenschen en
'verlangens is hard noodig in het belang
van de Christelijke partijen in het al
gemeen en van onze Anti Revolutionaire
ftartij 'in het bijzonder.
St Laurens. J. Wi. VAN 'tHOFF.
J i—fmutfgggmf
Een zenuwstillend middel
dat aan Uw zenuwachtigen toestand een
einde .maakt en dat gejaagdheid, onrust
en slapeloosheid doet ophouden, is een
koker Mijnhardt's Zenuwtabletten. Prijs
75 ct. Bij apoth. en drogisten.
De val van het kalifaat.
De Kalief is uit Constantinopel naar
Zwitserland vertrokken, gezien den uit
slag 'der stemming in de Turksche Na
tionale Vergadering.
Des nachts hadden de wali van Kon-
stantinopel en de directeur-generaal van
politie zich naar 'het paleis van Dom-
bagdsje begeven, waar zij den Kalief .ge
lastten op den troon plaats te nemen.:
Daarop lazen zij het besluit tot zijn ont
troning voor en bevalen hem van deft
troon te dalen en toebereidselen te ma
ken tot zijn onmiddellijk vertrek. Een
uur Later werd de kalief met jijn beide
vrouwen en zijn zoon per auto naar
Tsjataldsja gebracht, waar een extra-
trein gereed stond om het gezelschap
naar Zwitserland te brengen.
Korte berichten.
De gemeenteraadsverkiezingen te
Hamburg en ommelanden hebben een ne
derlaag voor de sociaal-democraten ge
bracht. Zij verliezen niet minder dan 27,
zetels. De communisten winnen er 6 en
de gezamenlijke rechtsche partijen 18.
Het Engelsche. ministerie voor In-
dië meldt, dat bij de onlusten in den
staat Nablia op 22 Februari 21 dooden.
gevallen zijn. Er werden zeven honderd
personen gearresteerd.
De Bulgaarsche regeering heeft 200
personen laten arresteeren onder ver
denking, dat ?ij door het uitlokken van
grensincidenten den vrede op den Bal
kan in gevaar brachten.
In den omtrek van Salzburg is een
troep arbeide.rs door een lawine over
vallen. Drie arbeiders zijn omgekomen.
Volgens te New-York ontvangen be
richten heeft er op Costa Rica een ern
stige aardbeving plaats gehad. San Jose
moet geheel verwoest zijn. Volgens de
ontvangen berichten, die echter nog niet
nader bevestigd zijn, moet er een groot
aantal menschenlevens te betreuren zijn.
Het officieele resultaat van de volks
stemming in Beieren is, dat er uitge-
„Jij, luistervinkje spelen? Van al de
heeren, die ik ken, zou ik denken, dat jij
de allerlaatste zou zijn, die je met zoo iets
zou kunnen vermaken".
„Juffrouw Estelle", viel Allston in, „is
dit jullie eerste, tweede of derde Punische
oorlog? Jij en Norman, of liever mijn
neef „De twistzoeker", schijnen een ge-
regelden strijd te voeren".
„Ik heb nc-oit een vredesverdrag met
hem gesloten, meneer, en dientengevol
ge houd ik geen register van onze woor
denwisselingen".
„Clinton, er is een chronische oorlog,
tusschen ons, waarvan de oorsprong ver
der reikt in 't verleden, dan mijn geheu
gen. Maar op het oogenblik wendt Es
telle al baar vernuft en geestkracht aan
ten mijnen behoeve, om een herhaling
te krijgen van de oude „Papia Poppae",
die Augustus slingerde naar de hoofden
van alle vreedzame, gelukkige vrijgezel
len- Voor de eersle maal gedurende het
gesprek keek Edna op naar Estelle, want,
hoe weinig zij ook van haar hield, zoo
betreurde zij toch deze beleediging; maar.
haar medelijden was volkomen verspild
en zij was verwonderd haar kalm te zien
glimlachen.
(Wordt vervolgd).