3\o 78 Woensdag S Januari I9S4
38e Jaargang
LEVENSLEED.
Buitenland.
A
A
A
Drukkers-Exploitanten
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 6870, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie nó. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg1. Tel. no. 259
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f3.
Losse nummersf0.05
Prijs der Advertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 et.
Bij abonnement belangrijke korting.
ONZE STAATSSCHULD.
Wanneer wij va.n onze nationale
schrikt spreken, moeten wij onder
scheid maten tusschen vl 6 11 e n d e
schuin en gevestigde schuld.
De vlottende schuld wordt gevormd
door de uitgifte van schatkistpapier,
en sinds 1914 ook van zilverbons,
welke uitgifte noodzakelijk is om den
Staat aan kasmiddelen te helpen.
Er is ook een gevestigde (gefun
deerde) schuld, gevolg van lëeningen,
in den loop der jaren door den Staat
aangegaan.
Eigenlijk behoort- de Staat alleen
te leenen voor pro drictieve uitga
ven, dat wil zeggen die wat •opleve
ren; zooals bijvoorbeeld het graven
van kanalen, het kanaliseeren van ri
vieren, aanleg en verbetering van we
gen, tram- en spoorwegen. Maar in d'e
praktijk is 't andiers.De Staat leent'
alleen, of lieve.r steeds, wanneer hij''
geld noodig heeft. Zijn Ipening-poli-
tiek is een .kaspolitiek.
Wijl echter het geleende moet afge
lost, worden en er rente van betaald
moet worden, dient de Staaf voor
zichtig të zijn. Immers wanneer de uit
gaven de inkomsten overtreffen,
wordt met. ieder ja,a.r het evenwicht
in de Staatsfinanciën meer verbroken.
Hoe kwam de Staat aan de geves
tigde schuld
ln 1798 werden de geldmiddelen
van de republiek der Vereenigde Ne
derlanden nationaal verklaard, dat
wil zeggen niet meer elk gewest af
zonderlijk zorgde voortaan meer voor
zijn huishouding, doch het werd nu
een geheelalles kwam om zoo te
zeggen in één pot. De Staat trad op.
Deze alleen werd schuldenaar (de
biteur) en niet meèr, zooals vroeger,
elke provincie. Deze verbinding van
schuld was niet in het belang der
kleine provincies, want. Holland liad
het meeste schuld'.
Deze schuld nu, welk'e sedert 1798
is blijven, bestaan, of gevestigd (ge
fundeerd) heet gevestigde of ge
fundeerde schuld.
In 1809 kwam daar het Grootboek
bij. Als men in dat grootboek was
ingeschreven, was men crediteur
senuIdeis chefvan den Staat, die
hiervan bewijs gaf door uitgifte van
papieren „Werkelijke Schuld". Maar
in de nieuwe Grootbóekwet is het
woord werkelijke" vervangen door
„nationale". Men spreekt dan ook,
sinds 1913, van Nationale Schuld.
In 1813 kwam. er een wet tot stand,
tot „herstel der Nationale Schuld en
vinding der fondsen, benoodigd ter
stijving Van 's lands kas", welke wet
wordt genoemd de grondslag van het
Nederlandsche financiewezen. Zij was
vrucht van de tierceering der staats
schuld, welke Napoleon in 1810 had
gedeoretèerd, waardoor de rente op
de Staatsschuld met tweederden ver
minderd werd. Dan, de wet va,n 1814
riep dit deel der schuld als „uitge
stelde" schuld weer in het leven, en
noemde het een derde deel de „wer
kelijke" schuld. Alle schuld, rente van
een en een. kwart, tot zeven ten hon
derd, werd in 2V2 pet, „geconver
teerd", en elke bezitter van f 2000
werkelijke schuld kon er f 4000 uit
gestelde schuld bij krijgen, mits hij
1100 aan den Staat 'cadeau deed.
Van de werkelijke schuld (in totaal
600 millioen gulden) zou jaarlijks 4
millioen gulden 'worden afgelost, ter
wijl dan een zelfde som uitgestelde
schuld (in totaal 1200 millioen gul
den) werkelijke zou worden.
De bijbetaling van f100 bracht 28
miljoen in de Rijksschatkist. JDoch,
helaas, Napoleon kwam nog in dit
zelfde jaar 1813 terug,'en toen was
ook dii gestorte bedrag spoedig ver
zwolgen. Steeds meer gingen de'finan
ciën achteruit; leenihg op leening
werd gesloten, en ook het amortisatie
syndicaat, in 1822 opgericht ter be
vordering der schulddelging, vermocht
niet het gat te stoppen.De oorlog
met België kwam den toestand schier
onherstelbaar verergeren. En toen nu
in 1839 de vrede te Darijs gesloten
werd, had 'het Rijk een schuldenlast
te torsen van 22Ó0 miljoen! Het bo-,
vengenoemde syndicaat werd dan ook
opgeheven.
De reddende man- scheen te zullen
worden de minister F. A. v. Hall,
die een gedwongen leening van 127
miljoen tegen 3 procent wist door
te drijven. De Koning (Willem II),
Prms Frederik en andere leden zij
ner familie, namen hiervan ongeveer
een tiende voor hunne rekening (elf
miljoen.) Met dit bedrag, ruim
127 miljoen werd de achterstand der
laatste vier jaren aangezuiverd, ter-
wiji de schuldbrieven werden gecon
verteerd (de 5 en 4 Va procents wer
den tot 4 pr c nis'eruggebrachi) Toch
was het evenwicht in het staatsbud
get hiermee bij lange 11a niet hersteld.
Doch gelukkig, de batige sloten uit
Indië brachten uitkomst, en zoo kon
een groot, deel der staatsschuld wor
den geamortiseerd.
Thans is, gelijk „De Rotterdam
mer" dezer dagen aantoonde, de loop
der schuld der laatste jaren alsvolgt:
1914 f 1.143.200.000
1915 - 1.406.291.350
1916- -1.508.191.600
1917 - 1.609.431.700
1918 - 1.850.587.950
1919 - 2.182.912.250
1920 2.557.377.950
1921 - 2.490.166.200
1922 - 2.728.319.550
Hierbij is nog op te merken, hoe
de vlottende schuld, welk'e 1 .Janu
ari 1923 f380 millioen bedroeg, in
Januari 1914 alleen bestond uit een
voorschot hetwelk door de Neder-
landsche Bank verstrekt was, groot
f 13 millioen; sch'atk'istpapier en zil
verbons waren niet in omloop.
Op 1 November i.I. was de gecon
solideerde schuld als volgt samenge
steld
Leening 1923A 6 pet. f 100.000.000
1922A 6 -150.000.000
1922B 6 -150.000.000
1919 5 -311.739.600
1918 5 - 327.820.000
1917 41/2 -470.421.000
1916- 41/2 -122.819.000
1916 4 - i22.460.000
Nationale Schuld 31/2 - 41.990.300
3 - 437.941.800
21/2 -553.146.450
f 2.788.338.150
Bij dit laatste bedrag behoort te
worden aangeteekend, gelijk bij dat
van 437 miljoen, dat hiervan ruim
62 'miljoen ten laste komt van Indië.
De leeningen 1916, 1917, 1918 en
een gedeelte der leening 1919 worden
gefinancierd uit, het „Leeningfonds
1914". Dit. zijn de z.g.n. crisislee-
n i 11 g e n, waarvan de renten en de
aflossingen moeten bestreden worden
uit de inkomsten van het Leening
fonds.
FEUILLETOM.
15).
„Als u niet mijn moeder was,zou ik
zeggen, dat u een candidaat was voor
een idioten-inrichting, maar daar deze
liefelijke neigingen als erfelijk beschouwd
worden, wil ik liever deze vergelijking
niet maken, jammer voor haar, inderdaad!
Ik wil wedden, dat u binnen zes weken
't grootste verdriet zult hebben van deze
liefhebberij. Op een goeden morgen zult
u zich de oogen openwrijven pn bevinden
dat uw gunstelingetje Verdwenen is,
evenals uw zilveren vorken en le
pels, uw juweelen en wat er maar ver
der is".
Edna voelde van verontwaardiging het
bloed naar haar hoofd stijgen en haar
wangen branden, en daar zij- niet zonder
hulp kon loopen, en huiverend om een
gesprek aan te moeten hooren, dat niet voor
haar ooren bestemd was, hoestte zij ver
scheidene malen om de aandacht van de
sprekers te trekken, maar klaarblijkelijk
zonder eenig resultaat, want opnieuw klonk
de luide stem van den zoon boven het
zachte geluid der moeder uit.
„Een vroom en godvreezend kind zegt
u? Ean zweer ik u, dat mijn horloge niet
veilig is in mijn vestzak, en dat ik met
den sleutel van het kistje, waarin ik mijn
kostbaren edelsteen heb geborgen, om
mijn hals gebonden, zal gaan slapen. Een
politieagent van Parijs zou uw kleinoo-
dieën niet meer willen verzekeren, evenmin
de mijne. Spreek er met mij. niet over,
dat zij door een hoogere Voorzienigheid
in uw handen gekomen is, als u tenminste
van mij geen woorden wilt hooren, waar
van u mij zoo dikwijls gezegd hebt, dat
zij u diep griefden".
Daarop volgde een ernstige vermaning
van mevrouw Murray, waarvan zij slechts
enkele woorden kon verstaan, en nog eens
viel de zware, luide, bittere stem in:
„Tusschenbeiden komep? Pardon, moe
der, ik vind het veel te interessant om
op een afstand te kunnen gadeslaan hoe
die kleine schelm haar spel uitspeelt, 'tls
natuurlijk uw zaak, maar u zult het mij
toch wel veroorlooven het geval amusant
te vinden, niet waar" En u zult het met
uw gewone lieftalligheid mij wel willen
vergeven, als ik er wat zorgeloos onder
gestemd mocht zijn bijgeval, en denken:
„het sop is de kool niet waard".
Boe komt u er toch aan te denken, dat
Rechi? betrekkelijk.
Naar aanleiding van onze opmerking,
„dat rfi zonneklaar is aangetoond, dat
„de mannen van 26 October den regee-
ringswagen zóó muurvast in het moeras
hebben gewerkt, dat gewone middelen,
cm hem weer op den weg te brengen, niet
meer baten", schrijft „De Nederlander".
„Wat hebben die mannen dan gedaan,
dat niet. mocht? De gewone wegen, bij
een wetsverwerping zijn, dat de regeering
óf de zaak laaf rusten, óf een gewijzigd
ontwerp indient, óf heengaat, Ben zeer
ongewone weg is, ook al gaat het geheele
Kabinet heen, dat aangekondigd wordt dat
elke minister, individueel, zijn aanblijven
afhankelijk stelt van de aanneming "van het
wetsontwerp. Nóg meer ongewoon is, daf
hij, die het wetsontwerp moest verdedigen,
in een door hem geredigeerddagblad,
hetwelk tevens partijblad is, dus op in
stemming rekent van heel de partij, te
kennen geeft, dat „rechts" niet meer in
samenwerking kan optreden, vóórdat de
„tegenstemmers", die toch slechts van hun
©vervreemdbaar recht gebruik maakten,
cp de een of andere wijze schuld hadden
bekend".
Op de opmerking, over ons hoofd heen,
aan het adres van „De Standaard", gaar,
wij niet in, wij volstaan met de mededee-
ling, dat wij zeiven in ons noi. van 27
Oct., dus .vóór „De Standaard" in Zeeland
verschenen was, ongeveer hetzelfde heb
ben vastgesteld; natuurlijk evenmin als
„Die Standaard" hierbij op instemming re
kenende, op zoo iets toch heeft niemand
recht.
Doch „De Nederlander" knoopt aan hare
verdediging der tien dissidente Rechtschen
nog een opmerking vast, dat zij niet alleen
niets misdaan hebben, maar hun recht
uitoefenden, toien zij tegenstemden.
Dit zij in betrekkelijken zin de redactie
of liever den hooggeachten schrijver, toe
gegeven. Recht hadden deze menschen ze
ker, gelijk ieder liet recht lreeft om van
meening te veranderen. Maar deze heerén
hadden dat recht niet, sedert zij- hadden
ingestemd met een program, waarop wel
enkele punten voiorkwamen, waarbij re
serve was gemaakt, doch tot welke punten
niet behoorden het vlootwet-ontwerp en
de Bezuiniging, om zonder voorafgaande
blootlegging van hun veranderd stand
punt op deze beide punten, de regeering
te verrassen met hun „tegen".
Recht hadden zij derhalve om tegen
te stemmen, doch 't was een betrekkelijk
recht.
Wij zouden wel willen, dat het desbe
treffend stuk, waaruit de waarheid onzer
bewering en derhalve de juistheid onzer
conclusie blijken kan, en welk punt o.a.
door de drie voorzitters namens hun cluba
is geteékend, gepubliceerd werd.
Doch al geschiedt dit niet, de meest
op den voorgrond getreden tegenstemmer
van het Vlootwetontwerp heeft reeds (20
No-v.) verklaard, dat in het werkpro
gram ook de behandeling van
het Ontwerp Vlootwet zeer con
creet en zonder voorbehoud op
genomen (was).
Overigens leze men in „Dte Standaard"
van 15 Diec. het artikel „De Zondebok",
en in dat van heden: „Ten besluite".
De aanhouder wint.
Op het menu, dat aan de leden van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers
op zijn jaarlijksche algemeene vergadering
werd verstrekt, prijkte vrij regelmatig als
een bij uitstek fijn gerecht het voorstel,
om den Bond aan te sluiten bij het N. V. V.
Voor menigen rooden broeder in den
ik mij om haar godsdienst zou be
kommeren? Zij kan wat mij betreft de
geschiedenis van den geheelen Bijbel door
gaan, vanaf het mosterdzaad tot dat, wat
betrekking heeft op mijn persoon, en dan
kunt gij u daarover verheugen om mij
als de verloren zoon te zien terugkeeren
„Norman, mijn zoon; beloof mij niet
meer te spotten met haar godsdienst ©f
er op te schimpen; doe het tenminste niet
in haar bijzijn", zoo smeekte de moeder.
Een luide lach, waaraan evenwel alle
ware blijheid vreemd was, weerklonk en
drong ook door tot Edna's ooren, hoewel
zij ze met haar vingers had dichtgestopt
en haar gelaat in het vensterbankkussen
gedrukt had.
Het was niet mogelijk, 'nog langer te
twijfelen aan de identiteit van den vreem
deling: de inscriptie op het „schutblaad
je" luidde „N. A. M."; en zij wist, dat
zij in den zoon van haar vriendelijke wel
doenster de eigenaar van haar D&nte had
gevonden en de man, die haar grootvader
had uitgevloekt, omdat hij- te langzaam
naar zijn zin het paard voor hem be
sloeg. Als zij slechts, een uur eerder had
kunnen weten, dan zou zij dit aanbod heb
ben afgewezen, dat, nu aangenomen, niet
meer veranderd kon worden, of zij moest
Bond en zij zijn niet weinig in ge
tal! was dit het attractiepunt, het
neusje van den zalm.
Zich te mogen neervleien in de teedcre
armen van Stenhuis, ziedaar het lang
gekoesterde ideaal, dat menig Ossendor-
piaan zich had voor oogen gesteld.
Toch kon het, ondanks veler hevig be-
ge-eren, tot heden niet tot feitelijke aan
sluiting komen. 1
Het gezond verstand, dat ten slotte
ook een woordje meespreekt, was zich
zeer wel bewust, dat, zoodra de Bond
in het N. V. V. zou worden opgenomen,
de rechtervleugel onmiddellijk den troep
zou verlaten.
En aangezien er met den Bond, op
het voetspoor der S. D. A. P., in het be
lang van de taktiek op 'liet stuk der1
beginselen te redeneeren valt, bleef tot
heden een beslissing uit.
Niemand geloofde echter, zoo dikwijls
de algemeene vergadering zich had uit
gesproken, dat met een vernieuwde af
wijzing de zaak van de baan was.
Was een voorstel tot aansluiting ver
worpen, terstond was de baan voor een
krachtiger poging vrij.
De ervaring leert nu, dat de speculanten
op de toekomst goed zagen.
Ditmaal werd een voorstel van de Af-
deelingen Amsterdam, Emmen, .Enschede,
Lonneker, den Haag en Schoten, vragende
dat de Bond zich zou aansluiten bij het
N. V. V., aangenomen met ongeveer 200
tegen 36 stemmen.
Was de vriendschap tusschen beide
sinds jaren al groot, met 1 Mei 1924
zal de band officieel zijn gelegd.
De aanhouder wint!
i
Ossendorp wegbereider.
Wat. mag, nadat men in jaren van» ge
regelde actie er niet in slaagde het be
oogde do-el te bereiken, toch van dezen
plotseling-en ommekeer de oorzaak zijn?
Wie kennis neemt van liet openings
woord van den heer Ossendorp, den
voorzitter, kan dienaangaande niet in het
duister tasten.
Handelende over de plannen van den
heer Colijn ten aanzien van het bekende
art. 40, moet de heer Ossendorp volgens
een verslag hebben opgemerkt, „geens
zins te vdll-en zeggen dat de heer Colijn
zich niet stoort aan God en Zijn gebod,
maar wel dat hij zich niet bekommert
over wet en recht. Hij zou met zijn ster
ken arm eenvoudig art. 40 op zijde zetten.
Met hand en tand zullen wij, zeide spr.,
ons daartegen verzetten en alles doen
wat wij kunnen om dit te voorkomen.
De gevoerde actie werd liet. stevigst in
gezet door de A. C. 0. P., doch de voe
dingsbodem voor deze actie, meer spe
ciaal wat 'betreft de verslechtering van-
do salarissen der onderwijzers en van
het onderwijs, -werd gelegd door het
N. V. V. en de S.D.A. P., geholpen door
den Bond van Nederl. Onderwijzers-. Voor
spr. was het een bezwaar, dat hij de
demonstratie de Bond feitelijk kwam als
gast, terwijl deze er toch feitelijk bij be
hoorde".
Het zijn dus de bezuinigings
maatregelen die den Bond ertoe
brachten kleur te bekennen en ook voor
het oog der wereld hart en hand te schen
ken aan het N. V. V.
Wat de beginselen nimmer konden tot
stand brengen, verricht 1111 de vrees voor
de portemonnaie.
Het materisele boven.
Vooral van de zijde der mannen van
het openbaar onderwijs wordt, zoodra de
het feit mededeelen, dat zij het heele ge
sprek gehoord had. En ook het vooruit
zicht, van met hem onder één dak te le
ven, hoe zou zij dat ooit kunnen verdra
gen, een man die zij zóó verafschuwde en
vreesde? Die herinnering aan den afkeer,
dien haar grootvader van hem had, ver
grootte nu nog de hare. En als zij over
dacht op welk een beleedigende wijze hij
zich over haar uitgelaten had, dan kende
haar verontwaardiging geen grenzen en
met het schaamrood op haar wangen mom
pelde zij tusschen haar tanden:
„Ja, grootvader, hij is wreed en een
zondig mensch; en ik zal nooit tot hem
op kunnen zien of tof hem spreken! Hoe
durfde hij mijn lieven, ouden grootvader
zóó te beleedigen! Hoe zal ik ooit ont
zag voor hem kunnen, hebben?, als hij
zelf niet eens het minste respect voor
zijn moeder betoont? O, ik wenschte wel,
dat ik nooit hier gekomen was! Ik zal
hem gltqd haten!
Op dit oogenblik kwam Hagar de kamer
binnen en kwam haar weer te bed liggen;
en toen zij de opwinding merkte, die Edna
niet vermocht te verbergen, zeide zij ern
stig, terwijl zij de vingers op de pols van
het meisje hield:
„Wat heeft je zoo geschokt? Je wangen
regeering op- kasten van onderwijs be
zuinigen wil, uitgeroepen dat zulks on
toelaatbaar is.
Wie de cuitureele goederen, i.e. het
onderwijs, aanrandt, doet een aanval op
ons edelst bezit, wordt door hen be
weerd.
Jammer maar, dat deze strijders voor
het ideëele zoo weinig ernstig kunnen
worden genomen.
Als het „gaat om bezuiniging op
eigen salaris schroomt men niet zich'
met verbluffende meerderheid te werpen
in de armen van- het 'N.V.V., dat het
platste materialisme predikt.
Niet het ideëele, maar het materieele
voert bij dezulken den boventoon, zooals
maar al te duidelijk blijkt.
A
Vanwaar het gevaar?
Herhaaldelijk is de stelling verdedigd,
als zou de tegenwoordige Lager Onder
wijswet met hare financieele gelijkstelling
oorzaak zijn van de achteruitzetting der
openbare school.
In welke kringen dergelijke opinie
heerscht, behoeft nauwelijks nader om
schreven.
Elke poging echter die w-erd gedaan
om de juistheid dier stelling te bewijlzen,
leed schipbreuk op! het beginsel der wet
zelf, die geen bevoorrechting der bij1-
zondere school kent.
Tóch geven we toe, dat de positie
der openbare school voortdurend ver
zwakt. Wie daaraan meewerken?
Naar onze meening vooral zij, die het
luidst roepien over snoode miskenning
van het openbaar onderwijs.
Ook de vergadering van den Bond
van Nederl. Onderwijzers, waar het be
sluit werd genomen om toe te treden
tot het N.V.V., zal haar onaangename
gevolgen met zich brengen.
Niet de tegenstanders, maar de
voorstanders van de openbare school
brengen haar dë grootste schade toe.
Van dié zijde dreigt gevaar.
Poincaré ontstemd.
Er was aangekondigd, dat Poincaré een
nieuwjaarsrede zou houden voor Enge
land, welke rede draadloos te Londen
Zou worden opgevangen. Zondag werd
medegedeeld, dat dit niet geschieden zal.
Mep vraagt zich af, wat hiervan de oor
zaak kan zijn en de Parijsche correspon
dent van de „Express" verneemt, dat
Poincaré er over verstoord is, dat de
Britsche regeering aan de pers den in
houd van het gesprek tusschen den Fran-
schen premier en den Duitsclren zaak
gelastigde te Parijs heeft medegedeeld»
Van zijn verstoordheid geeft hij thans
blijk, door geen Nieuwjaarsgroet naar En
geland Je zenden.
Hoog water in- Frankrij'k.
Het water der rivieren in Frankrijk is
zijn gloeiend heet; je bent veel te lang op
gebleven. Is er een poosje geleden ook
een heer hier binnen geweest?"
„Ja, de zoon van mevrouw Murray"
„Heeft mijn meesteres je ook gezegd,
dat je hier moet blijven, en je hier je op
voeding kunt krijgen?"
„Ja, zij bood mij aan voor eenig© jaren
voor mjj te zoirgeii".
„Nuik ben blij, dat het vastgesteld is,
dus kun je blijven; want je kunt voor
mevrouw Murray nog een troost zijn in
haar leven, als je je voorneemt, haar ge
noegen te willen doen."
Daarop zweeg zij en begon de kamer op
te ruimen, en Edna, zich het verzoek van
mevrouw Murray herinnerend, het per
soneel niet tot spreken aan te moedigen,,
keerde het hoofd naar den muur en sloot
de oogen. Maar voor ditmaal had Hagar
haar gewone stilzwijgendheid en geslo
tenheid aan den kant geschoven en zicih
over het ledikant buigend, zeide zij haas
tig:
„Luister naar mij, mijn kind, want ik
houd van je rustig, geduldig optreden,
en daarom wilde ik je een vriendelijke
waarschuwing geven; je bent een vreem
deling in' dit huis en zou in moeilijkheden
kunnem komen. (Wordt vervolgd).