11E ZEEUW TWEEDE BL&P. LEVENSLEED. Gemeenteraad van Middelburg. FEUILLETON. meenten", die, reeds jarenlang voor de communale belangen strijdende, alle'ngs het meerendeel der gemeentebesturen als lid zag toetreden. En temeer waar deze Vereeniging aan de thans zoo brandende kwestie reeds volle aandacht had geschonken, kon de beslissing niet moeilijk zijn. Z ij alleen kon in aanmerking komen, zij was in dit geval d e aangewezene. Én met' prijzenswaardige bereidwillig heid stelde zij zich beschikbaar om de actie te voeren. A Prov. Staten van Zeeland. Het Sanatorium „Zeeland". Het voorstel om in plaats van een garantie een subsidie voor het sanatorium 'te geven van 25 cent per patiënt en per verpleegdag, gaf aanleiding tot zeer uit voerige besprekingen in de afdeelingen.' Ged. Staten betreuren hot, dat zoovele leden gemeend hebben, zich hun stem te moeten voorbehouden. Hierdoor wordt het voor hun college bezwaarlijk, hun hou ding ten opzichte van deze aangelegen heid te bepalen. De heer Wallien wees op het gewijzigde standpunt van Ged. Staten en hij vroeg of dat een gevolg is van de nieuwe1 stuwkracht in het college van Ged. Sta len en hij betreurt het, dat reeds zoo spoedig een der zetels in het Ged. college onbezet is geworden. Als dit voorstel van Ged. Staten echter wordt aangenomen* bestaat ei' geen schijn van kans dat liet sanatorium er komt. Hij meent dat er genoeg bepalingen zijn Ie maken, waar door Ged. Staten afdoende controle kun nen uitoefenen, dal. er een zuinig beheer za.l plaats hebben. De provincie moet ook medewerken'den gezondheidstoestand zooveel mogelijk te verbeteren. Het is de plicht der provincie* den misstand op te heffen, dat de Zeeu wen niet verpleegd kunnen worden, waar dat wel wenschelijk zou zijn. Hij noemde verder verschillende bezwaren op, welke aan de tegenwoordige verpleging verbon den zijn, om nogmaals op de noodzake lijkheid van den houw van een sanatorium in Zeeland aan te dringen. Hij wil liever een neutraal dan geen sanatorium. Er kunnen verschillende bepalingen worden gemaakt, waardoor aan godsdienstige be zwaren wordt tegemoet gekomen. Het ant woord van Ged. Staten heeft hem teleur gesteld, omdat deze van de leden eischen, dat zij reeds in de afdeelingen hun stem moeten bepalen. De openbare behandeling dient niet om voor de tribune te spreken* doch om door uitwisseling van gedach ten tot, een bepaald besluit tc komen. Spr. stelde ten slotte voor, het verzoek van de vereeniging toe te staan, onder nader door Ged. Staten te stellen voorwaarden. De heer Moelker is ook overtuigd van het nut van de totstandkoming van een sanatorium in Zeeland. Hij wees evenwel op het bezwaar van het geven van een hypotheek en wilde een subsidie toeken nen. Garantie kan te zwaar worden voor de provincie. De heer Brandsma gelooft niet, dat het op den weg der provincie ligt, mede te werken l.qt oprichting van een Zieken huis. Er zijn reeds inrichtingen voor tb.c.-bestrijding te Middelburg en Dom burg. Wij moeten toch om de financiën denken. Als andere vereenigingen worden opgericht moeten wij die dezelfde borg stelling geven. De sommen worden dan zóó hoog, dat zij voor de provincie niet meer te betalen zijn. Subsidie per bed acht hij het beste. Hij wees er op, dat ook door wijlen dr Merckèns er op gewezen is, dat een ziekenhuis geen algemeen provin ciaal belang is. Het spijt hem, dat hij dhr. Wallien niet kan steunen. De voor waarden welke Ged. Staten voorstellen voor de subsidie, acht hij wel wat een voudig. Hij merkte ook op, dat het be stuur van dit sanatorium zoo overwegend zit in linksche handen, wat hij eveneens bezwaarlijk vindt. Eenige statuten-wijzi ging is wel gewenscht. Hij gelooft, dat als de subsidie niet zou gegeven worden, liet sanatorium er toch wel zal kunnen komen. De heer Vienings is voor het voorstel van Ged. Staten. Hij zeide, dat de des kundigen het er niet over eens zijn dafc' verpleging in een sanatorium de beste is. Er kan best in de toekomst een andere verpleging vjprden noodig geacht. Hij noemt het voorzichtig, dat Ged. Staten subsidie per bed willen toekennen. Deheer Lindeijer gaat nog eens in het kort de geschiedenis van de oprich ting der vereeniging „Sanatorium Zee land" na en wees op het goede doel hetwelk deze vereeniging beoogt. Wat het verzoek betreft, achtte hij het risico voor de provincie niet groot en zeer belangrijk verminderd, omdat de bedden van het sanatorium bijna alle doorloopend bezet zullen zijn. Hij wees op de groote kosten zoowel in tijd als geld voor de familieleden die thans patiënten in sanatoria in verschil lende deelen van het land hebben. Deze kosten zullen verminderen als er een sa natorium in onze provincie komt. Op elk ander gebied wordt door de provincie veel meer gedaan dan op het gebied der volksgezondheid. Het offer dat hiervoor van de provincie wordt gevraagd is niet te gróót. Hij trachtte de bezwaren te weerleggen van de heeren Moelker en Brandsma. Dat deze zaak niet op den w.eg der provincie zou liggen, ontkent hij ten sterkste. Trouwens als dat het geval is, moeten wij ook de subsidie van 25 cent per bed niet toekennen. Hij geloofde ook niet als dat sanato rium er komt, er nog andere sanatoria^ zullen worden opgericht. Die bezwaren noemt hij vrijwel overdreven. Ook noemde hij. het argument gezocht, dat patiëntén uit de middengroepen daar niet verpleegd zouden kunnen worden. Als de hoer Brandsma meent dat het bestuur eenzijdig links is samengesteld* dan komt dat omdat niet voldoende rechtsche leden toetreden. Tn antwoord aan den heer Vienings zeide de heer Lindeijer, dat de zaak reeds aardig aan het particulier initiatief is over gelaten. Ten slotte zeide de heer Lindeijer dat het sanatorium met de subsidie van 25 cent niet is gebaat. Als wij den borg tocht niet geven komt liet sanatorium er nooit. De lieer Welleman was eveneens sterk voor deze zaak geporteerd. Hij behoefde na hetgeen de heer Wallien heeft gezegd niet meer zoo breedvoerig zijn standpunt uiteen te zetten. De oprichting van het sanatorium werd door hem krachtig ver dedigd en wees hij op het verkeerdq standpunt dat men geen sanatorium moet oprichten omdat misschien in de toekomst sanatorium-verpleging niet meer de beste verpleging wordt genoemd. Wij moeten echter niet de tegenwoordige rekening houden en niet met hetgeen de toekomst ons brengen zal, want de wetenschap staat niet stil. Hij is overtuigd dat aanneming van het voorstel geen bijzondere uitgaven voor de provincie medebrengt. De heer Dieieman verdedigt het voor- stol van Ged. Staten. Dit was geen ge makkelijke taak, omdat deze taak was op gedragen aan den betreurden dr .Merckens. Hij wees op hetgeen de provincie reeds op verschillend gebied doet en thans wil len Ged. Staten ook een belangrijke sub sidie toekennen aan een sanatorium. De grenzen tot li oever de provincie mag gaan, zijn moeilijk te trekken. Hij meent dat onze provincie bij aanneming van hef, voorscel van Ged. Staten zoover mogelijk gaat. Hij wees er op, dat wanneer de sub sidie wordt gegeven, de verpleging in een bepaalde richting wordt gedreven, nl. in de neutrale richting. Aan de garantie die de provincie geeft, is een gevaar verbonden. Het. is best mogelijk, dat door het. rijk, uit zuinigheid, een andere methode van verpleging wordt toegepast. Dr Merckens heeft gezegd, dat best mogelijk een verpleging kan komen door serum-inspuiting. Als een andere verpleging komt, zit de provincie met een duur gebouw. Dit zijn de bezwaren, aan garantie-verleening verbonden. Ged. Sta ten' willen wel een eigen sanatorium in Zeeland en daarom willen zij dit op royale wijze steunen. Hij vraagt echter, waarom in alle opzichten op de publieke kas moet worden gesteund. De heer Dieieman zegt, dat nog iefcsj moet worden toegevoegd aan liun voor stel. n.l. „onder voorwaarden, nader door Ged. Staten vast te stellen". De voorzitter verklaarde een voorstan der van het vrije woord te zijn. Hij meenfj, dat de zaak evenwel van alle kanten is belicht en dus op beperking der discussie te moeten aandringen. De heer Wallien repliceerde in het kort en wees .er op, dat wanneer in dezei quaestie Ged. Staten nog een standpunt hebben, dit voornamelijk aan dr Merckens te danken is. ATerschillende bezwaren tegen het ver zoek van de vereeniging ingebracht, wer den door den lieer Wallien nog breed voerig weerlegd. De heer Wallien hoopt, dat er een meerderheid mag gevonden worden voor liet dragen van het risico 'door de pro vincie. De heer Lindeijer verdedigt ook nog in tweeden aanleg het toekennen van een garantie voor liet sanatorium, wat hij in het belang van de volksgezondheid noodig acht. Anders is een sanatorium voor Zee lanti een onmogelijkheid. Als wij geen neutraal sanatorium krijgen, krijgen wij toch zeker geen meerderheid voor oen sanatorium met een uitgesproken kleur. Hij hoopt dan ook, dat het voorstel zal worden aangenomen, wat hij een zaak van groot algemeen belang .acht en een blij vend monument voor onze Zeeuwsclie be volking. Dat is de eenige kans een sana torium in Zeeland te krijgen. De lieer Dieieman beantwoordt namens Ged. Staten nog de verschillende spre kers en bleef aanneming van het voorstel van Ged. Staten aanbevelen. Hierna kwam het eers't in stemming liet amendement-Wallien om het garantie verdrag toe te staan. Dit amendement werd verworpen met 26 tegen 13 stem men. Het voorstel van Ged: Staten werd daarna zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Spoorweg Tholen en West-Brabant Aangenomen. Subsidie Westkapelle. Aangenomen. Verpleging armlastige krank zinnigen. Het voorstel om voor rekening van de provincie te nemen f 20 minder dan de helft van de volgens overeenkomst ver schuldigde verpleeggelden per jaar en per patiënt, de helft van het verschuldigde kleedgeld en van de kosten der rechte lijke machtiging van armlastige krankzin nigen, had in afdeelingen krachtig protest uitgelokt tegen de wijze waarop deze kwestie op de provincie en gemeenten- wordt geschoven. Ged. Staten hand haven hun voorste], hetwelk wordt aan genomen. Begrooting 1923. Aangenomen werd liet voorstel tot wij ziging van de begrooting 1923. Begrooting 1924. Bij de behandeling der voorgestelde wij ziging in de begrooting 1924, werd in de afdeelingen o. a. gevraagd naar de hooge' kosten van de verbouwing van het kantoor van den directeur van den Prov. Stoombootdienst op de Wester- schelde (f8160); toegezegd werd dat het zoo goedkoop mogelijk zal geschieden. Op een vraag of, indien niet met zulke zware autobussen o,p de lijn Middelburg- Wolphaartsdijksche veer werd gereden, de post f7700 voor wegverbetering wel noo dig zou zijn, werd geantwoord, dat de begrootingspost. onafhankelijk is van het rijden met zware autobussen. Tn dit ver band werd tevens medegedeeld, dat het rijk en de provincie in onderhandeling zijn over de verbetering van den 'weg naar bedoeld veer. De volgende openbare vergadering werd bepaald op Dinsdag 22 Januari, des mor gens 10 uur. Begrooting- 1924. Bn de algemeene beschouwingen werd het eerst het woord gevoerd door dhr Cornelisse, die een overzicht gaf van de gehouden gemeenteraadsverkiezing, waar uit z.i. blijkt, dat de kiezers, zoowel man nen als vro-uwen, genoegen hebben in de mocratische richting. Spr meent tegen over rechts, dat zijn partij veel heeft gedaan in liet belang der arbeidersklasse, wat spr door voorbeelden demonstreert;. Spr meent, dat het niet gaat om geloof of ongeloof, maar om voor of tegen de belangén der arbeiders. Spr dringt aan op verbetering der bestrating in de L'an- g:edelft, waar de huizen ook lijden, door het drukke autoverkeer. Spr. wees op de droeve woningtoestan den, die, volgens het ingekomen rap port, nog heerschen te Middel- VAN DONDERDAG 20 DEC. 1923. No. 70 Altijd weer Lothario. Lothario is de man, die in Mul- tatnli's „Max Havel aar" beschuldigd van moord op een zekere Barbertje terecht staiat, doch ontkent en den rechter van zijn eerlijkheid tracht' te overtuigen, wélke betuiging de rech ter evenwel als nieuw punt van aan klacht wegens eigenwaan aangrijpt. Inmiddels komkBlarbertje zelf getuigen, dat Lothario haar niet vermoord heeft, waarop de rechter dezen op dit eerste punt vrijspreekt, doch op het laatste: den eigenwaan hem alsnog veroor deelt tot den strop. Vandaar de spreekwijze „Lothario moet hangen", ook a,ls hij onschul dig is. In een dergelijke droeve positie ver keert» op het óogenblik de Anti-Re volutionaire partij en hare leiders. Zii toch worden als de oorzaken van het ontstaian en den voortduur van de crisis aangeduid. Nu weer beweert een vrijzinnig blad', dat de „Antirevolutionairen door op een on geschikt t ij d stip een zoo on-populair wetsontwerp1 als de Vlootwet te willen doordrij ven de meeste schuld hebben aan de crisis-ellende". Doch de antirevolutionairen heb ben nóch aan de indiening noch aan de doordrijving van het vlootontwerp schuld. Dat ontwerp is aanhangig gemaakt den 3 November 1921. 8e Memorie van Toelichting, alsmede de Memo rie van Antwoord, welke 2 Febr. 1922 werd ingezonden, dragen de ondertee- kening van minister 8e Geer en twee anderen. In laatstgenoemd stuk' wordt betoogd de noodzakelijkheid van voor afgaan (urgentie) van het ontwerp in verband met de financiën. Wh" lezen daar, mede door minister De Geer onderteekend, trouwens in hoofdzaak later.bij het mondeling de bat door hem persoonlijk nog eens herhaald „'Niet toegestemd kan worden, dat de voor de uitvoering van het voor stel noodige uitgaven kwalijk in over eenstemming zijn te brengen met de zuinigheid, 'welke de Regeering na streeft.. Met de voorstanders van het wetsontwerp is de Regeering van mee ning, dat het onverantwoordelijk zou zijn op grond van den ongunstigen staat van 's lands financiën de verde diging f geheei te verwaarloozen. Zoo- als in'de Memorie van Toelichting is uiteengezet en becijferd, zal het voor stel den gewonen dienst der Stai&ts- begrooting nog ©enigszins ontlasten. Sléchts dan zou sprake kunnen zijn van strijd tusschen dit voorstel en de woorden in de jongste Troonrede aan de noodzakelijke zuinigheid ge wijd', indien de mógelijkheid bestond om ten koste Van nog mindere uit gaven een vloot ter verdediging van moederland en koloniën in stand te houden. Deze mogelijkheid bestaat naar de meening der Regeering niet. fn 'het Voorloopig Verslag is dan ook zelfs van een poging om haar aan te toonen geen spoor te vinden." Voor de indiening van het Vlootwetont'werp is derhalve het ka binet .aansprakelijk. Het heele kabi net, met inbegrip van den heer De Geer. Dat de heer De Geer tussch'en liet voorjaar 1922 en den zomer van 1923 van standpunt veranderde, wel niet ten aanzien van de wensdhelij'k- heid' der Vloótwet, doch ten opzichte van de noodzakelijkheid van onver wijlde invoering, doet aan het feit niéts af, dat hij nog in 1922 de Vloot wet noodig en urgent achtte. Pias in de laatste maanden achtte de heer De Geer de vlootwet wel noodig, doch met uitstel der invoering. Voor de doorzetting van het vlootwetontwerp is derhalve het nu afgetreden kabinet aansprakelijk; na tuurlijk' op den heer 8e Geer na, doch'ook minus den heer Colijn, die pas een maand na het heengaan van den heer De Geer, dus nadat het verzoek dér regeering om met de be handeling van het Vlootwet-ontwerp voort te maken bij de Kamer was ingekomen, in functie trad. En wat dp Anti-Revolutionaire Ka,- merclub aangaat, de voorzitter der club mr Rutgers heeft verklaard met niemand over het tijdstip van behan deling der, ATootwët gesprokén te hebben, erf evenals ieder ander bur ger verrast te zijn geweest door het in Juli uitgebroken conflict in den boezem van het Kabinet. Maar in April 1922 heeft dan toch de A.-R. partij gestemd tegen het voorstel om de behandeling uit te stellen. Dit is juist. Maar dit deden ook de Christelijk-Historischen. En nóg onlangs, toen weer uitstel van behandeling oorgesteld werd, stemde zij ook' weer tegen. Ook dit is juist. Maar dit deed'heei de Rechterzijde, ook de Roomsohen; ook' zij onder hen, die op den nood lottige)). middag van den 26en Octo ber uit. den baud sprongen. Aan deze laatsten, en aan hen al leen wijte men het; ontstaan en den voortduyr der crisis. Wel gemotiveerd. Dat het Rijk, bij liet toenemen der las ten, die voor rekening van zijn budget komen, erop uit is om tot versobering', van den Staatsdienst en tot inkrimping1 der Staatsuitgaven te komen, dient alom gewaardeerd. En dat de regeering, ziende op liet nog steeds .onaangetaste tekort van 140 mil- lioen, zint op middelen, die liet verschil tusschen het eindcijfer van inkomsten en uitgaven, zullen wegwerken, mag met blijdschap begroet. Bezwaar moet echter gemaakt, wanneer een belangrijk deel der kosten, die voor 's Rijks rekening kwamen, .eenvoudigweg op de schouders der gemeenten worden gelegd, die dan slechts hebben te aan vaarden en te betalen. Zoo vragen met name Hooger- en Mid delbaar Onderwijswet thans van de bui tengemeenten zóó belangrijke kosten, dat de gemeentebesturen genoodzaakt zijn hun plaatselijke inkomstenbelasting met een aanmerkelijk percentage te verhoogen. Alleszins gemotiveerd was het dan ook dat te Middelburg een vergadering werd belegd van afgevaardigden der verschil lende gemeentebesturen uit ons gewest, ten einde actie te voeren tegen de be staande regeling, die jaarlijks aan de be sturen der buitengemeenten voor elders schoolgaande leerlingen een dwangbevel bezorgt, dat betaling van hooge bedragen voor Hooger en Middelbaar onderwijs voorschrijft. De heeren van 'I Hoff en .Verborst, die aan deze beweging in Zeeland den stoot gaven, hebben recht op een woord van hartelijken dank. - A t Zij alleen de aangewezene. Reeds aanstonds deed zich de yraag voor, hoe de actie zou worden gevoerd. F o r m e e le be zwaren, om de deel nemende gemeentebesturen zelf gezamen lijk te doen handelen, hestonden niet. Maar ptactische des te meer. Onze tijd, in welke zich de organisatie zoo ruime plaats wist te verwerven, heeft zonneklaar aangetoond, dat alleen langs den weg van eendrachtige samenwerking iets kan worden bereikt. Daar komt bij, dat de regeering in deze dagen, waarin pijnlijke maatregelen aan de orde van den dag zijn, met petities en adressen wordt overstroomd, waardoor niet steeds aan elke beweging 'de ge- wenschte belangstelling ten deel valt. On verbid del ij ke eisch was daar om wilde men eenige kans van sla gen hebben dat een centraal or gaan werd gevonden, hetwelk actie kon voeren voor het gansche land en tevens op een gevestigde reputatie' in departe mentale kringen kon bogen. Welnu, zoodanige organisatie bestond in de „Vereeniging van Nederlandsche ge was van liet gelukkige verleden en terwijl dierbare herinneringen bij' haar opkwamen, zat zij. op de stoep van haar verlaten te huis met de armen om zijn hals en schreide bitter. Na een uur verliet' zij liet 'huis, gevolgd door den hond en liep het bosch door in de richting van het kerkhof. Om dit te bereiken, moest zij langs de bron en den groenen heuvel, waai' mijnheer en mevrouw Dent sliepen zij aan zij, maar nu was zij niet, zooals vroeger met een niet te overwinnen afschuw vervuld. Het groote verdriet had al het andere in haar geest uitgewisoht en ofschoon zij beefde van lichamelijke zwakheid, sleepte zij zich voort, tot zij aan de ruwe omheining van de begraafplaats was gekomen. In den hoek van het kerkhof, waar haar ouders rustten, vond Edna, de nieuwe graf heuvels, die de overblijfselen bedekten van hen, die haar jonge leven hadden bewaakt en verzorgd. Op een ongeverfde plank was geschilderd met groote letters: „Ter her innering: aan Aaron Hunt, een oprecht Christen en een eerzame hoefsmid; oud acht en zestig jaar en zes maanden". Hier met het hoofd op het graf van haar grootvader en den trouwen hond aan haar voeten, lag de wees en worstelde met haar diepe smart. En hier vond Wiood haar, toen de bezorgdheid over haar lang weg blijven zijn vrouw er toe dreef om haar te laten zoeken. Die uitbarsting van snik ken en tranen had haar last verlicht en de molenaar was verbaasd haar zoo kalm te vinden. Toen zij' naar huis gingen, vroeg zij bizonderheden over alles, wat er gebeurd was en dankte hem ernstig maar hartelijk voor al de liefdevolle zorg voor haar en voor de laatste vriendelijke daad, verricht aan haar grootvader. Zij was zich bewust van haar volkomen hulpeloosheid en lichamelijke verzwakking en waagde geen toespeling op haar toe komst, maai' wachtte geduldig, tot haar hernieuwde kracht haar zou toestaan de plannen uit te voeren, die nu bij haar vaststonden. 'Ondanks haar zwakheid maak te zij zich onmisbaar' bij vrouw Wood, die haar ijver en netheid als naaister ten hoogste prees en voorspelde, dat zij' een modelhuisvi'ouw zou worden. Laat op een Zondagavond in Mei, toen de molenaar en zijn vrouw op do stoep van hun eenvoudige, kleine woning zaten, zagen zij Edna langzaam naderen en zij begrepen wel, waar zijl den avond had doorgebracht. Inplaats van binnen te gaan zette zij. haar muts af en ging bij hen zitten. Sporen van tranen waren zichtbaar op haar droevig maar geduldig gelaat. „Je moest daarginds niet- zoo vaak heen- gaan kind, het is niet goed voor je", zei de molenaar, terwijl hij de asch van zijn pijp sloeg. Zij' verborg haar gelaat in haar hand en na enkele oogenblikken zei zij1 op zach- ten, doch vasten toon; „Ik ga daar nooit meer heen. Ik heb vaarwel gezegd aan alles en ik heb nu niets meer, dat mij hier terughoudt. U 'en uw vrouw zijn erg vriendelijk voor mij geweest en ik dank u hartelijk, maar u heeft een gezin met kinderen en uw handen vol met hen te onderhouden, zon der voor mij te zorgen. Ik weet, dat ons huis u toebehoort om die oude schuld te betalen en zelfs het paard en de koe ook en er zal niets over zijn als u bent afbe taald. U bent werkelijk erg goed, door mij een tehuis bij u aan te bieden en ik kan uw vriendelijkheid nooit vergeten. Maar ik zou nooit van iemands liefdadig heid willen leven. Bovendien is de heele wereld nu gelijk voor mij en ik' wil hier vandaan om niet eiken dag te zien wat wat mij' pijn doet. Ik heb deze plaats niet meer lief: zij wil mij niet doen vergeten, zelfs niet voor een oogenblik, en en Haai' stem begaf haar eji zij zweeg. (Wordt vervolgd). 8). Op zekeren schoenen Maartschen morgen zat zij, als gewoonlijk, met haar gelaat rustend in de magere hand en den staren den blik op het vlammende vuur gericht, toen door het open raam het ongeduldig loeien van een koe gehoord werd. Vrouw Woed zag een verandering over het ge laat van het kind glijden en haai- lippen, die zoo lang als bevroren waren geweest, lichtelijk beven. Zij hief het hoofd om hoog, stond op en volgde het geluid. Spoedig stond zij aan de zijde van de zwarte, die nu het molenaarsgezin van melk voorzag. Toen het goede dier haar herkende en haar aankeek met een bijna menschelijke uitdrukking in haai' zachte, milde oogen, kwamen al de gebeurtenissen van dien laatsten avond weer in haar versuften geest op en met haar hoofd leunend tegen den kop van den zwarte, vergoot zij haar eerste tranen over haar groot verlies, terwijl een half gesmoord snikken haar tengere gestalte deed schok ken. „Dat is goed voor het arme kind. Dat is juist, wat zij noodig heeft. Ik zeg je, Peter, als zij eens goed kan uitschreien, zal zij zich verlicht gevoelen, alsof er een looden last van haar is afgenomen. Stoor haai' niet, laat haar maar stil uit schreien. Arm kind! Men ziet niet dikwijls een kind, <lat haai- grootvader zóó lief heeft, als zij Aaron Hunt liefhad. 'tArme schaap Vrouw Wood veegde haar eigen oogen af en ging terrjg naar haar weefgetouw; en Edna ging den molen niet weer binnen, maar liep naar haar oud verlaten huis, terwijl de tranen onophoudelijk over haar bleeke wang-en stroomden. Toen zij haar oude woning naderde, zag zij, dat deze gesloten was en ver waarloosd; maar toen zij het hek opende sprong Grip, de gele schrik van de heele buurt, van de stoep, waar hij de wacht hield, en met- een welkomstgehuil sprong hij tegen haar op en legde zijn pooten op haar schouders. Hij was de lieveling geweest van de hoefsmid en was gevoed uit zijn hand. Als hij naar de smidse ging werd de hond aan een ketting gelegd en weer losgemaakt, als hij terugkwam. Eu woest en leelijk als hij was, was hij de eenige speelmakker, die Edna had ge kend. Hij had haar wieg bewaakt, met haar geslapen op het schaapsvacht, ge dwaald met haar door de bosschen op zoek naar de zwarte. Hij was nu de eenige, die overgebleven

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5