11E ZEEUW
TWEEDE BL&P.
LEVENSLEED.
Gemeenteraad van Middelburg.
FEUILLETON.
meenten", die, reeds jarenlang voor de
communale belangen strijdende, alle'ngs
het meerendeel der gemeentebesturen als
lid zag toetreden.
En temeer waar deze Vereeniging aan
de thans zoo brandende kwestie reeds
volle aandacht had geschonken, kon de
beslissing niet moeilijk zijn.
Z ij alleen kon in aanmerking komen,
zij was in dit geval d e aangewezene.
Én met' prijzenswaardige bereidwillig
heid stelde zij zich beschikbaar om de
actie te voeren.
A
Prov. Staten van Zeeland.
Het Sanatorium „Zeeland".
Het voorstel om in plaats van een
garantie een subsidie voor het sanatorium
'te geven van 25 cent per patiënt en per
verpleegdag, gaf aanleiding tot zeer uit
voerige besprekingen in de afdeelingen.'
Ged. Staten betreuren hot, dat zoovele
leden gemeend hebben, zich hun stem
te moeten voorbehouden. Hierdoor wordt
het voor hun college bezwaarlijk, hun hou
ding ten opzichte van deze aangelegen
heid te bepalen.
De heer Wallien wees op het gewijzigde
standpunt van Ged. Staten en hij vroeg
of dat een gevolg is van de nieuwe1
stuwkracht in het college van Ged. Sta
len en hij betreurt het, dat reeds zoo
spoedig een der zetels in het Ged. college
onbezet is geworden. Als dit voorstel van
Ged. Staten echter wordt aangenomen*
bestaat ei' geen schijn van kans dat liet
sanatorium er komt. Hij meent dat er
genoeg bepalingen zijn Ie maken, waar
door Ged. Staten afdoende controle kun
nen uitoefenen, dal. er een zuinig beheer
za.l plaats hebben.
De provincie moet ook medewerken'den
gezondheidstoestand zooveel mogelijk te
verbeteren. Het is de plicht der provincie*
den misstand op te heffen, dat de Zeeu
wen niet verpleegd kunnen worden, waar
dat wel wenschelijk zou zijn. Hij noemde
verder verschillende bezwaren op, welke
aan de tegenwoordige verpleging verbon
den zijn, om nogmaals op de noodzake
lijkheid van den houw van een sanatorium
in Zeeland aan te dringen. Hij wil liever
een neutraal dan geen sanatorium. Er
kunnen verschillende bepalingen worden
gemaakt, waardoor aan godsdienstige be
zwaren wordt tegemoet gekomen. Het ant
woord van Ged. Staten heeft hem teleur
gesteld, omdat deze van de leden eischen,
dat zij reeds in de afdeelingen hun stem
moeten bepalen. De openbare behandeling
dient niet om voor de tribune te spreken*
doch om door uitwisseling van gedach
ten tot, een bepaald besluit tc komen. Spr.
stelde ten slotte voor, het verzoek van
de vereeniging toe te staan, onder nader
door Ged. Staten te stellen voorwaarden.
De heer Moelker is ook overtuigd van
het nut van de totstandkoming van een
sanatorium in Zeeland. Hij wees evenwel
op het bezwaar van het geven van een
hypotheek en wilde een subsidie toeken
nen. Garantie kan te zwaar worden voor
de provincie.
De heer Brandsma gelooft niet, dat het
op den weg der provincie ligt, mede te
werken l.qt oprichting van een Zieken
huis. Er zijn reeds inrichtingen voor
tb.c.-bestrijding te Middelburg en Dom
burg. Wij moeten toch om de financiën
denken. Als andere vereenigingen worden
opgericht moeten wij die dezelfde borg
stelling geven. De sommen worden dan
zóó hoog, dat zij voor de provincie niet
meer te betalen zijn. Subsidie per bed acht
hij het beste. Hij wees er op, dat ook
door wijlen dr Merckèns er op gewezen is,
dat een ziekenhuis geen algemeen provin
ciaal belang is. Het spijt hem, dat hij
dhr. Wallien niet kan steunen. De voor
waarden welke Ged. Staten voorstellen
voor de subsidie, acht hij wel wat een
voudig. Hij merkte ook op, dat het be
stuur van dit sanatorium zoo overwegend
zit in linksche handen, wat hij eveneens
bezwaarlijk vindt. Eenige statuten-wijzi
ging is wel gewenscht. Hij gelooft, dat
als de subsidie niet zou gegeven worden,
liet sanatorium er toch wel zal kunnen
komen.
De heer Vienings is voor het voorstel
van Ged. Staten. Hij zeide, dat de des
kundigen het er niet over eens zijn dafc'
verpleging in een sanatorium de beste is.
Er kan best in de toekomst een andere
verpleging vjprden noodig geacht. Hij
noemt het voorzichtig, dat Ged. Staten
subsidie per bed willen toekennen.
Deheer Lindeijer gaat nog eens in
het kort de geschiedenis van de oprich
ting der vereeniging „Sanatorium Zee
land" na en wees op het goede doel
hetwelk deze vereeniging beoogt. Wat het
verzoek betreft, achtte hij het risico voor
de provincie niet groot en zeer belangrijk
verminderd, omdat de bedden van het
sanatorium bijna alle doorloopend bezet
zullen zijn.
Hij wees op de groote kosten zoowel
in tijd als geld voor de familieleden die
thans patiënten in sanatoria in verschil
lende deelen van het land hebben. Deze
kosten zullen verminderen als er een sa
natorium in onze provincie komt.
Op elk ander gebied wordt door de
provincie veel meer gedaan dan op het
gebied der volksgezondheid. Het offer dat
hiervoor van de provincie wordt gevraagd
is niet te gróót. Hij trachtte de bezwaren
te weerleggen van de heeren Moelker en
Brandsma. Dat deze zaak niet op den
w.eg der provincie zou liggen, ontkent
hij ten sterkste. Trouwens als dat het
geval is, moeten wij ook de subsidie
van 25 cent per bed niet toekennen.
Hij geloofde ook niet als dat sanato
rium er komt, er nog andere sanatoria^
zullen worden opgericht. Die bezwaren
noemt hij vrijwel overdreven. Ook noemde
hij. het argument gezocht, dat patiëntén
uit de middengroepen daar niet verpleegd
zouden kunnen worden.
Als de hoer Brandsma meent dat het
bestuur eenzijdig links is samengesteld*
dan komt dat omdat niet voldoende
rechtsche leden toetreden.
Tn antwoord aan den heer Vienings
zeide de heer Lindeijer, dat de zaak reeds
aardig aan het particulier initiatief is over
gelaten. Ten slotte zeide de heer Lindeijer
dat het sanatorium met de subsidie van
25 cent niet is gebaat. Als wij den borg
tocht niet geven komt liet sanatorium er
nooit.
De lieer Welleman was eveneens sterk
voor deze zaak geporteerd. Hij behoefde
na hetgeen de heer Wallien heeft gezegd
niet meer zoo breedvoerig zijn standpunt
uiteen te zetten. De oprichting van het
sanatorium werd door hem krachtig ver
dedigd en wees hij op het verkeerdq
standpunt dat men geen sanatorium moet
oprichten omdat misschien in de toekomst
sanatorium-verpleging niet meer de beste
verpleging wordt genoemd. Wij moeten
echter niet de tegenwoordige rekening
houden en niet met hetgeen de toekomst
ons brengen zal, want de wetenschap
staat niet stil.
Hij is overtuigd dat aanneming van het
voorstel geen bijzondere uitgaven voor
de provincie medebrengt.
De heer Dieieman verdedigt het voor-
stol van Ged. Staten. Dit was geen ge
makkelijke taak, omdat deze taak was op
gedragen aan den betreurden dr .Merckens.
Hij wees op hetgeen de provincie reeds
op verschillend gebied doet en thans wil
len Ged. Staten ook een belangrijke sub
sidie toekennen aan een sanatorium. De
grenzen tot li oever de provincie mag gaan,
zijn moeilijk te trekken. Hij meent dat
onze provincie bij aanneming van hef,
voorscel van Ged. Staten zoover mogelijk
gaat. Hij wees er op, dat wanneer de sub
sidie wordt gegeven, de verpleging in een
bepaalde richting wordt gedreven, nl. in
de neutrale richting.
Aan de garantie die de provincie geeft,
is een gevaar verbonden. Het. is best
mogelijk, dat door het. rijk, uit zuinigheid,
een andere methode van verpleging wordt
toegepast. Dr Merckens heeft gezegd, dat
best mogelijk een verpleging kan komen
door serum-inspuiting. Als een andere
verpleging komt, zit de provincie met een
duur gebouw. Dit zijn de bezwaren, aan
garantie-verleening verbonden. Ged. Sta
ten' willen wel een eigen sanatorium in
Zeeland en daarom willen zij dit op royale
wijze steunen. Hij vraagt echter, waarom
in alle opzichten op de publieke kas moet
worden gesteund.
De heer Dieieman zegt, dat nog iefcsj
moet worden toegevoegd aan liun voor
stel. n.l. „onder voorwaarden, nader door
Ged. Staten vast te stellen".
De voorzitter verklaarde een voorstan
der van het vrije woord te zijn. Hij meenfj,
dat de zaak evenwel van alle kanten is
belicht en dus op beperking der discussie
te moeten aandringen.
De heer Wallien repliceerde in het kort
en wees .er op, dat wanneer in dezei
quaestie Ged. Staten nog een standpunt
hebben, dit voornamelijk aan dr Merckens
te danken is.
ATerschillende bezwaren tegen het ver
zoek van de vereeniging ingebracht, wer
den door den lieer Wallien nog breed
voerig weerlegd.
De heer Wallien hoopt, dat er een
meerderheid mag gevonden worden voor
liet dragen van het risico 'door de pro
vincie.
De heer Lindeijer verdedigt ook nog in
tweeden aanleg het toekennen van een
garantie voor liet sanatorium, wat hij in
het belang van de volksgezondheid noodig
acht. Anders is een sanatorium voor Zee
lanti een onmogelijkheid. Als wij geen
neutraal sanatorium krijgen, krijgen wij
toch zeker geen meerderheid voor oen
sanatorium met een uitgesproken kleur.
Hij hoopt dan ook, dat het voorstel zal
worden aangenomen, wat hij een zaak van
groot algemeen belang .acht en een blij
vend monument voor onze Zeeuwsclie be
volking. Dat is de eenige kans een sana
torium in Zeeland te krijgen.
De lieer Dieieman beantwoordt namens
Ged. Staten nog de verschillende spre
kers en bleef aanneming van het voorstel
van Ged. Staten aanbevelen.
Hierna kwam het eers't in stemming liet
amendement-Wallien om het garantie
verdrag toe te staan. Dit amendement
werd verworpen met 26 tegen 13 stem
men. Het voorstel van Ged: Staten werd
daarna zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Spoorweg Tholen en West-Brabant
Aangenomen.
Subsidie Westkapelle.
Aangenomen.
Verpleging armlastige krank
zinnigen.
Het voorstel om voor rekening van de
provincie te nemen f 20 minder dan de
helft van de volgens overeenkomst ver
schuldigde verpleeggelden per jaar en per
patiënt, de helft van het verschuldigde
kleedgeld en van de kosten der rechte
lijke machtiging van armlastige krankzin
nigen, had in afdeelingen krachtig protest
uitgelokt tegen de wijze waarop deze
kwestie op de provincie en gemeenten-
wordt geschoven. Ged. Staten hand
haven hun voorste], hetwelk wordt aan
genomen.
Begrooting 1923.
Aangenomen werd liet voorstel tot wij
ziging van de begrooting 1923.
Begrooting 1924.
Bij de behandeling der voorgestelde wij
ziging in de begrooting 1924, werd in
de afdeelingen o. a. gevraagd naar de
hooge' kosten van de verbouwing van
het kantoor van den directeur van den
Prov. Stoombootdienst op de Wester-
schelde (f8160); toegezegd werd dat het
zoo goedkoop mogelijk zal geschieden.
Op een vraag of, indien niet met zulke
zware autobussen o,p de lijn Middelburg-
Wolphaartsdijksche veer werd gereden, de
post f7700 voor wegverbetering wel noo
dig zou zijn, werd geantwoord, dat de
begrootingspost. onafhankelijk is van het
rijden met zware autobussen. Tn dit ver
band werd tevens medegedeeld, dat het
rijk en de provincie in onderhandeling
zijn over de verbetering van den 'weg
naar bedoeld veer.
De volgende openbare vergadering werd
bepaald op Dinsdag 22 Januari, des mor
gens 10 uur.
Begrooting- 1924.
Bn de algemeene beschouwingen werd
het eerst het woord gevoerd door dhr
Cornelisse, die een overzicht gaf van de
gehouden gemeenteraadsverkiezing, waar
uit z.i. blijkt, dat de kiezers, zoowel man
nen als vro-uwen, genoegen hebben in de
mocratische richting. Spr meent tegen
over rechts, dat zijn partij veel heeft
gedaan in liet belang der arbeidersklasse,
wat spr door voorbeelden demonstreert;.
Spr meent, dat het niet gaat om geloof
of ongeloof, maar om voor of tegen de
belangén der arbeiders. Spr dringt aan
op verbetering der bestrating in de L'an-
g:edelft, waar de huizen ook lijden, door
het drukke autoverkeer.
Spr. wees op de droeve woningtoestan
den, die, volgens het ingekomen rap
port, nog heerschen te Middel-
VAN
DONDERDAG 20 DEC. 1923. No. 70
Altijd weer Lothario.
Lothario is de man, die in Mul-
tatnli's „Max Havel aar" beschuldigd
van moord op een zekere Barbertje
terecht staiat, doch ontkent en den
rechter van zijn eerlijkheid tracht' te
overtuigen, wélke betuiging de rech
ter evenwel als nieuw punt van aan
klacht wegens eigenwaan aangrijpt.
Inmiddels komkBlarbertje zelf getuigen,
dat Lothario haar niet vermoord heeft,
waarop de rechter dezen op dit eerste
punt vrijspreekt, doch op het laatste:
den eigenwaan hem alsnog veroor
deelt tot den strop.
Vandaar de spreekwijze „Lothario
moet hangen", ook a,ls hij onschul
dig is.
In een dergelijke droeve positie ver
keert» op het óogenblik de Anti-Re
volutionaire partij en hare leiders.
Zii toch worden als de oorzaken
van het ontstaian en den voortduur
van de crisis aangeduid.
Nu weer beweert een vrijzinnig
blad', dat de „Antirevolutionairen door
op een on geschikt t ij d stip
een zoo on-populair wetsontwerp1 als
de Vlootwet te willen doordrij
ven de meeste schuld hebben aan de
crisis-ellende".
Doch de antirevolutionairen heb
ben nóch aan de indiening noch aan
de doordrijving van het vlootontwerp
schuld.
Dat ontwerp is aanhangig gemaakt
den 3 November 1921. 8e Memorie
van Toelichting, alsmede de Memo
rie van Antwoord, welke 2 Febr. 1922
werd ingezonden, dragen de ondertee-
kening van minister 8e Geer en twee
anderen. In laatstgenoemd stuk' wordt
betoogd de noodzakelijkheid van voor
afgaan (urgentie) van het ontwerp in
verband met de financiën.
Wh" lezen daar, mede door minister
De Geer onderteekend, trouwens in
hoofdzaak later.bij het mondeling de
bat door hem persoonlijk nog eens
herhaald
„'Niet toegestemd kan worden, dat
de voor de uitvoering van het voor
stel noodige uitgaven kwalijk in over
eenstemming zijn te brengen met de
zuinigheid, 'welke de Regeering na
streeft.. Met de voorstanders van het
wetsontwerp is de Regeering van mee
ning, dat het onverantwoordelijk zou
zijn op grond van den ongunstigen
staat van 's lands financiën de verde
diging f geheei te verwaarloozen. Zoo-
als in'de Memorie van Toelichting is
uiteengezet en becijferd, zal het voor
stel den gewonen dienst der Stai&ts-
begrooting nog ©enigszins ontlasten.
Sléchts dan zou sprake kunnen zijn
van strijd tusschen dit voorstel en
de woorden in de jongste Troonrede
aan de noodzakelijke zuinigheid ge
wijd', indien de mógelijkheid bestond
om ten koste Van nog mindere uit
gaven een vloot ter verdediging van
moederland en koloniën in stand te
houden. Deze mogelijkheid bestaat
naar de meening der Regeering niet.
fn 'het Voorloopig Verslag is dan ook
zelfs van een poging om haar aan
te toonen geen spoor te vinden."
Voor de indiening van het
Vlootwetont'werp is derhalve het ka
binet .aansprakelijk. Het heele kabi
net, met inbegrip van den heer De
Geer.
Dat de heer De Geer tussch'en liet
voorjaar 1922 en den zomer van
1923 van standpunt veranderde, wel
niet ten aanzien van de wensdhelij'k-
heid' der Vloótwet, doch ten opzichte
van de noodzakelijkheid van onver
wijlde invoering, doet aan het feit
niéts af, dat hij nog in 1922 de Vloot
wet noodig en urgent achtte. Pias in
de laatste maanden achtte de heer De
Geer de vlootwet wel noodig, doch
met uitstel der invoering.
Voor de doorzetting van het
vlootwetontwerp is derhalve het nu
afgetreden kabinet aansprakelijk; na
tuurlijk' op den heer 8e Geer na,
doch'ook minus den heer Colijn, die
pas een maand na het heengaan van
den heer De Geer, dus nadat het
verzoek dér regeering om met de be
handeling van het Vlootwet-ontwerp
voort te maken bij de Kamer was
ingekomen, in functie trad.
En wat dp Anti-Revolutionaire Ka,-
merclub aangaat, de voorzitter der
club mr Rutgers heeft verklaard met
niemand over het tijdstip van behan
deling der, ATootwët gesprokén te
hebben, erf evenals ieder ander bur
ger verrast te zijn geweest door het
in Juli uitgebroken conflict in den
boezem van het Kabinet.
Maar in April 1922 heeft dan toch
de A.-R. partij gestemd tegen het
voorstel om de behandeling uit te
stellen.
Dit is juist. Maar dit deden ook de
Christelijk-Historischen.
En nóg onlangs, toen weer uitstel
van behandeling oorgesteld werd,
stemde zij ook' weer tegen.
Ook dit is juist. Maar dit deed'heei
de Rechterzijde, ook de Roomsohen;
ook' zij onder hen, die op den nood
lottige)). middag van den 26en Octo
ber uit. den baud sprongen.
Aan deze laatsten, en aan hen al
leen wijte men het; ontstaan en den
voortduyr der crisis.
Wel gemotiveerd.
Dat het Rijk, bij liet toenemen der las
ten, die voor rekening van zijn budget
komen, erop uit is om tot versobering',
van den Staatsdienst en tot inkrimping1
der Staatsuitgaven te komen, dient alom
gewaardeerd.
En dat de regeering, ziende op liet nog
steeds .onaangetaste tekort van 140 mil-
lioen, zint op middelen, die liet verschil
tusschen het eindcijfer van inkomsten en
uitgaven, zullen wegwerken, mag met
blijdschap begroet.
Bezwaar moet echter gemaakt, wanneer
een belangrijk deel der kosten, die voor
's Rijks rekening kwamen, .eenvoudigweg
op de schouders der gemeenten worden
gelegd, die dan slechts hebben te aan
vaarden en te betalen.
Zoo vragen met name Hooger- en Mid
delbaar Onderwijswet thans van de bui
tengemeenten zóó belangrijke kosten, dat
de gemeentebesturen genoodzaakt zijn
hun plaatselijke inkomstenbelasting met
een aanmerkelijk percentage te verhoogen.
Alleszins gemotiveerd was het dan ook
dat te Middelburg een vergadering werd
belegd van afgevaardigden der verschil
lende gemeentebesturen uit ons gewest,
ten einde actie te voeren tegen de be
staande regeling, die jaarlijks aan de be
sturen der buitengemeenten voor elders
schoolgaande leerlingen een dwangbevel
bezorgt, dat betaling van hooge bedragen
voor Hooger en Middelbaar onderwijs
voorschrijft.
De heeren van 'I Hoff en .Verborst, die
aan deze beweging in Zeeland den stoot
gaven, hebben recht op een woord van
hartelijken dank.
- A t
Zij alleen de aangewezene.
Reeds aanstonds deed zich de yraag
voor, hoe de actie zou worden gevoerd.
F o r m e e le be zwaren, om de deel
nemende gemeentebesturen zelf gezamen
lijk te doen handelen, hestonden niet.
Maar ptactische des te meer.
Onze tijd, in welke zich de organisatie
zoo ruime plaats wist te verwerven, heeft
zonneklaar aangetoond, dat alleen langs
den weg van eendrachtige samenwerking
iets kan worden bereikt.
Daar komt bij, dat de regeering in deze
dagen, waarin pijnlijke maatregelen aan
de orde van den dag zijn, met petities
en adressen wordt overstroomd, waardoor
niet steeds aan elke beweging 'de ge-
wenschte belangstelling ten deel valt.
On verbid del ij ke eisch was daar
om wilde men eenige kans van sla
gen hebben dat een centraal or
gaan werd gevonden, hetwelk actie kon
voeren voor het gansche land en tevens
op een gevestigde reputatie' in departe
mentale kringen kon bogen.
Welnu, zoodanige organisatie bestond
in de „Vereeniging van Nederlandsche ge
was van liet gelukkige verleden en terwijl
dierbare herinneringen bij' haar opkwamen,
zat zij. op de stoep van haar verlaten te
huis met de armen om zijn hals en schreide
bitter. Na een uur verliet' zij liet 'huis,
gevolgd door den hond en liep het bosch
door in de richting van het kerkhof. Om
dit te bereiken, moest zij langs de bron
en den groenen heuvel, waai' mijnheer
en mevrouw Dent sliepen zij aan zij, maar
nu was zij niet, zooals vroeger met een
niet te overwinnen afschuw vervuld. Het
groote verdriet had al het andere in haar
geest uitgewisoht en ofschoon zij beefde
van lichamelijke zwakheid, sleepte zij zich
voort, tot zij aan de ruwe omheining van
de begraafplaats was gekomen.
In den hoek van het kerkhof, waar haar
ouders rustten, vond Edna, de nieuwe graf
heuvels, die de overblijfselen bedekten van
hen, die haar jonge leven hadden bewaakt
en verzorgd. Op een ongeverfde plank was
geschilderd met groote letters: „Ter her
innering: aan Aaron Hunt, een oprecht
Christen en een eerzame hoefsmid; oud
acht en zestig jaar en zes maanden".
Hier met het hoofd op het graf van haar
grootvader en den trouwen hond aan haar
voeten, lag de wees en worstelde met haar
diepe smart. En hier vond Wiood haar,
toen de bezorgdheid over haar lang weg
blijven zijn vrouw er toe dreef om haar
te laten zoeken. Die uitbarsting van snik
ken en tranen had haar last verlicht en
de molenaar was verbaasd haar zoo kalm
te vinden.
Toen zij' naar huis gingen, vroeg zij
bizonderheden over alles, wat er gebeurd
was en dankte hem ernstig maar hartelijk
voor al de liefdevolle zorg voor haar en
voor de laatste vriendelijke daad, verricht
aan haar grootvader.
Zij was zich bewust van haar volkomen
hulpeloosheid en lichamelijke verzwakking
en waagde geen toespeling op haar toe
komst, maai' wachtte geduldig, tot haar
hernieuwde kracht haar zou toestaan de
plannen uit te voeren, die nu bij haar
vaststonden. 'Ondanks haar zwakheid maak
te zij zich onmisbaar' bij vrouw Wood,
die haar ijver en netheid als naaister ten
hoogste prees en voorspelde, dat zij' een
modelhuisvi'ouw zou worden.
Laat op een Zondagavond in Mei, toen
de molenaar en zijn vrouw op do stoep
van hun eenvoudige, kleine woning zaten,
zagen zij Edna langzaam naderen en zij
begrepen wel, waar zijl den avond had
doorgebracht. Inplaats van binnen te gaan
zette zij. haar muts af en ging bij hen
zitten. Sporen van tranen waren zichtbaar
op haar droevig maar geduldig gelaat.
„Je moest daarginds niet- zoo vaak heen-
gaan kind, het is niet goed voor je", zei
de molenaar, terwijl hij de asch van zijn
pijp sloeg.
Zij' verborg haar gelaat in haar hand
en na enkele oogenblikken zei zij1 op zach-
ten, doch vasten toon;
„Ik ga daar nooit meer heen. Ik heb
vaarwel gezegd aan alles en ik heb nu
niets meer, dat mij hier terughoudt. U
'en uw vrouw zijn erg vriendelijk voor
mij geweest en ik dank u hartelijk, maar
u heeft een gezin met kinderen en uw
handen vol met hen te onderhouden, zon
der voor mij te zorgen. Ik weet, dat ons
huis u toebehoort om die oude schuld te
betalen en zelfs het paard en de koe ook
en er zal niets over zijn als u bent afbe
taald. U bent werkelijk erg goed, door
mij een tehuis bij u aan te bieden en ik
kan uw vriendelijkheid nooit vergeten.
Maar ik zou nooit van iemands liefdadig
heid willen leven. Bovendien is de heele
wereld nu gelijk voor mij en ik' wil hier
vandaan om niet eiken dag te zien
wat wat mij' pijn doet. Ik heb deze
plaats niet meer lief: zij wil mij niet doen
vergeten, zelfs niet voor een oogenblik,
en en Haai' stem begaf haar eji
zij zweeg.
(Wordt vervolgd).
8).
Op zekeren schoenen Maartschen morgen
zat zij, als gewoonlijk, met haar gelaat
rustend in de magere hand en den staren
den blik op het vlammende vuur gericht,
toen door het open raam het ongeduldig
loeien van een koe gehoord werd. Vrouw
Woed zag een verandering over het ge
laat van het kind glijden en haai- lippen,
die zoo lang als bevroren waren geweest,
lichtelijk beven. Zij hief het hoofd om
hoog, stond op en volgde het geluid.
Spoedig stond zij aan de zijde van de
zwarte, die nu het molenaarsgezin van
melk voorzag. Toen het goede dier haar
herkende en haar aankeek met een bijna
menschelijke uitdrukking in haai' zachte,
milde oogen, kwamen al de gebeurtenissen
van dien laatsten avond weer in haar
versuften geest op en met haar hoofd
leunend tegen den kop van den zwarte,
vergoot zij haar eerste tranen over haar
groot verlies, terwijl een half gesmoord
snikken haar tengere gestalte deed schok
ken.
„Dat is goed voor het arme kind. Dat
is juist, wat zij noodig heeft. Ik zeg je,
Peter, als zij eens goed kan uitschreien,
zal zij zich verlicht gevoelen, alsof er
een looden last van haar is afgenomen.
Stoor haai' niet, laat haar maar stil uit
schreien. Arm kind! Men ziet niet dikwijls
een kind, <lat haai- grootvader zóó lief
heeft, als zij Aaron Hunt liefhad. 'tArme
schaap
Vrouw Wood veegde haar eigen oogen
af en ging terrjg naar haar weefgetouw;
en Edna ging den molen niet weer binnen,
maar liep naar haar oud verlaten huis,
terwijl de tranen onophoudelijk over haar
bleeke wang-en stroomden.
Toen zij haar oude woning naderde,
zag zij, dat deze gesloten was en ver
waarloosd; maar toen zij het hek opende
sprong Grip, de gele schrik van de heele
buurt, van de stoep, waar hij de wacht
hield, en met- een welkomstgehuil sprong
hij tegen haar op en legde zijn pooten
op haar schouders. Hij was de lieveling
geweest van de hoefsmid en was gevoed
uit zijn hand. Als hij naar de smidse ging
werd de hond aan een ketting gelegd
en weer losgemaakt, als hij terugkwam.
Eu woest en leelijk als hij was, was hij
de eenige speelmakker, die Edna had ge
kend. Hij had haar wieg bewaakt, met
haar geslapen op het schaapsvacht, ge
dwaald met haar door de bosschen op
zoek naar de zwarte.
Hij was nu de eenige, die overgebleven