t>E ZEEUW
tesrtüï
rfilRfe
TWEEDE BLAD.
LEVENSLEED.
Imenlanl
FEUILLETON.
VAN
ZATERDAG 8 DEC. 1928. No. 60
JWWiMM—MM—BW—«WWWMIim III MM W M IIIIWIMP—B—
VERMINDERING VAN SALARISSEN.
Ook aan de in uitzicht gestelde ver-'
mindering van salarissen werd door
den heer Colijn in zijn rede te Am
sterdam aandacht geschonken.
Waar het hier een veelbesproken
onderwerp geldt, willen wij ook' uit
dit gedeelte van de rede enkele aan
halingen doen.
„Het was heel gemakkelijk om de
Regeering te beschuldigen, dat zij
teen hart had. Het was heel eenvou-
ig om bij 100.000 menschen, diei
daarbi' betrokken waren, een geest
van bitterheid te k'weekenmaar heeft
iemand van hen, die dit hebben ge
daan, beseft hoeveel het de Regeering
kostte daartoe overte gaan
Men zei, dat de mannen, die aan
het bewind- waren, geen hart had
den. Daar staat tegenover, dat het
groote belang van het volk in zijn
geheel er toe dwong om alle mid
delen aan te grijpen, teneinde het fi-
nanciëele evenwicht te herstellen. Ën
voor dien dwang, voor dien zede
lijken dwang, daarvoor is de Regee
ring wel moeten zwichten. Er ston
den belangen van nog hoogere orde
op het spel.
De Regeering is daarbij zoover ge
gaan als zij meende, dat zij zou kun
nen verdedigen als het aan de open
bare verdediging toekwam. Toch kon
ten slotte, ondanks een aanzienlijke
vermindering van den totalen sala
rislast, een sluitend budget slechts
verkregen worden door een bedrag-
uit indirecte heffingen te halen, dat
aanvankelijk geraamd was op: 30 mil-
lioen, maar dat, na nauwkeuriger ra
ming 15 millioen hooger zou moeten
worden, omdat het bedrag der te ver
wachten besparingen ten slotte 15
millioen kleiner bleek.
Over die vermindering van salaris
sen en loonen nog een woord af
zonderlijk.
Natuurlijk komt de vraag op of de
inkrimping van den Staatsdienst niet
nog groóter had kunnen zijn, zoo
dat zij, die bleven in het genot der
tegenwoordige salarissen hadden kun
nen blijven.
Daarover slechts een enkel cijfer.
Laat men de bedrijven Spoor
wegen, Post, Staatsmijnen buiten
beschouwing en Iet mén alleen op den
Staatsdienst in engeren zintrekt
men dan voorts van de uitgaven af
datgene waarop volstrekt niets te be
zuinigen valt, dan blijft er over een
bedrag van 420 millioen gulden.
Onder die 420 miljoen gulden zit
ten 210 miljoen gulden alleen aan sa
larissen. Stelt men de salarissen ook
buiten de bezuiniging, dan blijft er
dus over een bedrag van 210 miljoen
gulden, waarop ten slotte het te be
zuinigen bedrag gevonden zou moe
ten worden.
Op die 210 millioen gulden moest
dan 116 millioen gulden bezuinigd
worden, d.w.z. meer dan 50 pet.'van
de uitgaven zou hebben moeten ver
vallen om het budget sluitend te kun
nen majken, wat uiteraard onmoge
lijk was.
Nu heb ik in deze zaak één grief,
die ik ook hier uiten wil en dat is
deze, dat men niet het geduld heeft
gehad om even te wachten, totdat
de Regeering de gelegenheid had om
uitvoeriger haar denkbeeld uiteen te
zetten. Dan zou men gezien hebben-,
dat de Regeering bij de herziening
van de salarissen, die zij voornemens
was met 1 Januari 1925' in te voeren
rekening hield en in veel sterkere
mate dan tot heden, met het ele
ment van behoefte, terwijl ook ove
rigens dé in menig opzicht uiterst zon
derlinge bestaande regeling verbete
ring zou hebben ondergaan".
i).
HOOFDSTUK I.
Om een e er e z a ak
De personen, wier namen in dit verhaal
voorkomen, hebben in Amerika hün woon
plaats 'gehad. Moige dit voldoende zijn
ter inleiding- op dit verhaal.
„Hij stond en mat het land; en de
aloude bergen zijn verstrooid geworden
de heuvelen der eeuwigheid hebben zich
gebogen".
Deze woorden van den profeet werden
gezongen door een heldere, blijde kinder
stem en op een vreemde, onregelmatige
wijs. Het klonk plechtig; zooals het He-
breeuwsche lied van Debora moet hebben
geklonken.
Een tenger meisje van twaalf jaar droeg
een kan op haar hoofd, die zij. met ge
bogen armen stutte. Zij. stond een «ogen
blik stil naast de bron, met het gelaat
gekeerd naar den gouden dageraad. Zóó
Een leerzame vertelling over een
Wethouder.
Hier is het, geloof ik.
En de voorman van het gezelschap van
drie bleef ietwat aarzelend staan.
Hier? zei die op hem volgde dan
moet ik zeggen, dat onze partijgenoot
woont in het huis van een kapitalist.
Wees blij, aldus de derde, dat hij niet
in den huid van een kapitalist steekt; ik
weet wel zeker dat het hier is
En de voorman klom de breede trap op
van het patricisch huis en las van het
naambordje: dr Grootemond.Ja, het
is in orde. En hij: drukte op de knop. van
de electrische hel.
Spoedig ging de breede deur langzaam
open en een hupsch dienstmeisje stelde
de vraag, wat de bezoekers verlangden.
Wij zouden, aldus de leider van 't gezel
schap, Grootemond wel willen spreken.
U bedoelt mijnheer Grootemond, zei het
meisje snibbig.
Nu ja, antwoordde de man, wij zijn
partijgenooten ziet u, partijgenooten
uit en wij zouden mijnheer graag
spreken.
Op het woord partijgenooten reageerde
het blijkbaar goed gedresseerde dienst
meisje reeds met een glimlach en zij
noodigde de partijgenooten in de ruime
vestibule en begaf zich naar de kameri
van mijnheer.
De beschermer van het proletariaat was
gekleed voor een concert, maar hij had
nog even tijd om de courant te lezen.
Zij bracht hem in ^oede stemming:
want hij werd herinnerd aan de schoone
dagen, die men beleefde. De reactionaire
regeering gevallen en hoe zeide Troel
stra. het nog meer? O ja, ColijnWibiaut,
dat is de tegenstelling.
Men denke zich eens ineen ministerie-
Wibaut.
Een gelukkige tijd om te dingen naar
allerlei mooie ambten. Dr Grootemond
zag zich al bijna lid van den hoogen
raad. In elk geval, een heerlijk verschiet
opende zich
Het meisje klopte, en wat ongeduldig
klonk van binnen: ja?
Daar zijn drie partijgenooten uit
om mijnheer te spreken.
Dat je nu altijd last van dat volk
Laat ze binnen, Jansje, maar zeg even,
dat ik niet veel tijd heb.
Een donkere wolk toog over het gelaat
van den vriend der proletaren. Hij! keek
eens in den spiegel en zag. om zich heen.
Hm eigenlijk geen omgeving om par
tijgenooten te ontvangen. Een slecht
oogenblik. Maar enfin, de mond zal het
wel goed maken.
De deur ging open en de drie vrien
den traden binnen. Kom binnen, kom
binnenDe blijdschap straalde van het
gelaat.
Gaat zitten, gaat zitten, en meteen
greep mijnheer naar de sigfaren.
Rooken?
De arbeiders zagen eens om zich heen
en het was hun aan te zien dal zij zich
nauwelijks op hun geraak gevoelden. Mijn
heer begreep het aanstonds -en zei
lachend: je denkt zeker, dat lijkt niet veel
op een proletariër? Maar ik ben bezig,
vrienden, om te zorgen, dat jullie je huis
allemaal zoo kunt inrichten.
Een beetje minder kan het ook
meende een van de bezoekers.
Maar nu de reden van jullie komst. Het
meisje zeide zeker reeds, dat ik niet veel
tijd heb. Tot mijn spijt.
Wij zijn, aldus de voorman, partijgenoo
ten Uit ik ben lid van den raad, hij
is werkman in dienst van de gemeente
en de ander is lid van den besturenbond.
Om kort te gaan. Wij worden in onze
actie geducht gehinderd door een wethou
der, die zijn voorstellen met allerlei fraaie
argumenten kan verdedigen. Wij kunnen
er niet tegen op en nu zohden wij u, die
zoo goed spreken kunt, willen verzoeken,
een rede bij ons te houden. Anders gaat
de fut er uit
Nu, antwoordde de doctor, daar valt
over te denken. Stellig als ik tijd heb,
wij kunnen zoo aanstonds den avond wel
bepalen.
Maar. ik moet toch iets van jullie moei
lijkheden weten.
De drie mannen keken elkander eens
aan, wie beginnen zou.
Nu antwoordde de besturenbond, dan
zal ik wel beginnen.
De wethouder wil de werkloozen bren
gen onder de armenzorg, althans een deel.
Met groote levendigheid viel dr Groote
mond den spreker in de rede.
wachtte zij op het eerste straaltje van de
opkomende zon en zong plechtig het ge
bed van Habakuk.
Achter haar teekende zich in stille
grootheid de reusachtige omtrek van een
hoo'ge plek va.n het Alleghanygebergte
af, de top in grijzen nevel gehuld. Het
midden en de voet was omhuld door een
mantel van groen, nu nog slechts vaag
te onderscheiden in een wazige verte.
Lage heuvels verhieven zich aan beide
zijden, maar vlak voor het meisje uit lag
een groote, dicht begroeide vlakte en
daar overheen keek zij naar den rossigen
horizon, die zich snel «vertoog: met een
hellen, verblindenden glans.
Het ochtendgloren in de bergen had
iets tooverachtigs en de ten toon ge
spreide pracht vervulde het hart van het
kind met een diepe ontroering', zoodat
daaruit onwillekeurig opstegen de won
derlijke, maar verheven lofliederen, die
zij had geleerd. In den diepen, stralenden
glans harer groote, zwarte oogen school
een eigenaardige tooverkracht. Nu scheen
nit die oogen een teeder licht van liefde,
en kinderlijke blijdschap en de zacht-ge-
bogen lijn der rooide lippen wees op een
merkwaardige veranderlijkheid van uit
drukking. Haar breed, boog voorhoofd,
Dacht ik het niet zeide hij. Zie, dat
is nu de zwarte reactie. Dat heeft het ka
pitalisme over voor onze arbeiders. De
reactie groeit zienderoogen. Maar... en
de vuist viel op de tafel, wij zijn er ook
nog. Sjonge, sjonge, daar zullen de stukken
afvliegen, als ik dat eens onder handen
neem.
Ja, maar, zei de besturenbond, de wet
houder heeft krachtige argumenten. Hij
zegt: dat er bij een crisis van langen,
duur beroepswerkloozen komen, menschen
die liever lui zijn dan moe, wien het er
niet om te doen is werk te krijgen, maar
om op kosten van de gemeente te leven.
Schande, schande, riep dr Grootemond,
ik vraag u, partijgenooten en hij rees
overeind en sprak alsof hij voor een volle
zaal stond ik vraag u, hebben de arbei
ders den oorlog gebracht? Zijn zij schuldig
aan de crisis? Zijn zij niet de uitgebui-
ten door het kapitalisme?
En nu zij daar gebogen, werkloos en
verhongerd neerzitten, nu zouden zij nog
beleedigd moeten worden?
Ik kom vrienden, ik kom, zal de reactie
treffen in het hart.- Vloek over de harte-
loozen, die uitzuigers, die
Hij wreef zich in de handen. Dat kan
een goede rede geven vrienden. Het
gelaat der vrienden glom van genoegen.
Heb je nog meer?
Ja, zegt nu het gemeenteraadslid, de
wethouder gaat de directe belastingen
verlagen, maar hij haalt groote winsten
uit de bedrijven
Een grimlach kwam op het gelaat van
den vriend der proletaren.
Ach ja, zeide hij medelijdend, daar hebt
ge het ook al weer. Het kapitaal moet na
tuurlijk gespaard en de kleine man moet
betalen, belasting betalen, als hij zijn
lamp aansteekt en als hij eten kookt.
De eerste levensbehoeften moeten het
ontgelden. Zoo drukt men den werkman.
Het is de zuiverste reactie. Maar de ar
beiders worden het moede.
Ze hebben zooeven nog een krachtpatser
der reactie neergeslagen. Wij zullen het
met dat wethoudertje wel klaar spelen.
Dat praat natuurlijk van inflatie. Alsof
wij dat ook niet weten.
O, die kapitalisten zijn zoo slim. Maar,
en hij klopte het lid van den raad op den
schouder; wij hebben ze iu 'de gaten,
vriend. Ik beloof je ik zal dien man af
drogen. Daar zal niets aan ontbreken.
Heb je nog meer van dat fraais.
Ja, en nu kwam de gemeentewerkman,
hij wil onze loonen verlagen.
De vriend der proletaren stampte, met
den voet op den grond.
Het is toch een schande, riep hij uit.
Wat voor een vent is dat toch? De lage
loontjes van den arbeider en hij lachte
schamper de lage loontjes van den ar
beider, die moeten naar beneden. De
werkman moet den last weer dragen. Dat
spaart den kapitalist en ons arbeiders, ja
ons arbeiders, wordt de zware druk op de
schouders gelegd. Vriendende reactie
maakt zich breedZij meent ons terug
te drukken. Maar wij laten ons niet meer
trappen. Wij zijn machtig geworden. Wij
wierpen een minister om, en wij krijgen
dat ook wel met een wethouder klaar.
Ja, ja, van de loontjes der werklieden
een sluitpost maken. Het is wat fraais!
Zeker, zoo begon de gemeentewerkman
weer, maar hij zegt dat onze loonen toch
niet zoover boven die van het particulier
bedrijf kunnen uitgaan.
Praatjes, bulderde de verdediger van
het proletariaat, praatjes, zeg ik je. Wijj
moeten de loonen van de arbeiders opi-
voeren tot jullie lcion, maar omdat de
arbeiders verhongeren, zouden jullie,, ge-
meenteslaven, daarom verhongeren? Er
is niet de minste reden, om tot verla
ging van de loonen over te gaan. Neen
vriendjelaat dat maar aan mij! over.
Ik zal het daar wel z,oo goed zeggen,
met de sterk-sprekende werkbrauwen deed
denken aan de Italiaansche vrouwenpor
tretten met hun kalme, levenskrachtige
gelaatsuitdrukking. Heur haar was sluik
en zwart en hing breed neer over de
schouders. Het had een lichten glans van
het water, dat van de kan drupte langs
de krans van roode cypressen bladeren,
die zü om haar hoofd had geslingerd, voor
zij de steenen kruik op z'n draagplaats zette
Zij' droeg een kleed van geel gestreepte,
zelf geweven stof met korte mouwen en
en rok, die haar op de enkels viel en
haar kleine voeten glinsterden als witte
parels op het groene gras en de welige,
bedauwde kruipplanten, die zich vastge
hecht hadden aan de meer stevige kin
deren van de ontspruitende lente. Haar
tint was ongewoon doorschijnend en de
morgenwandeling jn de berglucht had
haar wangen doen gloeien, tot zij wed
ijverden met den rood-glanzenden krans
om haar- hoofd.
■Een paar passen voor haar, stond een
groote, woeste, gele hond, met een donker,
onheilspellend gezicht en kleine, recht
opstaande ooren. Het was een wild, harts
tochtelijk dier, dat er uitzag, alsof hij
zocht naar een gelegenheid om zijn naam
„Grip" eer aan te doen.
dat alle durf er uitgaat, om aan jullie
loontjes te komen. Het is een schande....
Maar en hij! keek op: zijn horloge,
het is nu toch zéker voldoende, niet
waar?' Zelfs de ellendigste reactie zou,
dunkt mij!, niet meer kunnen uitvinden,
om de arbeiders te treffen.
Toch is er nog iets, zei nu het lid van
den raad. f
Hij wil de arbeidsweek van vijfen
veertig uur afschaffen en weer acht
enveertig uur laten werken.
Och ja, aldus de redder van het pro
letariaat. Och ja, dat moest er natuurlijk
nog bijkomen. Nu Aalberse in zijn schulp
kroop; nu durven alle reactionairen weer
voor den dag komen.
Daar moet de vrucht van de actie der
arbeiders weer worden weggenomen. In
Nov. '18 waren de heeren doodsbenauwd.
Toen Troelstra maar even dreigde toen
konden de arbeiders krijgen wat zij wil
den. Maar nu meent men, dat men er
weer aan knabbelen kan. Nu dat
breng ik ook wel in orde
Nog één woord, aldus het gemeente
raadslid, de man beweert en ik zou daar
wel graag, nog een antwoord opl hebben,
want wij: zitten voor de begrootingsdebat-
ten, de man beweert, dat wij sociaal-de
mocraten altijd slechts voor de arbeids
week van achtenveertig uur hebben ge
streden. Wel den achturendag, maar acht
enveertig uur in de week
En de vrij'e Zaterdagmiddag dan, riepi
de doctor.
Nu dat zou nog geschikt kunnen wor
den, zei het lid van den raad. Men kan
negein en een half uur gaan werken,
maar wat moet ik zeggen, als men mij:
voor de voeten werpit, dat wij zelf
Wij zelf wij zelf, zlegt gij. Maar goede
vriend, gij; moet uw gemeenteprogram
toch kennen. Wacht maar, als ik bij jullie
kom. De stukken zullen er afvliegen.
Ik zal die reactionairen wel bij de kraag
vatten. Laat ons een datum bespreken.
En hij stond wat haastig opi en keek weer
op1 zijn horloge
Maar ik, dus^ stotterde het lid van
den raad, ik zou graag een argument
hebben.
Dje vriend der proletaren vloog naar
zijn schrijftafel, zocht tüsschen de pa
pieren. Ha, riep hij! uit, daar heb ik het.
Neelm het mee, goede vriend. Zie, en
haastig bladerde hij' in het boekje. Zie
daar staat het. Ons gemeenteprogram.
Bladzijde '20 .Kijk de achturendag en
dan tussehen haakjes 45-urenweek. Dat
is het boekje van Ankersmit en Wi-
baut
Wibauthet hooren van dien naam
deed de bezoekers opschrikken.
Maar mijnheer, riep' het gemeente
raadslid uit. D|at is juist het moeilijke.
U had zoo'n haast, dat wij den naam van
den wethouder niet noemden. Maar het
is Wibaut uit Amsterdam en zijn naam
gooit men ons telkens weer voor de
voeten in onzen raad en iu onze verga
deringen. Het is Wibaut dien wij1 bedoe
len. Hij doet en zegt dat allemaal.
Als door een adder gestoken sprong de
vriend der proletaren op.
Ezels,, ik, ik bedoel partijgenooten,
schreeuwde hij, waardtn mij dat niet da
delijk gezegd. Wibaut
En in groote verlegenheid mompelde
hijja dat is wat anders, vrienden.
Dat is Wat anders zie wij kun
nen niet altijd, zooals wij willen. Een
mensch kan bij dieper nadenken tot een
ander resultaat fcomen....
Wibautnee, je begrijpt, dat ik dat
niet kan doen.
Wat ik zei geldt allemaal de reactie,
het kapitalisme.
Nu partijgenooten en hij keek weer
op zijn horloge schrijf nog maar eens.
Ik kom eerst eens bij jullie praten.
Er is misverstand, ziet u en hij drong
de partijgenooten haast naar de deur en
helde. Het meisje kwam binnen. Jansje
och leid die heeren even uit.
En hij stak ze de hand toe en schudde
die en verdween.
Een oogenblik later bevond het gezel
schap zich weer op de straat.
Zwjjgerid wandelden zij naast elkander
voort. In de traagheid van "de bewuste
hersens scheen iets van de waarheid door
te dringen. (N. Pr. Gron. Crt.).
Hoe men in Gelderland de
auto's controleert.
't Was eigenlijk de veldwachter van het
In de verheven schoonheid van den zo
mermorgen scheen het meisje de bood
schap vergeten te hebben, waarvoor zij
was gekomen, en terwijl zij noig talmde,
kwam de zon op en wierp een diamantglans
op de van dauw druipende kastanjebla
deren en eikebladeren en verzilverde den
mantel van mist om den berg.
Nog een oogenblik stond het reine na
tuurkind te staren naar het wonderschoo-
ne schouwspel en nam met volle teugen
het heerlijke tooneel in zich op. Zij was
opgegroeid met de natuur en was vol
komen onbekend met de haat en nijd, de
zonde en strijd, die het leven der men
schen vergiftigen. Voor haar was de aar
de zoo heerlijk mooi; het leven strekte zich
voor haar uit als het pad van de zon
daar aan dien helderen hemel en even vrij
van zorg en verdriet, als die schoone
Juni-dag. Zij liep nu voort, voorafgegaan
door haar hond en het lied weerklonk
opnieuw van haar lippen:
„Hij stond op en mat het land: en de
aloude bergen zijn verstrooid geworden,
de heuvelen der eeuwigheid
Het plotselinge, bijna gelijktijdige ge
luid van twee pistoolschoten weerklonk
scherp door de kalme, koele luchk en
'het kind schrok zóó hevig, dat zijl een
Veluwsche gehucht, waar wij dezer da
gen vertoefden, die ons door een simpele
uitlating op de idee bracht, den inspec;
teur der Geldersche Verkeersinspectie te
interviewen. Terwijl wij met den robu3ten
dorpsgeweldige stonden te praten, pas
seerde plotseling de auto der Verkeers
inspectie.
„Een reuze uitvinding, die autopelisie,
meneer 1"
„Vindt ge", vroegen wij.
„Dat zal waar wezen; ze inspecteeren
nou pas één maand en hebbe, zooas onze
burgemeester 't zeit, al veel verbetering
in den toestand gebracht."
Wat deze dienaar van den Heiligen Her
mandad vertelde, berust inderdaad op waar
heid. De Geldersche Verkeersinspectie be
looft een pracht-instituut te worden, dat,
ondanks haar nog kortstondig bestaan;
reeds op gunstige resultaten kan bogen.
De leiding er van is trouwens in han
den van den bekwamen inspecteur W.
A. Kruijsdijk.
Dezer dagen vroegen wij hem om een
onderhoud en aanstonds was hij, nauwe
lijks thuis van een inspectietocht, bereid
ons voor zoover hij zulks kon doen en
z'n dienst het toeliet, een en ander over
zijn ervaringen der afgeloopen maand me
de te deelen. Óver deze verrichtingen
was onze zegsman heel best tevreden.
In den beginne, aldus onze zegsman,
gaat nog al wat tijd verloren met het
brengen van bezoeken en het geven van
de gewenschte inlichtingen aan tal van
gemeentebesturen.
Is u reeds handelend opgetreden?
vroegen wij.
„Zeker," was 't antwoord, „doch voor-
loopig treden wij zooveel mogelijk waar
schuwend op. Is er echter kwaadwillig
heid in het spel, dan aarzelde de heer
Kruijsdijk geen oogenblik om krachtdadig
op te treden.
De gunstige invloed, dien de inspectie
op de Geldersche wegen uitoefent, is,
zooals uit onderstaande feiten blijkt, ze
ker niet denkbeeldig. Zoo zijn er thans
reeds vrachtautohouders, die een ge
deelte van hun vracht per boot verzen
den. Gewaarschuwde personen laden
thans 1800 K.G. mind-er dan voor de re
geling, hetgeen natuurlijk op één vracht
ten opzichte van het wegdek al ontzet
tend veel scheelt. Ook is reeds gebleken,
zoo vertelde de heer Kr-, dat zwakke we
gen zooveel mogelijk worden vermeden.
Merkwaardig en veel belovend voor de
toekomst vond de heer Kr. het, dat hij van
de betrokken vrachtautobestuurders in den
regel de grootst mogelijke medewerking
ondervindt.
In de afgeloopen maand werden inmid
dels door de inspectie reeds een 40-tal
overtredingen geconstateerd. Valt de aard
dezer overtredingen als zeer ernstig te
beschouwen, dan wordt meestal dadelijk
proces-verbaal opgemaakt.
Behalve op het gewicht der auto's en
van den inhoud, ziet de inspectie ook
toe op het verkeer van den weg. Een'
der eerste eischen voor een behoorlijk
snelverkeer achtte spr. het „uithalen" op
den weg. Het was den heer Kr. opgeval
len, dat in Gelderland wel uitgehaald
wordt, doch in den regel zoo akelig kalm
en nonchalant, dat men er somtijds het
geduld bij zou verhezen. Ook hier worden
onwillige broeders, of zooals in Gelder
land vaak voorkomt, onwillige zusters,
na éénmaal gewaarschuwd te zijn, be
keurd.
„Gebeurt 't wel eens," vroegen wij, „dat
iemand, die meermalen gewaarschuwd is,
toch nog onwillig blijft?"
„Vermoedelijk zullen dergelijke geval
len zich wel voordoen," antwoordde onze
zegsman, „doch kijkt u hier eens in den
auto!"
Wat we te zien kregen was verrassend.
In een der lederen étuis namelijk bevond
zich een door den heer Kruijsdijk inge
richt archief, waarin de namen 'der di
verse gewaarschuwden met de noodige
imitaties stonden geboekt. Een pracht-
vinding, waarvan den heer Kr. alle lof
toekomt. Stel u namelijk voor, dat mijn
heer X, die reeds eenige malen gewaar
schuwd is, het na eenigen tijd plotseling
in z'n hoofd krijgt, tegen de regeling
te gaan zondigen. Hij wordt dan aange
houden en zal dan vermoedelijk met de
hand op het hart bekennen, dat hij met
de regeling nog niet goed op de hoogte
was, dat hij nog nooit was bekeurd, het
nooit weer zal doen, enz. enz. De heer
Kruijsdijk kijkt onder dit verhaal z'n ar
chief even na en blijkt dan, dat die mijn-
sprong: vooruit deed en de kruik liet
vallen.
Een gemompel vau stemmen bereikte
haar door het dichte bosc/ije, dat het
pad begrensde en zonder aarzelen volgde
zij den hond, die voortsprong in de rich
ting! waarvan het geluid kwam.
Bijl den rand van het bosch stond zij
stil en keek naar het tooneel, dat zich
daar in het groene, bedauwde dal onder
de eerste heldere stralen der opgaande
zon afspeelde en zich onuitwischbaar in
haar geest prentte.
Een troepje van vijf heeren stond om-
der een bloeiende kastanjeboom en een
zwaar neerhangende Eucalyptus; de één
leunde tegen den stam van een boom,
twee anderen voerden op g'edempten toon
een druk gesprek en nog twee anderen
stonden op een afstand van vijftien pas
sen tegenover elkaar met een .pistool in
hun hand. Nog, voor zij< kon begrijpen wat
er gaande was, was de korte beraadslaging
gleëindigd, de secondanten namen hun plaat
sen in om een nieuw vuur te bewaken en
als trompetgeschal weerklonken de woor
den:
„Eén! twee! drie! Vuur"
i (Wiardt vervolgd).