t>E ZEEUW tesrtüï rfilRfe TWEEDE BLAD. LEVENSLEED. Imenlanl FEUILLETON. VAN ZATERDAG 8 DEC. 1928. No. 60 JWWiMM—MM—BW—«WWWMIim III MM W M IIIIWIMP—B— VERMINDERING VAN SALARISSEN. Ook aan de in uitzicht gestelde ver-' mindering van salarissen werd door den heer Colijn in zijn rede te Am sterdam aandacht geschonken. Waar het hier een veelbesproken onderwerp geldt, willen wij ook' uit dit gedeelte van de rede enkele aan halingen doen. „Het was heel gemakkelijk om de Regeering te beschuldigen, dat zij teen hart had. Het was heel eenvou- ig om bij 100.000 menschen, diei daarbi' betrokken waren, een geest van bitterheid te k'weekenmaar heeft iemand van hen, die dit hebben ge daan, beseft hoeveel het de Regeering kostte daartoe overte gaan Men zei, dat de mannen, die aan het bewind- waren, geen hart had den. Daar staat tegenover, dat het groote belang van het volk in zijn geheel er toe dwong om alle mid delen aan te grijpen, teneinde het fi- nanciëele evenwicht te herstellen. Ën voor dien dwang, voor dien zede lijken dwang, daarvoor is de Regee ring wel moeten zwichten. Er ston den belangen van nog hoogere orde op het spel. De Regeering is daarbij zoover ge gaan als zij meende, dat zij zou kun nen verdedigen als het aan de open bare verdediging toekwam. Toch kon ten slotte, ondanks een aanzienlijke vermindering van den totalen sala rislast, een sluitend budget slechts verkregen worden door een bedrag- uit indirecte heffingen te halen, dat aanvankelijk geraamd was op: 30 mil- lioen, maar dat, na nauwkeuriger ra ming 15 millioen hooger zou moeten worden, omdat het bedrag der te ver wachten besparingen ten slotte 15 millioen kleiner bleek. Over die vermindering van salaris sen en loonen nog een woord af zonderlijk. Natuurlijk komt de vraag op of de inkrimping van den Staatsdienst niet nog groóter had kunnen zijn, zoo dat zij, die bleven in het genot der tegenwoordige salarissen hadden kun nen blijven. Daarover slechts een enkel cijfer. Laat men de bedrijven Spoor wegen, Post, Staatsmijnen buiten beschouwing en Iet mén alleen op den Staatsdienst in engeren zintrekt men dan voorts van de uitgaven af datgene waarop volstrekt niets te be zuinigen valt, dan blijft er over een bedrag van 420 millioen gulden. Onder die 420 miljoen gulden zit ten 210 miljoen gulden alleen aan sa larissen. Stelt men de salarissen ook buiten de bezuiniging, dan blijft er dus over een bedrag van 210 miljoen gulden, waarop ten slotte het te be zuinigen bedrag gevonden zou moe ten worden. Op die 210 millioen gulden moest dan 116 millioen gulden bezuinigd worden, d.w.z. meer dan 50 pet.'van de uitgaven zou hebben moeten ver vallen om het budget sluitend te kun nen majken, wat uiteraard onmoge lijk was. Nu heb ik in deze zaak één grief, die ik ook hier uiten wil en dat is deze, dat men niet het geduld heeft gehad om even te wachten, totdat de Regeering de gelegenheid had om uitvoeriger haar denkbeeld uiteen te zetten. Dan zou men gezien hebben-, dat de Regeering bij de herziening van de salarissen, die zij voornemens was met 1 Januari 1925' in te voeren rekening hield en in veel sterkere mate dan tot heden, met het ele ment van behoefte, terwijl ook ove rigens dé in menig opzicht uiterst zon derlinge bestaande regeling verbete ring zou hebben ondergaan". i). HOOFDSTUK I. Om een e er e z a ak De personen, wier namen in dit verhaal voorkomen, hebben in Amerika hün woon plaats 'gehad. Moige dit voldoende zijn ter inleiding- op dit verhaal. „Hij stond en mat het land; en de aloude bergen zijn verstrooid geworden de heuvelen der eeuwigheid hebben zich gebogen". Deze woorden van den profeet werden gezongen door een heldere, blijde kinder stem en op een vreemde, onregelmatige wijs. Het klonk plechtig; zooals het He- breeuwsche lied van Debora moet hebben geklonken. Een tenger meisje van twaalf jaar droeg een kan op haar hoofd, die zij. met ge bogen armen stutte. Zij. stond een «ogen blik stil naast de bron, met het gelaat gekeerd naar den gouden dageraad. Zóó Een leerzame vertelling over een Wethouder. Hier is het, geloof ik. En de voorman van het gezelschap van drie bleef ietwat aarzelend staan. Hier? zei die op hem volgde dan moet ik zeggen, dat onze partijgenoot woont in het huis van een kapitalist. Wees blij, aldus de derde, dat hij niet in den huid van een kapitalist steekt; ik weet wel zeker dat het hier is En de voorman klom de breede trap op van het patricisch huis en las van het naambordje: dr Grootemond.Ja, het is in orde. En hij: drukte op de knop. van de electrische hel. Spoedig ging de breede deur langzaam open en een hupsch dienstmeisje stelde de vraag, wat de bezoekers verlangden. Wij zouden, aldus de leider van 't gezel schap, Grootemond wel willen spreken. U bedoelt mijnheer Grootemond, zei het meisje snibbig. Nu ja, antwoordde de man, wij zijn partijgenooten ziet u, partijgenooten uit en wij zouden mijnheer graag spreken. Op het woord partijgenooten reageerde het blijkbaar goed gedresseerde dienst meisje reeds met een glimlach en zij noodigde de partijgenooten in de ruime vestibule en begaf zich naar de kameri van mijnheer. De beschermer van het proletariaat was gekleed voor een concert, maar hij had nog even tijd om de courant te lezen. Zij bracht hem in ^oede stemming: want hij werd herinnerd aan de schoone dagen, die men beleefde. De reactionaire regeering gevallen en hoe zeide Troel stra. het nog meer? O ja, ColijnWibiaut, dat is de tegenstelling. Men denke zich eens ineen ministerie- Wibaut. Een gelukkige tijd om te dingen naar allerlei mooie ambten. Dr Grootemond zag zich al bijna lid van den hoogen raad. In elk geval, een heerlijk verschiet opende zich Het meisje klopte, en wat ongeduldig klonk van binnen: ja? Daar zijn drie partijgenooten uit om mijnheer te spreken. Dat je nu altijd last van dat volk Laat ze binnen, Jansje, maar zeg even, dat ik niet veel tijd heb. Een donkere wolk toog over het gelaat van den vriend der proletaren. Hij! keek eens in den spiegel en zag. om zich heen. Hm eigenlijk geen omgeving om par tijgenooten te ontvangen. Een slecht oogenblik. Maar enfin, de mond zal het wel goed maken. De deur ging open en de drie vrien den traden binnen. Kom binnen, kom binnenDe blijdschap straalde van het gelaat. Gaat zitten, gaat zitten, en meteen greep mijnheer naar de sigfaren. Rooken? De arbeiders zagen eens om zich heen en het was hun aan te zien dal zij zich nauwelijks op hun geraak gevoelden. Mijn heer begreep het aanstonds -en zei lachend: je denkt zeker, dat lijkt niet veel op een proletariër? Maar ik ben bezig, vrienden, om te zorgen, dat jullie je huis allemaal zoo kunt inrichten. Een beetje minder kan het ook meende een van de bezoekers. Maar nu de reden van jullie komst. Het meisje zeide zeker reeds, dat ik niet veel tijd heb. Tot mijn spijt. Wij zijn, aldus de voorman, partijgenoo ten Uit ik ben lid van den raad, hij is werkman in dienst van de gemeente en de ander is lid van den besturenbond. Om kort te gaan. Wij worden in onze actie geducht gehinderd door een wethou der, die zijn voorstellen met allerlei fraaie argumenten kan verdedigen. Wij kunnen er niet tegen op en nu zohden wij u, die zoo goed spreken kunt, willen verzoeken, een rede bij ons te houden. Anders gaat de fut er uit Nu, antwoordde de doctor, daar valt over te denken. Stellig als ik tijd heb, wij kunnen zoo aanstonds den avond wel bepalen. Maar. ik moet toch iets van jullie moei lijkheden weten. De drie mannen keken elkander eens aan, wie beginnen zou. Nu antwoordde de besturenbond, dan zal ik wel beginnen. De wethouder wil de werkloozen bren gen onder de armenzorg, althans een deel. Met groote levendigheid viel dr Groote mond den spreker in de rede. wachtte zij op het eerste straaltje van de opkomende zon en zong plechtig het ge bed van Habakuk. Achter haar teekende zich in stille grootheid de reusachtige omtrek van een hoo'ge plek va.n het Alleghanygebergte af, de top in grijzen nevel gehuld. Het midden en de voet was omhuld door een mantel van groen, nu nog slechts vaag te onderscheiden in een wazige verte. Lage heuvels verhieven zich aan beide zijden, maar vlak voor het meisje uit lag een groote, dicht begroeide vlakte en daar overheen keek zij naar den rossigen horizon, die zich snel «vertoog: met een hellen, verblindenden glans. Het ochtendgloren in de bergen had iets tooverachtigs en de ten toon ge spreide pracht vervulde het hart van het kind met een diepe ontroering', zoodat daaruit onwillekeurig opstegen de won derlijke, maar verheven lofliederen, die zij had geleerd. In den diepen, stralenden glans harer groote, zwarte oogen school een eigenaardige tooverkracht. Nu scheen nit die oogen een teeder licht van liefde, en kinderlijke blijdschap en de zacht-ge- bogen lijn der rooide lippen wees op een merkwaardige veranderlijkheid van uit drukking. Haar breed, boog voorhoofd, Dacht ik het niet zeide hij. Zie, dat is nu de zwarte reactie. Dat heeft het ka pitalisme over voor onze arbeiders. De reactie groeit zienderoogen. Maar... en de vuist viel op de tafel, wij zijn er ook nog. Sjonge, sjonge, daar zullen de stukken afvliegen, als ik dat eens onder handen neem. Ja, maar, zei de besturenbond, de wet houder heeft krachtige argumenten. Hij zegt: dat er bij een crisis van langen, duur beroepswerkloozen komen, menschen die liever lui zijn dan moe, wien het er niet om te doen is werk te krijgen, maar om op kosten van de gemeente te leven. Schande, schande, riep dr Grootemond, ik vraag u, partijgenooten en hij rees overeind en sprak alsof hij voor een volle zaal stond ik vraag u, hebben de arbei ders den oorlog gebracht? Zijn zij schuldig aan de crisis? Zijn zij niet de uitgebui- ten door het kapitalisme? En nu zij daar gebogen, werkloos en verhongerd neerzitten, nu zouden zij nog beleedigd moeten worden? Ik kom vrienden, ik kom, zal de reactie treffen in het hart.- Vloek over de harte- loozen, die uitzuigers, die Hij wreef zich in de handen. Dat kan een goede rede geven vrienden. Het gelaat der vrienden glom van genoegen. Heb je nog meer? Ja, zegt nu het gemeenteraadslid, de wethouder gaat de directe belastingen verlagen, maar hij haalt groote winsten uit de bedrijven Een grimlach kwam op het gelaat van den vriend der proletaren. Ach ja, zeide hij medelijdend, daar hebt ge het ook al weer. Het kapitaal moet na tuurlijk gespaard en de kleine man moet betalen, belasting betalen, als hij zijn lamp aansteekt en als hij eten kookt. De eerste levensbehoeften moeten het ontgelden. Zoo drukt men den werkman. Het is de zuiverste reactie. Maar de ar beiders worden het moede. Ze hebben zooeven nog een krachtpatser der reactie neergeslagen. Wij zullen het met dat wethoudertje wel klaar spelen. Dat praat natuurlijk van inflatie. Alsof wij dat ook niet weten. O, die kapitalisten zijn zoo slim. Maar, en hij klopte het lid van den raad op den schouder; wij hebben ze iu 'de gaten, vriend. Ik beloof je ik zal dien man af drogen. Daar zal niets aan ontbreken. Heb je nog meer van dat fraais. Ja, en nu kwam de gemeentewerkman, hij wil onze loonen verlagen. De vriend der proletaren stampte, met den voet op den grond. Het is toch een schande, riep hij uit. Wat voor een vent is dat toch? De lage loontjes van den arbeider en hij lachte schamper de lage loontjes van den ar beider, die moeten naar beneden. De werkman moet den last weer dragen. Dat spaart den kapitalist en ons arbeiders, ja ons arbeiders, wordt de zware druk op de schouders gelegd. Vriendende reactie maakt zich breedZij meent ons terug te drukken. Maar wij laten ons niet meer trappen. Wij zijn machtig geworden. Wij wierpen een minister om, en wij krijgen dat ook wel met een wethouder klaar. Ja, ja, van de loontjes der werklieden een sluitpost maken. Het is wat fraais! Zeker, zoo begon de gemeentewerkman weer, maar hij zegt dat onze loonen toch niet zoover boven die van het particulier bedrijf kunnen uitgaan. Praatjes, bulderde de verdediger van het proletariaat, praatjes, zeg ik je. Wijj moeten de loonen van de arbeiders opi- voeren tot jullie lcion, maar omdat de arbeiders verhongeren, zouden jullie,, ge- meenteslaven, daarom verhongeren? Er is niet de minste reden, om tot verla ging van de loonen over te gaan. Neen vriendjelaat dat maar aan mij! over. Ik zal het daar wel z,oo goed zeggen, met de sterk-sprekende werkbrauwen deed denken aan de Italiaansche vrouwenpor tretten met hun kalme, levenskrachtige gelaatsuitdrukking. Heur haar was sluik en zwart en hing breed neer over de schouders. Het had een lichten glans van het water, dat van de kan drupte langs de krans van roode cypressen bladeren, die zü om haar hoofd had geslingerd, voor zij de steenen kruik op z'n draagplaats zette Zij' droeg een kleed van geel gestreepte, zelf geweven stof met korte mouwen en en rok, die haar op de enkels viel en haar kleine voeten glinsterden als witte parels op het groene gras en de welige, bedauwde kruipplanten, die zich vastge hecht hadden aan de meer stevige kin deren van de ontspruitende lente. Haar tint was ongewoon doorschijnend en de morgenwandeling jn de berglucht had haar wangen doen gloeien, tot zij wed ijverden met den rood-glanzenden krans om haar- hoofd. ■Een paar passen voor haar, stond een groote, woeste, gele hond, met een donker, onheilspellend gezicht en kleine, recht opstaande ooren. Het was een wild, harts tochtelijk dier, dat er uitzag, alsof hij zocht naar een gelegenheid om zijn naam „Grip" eer aan te doen. dat alle durf er uitgaat, om aan jullie loontjes te komen. Het is een schande.... Maar en hij! keek op: zijn horloge, het is nu toch zéker voldoende, niet waar?' Zelfs de ellendigste reactie zou, dunkt mij!, niet meer kunnen uitvinden, om de arbeiders te treffen. Toch is er nog iets, zei nu het lid van den raad. f Hij wil de arbeidsweek van vijfen veertig uur afschaffen en weer acht enveertig uur laten werken. Och ja, aldus de redder van het pro letariaat. Och ja, dat moest er natuurlijk nog bijkomen. Nu Aalberse in zijn schulp kroop; nu durven alle reactionairen weer voor den dag komen. Daar moet de vrucht van de actie der arbeiders weer worden weggenomen. In Nov. '18 waren de heeren doodsbenauwd. Toen Troelstra maar even dreigde toen konden de arbeiders krijgen wat zij wil den. Maar nu meent men, dat men er weer aan knabbelen kan. Nu dat breng ik ook wel in orde Nog één woord, aldus het gemeente raadslid, de man beweert en ik zou daar wel graag, nog een antwoord opl hebben, want wij: zitten voor de begrootingsdebat- ten, de man beweert, dat wij sociaal-de mocraten altijd slechts voor de arbeids week van achtenveertig uur hebben ge streden. Wel den achturendag, maar acht enveertig uur in de week En de vrij'e Zaterdagmiddag dan, riepi de doctor. Nu dat zou nog geschikt kunnen wor den, zei het lid van den raad. Men kan negein en een half uur gaan werken, maar wat moet ik zeggen, als men mij: voor de voeten werpit, dat wij zelf Wij zelf wij zelf, zlegt gij. Maar goede vriend, gij; moet uw gemeenteprogram toch kennen. Wacht maar, als ik bij jullie kom. De stukken zullen er afvliegen. Ik zal die reactionairen wel bij de kraag vatten. Laat ons een datum bespreken. En hij stond wat haastig opi en keek weer op1 zijn horloge Maar ik, dus^ stotterde het lid van den raad, ik zou graag een argument hebben. Dje vriend der proletaren vloog naar zijn schrijftafel, zocht tüsschen de pa pieren. Ha, riep hij! uit, daar heb ik het. Neelm het mee, goede vriend. Zie, en haastig bladerde hij' in het boekje. Zie daar staat het. Ons gemeenteprogram. Bladzijde '20 .Kijk de achturendag en dan tussehen haakjes 45-urenweek. Dat is het boekje van Ankersmit en Wi- baut Wibauthet hooren van dien naam deed de bezoekers opschrikken. Maar mijnheer, riep' het gemeente raadslid uit. D|at is juist het moeilijke. U had zoo'n haast, dat wij den naam van den wethouder niet noemden. Maar het is Wibaut uit Amsterdam en zijn naam gooit men ons telkens weer voor de voeten in onzen raad en iu onze verga deringen. Het is Wibaut dien wij1 bedoe len. Hij doet en zegt dat allemaal. Als door een adder gestoken sprong de vriend der proletaren op. Ezels,, ik, ik bedoel partijgenooten, schreeuwde hij, waardtn mij dat niet da delijk gezegd. Wibaut En in groote verlegenheid mompelde hijja dat is wat anders, vrienden. Dat is Wat anders zie wij kun nen niet altijd, zooals wij willen. Een mensch kan bij dieper nadenken tot een ander resultaat fcomen.... Wibautnee, je begrijpt, dat ik dat niet kan doen. Wat ik zei geldt allemaal de reactie, het kapitalisme. Nu partijgenooten en hij keek weer op zijn horloge schrijf nog maar eens. Ik kom eerst eens bij jullie praten. Er is misverstand, ziet u en hij drong de partijgenooten haast naar de deur en helde. Het meisje kwam binnen. Jansje och leid die heeren even uit. En hij stak ze de hand toe en schudde die en verdween. Een oogenblik later bevond het gezel schap zich weer op de straat. Zwjjgerid wandelden zij naast elkander voort. In de traagheid van "de bewuste hersens scheen iets van de waarheid door te dringen. (N. Pr. Gron. Crt.). Hoe men in Gelderland de auto's controleert. 't Was eigenlijk de veldwachter van het In de verheven schoonheid van den zo mermorgen scheen het meisje de bood schap vergeten te hebben, waarvoor zij was gekomen, en terwijl zij noig talmde, kwam de zon op en wierp een diamantglans op de van dauw druipende kastanjebla deren en eikebladeren en verzilverde den mantel van mist om den berg. Nog een oogenblik stond het reine na tuurkind te staren naar het wonderschoo- ne schouwspel en nam met volle teugen het heerlijke tooneel in zich op. Zij was opgegroeid met de natuur en was vol komen onbekend met de haat en nijd, de zonde en strijd, die het leven der men schen vergiftigen. Voor haar was de aar de zoo heerlijk mooi; het leven strekte zich voor haar uit als het pad van de zon daar aan dien helderen hemel en even vrij van zorg en verdriet, als die schoone Juni-dag. Zij liep nu voort, voorafgegaan door haar hond en het lied weerklonk opnieuw van haar lippen: „Hij stond op en mat het land: en de aloude bergen zijn verstrooid geworden, de heuvelen der eeuwigheid Het plotselinge, bijna gelijktijdige ge luid van twee pistoolschoten weerklonk scherp door de kalme, koele luchk en 'het kind schrok zóó hevig, dat zijl een Veluwsche gehucht, waar wij dezer da gen vertoefden, die ons door een simpele uitlating op de idee bracht, den inspec; teur der Geldersche Verkeersinspectie te interviewen. Terwijl wij met den robu3ten dorpsgeweldige stonden te praten, pas seerde plotseling de auto der Verkeers inspectie. „Een reuze uitvinding, die autopelisie, meneer 1" „Vindt ge", vroegen wij. „Dat zal waar wezen; ze inspecteeren nou pas één maand en hebbe, zooas onze burgemeester 't zeit, al veel verbetering in den toestand gebracht." Wat deze dienaar van den Heiligen Her mandad vertelde, berust inderdaad op waar heid. De Geldersche Verkeersinspectie be looft een pracht-instituut te worden, dat, ondanks haar nog kortstondig bestaan; reeds op gunstige resultaten kan bogen. De leiding er van is trouwens in han den van den bekwamen inspecteur W. A. Kruijsdijk. Dezer dagen vroegen wij hem om een onderhoud en aanstonds was hij, nauwe lijks thuis van een inspectietocht, bereid ons voor zoover hij zulks kon doen en z'n dienst het toeliet, een en ander over zijn ervaringen der afgeloopen maand me de te deelen. Óver deze verrichtingen was onze zegsman heel best tevreden. In den beginne, aldus onze zegsman, gaat nog al wat tijd verloren met het brengen van bezoeken en het geven van de gewenschte inlichtingen aan tal van gemeentebesturen. Is u reeds handelend opgetreden? vroegen wij. „Zeker," was 't antwoord, „doch voor- loopig treden wij zooveel mogelijk waar schuwend op. Is er echter kwaadwillig heid in het spel, dan aarzelde de heer Kruijsdijk geen oogenblik om krachtdadig op te treden. De gunstige invloed, dien de inspectie op de Geldersche wegen uitoefent, is, zooals uit onderstaande feiten blijkt, ze ker niet denkbeeldig. Zoo zijn er thans reeds vrachtautohouders, die een ge deelte van hun vracht per boot verzen den. Gewaarschuwde personen laden thans 1800 K.G. mind-er dan voor de re geling, hetgeen natuurlijk op één vracht ten opzichte van het wegdek al ontzet tend veel scheelt. Ook is reeds gebleken, zoo vertelde de heer Kr-, dat zwakke we gen zooveel mogelijk worden vermeden. Merkwaardig en veel belovend voor de toekomst vond de heer Kr. het, dat hij van de betrokken vrachtautobestuurders in den regel de grootst mogelijke medewerking ondervindt. In de afgeloopen maand werden inmid dels door de inspectie reeds een 40-tal overtredingen geconstateerd. Valt de aard dezer overtredingen als zeer ernstig te beschouwen, dan wordt meestal dadelijk proces-verbaal opgemaakt. Behalve op het gewicht der auto's en van den inhoud, ziet de inspectie ook toe op het verkeer van den weg. Een' der eerste eischen voor een behoorlijk snelverkeer achtte spr. het „uithalen" op den weg. Het was den heer Kr. opgeval len, dat in Gelderland wel uitgehaald wordt, doch in den regel zoo akelig kalm en nonchalant, dat men er somtijds het geduld bij zou verhezen. Ook hier worden onwillige broeders, of zooals in Gelder land vaak voorkomt, onwillige zusters, na éénmaal gewaarschuwd te zijn, be keurd. „Gebeurt 't wel eens," vroegen wij, „dat iemand, die meermalen gewaarschuwd is, toch nog onwillig blijft?" „Vermoedelijk zullen dergelijke geval len zich wel voordoen," antwoordde onze zegsman, „doch kijkt u hier eens in den auto!" Wat we te zien kregen was verrassend. In een der lederen étuis namelijk bevond zich een door den heer Kruijsdijk inge richt archief, waarin de namen 'der di verse gewaarschuwden met de noodige imitaties stonden geboekt. Een pracht- vinding, waarvan den heer Kr. alle lof toekomt. Stel u namelijk voor, dat mijn heer X, die reeds eenige malen gewaar schuwd is, het na eenigen tijd plotseling in z'n hoofd krijgt, tegen de regeling te gaan zondigen. Hij wordt dan aange houden en zal dan vermoedelijk met de hand op het hart bekennen, dat hij met de regeling nog niet goed op de hoogte was, dat hij nog nooit was bekeurd, het nooit weer zal doen, enz. enz. De heer Kruijsdijk kijkt onder dit verhaal z'n ar chief even na en blijkt dan, dat die mijn- sprong: vooruit deed en de kruik liet vallen. Een gemompel vau stemmen bereikte haar door het dichte bosc/ije, dat het pad begrensde en zonder aarzelen volgde zij den hond, die voortsprong in de rich ting! waarvan het geluid kwam. Bijl den rand van het bosch stond zij stil en keek naar het tooneel, dat zich daar in het groene, bedauwde dal onder de eerste heldere stralen der opgaande zon afspeelde en zich onuitwischbaar in haar geest prentte. Een troepje van vijf heeren stond om- der een bloeiende kastanjeboom en een zwaar neerhangende Eucalyptus; de één leunde tegen den stam van een boom, twee anderen voerden op g'edempten toon een druk gesprek en nog twee anderen stonden op een afstand van vijftien pas sen tegenover elkaar met een .pistool in hun hand. Nog, voor zij< kon begrijpen wat er gaande was, was de korte beraadslaging gleëindigd, de secondanten namen hun plaat sen in om een nieuw vuur te bewaken en als trompetgeschal weerklonken de woor den: „Eén! twee! drie! Vuur" i (Wiardt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5