1!>E ZEEUW TWEEDE BLAD. AART DE MES!AAKER, Bnitenland. van A- A ZeeuwsGhe Stemmen. FEUILLETON, Dl BUSSCHIETER VAN MIDDELBURG. ZATERDAG 17 NOV. 1923. No. 42 it 0osaatvstiamamMitKK»ia Ook wenscheiijk? Is het, wanneer de bestaande wettelijke hinderpalen zijn weggenomen, ook w e n- schel ijk, dat de predikant zitting neemt in den gemeenteraad? Ziedaar een vraag, die nauwgezette overweging waard is. Daarbij zij evenwel terstond opgemerkt, dat deze kwestie geheel afgescheiden moet worden gedacht van de vraag txf voor den wetgever voldoende termen jianwezig zijn om de kerkelijke dignita rissen uit te sluiten, wat door'ons wordt ontkend. Oi het echter aanbeveling verdient om het predikambt te combineeren met het lidmaatschap van den Raad, dit is een zaak die enkel aan de k e r k e 1 ij k e autoriteiten ter beoordeeling staat. En dan zij grit toegegeven, dat het optreden in de Raadzaal voor den Leer- aar niet geringe bezwaren met zich brengt. Lang niet denkbeeldig is de vrees, dat de geestelijke arbeid zal lijden onder het vervullen der plichten die het Raadslid-, maatschap met zich brengt, dat de be slommeringen van het publiek-ambtelijke leven nadeel zullen toebrengen aan het ■eigenlijke werk.van den prediker. Doch dit alles zijn bezwaren, met wier i gegrondheid niet de steller der gemeen tewet te rekenen heeft. Van de z ij' d >e der Kerk alleen mag worden uitgesproken, of van een tege'ijkertijd waarnemen van predikambt en raadslidmaatschap' kan sprake zijn. Vreemde verontwaardiging. Nu tal van gemeenteraden het besluit namen om het vervolgonderwijs af. te •schaffen, wordt door menig en palstaan der voor het .openbaar onderwijs de voorstelling gegeven, alsof op brute wijze aan een beteekenenden vorm van onder richt voor goied een einde is gemaakt. Wordt.van' gemeentewege het vervolg onderwijs niet meer bekostigd, dan zoiu met 'deze alleszins nuttige cursussen voor goed zijn afgerekend. En terwijl men moord en brand roept ■over zoo misdadig gedoe, was.ht men zelf de handen in onschuld en gaat over tot de orde van den dag. Zoo schijnt men zijn taak voor geëin digd te beschouwen als de gemeente de kosten niet draagt en men uit daarover zijn ontstemming. En blijkbaar is men er verre vandaan om nu eens met terdaad te toonen, dat het vervolg onderwijs zooveel waard is als men zegt. Zelfs werd uitgerekend, dat bij behoor lijke reorganisatie deze cursussen slechts enkele tientallen g.ul- d e n s aan de gemeente zouden behoe ven te kosten. Maar gij dan, die van de snoodheid der gemeentebesturen- zoozeer doordron gen zijt, ge zijt z; e 1 f niet in staat om de band aan den ploeg te slaan en uit het particulier initiatief te doen opkomen wal van gemeentewege uitbleef? G ij. die na zorgvuldig rekenen wist aan te toonen met hos weinig kosten dit onderwijs, waaraan ge immers zooveel waarde toekent, zou kunnen worden in stand gehouden, ge ziet zelf geen kans om met uw medestanders deze luttele gul'ens bije n telire 'g in? Is dat uw groote, reine liefde voor het vervolgonderwijs Was al uw verontwaardiging dan wel echt? Bestond uw geroep dan feitelijk ook uit niet veel anders dan frasen Hoe zeere vallen ze. af, de zieke zomerblaren hoe zinken ze, allemaal, die eer zoo groene waren, te grondewaard Een vernaai tijdens het beleg Van Middelburg door de Watergeuzen. (1572—1574). door chr. hondius. (Auteursrecht voorbehouden.) •32). „Maar dat is verraad", zeide de Mes maaker. „Als de toeleg gelukt, zal men zulk een daad wel anders noemen. Wanneer ge het lijden der Middelbur gers van nabij gezien hadt, zooals ik, zou 't u duidelijk zijn, dat er redding( kooien moet, of anders komen allen van honger en gebrek om. Maar laat mij u mijn plan verder mede- deelen". In Zoutelande woont de vader van Jas per Leijnse, die op de Geuzenvloat dient hem ken ik en hij 'moet ons helpen door als bemiddelaar bij den Geuzenbevel- hebber op te treden. Verklaar u slechts bereid en ik zal voor de uitvoering zorgen. Ge gaat naar Middelburg terug en meldt Hoe deerlijk zijt gij ook nu, boomen al, bedegen; hoe schamel, die weleer des aardrijks, allerwegen, de schoonste waard! Zoo begon Guido Gezelle zijn herfstlied en hij, die de snaren van ons gemoed zoo veelvuldig wist te treffen, vindt ook hier weerklank in onze harten. De aarde is koud en nat, de dampkring is koud en nat, de boomen weenen. Het predikt al les de vergankelijkheid, doch wekt evenzeer verlangen naar nieuw leven, 'dat nieuwe hoop en nieuwen moed in uitzicht stelt. Intusscihen. laat ons den dich terlijken toon loslaten - is Holland's vergaderseizoen aangebroken. En zie daar, de Hollander leeft weer, want de lust tot vergaderen zit hem in het bloed. Wij hebben onlangs kunnen lezen, hoe mannen van verschillende natio naliteit, reageeren,- wanneer zij een vlieg in hun glas bier aantreffen en dat de Hollander besloot aanstonds een ingezonden stuk te schrijven over slechte consumptie en wat niet al. Niet kwaad vei zonnen, maar men zou den Nederlandschen aard niet min der juist typeeren dan met te wij zen op de zucht tot vergaderen. Ik roep bij voorhaal uw welwillendheid in voor een persiflage op dit gebied. Is er één adjectief geschikt voor ons, dan zou men kunnen spreken van de „vergaderende" Hollanders. Spreekt, wien ge wilt, allen zullen ze voorgeven het land te hebben aan het bijwonen van vergaderingen, het zij het geldt bestuurs-, algemeene le den-, buitengewone- dian wel feest- vergaderingen, doch als ze eerlijk zijn, zouden ze u bekennen, dat een win ter zonder een piaar dozijn bijeen komsten voor hen geen winter Zou zijn. Hij is geen man, althans geen man van eenig gewicht, clie niet tot een of meer vergaderingen per week ge convoceerd wordt. Maandag zijn liet de belangen van de politiek, die ons uit onze gezel lige woningen lokken; den derden dag der week is het de convocatie van de vakvereeniging, varkenshouders-, middenstands- of werkmansVereeni- ging, waaraan velen gehoor hebben te geven; Woensdag vergaderen het leesgezelschap, het fond? tot onder steuning van deze of gene onmis bare instelling, de geitenfokvereeni- ging en de Vereeniging tot bestrij ding van dit of dat kwaad; Donder* dag is gereserveerd voor Roode- of Groene Kruis en Wijkverpleging; des Vrijdagsavonds roepen „Soepuitdee- ling", „Werkverschaffing", Zangkoor, IJsclub of Schietvereeniging ai naar het weder dient ter vergade ring op, terwijl dé Zaterdag de werk week sluit met Zendingsstudie, Ring- of Schoolvergadering, Volapük- en Es- penantoclub of literair soireetje. De volgende week hetzelfde lied je weer. Geen avond schier, of er zijn van die belangen, die ons uit onze in tieme woningen naar dé vaak zoo unheimische vergaderzalen drijven, alsof de jacht naar een ideaal hui- u als geheel hersteld bij het leger aan men zal u vertrouwen en in eere hou den. Wacht verder mijn komst af". Een zware strijd werd gestreden in het binnenste van de Mesmaaker. Terug naar Middelburg .naar Barte maar om verraad te plegen? Ja, maar om zijn landgenocrten te be vrijden van een slavenjuk en zichzelf een gelukkige toekomst te bereiden. Kon 't niet zijn, dat God hem daartoe had aangewezen, dat zijn krankheid daar toe had moeten dienen? Bood ook de geschiedenis van het volk Israels geen voorbeelden aan van een ge lijke uitredding En hij dacht aan Ehud uit den tijd der Richteren, die ook langs verraderlijken weg Zijn volk verloste van de vijanden. „Dioe wat ge meent, dat goed is", zeide de Mesmaaker, „en reken op mij". Na afscheid te hebben genomen, richtte Ellewouts zijn schreden naar het nabije Zoutelande. Daar woonden de ouders van Jasper Leijnse en daar vqnd hij een geopend ooi- toen hij vroeg, waar hun zoon vertoefde. „Wanneer de Geuzenvloot nojg niet is uitgezeild, moet hij nog te Vlissingen zijn. Ik wil u een brief voor hem medegeven en als ge slechts kans ziet, binnen de stad te komen, zal het u niet moeilijk vallen, selijk leven reeds Tang opgegeven is. Wordt het 's zomers door reizen en trekken en andere buitenhuizige ontspanning ontwricht, het wintersei zoen met z'n tallooze afleidingen zal wel zorgen, dat hel ook in de barre wintermaanden tot de heerlijke, maar ver verwijderde idealen blijft be- h'ooren. Zeg mij eerlijk, wie spreekt niet gaarne een woordje mee op 'n ver gadering, wie laat niet gaarne eens hooren, d;at hij er is en dat hij ook wat in de melk te brokkelen heeft. Een tikje eerzucht speelt ons ook wei parten. Wie streeft niet gaarne na,ar de waardigheden van een be- stuursbaantje? 't. Is zoo aantrekkelijk den voorzittershamer te mogen han- teeren, de ga,nsc;he vergadering on der den overdrachtelijken duim te hebben, 't Is zoo aanlokkelijk, zoo slreelend' in jaarverslag en notulen te verkondigen, welk werkzaam aan deel men in het vereenigingsleven hadeigen verdiensten uittemeten en te hooren uitmeten. Zouden er niet zijn, van die eigengerechtige, -waan wijze menschen, die van oordeel zijn, dat zonder hen heel de boel zou mis loop en leder onderzoeke zichzelf in dit op zicht. Ik vrees wel, dat óók' hierin; cle oorzaak gezocht moet worden van de krachtversnippering en geldverspil ling, als gevolg van den clubgeest in ons lieve, vaderland. Ma,ar ik wil niet langer moral i- seeren. 't 'Geeft toch niks. Men knikt ja en .amen en gaat toch z'n ouder» gang, niet waar? Geen vergadering komt tot haar recht, wanneer „de notulen van de vorige vergadering" niet worden ge lezen. Als de secretaris zijn boek ver geten heeft maar hij zal het nooit vergeten krijgt hij gaarne verlof om het dadelijk te gaan halen. Men kan zich zonder die oude notulen met geen mogelijkheid oriënteeren. Eerst toch krijg je te hooren hoe lang het al weer geleden is, dat de koppen bij elkja.ar gestoken werden; dan zal men u vertellen of u al of niet tegenwoordig waart, in het laat ste gev.a.1 met of zonder kennisgeving. Je kunt voorts nog eens met. trots herinnerd worden (a,an je maiden speech, of krijgt gelegenheid te pro- testeeren tegen een uitdrukking, wel ke niet juist weergeeft wat u hebt bedoeld te zeggen, of misschien wel precies hét, tegenovergestelde. Ge wordt herinnerd aan het batig of nadeelig saldo over het vorige boekjaar ad f 1.07x/2, h'et traditioneele halfje niet te vergeten, en ge krijgt natuurlijk te hooren, dat de vergade ring „met dank aan de vergadering" werd gesloten. O, onovertroffen verzamelingen van gemeenplaatsen, bana- en futiliteiten. Maar hoe dan? Wel, de in 1866 door Jos. A. Alber- dingk Thijm opgerichte Vriendenkring „De Vioólstruik" zoo genoemd naar Vondel, die immers te Keulen „in de Violen" geboren w,as leert ons notulen schrijven op een manier, die vervelendheid en afgezaagdheid uitsluit. V,an Devssel is een tijdlang secre taris van „De Vioolstruik" .geweest hem dien ter hand te stellen en kunt ge hem te spreken". „Geef mij slechts den brief, in het be- z.it daarvan zM ik de poortwachters wel kunnen bewegen, mij toegang te verschaf fen". „Maar laat ik u toch een kanne biers tappen de tocht aal u vermoeid hebben in deze zomerwarmte inmiddels kan ik den brief gereed maken en vertel me eens, hoe het te Middelburg gaat gij reist overal heen en zoowél de Spanjaard als de Geus stellen in u vertrouwen". „Ja,, dat heb ik wel geleerd om met de wolven in 't woud te huilen, maar in mijn hart ben ik Geuschgezind en 'tis daarom, 'dat ik tot u kom". „Reeds lang vermoedde ik dit", zeide Leijnse; „maar vertel me, zal de Spaansche vlag nog Tangen tijd van den Langejan waaien; zijn er dan geen vrienden van den Prins te Middelburg? Ik weet wel, da.t de meeste aanhangers van Oranje na den aanslag van Pieter H.aeck naar Engeland hebben moeten vluch ten, maar toch kan ik niet gelooven, dat alle Middelburgers den Spanjaard van harte onderdanig zijn". „O neen, velen zouden gaarne van het Spaansche juk ontslagen willen zijn, maar wee hem, die daarvan slechts met een enkel woord rept hem wacht de strop. Inmiddels had Ellewouts zich verfrischt en moest in die kwaliteit natuurlijk ook notulen houden. Die werden ge schreven in een in wit perkament gebonden schrijfboek, van oud-Hol- landscih papier, 't. Ware al te kost baar om ook dit gebruik over te ne men. Maar wellicht kan de wijze van not.uleereu. de stijl navolging vinden, ter verhooging van de gezelligheid en de welluidendheid en ter bevor dering van de hilariteit. Van Deyssel notuleerde aldus „Algemeene Vergadering der roem- ïijke vereeniging „De blauwe Viool- struik", ten vriendelijken huize van den geachteu heer Eduard Alberdingk Thijm, op den zonnigen Maandag 30 Januari 1882. De eerzame vergadering wordt ge opend ter gezelliger ure van 10 be vallige minuten vóór het verrassend slag van achten. Tegenwoordig de lieve leden: De wakkere Heer J. A. Alberdingk Thijm. De kunstrijke Heer en Mevrouw Cuvpers. De pittige Heer en Mevrouw Die- penbrock. De gulle en kernrijké gastheer en vrouw. De gratievolle mejuffrouw Elize Sterck. De zilverstemmige mejuffrouw Lyd- wine Diepienbrock, en de verlegen secretaris". De stijl der notulen was n.l. ter keuze van den secretaris. Hij maak te er soms een het misbruik nade rend gebruik van, door gewag te maken van hel neussnuiten van de leden, enz., doch overigens moet toe gegeven worden, dat zijn methode voor de notulen-scihrijvers, die au bout de latin zijn, wijde perspectie ven opent. „Algemeene Vergadering van de eenige Vereeniging tot royale behar tiging v,a,n de wele belangen vaar ten onooglijkenmerberge van den grij zen...., op den mistigen Woensdag, enz." Voor een geestig, kritisch .aange legd secretaris om van te water tanden. Doch als ik denk aan wrange, grim mige naturen, ben ik toch huiverig om van Deyssel's voorbeeld onvoor waardelijk aan te prijzen. KEES VAN DER MEER. Nov. 1923. Armoede. Men schrijft uit het Rijnland aan de N. R. Ct.: Op de bergen, die het Wupp'erdal om ringen, zijn de eertijds verdwenen bos schen herrezen. In jaren van werkloos heid zijn de jonge boompjes aangeplant en nu na 25, 30 jaren vormen ze bos- schen, die men bescheidenlijk „Anlagen" noemt. Leze bosschen krijigen nu een nooit gedachte beteekenis vq>r de bevol king. Al sinds maanden wordt er hout gesprokkeld. Vooral na stormweer gaan velen de steile bergwegen op om brand stol' te verzamelen. Daaronder heel wat aan de kanne biershem door Leijnse verstrekt, die inmiddels den brief had ge reed gemaakt, dien hij den marskramer ter hand stelde, waarna deze hem zorg vuldig in zijn kleeding verborg. Na afscheid te hebben genomen, slaat de marskramer den zandweg in, die langs Dishoeck naar Vlissingen voert. Maar de brug, die toegang geeft tot de stadspoort, is opgehaald en aan de overzijde bevindt zich de poortwacht. Het kostte hem weinig moeite om de aandacht op zich te vestigen en nu vraagt hij' 'toegang. Wel wordt de brug neer gelaten, maar de toegang tot de stad bleef hem voorals nog gesloten; een hopman vraagt hem het wachtwoord. Dit kent hij niet, maar hij toont hem den brief aan Jasper Leijnse gericht. Diien kent men, maar de brenger is een vreemdeling en zonder het wachtwoord mag niemand warden toegelaten, aldus luidt onze order, „ofschoon w;e er van overtuigd zijn, dat een boodschapper voor den braven Jasper Leijnse geen vriend van Spanje zal zijn". Maar daar opent Ellewouts zijn mars en na een weinig zoékens brengt hij een perkament te voorschijn, dat hij den hop man ter hand stelt. „En ka.n dit u misschien gerust stel len?" vrouwen, die voetje vqor voetje naar hoven gaan. Zijn er veel liefhebbers, dan duurt het uren, voor ze 'n mandje vol hebben. Dames, die betere dagen gekend hebben zoeken afgelegen hoeken oip; rang schikken de vondst netjes in een langwer pige reticule of in een doek, opdat maar niemand den inhoud zal zien. Lang'zlaam gaan ze naar beneden, blij met het re sultaat van werk datde kachel in 'n hall' uurtje zal verslinden. Poorer re- sul! aat dus! Doch de luitjes zijn tegenwoordig gauw tevieden. Zoo'n sprokkelaarster ant woordde me eens op mijn opmerking dat die dunne takjes toch dadelijk ver teerd waren, dat ze geen zwaarder kon dragen. En daar koken op' gas te duur is, was zoo'n bois hout net genoeg om 30, 40 minuten te branden. Ze kookte alleen 's avonds het beetje eten en drinken, strooide telkens asch over liet dunne hout en dan had ze een heerlijk-warm uurtje, voor ze naar bed ging. De vrouwen uit het volk zijn er beter aan toe. Natuurlijk geneeren ze zich niet, weten handig de beste plekken te vinden en is er genoeg, dan sjouwen ze met een dikken takkebos naar de stad. Zdls oude besjes spelen 't klaar met zoo'n vrachtje thuis te koimen. Waar moeders met jongens zijn, wordt de oogst groöter. De bengels klimmen in de boomen, slaan een touw om doode lakken en een flinke ruk brengt het dorre hout naar beneden. Ook oude boomstron ken vinden liefhebbers. Krachtige kerels en jongens bewerken ze met een bijl. Dat wortelhout is taai en hard. Menige bijl slag is er noodig om den stronk in stuk ken te splijten. Nu de winter in aantocht is, blijft het natuurlijk niet bij dat onschuldig hout- zoeken. Zoo nu en dan ziet men brutaal weg een berk vellen, die in stukken ge zaagd en naar huis getransporteerd wordt- Dankbaarder werk dan het moeizaam stukhakken van stronken. De houtvesters doen maar een oog toe en de Schupo- agenten in de stad zien zooM wagentje met gestolen bout niet. Ze weten, dal er geen kolen zijn en flus?.... Wel wonen we op een paar uur afstand van de kolenmijnen, maar wat heb je eraan? De kolenauto's, die de Franschen oogluikend op bepaalde we gen doorlieten, zijn sinds een paar maan den van de straatwegen verdwenen. De kolenmagazijnen in de steden zijn leeg, kou-lijden zal voor de meesten de bood schap zijn. Zelfs in het kolengebied is dat het geval. In verschillende mijnen wordt nog niet gewerkt, omdat er geen geld voor loonen is. Het spoorwegverkeer is totaal in de war en de kolen, die hier en daar door mijnen geleverd worden, gaan naar Frankrijk. Dat kolengebrek in het rijkste kolen- land van Europa kweekt eigenaardige ver schijnselen. Zoo bijv. in de buurt van Dortmund! In den steilen oever van den Emscher zijn kolenlagen ontdekt. Wel on belangrijke, hoofdzakelijk gruis bevattend, doch het zwarte goud bevindt zich een V2 M. onder de oppervlakte. Tallooze man nen en vrouwen graven daar naar kolen gruis. Kinderen met zakken en wagentjes staan klaar de vondst thuis te brengen. Werklooze mijnwerkers bouwen schach ten en vinden soms een ader met vaste1 steenkool. Uit een naburig bosch kappen ze de jonge stammen, waarmee ze het „hangende" steunen en ze ploeteren om in hun primitieve mijngang genoeg kolen voor den winter te verzamelen. Eie eigenaar van dat bosch, baron v. R„, heeft dit oogluikend toegelaten. Echter blijkt nu, dat andere houtliefhebbers op zijn bezitting moeie, oude eiken geveld hebben Niet minder dan 50 acacia's met prachtige stammen zijn verdwenen en aan houtfirma's verkocht. Ook op. andere plaat sen werden bosschen geplunderd. Het gaat met het hout als met de aard appelen. Die aardappelenoogst is 14 klei ner dan die van het vorige jaar, die alles behalve overvloedig was. Ben resultaat, dat te verwachten was. Die akkers in en na den oorlog uitgeput, zijn deels uit gemergeld. De veestapel is te gering om overvloedig mest te leveren. Kunstmest is onbetaalbaar en moeilijk te krijgen. De vracht per spoor wordt te duur om de aardappelen uit het Oosten té laten ko men en 80 pet der gezinnen begint den winter zonder voorraad. Geen kolen, geen Met aandacht wordt het geschrift ge lezen. „Een aanbeveling van den heer van Boxtel, afgevaardigde van den Prins van Oranje dit zal meer kracht bijzetten dan een brief aan Jasper Leijnse. Maar koui in 't wachthuis en ru,st uit tot we een boodschapper met het perka ment naar Boisot hebben gezonden". Zwijgend nam de marskramer plaats en wischte zich 't zweet van 't aangezicht. „Ge schijnt een verren tocht afgelegd te hebben", zeide een der soldaten". „Van Middelburg over Meliskerke en Zoutelande naar Vlissingen." „Voorwaar een flinke wandeling, dan zal een zoopje u wel smaken. Neem mijn veldflesch en besproei uw maag met den inhoud; 't is wel geen Rijnsche wijn, maar echt Brabantsch bier, dat de Geuzen onlangs gekaapt heb ben van een Spanjoolscb schip. En hoe gaat 't te Middelburg? Wanneer zal men ons de poorten ope nen En Ellewouts vertelde van dén nood der stad, die steeds hooger klom, waar door ze 't onmogelijk lang meer kon uit houden, nu ook de bevelhebber gesneu veld was. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5