Donderdag 25 October 1923 38e Jaargang So 22 AART DE MESMAAKER, Staten-Generaal. FEUILLETON. DE BUSSCHIETER VAN MIDDELBURG. Drukkers-Exploitanten OOSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middetburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f 3.— Losse nummersf 0.05 Pr ij 8 der Advertentiën: 1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 et. Bij abonnement belangrijke korting. GEMEENTEFINANCIËN EN GEMEENTE LIJKE AUTONOMIE. Wie met eenlge aandacht het .Ontwerp van wet tot herziening van de Gemeente wet" en de Memorie van Toelichting daar op heeft nagegaan en zich pi mitst op het Anti-Revolutionaire standpunt inzake de autonomie (zelfregeering) van de ge meente, zal zich verblijd hebben toen hij zinsneden las, waarin gesproken wordt ■over „het niet op- ongewenschte wijze aan banden biggen van het financieel beleid der gemeenten" en „het aan- de gemeente laten van de nood ige vrijheid van beweging en de gelegenheid om met plaatselijke omstan digheden rekening te houden". Ook het nieuwe art. 188 en andere arti kelen bewegen zich in deze richting. Wie dan ook instemt met de A.R. begin selen moei wel aan een schoone toe komst voor de gemeenten zijn gaan den ken, want, door zulke woorden herleeft de hoop, dat het beginsel, uitgesproken in art. 10 van het A.R, program weldra tot zijn recht zal 'komen. Welk een ontnuchtering echter, als men zoo eens am zich heen zliet. Die Staats- albemoeizucht, het monster waartegen wij Anti-Revolutionairen steeds den strijd aanbinden, wordt al grooter en is bezig ook de autanomie der gemeenten te verslinden. Het is hier thans niet de plaats, noch de bedoeling am eene ver handeling te honden in hoeverre en bin nen welke grenzen wij Anti-Rev. zelf bestuur en zelfregeering van de ge meente wenschen; het is genoeg bekend, d.at wij niet terugverlangen naar de te groote en daardoor verderfelijke zelfstan digheid der gewesten, zooats die ander <de Unie heerschte. Wij plaatsen ons op art. 10 van ons Program van beginselen ■en vragen om gezonde autanomie der gemeenten. Daarom moeten wij pratestee- ren tegen de verschillende offers, welke in den tegenwoordigen tijd van de ge meenten worden gevergd, zonder dat zij daarin eenige medezeggenschap' hebben. Daaiom moeten Wij' onze stem verheffen tegen de bepalingen van de Onderwijs wetten (Hooger-, Middelbaar-, Nijver heids- en Lager-), die zulke enorme be dragen van de gemeenten eischen, dat ■liet op1 den duur onmogelijk zal worden het financieel evenwicht te bew*aren. De regeering verkondigt luide, dat er bezuinigd moet worden, dat er krasse maatregelen dienaangaande moeten wor den genomen, dat het niet meer moge lijk is de belastingschroef aan te zetten. 'En de gemeenten? Wie inzicht heeft in de gemeentefinanciën, wie ziet hoe het totaal belastbaar inkomen slinkt en wie overtuigd is, dat reeds de grootst'mo gelijke zuinigheid in zijne gemeente wordt betracht, dien slaat de schrik om 'thart ■als. hij ziet, welke bedragen sinds de wij ziging van bovengenoemde wetten voor het onderwijs moeten worden opgebracht. Met een paar voorbeelden moge een en ander zijn aangetoond. Wanneer een school (b.v. Gymnasium, Hoogere Burgerschool, Ambachtsschool, Industrie- en huishoudschool) bezocht ■wordt door leerlingen uit andere gemeen ten, dan waarin de school is gevestigd, zijn die gemeenten, als daar geen ge lijksoortige school is, verplicht voor eiken leerling vergoeding te betalen (boven het schoolgeld, dat door de ouders, voogden of verzorgers wordt betaald). Die vergoeding is zoo hoog, dat vele -gemeenten daarvoor f2000f3000 en Fen vernaai tijdens het beleg van Middelburg door de Watergeuzen. (1572—1574). door CHR. HONDIUS. (Auteursrecht voorbehouden.) 16). „Ge zijt laat van avond," zeide Geerts. „Ik meende reeds, dat ge niet komen kondet en beangstigde mij over uw uit blijven: er deden zich zulke vreemde ge ruchten in de stad op. Dat er onraad broedde, kon ik wel gis sen, maar niemand wist 't rechte van de zaak." „Ja", zeide Aart, ,,'t is een drukke dag geweest en dat ik nog ongedeerd vóór u sta is een wonder te noemen. Reeds vroeg in den ochtend werd er alarm gemaakt en eenigen manschappen werd bevel gegeven zich gereed te hou den. Ook ik behoorde onder henwe trok ken spoedig daarop de Noorddampoort uit naar Veere, in welke stad de Geuzen zich wilden nestelen. Reeds waren we tot het dorpje Zandijk •genaderd, toen ons onverwacht een bende Geuzen en Veerenaars op het lijf vielen; meer op hare begrooting moeten brengen, terwijl de wet uitdrukkelijk verbiedt deze kosten op de verzorgers der leerlingen te verhalen. Die uitgaven, waartoe de gemeenten op deze wijze Worden gedwon gen zijn zoo onevenredig hoog tot de overige uitgaven, dat het op' den duur bijna onmogelijk zal zijn een sluitende begroot ing te verkrijgen. Bovendien wor den zij aan de gemeenten opgelegd, worden zij gedwongen ze te beta len, zonder dat de gemeenten^ho-ö wei nig ook medezeggenschap" hebben in het beheer van deze instellingen en zon der dat zij1 invloed Kunnen hebben op de kosten. Hier wordt de autonomie der gemeenten in ergerlijke mate aangetast en is het gevaar lang niet denkbeeldig, dat de gemeentefinanciën zullen worden ontwricht. Ook de Lager Onderwijswet behelst, derge'ijke, t wraken, bepalingen. Laten we ons b.v maar eens bepalen hij art. 101. Eenvoudig weergegeven zegt dit ar tikel, dat wanneer in een gemeente een openbare lagere school bestaat, de ge- meente aan het bestuur van de ter plaatse besta.•■nde bijzondere school eene ver goeding moet geven, en wel tot een bedrag per leerling als de kosten per leen mg van de openbare school bedragen. Deze bepaling moge in veler ooigen niets onbillijks hebben in gemeenten, waar het aantal leerlingen van een openbare en van eer bijzondere school bijna gelijk is; in eik geval werkt zij; hoogst onbillijk in die gemeenten, waar b.v. de openbare school zeer weinig en de bijzondere schooi veel leerlingen telt, iets dat tegen woordig dikwijls voorkomt. Neem eens aari, dal de kosten per leerling aan een openbare school met 10 leerlingen gemiddeld f 30 bedragen (en aan dit be drag 'is men al gauw toe), dan heeft de bijzondere school met 100 leerlingen recht op f 3000. Nu moeten wij tot eer van de besturen der bijzondere scholen zeggen, dat zij in bijna alle gevallen niet meer vergoeding zullen vragen dan zij noodig hebben. Maar het feit blijft, dat zij er recht op hebben en dat het van hun goedheid afhangt, of zij de gemeente al dan niet op kosten zullen jagen. En de verleiding om meer dan het strikt noodige uit te geven is wel groot, wan neer men over zulke groote sommen kan beschikken; want na aftrek van de school gelden blijft er nog veel over. Hier komt duidelijk uit de grondfout van de finan- cieele gelijkstelling, n.l. dat als norm voor de gelijkstelling is genomen de be slaande openbare school. Men heeft niet gezegd: geef beide wat ze noodig 'heb ben on waarop ze billijkheidshalve recht hebben; neen, de stelling is: geef aan de bijzondere school per leerling hetzelfde als de openbare school per leerling ver werkt. Dat is het uitgangspunt van het verkeerde systeem. En bij de indiening en behandeling van een der nieuwste bepalingen van de Lager Onderwijswet (het amendement-Westerman) behelzende, dat wanneer de gemeente ten behoeve van de openbare school vakonderwijzers heeft aangesteld, zij bovendien jaarlijks aan de bijzondere schoolbesturen, die ook vak onderwijzers aanstellen, een zelfde he- drag per lesuur vergoeden moet, als de gemeente voor haar vakonderwijzers heeft utgegeven; bij de aannemng van dit amen dement heeft men zich zeker niet inge dacht hoe de toestand wordt als men te doen heeft met een openbare school met weinig leerlingen, waaraan alleen een cle aanval geschiedde zoo onverwachts, dat aan verdedigen niet te denken viel. Van alle .zijden door vijanden omringd, sloegen we op de vlucht, maar helaas velen moesten 't met den dood bekoopen; van alle zijden omringd werden zij neer geschoten of gruwelijk verminkt. Hoe ik behouden de stad bereikte, be grijp ik. zelf niet, maar 't is waar, veel lust om mij te verdedigen had ik niet.; Toen de vervolging geëindigd was, keer den we op onze schreden terug om de gewonden stadwaarts te breggen. O, hoe wreed is toch de burgerkrijg!" „En als straks de Geuzen ook te Mid delburg komen, wacht ons misschien een vreeseïijk lot", zeide Geerts. Gave God uitkomst!" „Dit is zeker", zeide Aart, „dat Veere het voorbeeld van Vlissingen volgen zal en ik weet niet of ik mij daarover be droeven of verheugen moet." De duisternis dwong de geliefden te scheiden en met vrees in 't harte ging Geerts ter ruste immers de volgende dagen dreigden met groot gevaar, wan neer een aanval der Geuzen ook op Mid delburg te wachten was. j Toen Geerts den volgenden dag thuis kwam om 't noenmaal te gebruiken, bracht hij 't bericht mede, uit den mond van va- renslui opgedaan, dat Veere zich voor den Prins van Oranje had verklaard. Na de Spaansche benden op ,den weg mannelijk hoofd is verbonden. Want de wet verplicht in zoo'n geval de gemeente een handwerkonderwijzeres aan te stel len en als gevolg van vorengenoemde wetsbepaling heeft de bijzondere school noodig of niet noodig ook recht op een vakonderwijzeres op kosten der gemeente, In al deze gevallen is het de gemeente, die moet betalen, zonder dat ze iets tegen deze uitgaven kan inbren gen en zonder dat ze ook maar eenigszins mag oordeelen of de uitgaven al dan niet gewettigd zijn. De gemeente heeft een voudig te betalen. Het is niet, dat aan de bijzondere scho len een goede inrichting of goede en noo dige leermiddelen niet zouden zijn gegund, neen, het is tegen de aanranding der ge meentelijke autonomie, dat wij onze stem verheffen. Wil een gemeentebestuur groote uitgaven doen, goed, de Raad kan datl, maar heeft dan ook de verantwoordelijk heid te dragen en achten de kiezers, dat de Raadsleden te ver gaan, zij hebben de gelegenheid bij de eerstvolgende verkie zing andere, minder verkwistende, can- didaten te stellen, maar in de bovenaan gehaalde voorbeelden gaat alles buiten de verantwoordelijkheid van den Raad om; het wordt door de Rijkswetten een voudig aan de gemeenten opgelegd en het gemeentebestuur moet maar zien, dat het middelen ter dekking vindt en aan wijst. Op velerlei wijze wordt het platteland tegenwoordig gedupeerd; liet heeft lang, veel te lang gezwegen en berust in maat regelen, welke er ten opzichte van ge nomen worden. De tijd is echter meer dan gekomen, dat liet met kracht voor zijn belangen moet opkomen en recht vragen, waarop het recht heeft. De eischen der plattelandsbevolking zijn niet hoog; zij slelt zich met weinig en met eenvou dige maatregelen tevreden, wetende ook, dat de plattelandsgemeente niet bijmachte is dezelfde gemakken te verleenen als de stad geeft. Men weet en beseft dit en legt er zich gaarne bij neer. Maar dan doet het pijn als men op dergelijke* wijze in zijn rechten wordt aangetast. Ik vlei mij niet en ik ben er mij wel van bewust, dat mijn stem althans voorloopig nog zal zijn als een des roependen, maar het is plicht op dezo onhoudbare toestanden te wijzen en den strijd hiertegen aan te binden, want wer kelijk, het platteland komt in de knel. En hoe de oplossing gedacht? Van uit alle Raden der gemeenten moeten hij de Regeering pogingen worden aangewend om verandering te krijgen, zoodat de eerstgenoemde kosten niet meer op de gemeenten komen te drukken en in het algemeen moeten wij met veel meer ener gie dan tot heden strijden voor de aloude leuze der Anti-Rev. partij: „De vrije school voor heel de natie"; want alleen als dit ideaal zal zijn bereikt, zullen we verlost zijn van de gebondenheid der te genwoordige onderwijswetsbepalingen eerst dan zullen we kunnen komen tot vermindering van de al te drukkende on- derwijslasten. Maar om dat ideaal te bereiken, moeten wij meer en beter kennis nemen van wat onze A.-R. partij hieronder verstaat; men moet de verantwoordelijkheid beseffen en aandurven, welke hiermede ten nauwste samenhangt, opdat het laatste niet erger zij dan liet eerste en het schoone ideaal, dat in de praktijk van het leven het eenige doeltreffende zal blijken te zijn, dooi' te weinig verantwoordelijkheidsbesef naiar Middelburg te hebben verslagen, wa ren de Geuzentroepen naar Veere terug gekeerd. Wiel vonden zij de poorten gesloten, maar achter 't Noorderhoofd, langs de pin ken opklimmende, kwamen de Veerenaars binnen de stad en ontsloten de poort voor de soldaten van Jacob Simonz de Rijk, den ■Geuzenaanvoerder uit Vlissingen. 'tWas Zondagmorgen. Baljuw De Rollé, die zich in zijn beste gewaad met sommige leden der Regeering op de Markt bevond, begaf zich op 't vernemen, dat de Geuzen 'de stad binnenrukten, naar 't Hoofd, sprong !in een visscherspink en gelastte af te steken, om op deze wijze de vlucht te nemen. Maar inmiddels rukte De Rijk de stad binnen, verloste eerst Jeannin met zlijn soldaten uit de kerk, en riep vervol gens de Regeering op 't stadhuis samen en verklaarde, dat hij op Oranje's last te lgen Alva herwtaarts was gekomen, zonder voornemen iets tegen de Magistraat des Konings te doen. Inmiddels wa;s de voortvluchtige baljuw De Rollé, die door tegentij was opgehou den, 'door eenige bekwame visscherslui in de stad teruggebracht en van Die Rijk vernemende, dat hij zijn 'ambt zou behou den, indien hij trouw aan Oranje zwoer, ;>deed hij, mede namens 'de Magistraat Van Veere den eed onderdanigheid aan den Prins van Oranje als 's Konings Stadhou- niet een fata morgana wordt. En er is meer! Waar is de band, de nauwe aaneensluiting, waardoor niet Gods hulp eendracht macht maakt? Waarom zijn er zoovelen, die aaneensluiting niet alleen niet zoeken, maar er zich verre van houden? Laten wij de schuld niet in de eerste plaats op anderen werpen; we moeten bij onszelve beginnen; we moeten terug tot de Wet en de Getuigenis; terug tot onze schoone beginselen en door ons daarin gezamenlijk te verdiepen en elkander op te bouwen, trachten te ko men tot onze hoogste idealen, welke kun nen worden bereikt, wanneer wij alle eigen eer ter zijde stellen en alleen be doelen het zoeken van de eere Gods,, ook op het terrein van het publieke leven. St. Laurens. J. W. VAN "t HOFF. Tweede Kamer. De heeren Rutgers, Wij'nkoop', Schouten en mej. Frida Katz voerden gisteren nog het woord, zoodat in totaal 32 Kamer leden over de Vlootwet hebben gesproken. Zeker wel een record! Dhr. Rutgers (A.-R.) wees op den plicht, dien een een neutrale mogendheid heeft, n.l. om te land en ter zee in breuk op haar neutraliteit tegen te gaan, een standpunt, dat ieder en ook dhr. Troelstra moét innemen. Voor het na komen van dien plicht zijn natuurlijk middelen noodig. In dit verband zette spr. den socialist Hugenhollz, met zijn geleuter over ons „p'rutsvlootje", in zijn hemdje, door citaten over te leggen uit diens vroegere redevoeringen in de mobi lisatie-dagen gehouden, waarin speciaal werd gegeurd met den invloed welken bescheiden legermachten op de Krijgskans kunnen uitoefenen. Aanneming van de Vlootwet is in 's Jands belang. Is de toe stand in de volkerenwereld zóó, dat we ons kunnen ontwapenen? Ooik dhr. Rut gers is voor den Volkenbond en hunkert naar vrede. Maar de vrede op aarde komt in deze bedeeling niet, ook niet door den volkenbond, doch slechts door de weder komst van Christus, die Gods rijk op aarae sal vestigen. Mej. Frida Katz (C.H.), die bij haar spreken telkens gehinderd werd door ha telijke interrupties, geloofde niel, dat de dames, die over de Vlootwet gesproken hebben, de zaak zuiver hebben gesteld. Militaristische tendenzen zijn de regee ring, evenals het geheele Nedei'landsche volk, vreemd. Het gaat alleen om de vraag: is de Vlootwet noodzakelijk? Wij moeten naast ons ideaal ook' de werke lijkheid laten spreken. Onze vloot verkeert in ontredderden toestand, terwijl ons van God den plicht is opgelegd onze neutra liteit in Nederland en in Indië te hand haven. Daarom moet onze weermacht zoo goed mogelijk zijn ingericht, naarmate van de middelen, waarover wij beschik ken. Dhr. Wijnkoop beweerde natuurlijk met veel drukte, dat Nederland zij'n leger en vloot heeft te liquideeren, maar er kende met een onbewogen gelaat, dat Rusland zijn 600.000 mannetjes niet mis sen kan, omdat het rekening heeft te houden met de rest van de wereld. Alsof Nederland dat niet moet doen! Dhr. Schouten, de 32ste en laatste spreker, zette voorop, dat de Kamer zich thans alleen kan binden tot hetgeen nu wordt voorgesteld, n.l. voor een tijdvak der, waarop de gansche stad in rust ge raakte. Te Vrouwepolder. Stil en eenzaa.mligt dit landelijke dorpje aan den voet der breede 'duinen aan de Noordkust van Walcheren, omgeven van den voormaligen zeedijk, n'adat deze polder door Wolfert van Borssele in 1-340 was bedijkt. Om zijn vruchtbaarheid alras bevolkt, verkreeg Wolfert van Paus Clemens V ver- igunning, alhier een parochiekerk te bou wen, opdat de bewoners van den polder niet langer naar Zandijk behoefden te 'igiaian om hunne kinderen te laten doopen. en hunne verdere godsdienstplichten te vervullen. Toen de plek voor de nieuwe kerk was aangewezen, zagen verscheidene geloof waardige lieden lichten verschijnen, waar uit moest worden opgemaakt, dat 't kerk gebouw op deze plaats 'moiest worden ge sticht. Maar nog een ander mirakel zou dit dorpskerkje tot een heilige plaats wftden. Zoo gebeurde het, dat een devoot man, ziende, dat de pas gebouwde kerk behoef tig en zonder eenig sierlijk beeld was, een „tafereelken" bracht bij een schilder te Middelburg om daarop het beeld van de H. Maagd te schilderen. Kort daarna komt een onbekend jonge ling den schilder om werk vragen, 'die van zes jaar en in 1929 zal een nieuL we beslissing moeten worden genomen. Dan moet beslist worden wat men verder wil doen en beslist men niet verder te gaan, dan is er nog een schuld van 80 millioen, die over zes jaar ver deeld zal wórden. Dit kan z.i. heel gemak kelijk. Onjuist is het, dat de Kamer zich reeds vastlegt voor de tweede helft. Ka mer en Regeering staan in dit opzicht geheel vrij. Dlhr. Schouten betwistte ver der de juistheid van de becijferingen van de heeren Dresselhuijs en Oud. Wat spéciaal den eerste betreft, merkte dhr. Schouten guitig op, dat de machine waarvan de heer Dresselhuys zich voor zijïi millioenenrékening heeft bediend, geen beter resultaat te voorschijn heeft gebracht dan de machines van den giro dienst. Bij de bespreking van miljoenen is hij in den regel niet gelukkig. Denk aan den miljoenenrit van 1918. Toen kwamen de ministers Ruys en Westerveld aan het Woord. Voioral de laatste werd bestookt met allerlei minne interrupties van Marchant, Ketelaar, Duya,' enz., zoodat dezte herhaaldelijk door den voorzitter tot de orde werden geroepen. Wijselijk ging de minister niet op de in terrupties in. Allereerst was de voorzitter van den Ministerraad aan het woordj om een paar algemeene punten te behandelen. Ze be troffen de houding van den Gouverneur- Generaal en de gevolgen van verwerping; der wet voor het Kabinet. Ten aanzien van eerstgenoemd punt vernamen we thans de positieve verzekering, dat de Indische landvoogd de verant woordelijkheid op .pich neem! voor de uitvoering der wet zooals ze thans in ontwerp luidt met inbegrip van de inwerkingtreding op 1 Januari a.s. Wat het tweede punt betreft, verklaarde prémier Ruys met nadruk, dat èn het Kabinet 'in zijn geheel èn elk zijner leden individueel ook zelfs maar een verschui ving van den datum der inwerkingtreding; naar een later tijdstip niet met hun ver antwoordelijkheid zouden kunnen dekken, m. a. w. dat met de aanvaarding of niet-a an vaar ding der plan nen in den huidig en vorm het Ministerie staat of valt. Voor het overige was de korte rede van Minister Ruys er in hoofdzaak op gericht om van de zijide der R.K. fractie gerezen bezwaren te ontzenuwen. Wiat be zuiniging betreft, kunnen de cijfers hier voor de regeering getuigen. Bedroeg toch het marine-budget in 1921 nog 55 millioen voor 1924 is het geslonken tot 42 millioen ofschoon de pensioenlast sedert van 6.5 millioen steeg tot 8.8 millioen. Insgelijks ïs aan Oorlog Jbet eindcijfer der begroo ting: gedaald van 87 op 62 millioen, of schoon ook daarnaast een post van 5 millioen voor pensioenen in 1921 thans een bedrag staat ad 13 millioen, aan pen sioenen en wachtgelden uit te keeren. •Aan den heer v. Schaik antwoordde de minister, dat een dergelijk vastleggen van uitgaven herhaaldelijk voorkomt, doch hier allerminst leidt tot aantasting van het bud getrecht, tevens met na'druk verzekerend, dat de Regeering niet zal achterblijven met het voorstellen van wijzigingen, wan neer dat noodig mocht blijken. Den heer Kuiper tenslotte bracht den premier on der het oog, dat het bij! deze vlootplannen allerminst gaat oui een extra-uitbreiding der vloot ,doch louter om den bestaanden achterstand in te halen. Minister Westerveld trad in een min hem daarop het' paneeltje aanwees en hem opdroeg, daarop het beeld van Maria te malen om geplaatst te worden boven het altaar .in de kerk van Vrouwepolder. Die jongeling heeft zich daarop naar den zolder begeven om zich bezig te houden met het schilderstuk'. Toen 't etensuur was aangebroken, het de heer des huizes den schilder roepen om mede aan te zitten, doch deze was nergens te vinden. Tot zijn groote verbazing echter was de schilderij; geheel gereed en prijkte daar op de beeltenis der H. Maagd in wonder- schoone "kleuren. Toen de eigenaar der schilderij kwam afhalen,, 'was hij buiten zichzelven van verwondering en met den grootsten eer bied bracht hij het madonnabeeld naar de Poldersche kerk, alwaar het vele vreem de en ongehoorde mirakelen deed en oor zaak was, dat vele zeevarende lieden uit Spanje, Portugal, Frankrijk, Engeland en andere gewesten een pelgrimstocht naar Onze Lieve Vrouwepolder deden, al vorens hun reis te aanvaarden. Jaarlijks op den dag, gewijd aan -da hemelvaart van Maria, werd 't beeld in pleehtigen optocht om de kerk in den iganschen polder gedragen, hetgeen een ongelooflijk groote schare van alle zijden deed toevloeien. (Wiordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 1