Donderdag 25 October 1923
38e Jaargang
So 22
AART DE MESMAAKER,
Staten-Generaal.
FEUILLETON.
DE BUSSCHIETER VAN MIDDELBURG.
Drukkers-Exploitanten
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middetburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f 3.—
Losse nummersf 0.05
Pr ij 8 der Advertentiën:
1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 et.
Bij abonnement belangrijke korting.
GEMEENTEFINANCIËN EN GEMEENTE
LIJKE AUTONOMIE.
Wie met eenlge aandacht het .Ontwerp
van wet tot herziening van de Gemeente
wet" en de Memorie van Toelichting daar
op heeft nagegaan en zich pi mitst op het
Anti-Revolutionaire standpunt inzake de
autonomie (zelfregeering) van de ge
meente, zal zich verblijd hebben toen
hij zinsneden las, waarin gesproken wordt
■over „het niet op- ongewenschte wijze aan
banden biggen van het financieel beleid
der gemeenten" en
„het aan- de gemeente laten van de
nood ige vrijheid van beweging en de
gelegenheid om met plaatselijke omstan
digheden rekening te houden".
Ook het nieuwe art. 188 en andere arti
kelen bewegen zich in deze richting.
Wie dan ook instemt met de A.R. begin
selen moei wel aan een schoone toe
komst voor de gemeenten zijn gaan den
ken, want, door zulke woorden herleeft
de hoop, dat het beginsel, uitgesproken in
art. 10 van het A.R, program weldra
tot zijn recht zal 'komen.
Welk een ontnuchtering echter, als men
zoo eens am zich heen zliet. Die Staats-
albemoeizucht, het monster waartegen wij
Anti-Revolutionairen steeds den strijd
aanbinden, wordt al grooter en is bezig
ook de autanomie der gemeenten te
verslinden. Het is hier thans niet de
plaats, noch de bedoeling am eene ver
handeling te honden in hoeverre en bin
nen welke grenzen wij Anti-Rev. zelf
bestuur en zelfregeering van de ge
meente wenschen; het is genoeg bekend,
d.at wij niet terugverlangen naar de te
groote en daardoor verderfelijke zelfstan
digheid der gewesten, zooats die ander
<de Unie heerschte. Wij plaatsen ons op
art. 10 van ons Program van beginselen
■en vragen om gezonde autanomie der
gemeenten. Daarom moeten wij pratestee-
ren tegen de verschillende offers, welke
in den tegenwoordigen tijd van de ge
meenten worden gevergd, zonder dat zij
daarin eenige medezeggenschap' hebben.
Daaiom moeten Wij' onze stem verheffen
tegen de bepalingen van de Onderwijs
wetten (Hooger-, Middelbaar-, Nijver
heids- en Lager-), die zulke enorme be
dragen van de gemeenten eischen, dat
■liet op1 den duur onmogelijk zal worden
het financieel evenwicht te bew*aren.
De regeering verkondigt luide, dat er
bezuinigd moet worden, dat er krasse
maatregelen dienaangaande moeten wor
den genomen, dat het niet meer moge
lijk is de belastingschroef aan te zetten.
'En de gemeenten? Wie inzicht heeft in
de gemeentefinanciën, wie ziet hoe het
totaal belastbaar inkomen slinkt en wie
overtuigd is, dat reeds de grootst'mo
gelijke zuinigheid in zijne gemeente wordt
betracht, dien slaat de schrik om 'thart
■als. hij ziet, welke bedragen sinds de wij
ziging van bovengenoemde wetten voor
het onderwijs moeten worden opgebracht.
Met een paar voorbeelden moge een en
ander zijn aangetoond.
Wanneer een school (b.v. Gymnasium,
Hoogere Burgerschool, Ambachtsschool,
Industrie- en huishoudschool) bezocht
■wordt door leerlingen uit andere gemeen
ten, dan waarin de school is gevestigd,
zijn die gemeenten, als daar geen ge
lijksoortige school is, verplicht voor eiken
leerling vergoeding te betalen (boven het
schoolgeld, dat door de ouders, voogden
of verzorgers wordt betaald).
Die vergoeding is zoo hoog, dat vele
-gemeenten daarvoor f2000f3000 en
Fen vernaai tijdens het beleg van
Middelburg door de Watergeuzen.
(1572—1574).
door CHR. HONDIUS.
(Auteursrecht voorbehouden.)
16).
„Ge zijt laat van avond," zeide Geerts.
„Ik meende reeds, dat ge niet komen
kondet en beangstigde mij over uw uit
blijven: er deden zich zulke vreemde ge
ruchten in de stad op.
Dat er onraad broedde, kon ik wel gis
sen, maar niemand wist 't rechte van de
zaak."
„Ja", zeide Aart, ,,'t is een drukke dag
geweest en dat ik nog ongedeerd vóór
u sta is een wonder te noemen.
Reeds vroeg in den ochtend werd er
alarm gemaakt en eenigen manschappen
werd bevel gegeven zich gereed te hou
den. Ook ik behoorde onder henwe trok
ken spoedig daarop de Noorddampoort
uit naar Veere, in welke stad de Geuzen
zich wilden nestelen.
Reeds waren we tot het dorpje Zandijk
•genaderd, toen ons onverwacht een bende
Geuzen en Veerenaars op het lijf vielen;
meer op hare begrooting moeten brengen,
terwijl de wet uitdrukkelijk verbiedt deze
kosten op de verzorgers der leerlingen
te verhalen. Die uitgaven, waartoe de
gemeenten op deze wijze Worden gedwon
gen zijn zoo onevenredig hoog tot de
overige uitgaven, dat het op' den duur
bijna onmogelijk zal zijn een sluitende
begroot ing te verkrijgen. Bovendien wor
den zij aan de gemeenten opgelegd,
worden zij gedwongen ze te beta
len, zonder dat de gemeenten^ho-ö wei
nig ook medezeggenschap" hebben in
het beheer van deze instellingen en zon
der dat zij1 invloed Kunnen hebben op de
kosten. Hier wordt de autonomie der
gemeenten in ergerlijke mate aangetast
en is het gevaar lang niet denkbeeldig,
dat de gemeentefinanciën zullen worden
ontwricht.
Ook de Lager Onderwijswet behelst,
derge'ijke, t wraken, bepalingen. Laten
we ons b.v maar eens bepalen hij art.
101. Eenvoudig weergegeven zegt dit ar
tikel, dat wanneer in een gemeente een
openbare lagere school bestaat, de ge-
meente aan het bestuur van de ter plaatse
besta.•■nde bijzondere school eene ver
goeding moet geven, en wel tot een
bedrag per leerling als de kosten per
leen mg van de openbare school bedragen.
Deze bepaling moge in veler ooigen niets
onbillijks hebben in gemeenten, waar het
aantal leerlingen van een openbare en
van eer bijzondere school bijna gelijk is;
in eik geval werkt zij; hoogst onbillijk
in die gemeenten, waar b.v. de openbare
school zeer weinig en de bijzondere
schooi veel leerlingen telt, iets dat tegen
woordig dikwijls voorkomt. Neem eens
aari, dal de kosten per leerling aan
een openbare school met 10 leerlingen
gemiddeld f 30 bedragen (en aan dit be
drag 'is men al gauw toe), dan heeft de
bijzondere school met 100 leerlingen
recht op f 3000. Nu moeten wij tot eer
van de besturen der bijzondere scholen
zeggen, dat zij in bijna alle gevallen niet
meer vergoeding zullen vragen dan zij
noodig hebben. Maar het feit blijft, dat
zij er recht op hebben en dat het van
hun goedheid afhangt, of zij de gemeente
al dan niet op kosten zullen jagen. En
de verleiding om meer dan het strikt
noodige uit te geven is wel groot, wan
neer men over zulke groote sommen kan
beschikken; want na aftrek van de school
gelden blijft er nog veel over. Hier komt
duidelijk uit de grondfout van de finan-
cieele gelijkstelling, n.l. dat als norm
voor de gelijkstelling is genomen de be
slaande openbare school. Men heeft niet
gezegd: geef beide wat ze noodig 'heb
ben on waarop ze billijkheidshalve recht
hebben; neen, de stelling is: geef aan de
bijzondere school per leerling hetzelfde
als de openbare school per leerling ver
werkt. Dat is het uitgangspunt van het
verkeerde systeem. En bij de indiening
en behandeling van een der nieuwste
bepalingen van de Lager Onderwijswet
(het amendement-Westerman) behelzende,
dat wanneer de gemeente ten behoeve van
de openbare school vakonderwijzers heeft
aangesteld, zij bovendien jaarlijks aan de
bijzondere schoolbesturen, die ook vak
onderwijzers aanstellen, een zelfde he-
drag per lesuur vergoeden moet, als de
gemeente voor haar vakonderwijzers heeft
utgegeven; bij de aannemng van dit amen
dement heeft men zich zeker niet inge
dacht hoe de toestand wordt als men te
doen heeft met een openbare school met
weinig leerlingen, waaraan alleen een
cle aanval geschiedde zoo onverwachts,
dat aan verdedigen niet te denken viel.
Van alle .zijden door vijanden omringd,
sloegen we op de vlucht, maar helaas
velen moesten 't met den dood bekoopen;
van alle zijden omringd werden zij neer
geschoten of gruwelijk verminkt.
Hoe ik behouden de stad bereikte, be
grijp ik. zelf niet, maar 't is waar, veel
lust om mij te verdedigen had ik niet.;
Toen de vervolging geëindigd was, keer
den we op onze schreden terug om de
gewonden stadwaarts te breggen.
O, hoe wreed is toch de burgerkrijg!"
„En als straks de Geuzen ook te Mid
delburg komen, wacht ons misschien een
vreeseïijk lot", zeide Geerts.
Gave God uitkomst!"
„Dit is zeker", zeide Aart, „dat Veere
het voorbeeld van Vlissingen volgen zal
en ik weet niet of ik mij daarover be
droeven of verheugen moet."
De duisternis dwong de geliefden te
scheiden en met vrees in 't harte ging
Geerts ter ruste immers de volgende
dagen dreigden met groot gevaar, wan
neer een aanval der Geuzen ook op Mid
delburg te wachten was. j
Toen Geerts den volgenden dag thuis
kwam om 't noenmaal te gebruiken, bracht
hij 't bericht mede, uit den mond van va-
renslui opgedaan, dat Veere zich voor
den Prins van Oranje had verklaard.
Na de Spaansche benden op ,den weg
mannelijk hoofd is verbonden. Want de
wet verplicht in zoo'n geval de gemeente
een handwerkonderwijzeres aan te stel
len en als gevolg van vorengenoemde
wetsbepaling heeft de bijzondere school
noodig of niet noodig ook recht
op een vakonderwijzeres op kosten der
gemeente, In al deze gevallen is het de
gemeente, die moet betalen, zonder dat
ze iets tegen deze uitgaven kan inbren
gen en zonder dat ze ook maar eenigszins
mag oordeelen of de uitgaven al dan niet
gewettigd zijn. De gemeente heeft een
voudig te betalen.
Het is niet, dat aan de bijzondere scho
len een goede inrichting of goede en noo
dige leermiddelen niet zouden zijn gegund,
neen, het is tegen de aanranding der ge
meentelijke autonomie, dat wij onze stem
verheffen. Wil een gemeentebestuur groote
uitgaven doen, goed, de Raad kan datl,
maar heeft dan ook de verantwoordelijk
heid te dragen en achten de kiezers, dat
de Raadsleden te ver gaan, zij hebben de
gelegenheid bij de eerstvolgende verkie
zing andere, minder verkwistende, can-
didaten te stellen, maar in de bovenaan
gehaalde voorbeelden gaat alles buiten
de verantwoordelijkheid van den Raad
om; het wordt door de Rijkswetten een
voudig aan de gemeenten opgelegd en
het gemeentebestuur moet maar zien, dat
het middelen ter dekking vindt en aan
wijst.
Op velerlei wijze wordt het platteland
tegenwoordig gedupeerd; liet heeft lang,
veel te lang gezwegen en berust in maat
regelen, welke er ten opzichte van ge
nomen worden. De tijd is echter meer
dan gekomen, dat liet met kracht voor
zijn belangen moet opkomen en recht
vragen, waarop het recht heeft. De eischen
der plattelandsbevolking zijn niet hoog;
zij slelt zich met weinig en met eenvou
dige maatregelen tevreden, wetende ook,
dat de plattelandsgemeente niet bijmachte
is dezelfde gemakken te verleenen als
de stad geeft. Men weet en beseft dit
en legt er zich gaarne bij neer. Maar
dan doet het pijn als men op dergelijke*
wijze in zijn rechten wordt aangetast.
Ik vlei mij niet en ik ben er mij wel
van bewust, dat mijn stem althans
voorloopig nog zal zijn als een des
roependen, maar het is plicht op dezo
onhoudbare toestanden te wijzen en den
strijd hiertegen aan te binden, want wer
kelijk, het platteland komt in de knel.
En hoe de oplossing gedacht? Van uit
alle Raden der gemeenten moeten hij de
Regeering pogingen worden aangewend
om verandering te krijgen, zoodat de
eerstgenoemde kosten niet meer op de
gemeenten komen te drukken en in het
algemeen moeten wij met veel meer ener
gie dan tot heden strijden voor de aloude
leuze der Anti-Rev. partij: „De vrije
school voor heel de natie"; want alleen
als dit ideaal zal zijn bereikt, zullen we
verlost zijn van de gebondenheid der te
genwoordige onderwijswetsbepalingen
eerst dan zullen we kunnen komen tot
vermindering van de al te drukkende on-
derwijslasten.
Maar om dat ideaal te bereiken, moeten
wij meer en beter kennis nemen van wat
onze A.-R. partij hieronder verstaat; men
moet de verantwoordelijkheid beseffen en
aandurven, welke hiermede ten nauwste
samenhangt, opdat het laatste niet erger
zij dan liet eerste en het schoone ideaal,
dat in de praktijk van het leven het
eenige doeltreffende zal blijken te zijn,
dooi' te weinig verantwoordelijkheidsbesef
naiar Middelburg te hebben verslagen, wa
ren de Geuzentroepen naar Veere terug
gekeerd.
Wiel vonden zij de poorten gesloten,
maar achter 't Noorderhoofd, langs de pin
ken opklimmende, kwamen de Veerenaars
binnen de stad en ontsloten de poort voor
de soldaten van Jacob Simonz de Rijk, den
■Geuzenaanvoerder uit Vlissingen.
'tWas Zondagmorgen. Baljuw De Rollé,
die zich in zijn beste gewaad met sommige
leden der Regeering op de Markt bevond,
begaf zich op 't vernemen, dat de Geuzen
'de stad binnenrukten, naar 't Hoofd, sprong
!in een visscherspink en gelastte af te
steken, om op deze wijze de vlucht te
nemen.
Maar inmiddels rukte De Rijk de stad
binnen, verloste eerst Jeannin met
zlijn soldaten uit de kerk, en riep vervol
gens de Regeering op 't stadhuis samen
en verklaarde, dat hij op Oranje's last te
lgen Alva herwtaarts was gekomen, zonder
voornemen iets tegen de Magistraat des
Konings te doen.
Inmiddels wa;s de voortvluchtige baljuw
De Rollé, die door tegentij was opgehou
den, 'door eenige bekwame visscherslui in
de stad teruggebracht en van Die Rijk
vernemende, dat hij zijn 'ambt zou behou
den, indien hij trouw aan Oranje zwoer,
;>deed hij, mede namens 'de Magistraat Van
Veere den eed onderdanigheid aan den
Prins van Oranje als 's Konings Stadhou-
niet een fata morgana wordt.
En er is meer! Waar is de band, de
nauwe aaneensluiting, waardoor niet Gods
hulp eendracht macht maakt? Waarom
zijn er zoovelen, die aaneensluiting niet
alleen niet zoeken, maar er zich verre
van houden? Laten wij de schuld niet
in de eerste plaats op anderen werpen;
we moeten bij onszelve beginnen; we
moeten terug tot de Wet en de Getuigenis;
terug tot onze schoone beginselen en door
ons daarin gezamenlijk te verdiepen en
elkander op te bouwen, trachten te ko
men tot onze hoogste idealen, welke kun
nen worden bereikt, wanneer wij alle
eigen eer ter zijde stellen en alleen be
doelen het zoeken van de eere Gods,,
ook op het terrein van het publieke leven.
St. Laurens. J. W. VAN "t HOFF.
Tweede Kamer.
De heeren Rutgers, Wij'nkoop', Schouten
en mej. Frida Katz voerden gisteren nog
het woord, zoodat in totaal 32 Kamer
leden over de Vlootwet hebben gesproken.
Zeker wel een record!
Dhr. Rutgers (A.-R.) wees op den
plicht, dien een een neutrale mogendheid
heeft, n.l. om te land en ter zee in
breuk op haar neutraliteit tegen te gaan,
een standpunt, dat ieder en ook dhr.
Troelstra moét innemen. Voor het na
komen van dien plicht zijn natuurlijk
middelen noodig. In dit verband zette
spr. den socialist Hugenhollz, met zijn
geleuter over ons „p'rutsvlootje", in zijn
hemdje, door citaten over te leggen uit
diens vroegere redevoeringen in de mobi
lisatie-dagen gehouden, waarin speciaal
werd gegeurd met den invloed welken
bescheiden legermachten op de Krijgskans
kunnen uitoefenen. Aanneming van de
Vlootwet is in 's Jands belang. Is de toe
stand in de volkerenwereld zóó, dat we
ons kunnen ontwapenen? Ooik dhr. Rut
gers is voor den Volkenbond en hunkert
naar vrede. Maar de vrede op aarde komt
in deze bedeeling niet, ook niet door den
volkenbond, doch slechts door de weder
komst van Christus, die Gods rijk op
aarae sal vestigen.
Mej. Frida Katz (C.H.), die bij haar
spreken telkens gehinderd werd door ha
telijke interrupties, geloofde niel, dat de
dames, die over de Vlootwet gesproken
hebben, de zaak zuiver hebben gesteld.
Militaristische tendenzen zijn de regee
ring, evenals het geheele Nedei'landsche
volk, vreemd. Het gaat alleen om de
vraag: is de Vlootwet noodzakelijk? Wij
moeten naast ons ideaal ook' de werke
lijkheid laten spreken. Onze vloot verkeert
in ontredderden toestand, terwijl ons van
God den plicht is opgelegd onze neutra
liteit in Nederland en in Indië te hand
haven. Daarom moet onze weermacht
zoo goed mogelijk zijn ingericht, naarmate
van de middelen, waarover wij beschik
ken.
Dhr. Wijnkoop beweerde natuurlijk met
veel drukte, dat Nederland zij'n leger
en vloot heeft te liquideeren, maar er
kende met een onbewogen gelaat, dat
Rusland zijn 600.000 mannetjes niet mis
sen kan, omdat het rekening heeft te
houden met de rest van de wereld.
Alsof Nederland dat niet moet doen!
Dhr. Schouten, de 32ste en laatste
spreker, zette voorop, dat de Kamer zich
thans alleen kan binden tot hetgeen nu
wordt voorgesteld, n.l. voor een tijdvak
der, waarop de gansche stad in rust ge
raakte.
Te Vrouwepolder.
Stil en eenzaa.mligt dit landelijke dorpje
aan den voet der breede 'duinen aan de
Noordkust van Walcheren, omgeven van
den voormaligen zeedijk, n'adat deze polder
door Wolfert van Borssele in 1-340 was
bedijkt.
Om zijn vruchtbaarheid alras bevolkt,
verkreeg Wolfert van Paus Clemens V ver-
igunning, alhier een parochiekerk te bou
wen, opdat de bewoners van den polder
niet langer naar Zandijk behoefden te
'igiaian om hunne kinderen te laten doopen.
en hunne verdere godsdienstplichten te
vervullen.
Toen de plek voor de nieuwe kerk was
aangewezen, zagen verscheidene geloof
waardige lieden lichten verschijnen, waar
uit moest worden opgemaakt, dat 't kerk
gebouw op deze plaats 'moiest worden ge
sticht.
Maar nog een ander mirakel zou dit
dorpskerkje tot een heilige plaats wftden.
Zoo gebeurde het, dat een devoot man,
ziende, dat de pas gebouwde kerk behoef
tig en zonder eenig sierlijk beeld was,
een „tafereelken" bracht bij een schilder
te Middelburg om daarop het beeld van
de H. Maagd te schilderen.
Kort daarna komt een onbekend jonge
ling den schilder om werk vragen, 'die
van zes jaar en in 1929 zal een nieuL
we beslissing moeten worden genomen.
Dan moet beslist worden wat men
verder wil doen en beslist men niet
verder te gaan, dan is er nog een schuld
van 80 millioen, die over zes jaar ver
deeld zal wórden. Dit kan z.i. heel gemak
kelijk. Onjuist is het, dat de Kamer zich
reeds vastlegt voor de tweede helft. Ka
mer en Regeering staan in dit opzicht
geheel vrij. Dlhr. Schouten betwistte ver
der de juistheid van de becijferingen
van de heeren Dresselhuijs en Oud.
Wat spéciaal den eerste betreft, merkte
dhr. Schouten guitig op, dat de machine
waarvan de heer Dresselhuys zich voor
zijïi millioenenrékening heeft bediend,
geen beter resultaat te voorschijn heeft
gebracht dan de machines van den giro
dienst. Bij de bespreking van miljoenen
is hij in den regel niet gelukkig. Denk
aan den miljoenenrit van 1918.
Toen kwamen de ministers Ruys en
Westerveld aan het Woord. Voioral de
laatste werd bestookt met allerlei minne
interrupties van Marchant, Ketelaar, Duya,'
enz., zoodat dezte herhaaldelijk door den
voorzitter tot de orde werden geroepen.
Wijselijk ging de minister niet op de in
terrupties in.
Allereerst was de voorzitter van den
Ministerraad aan het woordj om een paar
algemeene punten te behandelen. Ze be
troffen de houding van den Gouverneur-
Generaal en de gevolgen van verwerping;
der wet voor het Kabinet. Ten aanzien
van eerstgenoemd punt vernamen we
thans de positieve verzekering, dat de
Indische landvoogd de verant
woordelijkheid op .pich neem!
voor de uitvoering der wet zooals ze
thans in ontwerp luidt met inbegrip van
de inwerkingtreding op 1 Januari a.s.
Wat het tweede punt betreft, verklaarde
prémier Ruys met nadruk, dat èn het
Kabinet 'in zijn geheel èn elk zijner leden
individueel ook zelfs maar een verschui
ving van den datum der inwerkingtreding;
naar een later tijdstip niet met hun ver
antwoordelijkheid zouden kunnen dekken,
m. a. w. dat met de aanvaarding
of niet-a an vaar ding der plan
nen in den huidig en vorm het
Ministerie staat of valt.
Voor het overige was de korte rede
van Minister Ruys er in hoofdzaak op
gericht om van de zijide der R.K. fractie
gerezen bezwaren te ontzenuwen. Wiat be
zuiniging betreft, kunnen de cijfers hier
voor de regeering getuigen. Bedroeg toch
het marine-budget in 1921 nog 55 millioen
voor 1924 is het geslonken tot 42 millioen
ofschoon de pensioenlast sedert van 6.5
millioen steeg tot 8.8 millioen. Insgelijks
ïs aan Oorlog Jbet eindcijfer der begroo
ting: gedaald van 87 op 62 millioen, of
schoon ook daarnaast een post van 5
millioen voor pensioenen in 1921 thans
een bedrag staat ad 13 millioen, aan pen
sioenen en wachtgelden uit te keeren.
•Aan den heer v. Schaik antwoordde de
minister, dat een dergelijk vastleggen van
uitgaven herhaaldelijk voorkomt, doch hier
allerminst leidt tot aantasting van het bud
getrecht, tevens met na'druk verzekerend,
dat de Regeering niet zal achterblijven
met het voorstellen van wijzigingen, wan
neer dat noodig mocht blijken. Den heer
Kuiper tenslotte bracht den premier on
der het oog, dat het bij! deze vlootplannen
allerminst gaat oui een extra-uitbreiding
der vloot ,doch louter om den bestaanden
achterstand in te halen.
Minister Westerveld trad in een min
hem daarop het' paneeltje aanwees en
hem opdroeg, daarop het beeld van Maria
te malen om geplaatst te worden boven
het altaar .in de kerk van Vrouwepolder.
Die jongeling heeft zich daarop naar den
zolder begeven om zich bezig te houden
met het schilderstuk'.
Toen 't etensuur was aangebroken, het
de heer des huizes den schilder roepen
om mede aan te zitten, doch deze was
nergens te vinden.
Tot zijn groote verbazing echter was
de schilderij; geheel gereed en prijkte daar
op de beeltenis der H. Maagd in wonder-
schoone "kleuren.
Toen de eigenaar der schilderij kwam
afhalen,, 'was hij buiten zichzelven van
verwondering en met den grootsten eer
bied bracht hij het madonnabeeld naar
de Poldersche kerk, alwaar het vele vreem
de en ongehoorde mirakelen deed en oor
zaak was, dat vele zeevarende lieden uit
Spanje, Portugal, Frankrijk, Engeland
en andere gewesten een pelgrimstocht
naar Onze Lieve Vrouwepolder deden, al
vorens hun reis te aanvaarden.
Jaarlijks op den dag, gewijd aan -da
hemelvaart van Maria, werd 't beeld in
pleehtigen optocht om de kerk in den
iganschen polder gedragen, hetgeen een
ongelooflijk groote schare van alle zijden
deed toevloeien.
(Wiordt vervolgd).