-en on Vrachtauto, DE ZEEUW IliT'ij tcnkoonei. TWEEDE BLAD. AART DE MESMAAKER, Binnenland. m ADRES hw0< ?rüsverlaging DHUiJ, Advertentiebureau. ig te koop »!aapkamer, TO vette Schapen aangeboden isknecht, enstbode of Dienstbode, FEUiLLETQiM. DE BUSSCHIETER VAN MIDDELBURG. In it jik van |iel*hen >ch thle voorzien Ijmhakdt I ontvangen jnterstalen 'vie drappé's, en Donkere :n's v. Trouw, Irgerstand. [kundige af- leerd. bed werk niet Ige afwerking, |tiewerk) dit is Idkooper, vraagt pt verlangt. Mijn andhaaft mijne IbrdUL, Kleer- 1Wolfaartsdijk. IKerkboeken het van ouds |aaga,zijn van Middelburg. laarten. |tede Wilhelmina rijzing geschiedt Isschen r20 en 27 V de voorwaar- ter visie liggen. raagd voor tijde- |rg door jongge- letter D aau JIJ, Middelburg. i OP: |n op ere diet, j OCTOBER, in tgenover station jekalfde en aan Inde Koeien en ;ens een partij Pinken. ierk „Austin", billijken prijs SMIT, Goes. lOOP: rekening 30 en lOOTERMAN, Biggekerke. OOP: particulieren en Stier, oud zeven 3Hs. DE BOUR- dinge. euw, ook genegen c ware 4 a 5 ton ing of Wlannes- ARAGE", ARNHEM. ftelijk aan te mei- QU'ARLES VAN elburg. N DER WERFF, rte Delft F 14, aer. te der tegenwoor- [loetinge. VAN ZATERDAG 13 OCT. 1923. No. 12 DRIE DINGEN. Drie dingen drukken mijn gemoed Het eerste is, dat ik sterven moet, Het tweede drukt mij nog veel meer Het is, dat ik niet weet wanneer? Het derde drukt mij bovenal, Dat ik niet weet, waar 'k komen zal. Drie dingen troosten mijn gemoed Mij reinigt Jezus Christus' bloed! Het tweede troost mij nog veel meer,- 't Zij 'k leef of sterf, 'k behoor den Heer! Het derde troost mij bovenal, 'k Weet, dat ik zalig worden zal. ligheden biedt zich s Huishoudster, invoudig man. r letter L aan het Zeeuw, M'burg. STAATSSOCIALISME. Wie sociaal denkt en voelt beloopt de kans, pm, zonder dat hij 't wit, bij de Staatssocialisten te worden ingelijfd. Dat komt hiervan, cmdat de grenzen, tot hoe ver de Overheid gaan mag, zeer moeilijk zijn aan te geven. Waar voor 't besef vaji den een vast staat, dat de Overheid de grenzen van haar bemoeiing vooral niet verder moet uitbreiden, dan reeds is geschied wil de ander niet maar alleen et? in halt! roe pen, doch vyerder gaan en van de Over heid eischen, dat zij op sociaal terrein on voorwaardelijk op haar schreden terug keert. Voor het besef nu van deze laatsten zijn de sociaal-voelenden botweg staats- socialist. Nu behoeft men zich hierover niet .te z;eer te verbazen, want dit verwijt is zelfs een Kuyper en een Talma niet gespaard gebléven, en bij1 het noemen van die na men gevoelen wij ons tamelijk op ons ge mak. Wij voor ons staan op het standpunt, dat al wat staatsocialistisch lijkt, daarom neg niet per sé Staatssocialis tisch is en voorts, dat 'tgeen men Staats socialisme néémt nog volstrekt niet in strijd behoeft te zijn met het christelijk beginsel. Men dient te onderscheiden. Erkent men, dat de geestelijke krach ten in den menscli den ontwikkelingsgang van deze bepalen, dan zal men in liet economisch leven rekening moeten houden met de ethiek en de psychologie. Erkent men echter, dat in 't economisch leven, de economische wetten alleen dan goed zullen werken, wanneer men prac tised! de „vrijheid" laat, dan, de historie leert het ons, haalt men de ellende binnen. Ja de menschen, als die goed waren, dan was deze stelling te aanvaarden. Maar wij onderschrijven immers, dht de menscli van nature geneigd is, God en den naaste te haten en hoe kan men 'dan onder ons voor de „liberale vrijheid"plei ten? Het laat-maar-waaien-stelsel is niet enkel een gevolg van het zich willen on derwerpen aan de economische wetten, die volgens haar aanhangers onaantast baar zijn, maar het richt zich onmiddellijk tegen elk ingrijpen van de Overheid op sociaal terrein. Men wil vrij zijn. Niemand van ons zal ontkennen, clat voor de ontwikkeling van het bedrijfs leven vrijheid het eerste noodige is, ui téén maar, men moest die vrijheid niet af leiden willen uit het bestaan van econo mische wetten, die op haar beurt onver- sche wetten, aanvaarden wij niet, moeten Wlij erkennen, dat er zekere natuur wetten zijn, waaraan niemand, ook de Overheid niet, iets kan veranderen. Bijv. de overheid mag het uur van de klok een uur verzetten en over de invoe ring van een zomertijd spreken, ze is niet bij machte, de zon in haar loop te stuiten. Maar dat 'kan toch bezwaarlijk van toe passing zijn op de économische wetten, aan wier bestaan wij echter niet twijfe len. Dat echter .een menschelijk ingrijpen niets kan veranderen aan die economi sche wetten .aanvaarden wij> niet, moeten wij zelfs onvoorwaardelijk afwijzen. Een vernaai tijdens het beleg van Middelburg door de Watergeuzen. (1572—1574). door CHR. HONDIUS. '(Auteursrecht voorbehouden.) 8). Ik „zal dus voorloopig nog wel moeten blijven en vind dit ook niet zoo erg, ten minste wanneer ik mijne vrije uren hier mag doorbrengen". „Maar nu moet ge dadelijk vertrekken: daar slaat het reeds half negen en wan neer Vader straks thuis komt en hij u hier aantrof, zou hij dit zeker euvel dui den. Ge weet: hij is zeer gestreng op dit punt. Dus wilt ge goede 'vrienden met hem blijven, maak dan dat ge spoedig weg komt". „Ik ga reeds, Barte, en verzoek u, uw vader van mij te groeten". Eenige oogenblikken later keerde de toegesproken© in de kamer terug, nadat zij de deür achter Aart de Mesmaaker had gesloten. Ze is ons niet geheel vreemd meer, we hebben Barte, <Je dochter van Schipper Geerts reeds in 't voorbijgaan leeren ken- Ook de economische wetenschap heeft een taak voor wetenschap en bedrijlj. Zij. heelt de welvaart te bevorderen van het algemeen belang, waarbij het eigen belang niet miskend, doch integendeel het beste gediend is. Ontkenning van het organisch karak ter der maatschappij, leidt tot individu alisme, het dogma der liberale economie. Tegenover He liberale richting staat het Staatssocialisme. Zij is begonnen het kenmerkende be ginsel van de liberale leer, het „laisser- faire" absoluut te verwerpen, ze staat op het standpunt, dat de Overheid richting en steun moet geven aan het economi sche leven en hecht derhalve alle waarde aan de positieve wetten, die de wetgever maakt. In die richting ziet het staatssocialis me de maatschappelijke evolutie. De Staat als machtsorgaan heeft hare bevoegdheden aanzienlijk uit te breiden. Het kan niet ontkend, dat deze richting een grooten invloed heeft uitgeoefend op de geesten, maar ook op de wetgeving. Ze heeft steun geboden aan de machti ge beweging ten gunste van de internati onale regeling van den arbeid, terwijl zij den blik heeft verruimd van en een gron den dienst heeft bewezen aan de weten schap, door een antwoord te geven op de vraag: of de algeheele onthouding der liberale school de welvaart van land en volk ten goede kan komen. Haar conclu sie is, dat het individueel optreden niet bij machte is, groote maatschappelijke veranderingen tot stand te brengen. Deze richting telde onder haar aanhan gers zelfs vrome lieden, die, bewogen niet het lot van den economisch-zwakke, langs dezen weg op uitkomst hoopten. Zonder te ontkennen, dat in sommige gevallen dit Staatssocialisme wel iets goeds in zich draagt, staan wij' als Anti revolutionairen er toch principieel tegen over. Bij het Staatssocialisme is geen plaats voor het particulier initiatief. Het meent, dat de menschen in staat zijn de economische instellingen te wijzi gen in de richting, zooals de geschiedenis die aangeeft en het in de macht hebben naar „zekere regelen het verleden, het heden en de toekomst aaneen te schake len. En dat bijgevolg deze drie onscheid baar zijn. Het wil, dat de staat het gansche eco nomische en maatschappelijke .leven be- heerschen zal, zonder te vragen wat al of niet particulier tot stand zal of kan 'komen. Het wil de maatschappij ondergeschikt maken aan den Staat, de eerste in den laatsten doen opgaan. Het doodt alle energie en staat vijandig tegenover de particuliere veerkracht van het individu, Het kiest principieel stelling, tegenover de liberale economie het laat-maar- waaien-stelsel doch vervalt op haar beurt in een ander uiterste: de Staats- albereddering. Nóch het een, nóch het ander kan den a ntirevolutiona ir bekoren. Een maatschappij laat zich-niet inrich ten naar van te voren vastgestelde ideeën; een maatschappij groeit, ver groeit ook, zeer .stellig onder den invloed van allerlei dwangmaatregelen. 't Is waar, dat het maatschappelijk le ven een ontwikkelingsproces doormaakt, maar voor ieder van ons, als bij' die ont wikkeling nauw betrokken, is door God de Heere een plaats in de maatschappij .aangewezen. Gezamenlijk hebben wij nu zorg te dragen, dat" niets den groei van die maat schappij belemmert. Die leden dier maatschappij doen als de landman op zijn akker. Deze 'kan spitten, poten en zaaien, en verder alles doen om den groei te bevor deren, a'ljeenlij'k: hij vermag diet het leven te geven. Paulus plant, Apollos maakt- nat, maar den wasdom geven, dat doet God de Heere. Zoo bezien wij van Christelijk stand punt het maatschappelijk leven. De taak, die God ieder van ons als een heilige roeping op de schouders legt, moet, naar de mate der gaven ons „ge schonken, ook volbracht. Niet de Staat, wijzelf staan voor die taak verantwoordelijk. nen, maar de jonkman dien ze zooi even heeft uitgelaten is nog een vreemdeling voor ons. 'tls Aart de Mesmaaker, geboren van Ter Gouw, die Poorter van Middelburg was geworden en in bijzonderen dienst der stad was opgenomen als busschieter. D.e aard van zijn betrekking, had hem in aanraking gebracht met schipper Geerts, wanneer hij aan de haven de wacht betrok ken had en onwillekeurig kennis had ge maakt met den spraakzamen schipper, die zich al spoedig aangetrokken gevoelde tot den kloeken Hollandschen krijgsman, die zich gunstig onderscheidde van de andere soldaten, meestal uitlandscli volk, dat de landstaal ter nauwernood verstond en door dronkenschap en losbandige taal ongun stig bij de bevolking stond aangeschreven. Geheel anders gedroeg zich de Goudsche busschieter, die zich in zijn ledige uren slechts weinig in de taveernen liet zien. maar er meer behagen in vond zijn tijd door te brengen in gezelschap van de schippers en 't zeevolk aan de haven. Zoodoende was Aart een goede beken de geworden van schipper Geerts, die heim ten zijnen huize had genood en een maal daar geweest zijnde, gevoelde deze zich steeds meer aangetrokken tot de gezellige kamer in de Bellinkstraat, waar toe niet weinig bijbracht de lieftallige dochter zijns vriends, de ons reeds bekende Barte. Verantwoordelijk voor God en voor onze naasten. Maar nu komt de zonde storend tus- schenbeide. In die menschenmaatschappij heeft de Heere in Zijne genade den menschen recht gegeven op arbeid en aan dien ar beid heeft Hij het recht van eigen brood verbonden. Maar onze tijd verloochent het en spreekt van het brood of het leven als van een gewoon stoffelijk ding, een der scha kels in de productiewijze, een handel tus- schen arbeid en kapitaal. En zoo verstaan het vele werkgevers en werknemers. Zoo verstaan het velen onder ons. Dat het vraagstuk van den arbeid een vraagstuk is van eere en van liefdes, maar ook van recht, dringt niet genoegzaam door, verstaan velen niet. En dat het recht vaak met voeten getre den is,werd niet opgemerkt. De zwakke moest voor den sterkere wijken. Totdat de wetgever tusschenbei- de kwam; tie wet moest den zwakkere met haar schild dekken. Vooralsnog was men in het particulier initiatief niet in staat, groote maatschap- pelijk'ei 'hervormingen tot stand te bren gen. De oplossing van het vraagstuk van den arbeid, Dr Kuyper leerde het ons, is niet langs particulieren weg te bereiken, daaraan moet "de Overheid de behulpzame hand bieden. i D'e sociale verzekering1 was niet te ver krijgen door liet particulier initiatief. Die eenige studie gemaakt heeft van de psychologie van den menscli, zal dit onmiddellijk toestemmen. Maar daarom is de sociale verzekering nog geen product van Staatssocialisme! Integendeel, het principe van het Staats socialisme wordt er juist in gemist. En in de laatste jaren sinds de in stelling van den Hoogen Baad van Ar beid in 1919 wordt bij onze sociale verzekering een tamelijk ruime plaats aan de medewerking van de werkgevers en werknemers gegeven. Ook in de Radenvan arbeid en den verzekeringsraad zijn vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Lat alles wijst op self-help! Het was de bedoeling van oud-minister Talma de Raden van Arbeid tot autono me lichamen op het gebied van den ar beid te maken. Staatsrechtelijke bezwaren, die thans in verband met een nieuw Art. 191bis in de grondwet 1922, zijn opgeheven, ver hinderden hem de doorvoering van zijn gedachte. In dit vérband moet men doel, omvang en grondslagen der Sociale verzekering zien. („Friesch Dagblad".) Een drietal uitspraken. Een voorbeeld van waardevolle oude plunje vinden we een drietal uitspraken'van drie „kopstukken" der sociaal-democratische partij. Geen man en geen cent is de leuze die nu wordt aangeheven, maar vroe ger werd veroordeeld. Geen enkel redelijk argument wordt voor die koersverandering bijgebracht. Daarom herinneren we aan drie uit spraken van betrekkelijk jongen da tum. De eerste is van Mr Troelstra,, die in zijn in 1915 uitgekomen geschrift „De wereldoorlog en de sociaal-demo cratie" schreef:" „Daarom loopt de beweging voor het „geen man en geen cent" uit op pure demagogie en moet de stroom voor de ontwapening, die ziclh in haar uit, in internationale richting worden geleid. Het vredesprogram der sociaal-democratie werke daaraan mede". De tweede is van Schaper, die schreef „De algemeene ontwapening wordt door ons met hart en ziel voorgestaan. Doch die ontwapening moet zijn een internationale maatregel. Alle staten dienen te ontwapenen of geen een kan het doen; den algemeenen weer- plicht alleen kan elke staat afzonder lijk invoeren. Komen de socialisten overeen om te streven internationaal naar de ontwapening, wij zullen er ons bij neerleggen en meedoen. Wel W;el was het Geerts niet ontgaan, clat de jonge lieden behagen in elkander von den, maar tot een verklaring: was het nog niet gekomen en hij verblijdde zich daar over, want de gedachte, zijne "dochter te zullen moeten missen, kon hem 'droevig stemmen, nu hij na het overlijden van zijn vrouw in Barte, haar sprekende beeltenis, eenige vergoeding had gevonden in dit groote verlies. Zö was het, die zijn droevig leven op- vroolijkte door haar gezelligen kout en die er voor zorgde, dat zijn huis en haard hem aantrekkelijk bleven na zpn scheepstochten. Maar, toch kon hij zich voorstellen, dat de kloeke Aart de Mesmaaker meer nog dan hij behagen schepte in zijn lieve doch ter: het warén ook voor Geerts blijde uren wanneer de beide -jonge menschen in el kanders bijzijn hun geluk vonden. Hoe vlogen dan de uren voiorbij, want er was zooveel te praten over het heden en het verleden „en Aart toonde zulk een groote belangstelling in alles wat 'Geerts over den toestand van land en 'volk wist te vertellen. 't Duurde niet lang, nadat Barte in de huiskamer was teruggekeerd, of de klop per liet zich hooren en schipper Geerts trad de kamer binnen. „Goeden avond, Barte! 'tis wat later geworden, dan ik gedacht had; ik hoop, dat ge u niet verontrust hebt over mijn zou dit verraden een groot geloof in de geschiktheid der kapitalistische maatschappij, want het staat zeer te vreezen, dat- pas onder het socialisme de wereldvrede kan komen, door weg neming der economische oorzaken van twist". D'e derde uitspraak is van den heer Vliegen, die in zijn artikel „Tusschen Bazel en Genève", in de „Socialisti sche Gids" van het vorige jaar zich tegen de nationale ontwapening keer de toen hij, van het Genèver congres deze beschouwing gaf: „Feitelijk was de tijd voor een gron dige behandeling yari het militairisme niet gekomen. De nationale partijen zijn er zeker niet voor klaar. D'e Fran- schen en Belgen stellen zich vierkant op het standpunt van de nationale verdediging en in de nieuw gevormde landen Czeciho-Slowakije, Jougho-Sla- vië, Polen, Litauen is de eerste zorg de vorming van een legermacht om hun verkregen zelfstandigheid te ver zekeren. De aanwezigheid van het reusachtige Russische roode leger werkt da,ar ze'ker niet in de richting van on twap ening' De Koninklijke Grafkelder. Met als opschrift het Fransche Woord (Ons) Mausoleum herinnert „Het Vad." aan de navolgende droeve plechtigheden van het bijzetten van de gestorvenen tijdens de 41-jarige regee ring van Koning Willem 111, den vader onzer Koningin, in den Koninklijken Grafkelder in de Nieuwe Kerk „te Delft. Hmi aantal bedraagt niet minder dan twaalf. De eerste was die van 's Konings Vader, Willem II, begraven 4 April 1849. Reeds ruim een jaar later, op1 10 Juni 1850, bracht de jonge Koning zijn tweeden zoon, Willem Frederik Maurits Alexander Hendrik Karei, een knaap van ruim 6 jaar, grafwaarts. Tien jaar later, op 11 Mei 1860, werd bijgezet het stoffelijk overschot van den in 1822 overleden broeder des Konings, Willem Alexander Ernst Casimir, den vierden zoon van Ko ning Willem 1. Hij was geboren 21 Mei 1822, stierf reeds op 22 Octo ber van hetzelfde jaar en was in Brussel begraven. Op 17 Maart 1865 vond plaats de teraardebestelling van de moeder des Konings, Anna Panlowna, Grootvor stin van Rusland. Zij stierf op ruim zeventigjarigen leeftijd en overleefde na een drie en dertigjarig huwelijk, nog zestien jaren onzen Koning Wil lem II. Vijf jaar later, op 21 December 1870 werd aan den schoot der aarde toe vertrouwd het stoffelijk overschot van Prinses Louisa Augusta Wilhelmina Amalia, dochter van wijlen Koning Frederik Wilhelm Hl van Bruisen. Zij was de vrouw van Prins Frederik, den oom des Konings, met wien zij op 21 Mei 1825, op zeventien-jarigen leeftijd in het huwelijk was getreden. Eri nog geen twee jaren daarna was het Prinses Amalia Maria da. Gloria Augusta;, geboren Hertogin van Sak sen-Weimar, de vrouw van Prins Hen drik, den jongeren broeder des Ko nings. Zij was geboren op- 20 Mei 1830 en 'overleed 1 Mei 1872. Op 20 Juni 1877 werd bijgezet het stoffelijk hulsel v;an 's Konings vrouw, Koningin Sophia, Frederika Mathilda, geboren Prinses van Wurtemberg. Zij stierf op bijna negen en vijftigjarigen leeftijd, na,'acht en dertig huwelijks jaren „aan de zijde van onzen Vorst", wien zij drie zonen schonk, waarvan slechts twee hun moeder beweenen konden. Het jaar 1879 zag den Koninklij ken grafkelder tweemaal zich ope nen: op 25 Januari voor de bijzetting van Prins Willem Frederik Hendrik1, den broeder des Konings, stadhou der van het Groothertogdom Luxem burg; en op 26 Juni voor 's Konings oudsten zoon, Willem Nicolaas Alex ander Frederik Karei Hendrik, Prins van Oranje, kortweg Prins Willem. lang uitblijven en dat u de tijd niet te lang gevallen is". „Diat zou zeker het geval geweest zijn, indien uw vriend, Aart de Mesmaaker, mij den avond niet had gekort door zen be zoek; hij durfde echter uwe thuiskomst niet af te wachtenden verzocht mij, u van hem te groeten „Wel, dan spijt het mij te meer, dat ik mij' in „Den 'gouden Helm" heb laten ophouden, maar ge weet het, onder ge zelligen kout vergeet men a.1 ras, dat de tijd voorbijgaat". „Is er dan zulk belangrijk nieuws, dat ge uw huis vergeten hebt? D|at is toch uw gewoonte niet. Vader." „Ge hebt gelijk, Barte, maar als de be langen van stad en land besproken wor den, 'dan vindt men bij; mij steeds een luisterend oor". „En waarover ging het dan toch, "als ik u vragen mag; er 'dreigt toch geen onraad? 'Ook Aart liet zich ongunstig uit over den toestand der stad". „Wat de tijd brengen zal, weten we niet, maar dit is zeker, we beleven ern stige dagen". Men beweerde, dat Due d'Alf den tien den penning nu met dwang wil invoeren. Men wist te vertellen, dat de Magistraat den 8en September besloten heeft, den pensionaris Jacob Sagarus en den Secre taris Adriaan van Campen af te vaardigen om namens de Gedeputeerden van de Sta- Jonge man nog, van slechts acht en dertig jaren, gestorven in den vreem de. Op 23 Sept. 1881 vond Prins Wil lem Frederik Karei, oom des Konings, een grijsaard, een vier en tachtigja rige, hier zijn laatste rustplaats. Drie jaar later, 17 Juli 1884, bracht de Koning aldaar zijn laatsten zoon grafwaarts, jVV'illem Alexander Karei Hendrik Frederik, onzen Prins Alexander, weggehaald op bijna drie endertigjarigen leeftijd. Eindelijk den 4den December 1890 werd hij 'zelf, die allen overleefd had, tot zijne vaderen verzameld, in den ouderdom van 73 jaren, onze Koning: Willem Alexander Raul Frederik Lo- dewijk. Hij liet ons zijn weduwe en zijn kind.' En de grafredenaar bad: „O God, bewaar en leid haar, ,aan de hand. eener vrome en wijze moe der; dat eens de spruit eén boom worde" en bewaarheid werden zijn woorden, „dat het kleine Nederland niet wanhoopt, altoos nog groot door zijn trouw aan Oranje, aan zijne Ge schiedenis en aan zijnen God!" Een angstige nacht. De plotse linge vloed van Woensdagnacht heeft aan een echtpaar te Oud-Beijerland een ang- stigen nacht bezorgd. Óm gezondheids redenen voor de vrouw, woonden zij in een lighal in een boomgaard aan de noord zijde van het dorp. Toen de man 's nachts wakker werd, ontdekte hij, dat het ri vierwater den boomgaard had overstroomd en hun lighal was binnengedrongen, waarin het reeds tot den onderkant der bedden gestegen was. Onmiddellijk begon hij hulp te roepen, wat de aandacht trok van een politieagent, die bij zijn pogin gen om de in nood verkeerenden te berei ken, tot den hals in het water geraakte, doch er niet in mocht slagen, hulp te bieden. Intusschen waren ook anderen ontwaakt en met vereende krachten trok men een boot over den kant, waarmede men den overstroomden boomgaard in voer. Aldus mocht het gelukken, het echt paar uit de inmiddels gevaarlijk overhel lende lighal te bevrijden. (Tel.). Hoe Fransche overmoed ge straft werd. Men schrijft aan het Han delsblad Een Hollander was. getuige van het vol gende gebeuren: In Bonn stapte een Fransch officier in den coupé, waarin be halve een in Duitschland wonende Hol lander, een heer in een hoek een krant: zat te lezen. De officier waarschijnlijk vertoornd, dat hij door dezen niet begroet werd, sloeg hem de krant uit de han den. De aldus bejegende reiziger liet de krant liggen en vouwde een andere krant open, welke hij kalm ging lezen. Na eeni- gen tijd sloeg de Franschman ten twee den male den Duilscher de krant uit de handen. Deze raapte de krant op en zette de lectuur voort, klaarblijkelijk ongeroerd door dit staaltje van Fransche onbe schoftheid. Toen de trein het station te Keulen binnenliep', stond hij op en vroeg beleefd „Please your passport, Sir?" En ondanks dat de Franschman allerlei verontschul digingen aanbood, eischte de onverstoor bare reiziger die zich als een der hoogste Engelscbe administratieve autoriteiten le gitimeerde, de overgave van het paspoort en liet zijn bezettingscollega opi het perron arresteeren. Die Franschman kreeg drie dagen hech tenis. E en benijdenswaardig land. Nieuw-Zeeland behoort tot de benijdens waardige landen in de wereld, wier staats financiën do algemeene malaise niet weer kaatsen. Volgens mededeelingen van den minister van Financiën ad interim be droegen in de eerste helft van het loo- pende dienstjaar de staatsontvangsten 921.525 pond sterling méér dan de uit gaven. Het overschot over 'het eerste halfjaar bedraagt 50 pCt. meer dan voor het geheele jaar werd geraamd. Vergele ken met een jaar geleden bedroegen over dezelfde periode in het voorgaande jaar de inkomsten ruim 500.000 pond sterling méér, de uitgaven '400.000 pond sterling minder. ten van Zeeland ten Hove te reizen, om Zijne Excellentie aan te foonen, dat de 10e en 20 penning causeeren zoiu de di versen van de trafieken, koopmanschap pen en handwerken tot desolatie en ruïne van dezen Nederlanden en overzulks aan zijn Excellentie te verzoeken en te bidden, dat het haiar geliefde in de plaats van die te accepteeren voor de resteerende vier jaren de quote van 67.500 gulden in te igaan 13 Augustus laatstleden, alles onder zekere bepalingen en voorwaarde* daarbjj. gemeld, en die veelszins noodig waren, om de stad in staat te stellen, toit het opbrengen van haiar aandeel". „Voorts besprak men in „De gouden Helm" de maatregelen, die genomen waren tegen de uitbreiding der pestziekte. Er was een vrouw aangesteld, om de aangetasten te bezoeken „en te genezen, terwijl den dienaren van 'den Baljuw was opgedragen, om de besmette huizen te „teekenen". „Nu, dat dunkt mij' een goede maat regel", zeide Barte, „waarvan ik jneer heil verwacht, dan van het zingen van negen plechtige missen voor St Sebastiaan en St Pieters altaren, benevens de mis in de Abdiji en het negenmaal luiden der groote klokken in de drie parochiekerken". (Wlordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5