-en
on Vrachtauto,
DE ZEEUW
IliT'ij
tcnkoonei.
TWEEDE BLAD.
AART DE MESMAAKER,
Binnenland.
m ADRES
hw0<
?rüsverlaging
DHUiJ,
Advertentiebureau.
ig te koop
»!aapkamer,
TO
vette Schapen
aangeboden
isknecht,
enstbode
of Dienstbode,
FEUiLLETQiM.
DE BUSSCHIETER VAN MIDDELBURG.
In
it
jik van
|iel*hen
>ch
thle voorzien
Ijmhakdt
I ontvangen
jnterstalen
'vie drappé's,
en Donkere
:n's v. Trouw,
Irgerstand.
[kundige af-
leerd.
bed werk niet
Ige afwerking,
|tiewerk) dit is
Idkooper, vraagt
pt verlangt. Mijn
andhaaft mijne
IbrdUL, Kleer-
1Wolfaartsdijk.
IKerkboeken
het van ouds
|aaga,zijn van
Middelburg.
laarten.
|tede Wilhelmina
rijzing geschiedt
Isschen r20 en 27
V de voorwaar-
ter visie liggen.
raagd voor tijde-
|rg door jongge-
letter D aau
JIJ, Middelburg.
i OP:
|n op ere diet, j
OCTOBER, in
tgenover station
jekalfde en aan
Inde Koeien en
;ens een partij
Pinken.
ierk „Austin",
billijken prijs
SMIT, Goes.
lOOP:
rekening 30 en
lOOTERMAN,
Biggekerke.
OOP:
particulieren en
Stier, oud zeven
3Hs. DE BOUR-
dinge.
euw, ook genegen
c ware 4 a 5 ton
ing of Wlannes-
ARAGE", ARNHEM.
ftelijk aan te mei-
QU'ARLES VAN
elburg.
N DER WERFF,
rte Delft F 14,
aer.
te der tegenwoor-
[loetinge.
VAN
ZATERDAG 13 OCT. 1923. No. 12
DRIE DINGEN.
Drie dingen drukken mijn gemoed
Het eerste is, dat ik sterven moet,
Het tweede drukt mij nog veel meer
Het is, dat ik niet weet wanneer?
Het derde drukt mij bovenal,
Dat ik niet weet, waar 'k komen zal.
Drie dingen troosten mijn gemoed
Mij reinigt Jezus Christus' bloed!
Het tweede troost mij nog veel meer,-
't Zij 'k leef of sterf, 'k behoor den Heer!
Het derde troost mij bovenal,
'k Weet, dat ik zalig worden zal.
ligheden biedt zich
s Huishoudster,
invoudig man.
r letter L aan het
Zeeuw, M'burg.
STAATSSOCIALISME.
Wie sociaal denkt en voelt beloopt de
kans, pm, zonder dat hij 't wit, bij de
Staatssocialisten te worden ingelijfd. Dat
komt hiervan, cmdat de grenzen, tot hoe
ver de Overheid gaan mag, zeer moeilijk
zijn aan te geven.
Waar voor 't besef vaji den een vast
staat, dat de Overheid de grenzen van
haar bemoeiing vooral niet verder moet
uitbreiden, dan reeds is geschied wil de
ander niet maar alleen et? in halt! roe
pen, doch vyerder gaan en van de Over
heid eischen, dat zij op sociaal terrein on
voorwaardelijk op haar schreden terug
keert.
Voor het besef nu van deze laatsten
zijn de sociaal-voelenden botweg staats-
socialist.
Nu behoeft men zich hierover niet .te
z;eer te verbazen, want dit verwijt is zelfs
een Kuyper en een Talma niet gespaard
gebléven, en bij1 het noemen van die na
men gevoelen wij ons tamelijk op ons ge
mak.
Wij voor ons staan op het standpunt,
dat al wat staatsocialistisch lijkt,
daarom neg niet per sé Staatssocialis
tisch is en voorts, dat 'tgeen men Staats
socialisme néémt nog volstrekt niet in
strijd behoeft te zijn met het christelijk
beginsel.
Men dient te onderscheiden.
Erkent men, dat de geestelijke krach
ten in den menscli den ontwikkelingsgang
van deze bepalen, dan zal men in liet
economisch leven rekening moeten houden
met de ethiek en de psychologie.
Erkent men echter, dat in 't economisch
leven, de economische wetten alleen dan
goed zullen werken, wanneer men prac
tised! de „vrijheid" laat, dan, de historie
leert het ons, haalt men de ellende binnen.
Ja de menschen, als die goed waren,
dan was deze stelling te aanvaarden.
Maar wij onderschrijven immers, dht de
menscli van nature geneigd is, God en
den naaste te haten en hoe kan men 'dan
onder ons voor de „liberale vrijheid"plei
ten?
Het laat-maar-waaien-stelsel is niet
enkel een gevolg van het zich willen on
derwerpen aan de economische wetten,
die volgens haar aanhangers onaantast
baar zijn, maar het richt zich onmiddellijk
tegen elk ingrijpen van de Overheid op
sociaal terrein.
Men wil vrij zijn.
Niemand van ons zal ontkennen, clat
voor de ontwikkeling van het bedrijfs
leven vrijheid het eerste noodige is, ui
téén maar, men moest die vrijheid niet af
leiden willen uit het bestaan van econo
mische wetten, die op haar beurt onver-
sche wetten, aanvaarden wij niet, moeten
Wlij erkennen, dat er zekere natuur
wetten zijn, waaraan niemand, ook de
Overheid niet, iets kan veranderen.
Bijv. de overheid mag het uur van de
klok een uur verzetten en over de invoe
ring van een zomertijd spreken, ze is
niet bij machte, de zon in haar loop te
stuiten.
Maar dat 'kan toch bezwaarlijk van toe
passing zijn op de économische wetten,
aan wier bestaan wij echter niet twijfe
len. Dat echter .een menschelijk ingrijpen
niets kan veranderen aan die economi
sche wetten .aanvaarden wij> niet, moeten
wij zelfs onvoorwaardelijk afwijzen.
Een vernaai tijdens het beleg van
Middelburg door de Watergeuzen.
(1572—1574).
door CHR. HONDIUS.
'(Auteursrecht voorbehouden.)
8).
Ik „zal dus voorloopig nog wel moeten
blijven en vind dit ook niet zoo erg, ten
minste wanneer ik mijne vrije uren hier
mag doorbrengen".
„Maar nu moet ge dadelijk vertrekken:
daar slaat het reeds half negen en wan
neer Vader straks thuis komt en hij u
hier aantrof, zou hij dit zeker euvel dui
den. Ge weet: hij is zeer gestreng op dit
punt.
Dus wilt ge goede 'vrienden met hem
blijven, maak dan dat ge spoedig weg
komt".
„Ik ga reeds, Barte, en verzoek u,
uw vader van mij te groeten".
Eenige oogenblikken later keerde de
toegesproken© in de kamer terug, nadat
zij de deür achter Aart de Mesmaaker had
gesloten.
Ze is ons niet geheel vreemd meer, we
hebben Barte, <Je dochter van Schipper
Geerts reeds in 't voorbijgaan leeren ken-
Ook de economische wetenschap heeft
een taak voor wetenschap en bedrijlj.
Zij. heelt de welvaart te bevorderen van
het algemeen belang, waarbij het eigen
belang niet miskend, doch integendeel het
beste gediend is.
Ontkenning van het organisch karak
ter der maatschappij, leidt tot individu
alisme, het dogma der liberale economie.
Tegenover He liberale richting staat het
Staatssocialisme.
Zij is begonnen het kenmerkende be
ginsel van de liberale leer, het „laisser-
faire" absoluut te verwerpen, ze staat op
het standpunt, dat de Overheid richting
en steun moet geven aan het economi
sche leven en hecht derhalve alle waarde
aan de positieve wetten, die de wetgever
maakt.
In die richting ziet het staatssocialis
me de maatschappelijke evolutie.
De Staat als machtsorgaan heeft hare
bevoegdheden aanzienlijk uit te breiden.
Het kan niet ontkend, dat deze richting
een grooten invloed heeft uitgeoefend op
de geesten, maar ook op de wetgeving.
Ze heeft steun geboden aan de machti
ge beweging ten gunste van de internati
onale regeling van den arbeid, terwijl zij
den blik heeft verruimd van en een gron
den dienst heeft bewezen aan de weten
schap, door een antwoord te geven op de
vraag: of de algeheele onthouding der
liberale school de welvaart van land en
volk ten goede kan komen. Haar conclu
sie is, dat het individueel optreden niet
bij machte is, groote maatschappelijke
veranderingen tot stand te brengen.
Deze richting telde onder haar aanhan
gers zelfs vrome lieden, die, bewogen niet
het lot van den economisch-zwakke, langs
dezen weg op uitkomst hoopten.
Zonder te ontkennen, dat in sommige
gevallen dit Staatssocialisme wel iets
goeds in zich draagt, staan wij' als Anti
revolutionairen er toch principieel tegen
over. Bij het Staatssocialisme is geen
plaats voor het particulier initiatief.
Het meent, dat de menschen in staat
zijn de economische instellingen te wijzi
gen in de richting, zooals de geschiedenis
die aangeeft en het in de macht hebben
naar „zekere regelen het verleden, het
heden en de toekomst aaneen te schake
len.
En dat bijgevolg deze drie onscheid
baar zijn.
Het wil, dat de staat het gansche eco
nomische en maatschappelijke .leven be-
heerschen zal, zonder te vragen wat al
of niet particulier tot stand zal of kan
'komen.
Het wil de maatschappij ondergeschikt
maken aan den Staat, de eerste in den
laatsten doen opgaan. Het doodt alle
energie en staat vijandig tegenover de
particuliere veerkracht van het individu,
Het kiest principieel stelling, tegenover
de liberale economie het laat-maar-
waaien-stelsel doch vervalt op haar
beurt in een ander uiterste: de Staats-
albereddering.
Nóch het een, nóch het ander kan den
a ntirevolutiona ir bekoren.
Een maatschappij laat zich-niet inrich
ten naar van te voren vastgestelde
ideeën; een maatschappij groeit, ver
groeit ook, zeer .stellig onder den invloed
van allerlei dwangmaatregelen.
't Is waar, dat het maatschappelijk le
ven een ontwikkelingsproces doormaakt,
maar voor ieder van ons, als bij' die ont
wikkeling nauw betrokken, is door God
de Heere een plaats in de maatschappij
.aangewezen.
Gezamenlijk hebben wij nu zorg te
dragen, dat" niets den groei van die maat
schappij belemmert.
Die leden dier maatschappij doen als
de landman op zijn akker.
Deze 'kan spitten, poten en zaaien, en
verder alles doen om den groei te bevor
deren, a'ljeenlij'k: hij vermag diet het leven
te geven.
Paulus plant, Apollos maakt- nat, maar
den wasdom geven, dat doet God de
Heere.
Zoo bezien wij van Christelijk stand
punt het maatschappelijk leven.
De taak, die God ieder van ons als een
heilige roeping op de schouders legt,
moet, naar de mate der gaven ons „ge
schonken, ook volbracht.
Niet de Staat, wijzelf staan voor die
taak verantwoordelijk.
nen, maar de jonkman dien ze zooi even
heeft uitgelaten is nog een vreemdeling
voor ons.
'tls Aart de Mesmaaker, geboren van
Ter Gouw, die Poorter van Middelburg
was geworden en in bijzonderen dienst
der stad was opgenomen als busschieter.
D.e aard van zijn betrekking, had hem in
aanraking gebracht met schipper Geerts,
wanneer hij aan de haven de wacht betrok
ken had en onwillekeurig kennis had ge
maakt met den spraakzamen schipper, die
zich al spoedig aangetrokken gevoelde tot
den kloeken Hollandschen krijgsman, die
zich gunstig onderscheidde van de andere
soldaten, meestal uitlandscli volk, dat de
landstaal ter nauwernood verstond en door
dronkenschap en losbandige taal ongun
stig bij de bevolking stond aangeschreven.
Geheel anders gedroeg zich de Goudsche
busschieter, die zich in zijn ledige uren
slechts weinig in de taveernen liet zien.
maar er meer behagen in vond zijn tijd
door te brengen in gezelschap van de
schippers en 't zeevolk aan de haven.
Zoodoende was Aart een goede beken
de geworden van schipper Geerts, die
heim ten zijnen huize had genood en een
maal daar geweest zijnde, gevoelde deze
zich steeds meer aangetrokken tot de
gezellige kamer in de Bellinkstraat, waar
toe niet weinig bijbracht de lieftallige
dochter zijns vriends, de ons reeds bekende
Barte.
Verantwoordelijk voor God en voor
onze naasten.
Maar nu komt de zonde storend tus-
schenbeide.
In die menschenmaatschappij heeft de
Heere in Zijne genade den menschen
recht gegeven op arbeid en aan dien ar
beid heeft Hij het recht van eigen brood
verbonden.
Maar onze tijd verloochent het en spreekt
van het brood of het leven als van
een gewoon stoffelijk ding, een der scha
kels in de productiewijze, een handel tus-
schen arbeid en kapitaal.
En zoo verstaan het vele werkgevers en
werknemers. Zoo verstaan het velen
onder ons. Dat het vraagstuk van den
arbeid een vraagstuk is van eere en van
liefdes, maar ook van recht, dringt niet
genoegzaam door, verstaan velen niet.
En dat het recht vaak met voeten getre
den is,werd niet opgemerkt.
De zwakke moest voor den sterkere
wijken. Totdat de wetgever tusschenbei-
de kwam; tie wet moest den zwakkere
met haar schild dekken.
Vooralsnog was men in het particulier
initiatief niet in staat, groote maatschap-
pelijk'ei 'hervormingen tot stand te bren
gen. De oplossing van het vraagstuk van
den arbeid, Dr Kuyper leerde het ons, is
niet langs particulieren weg te bereiken,
daaraan moet "de Overheid de behulpzame
hand bieden. i
D'e sociale verzekering1 was niet te ver
krijgen door liet particulier initiatief.
Die eenige studie gemaakt heeft van
de psychologie van den menscli, zal dit
onmiddellijk toestemmen.
Maar daarom is de sociale verzekering
nog geen product van Staatssocialisme!
Integendeel, het principe van het Staats
socialisme wordt er juist in gemist.
En in de laatste jaren sinds de in
stelling van den Hoogen Baad van Ar
beid in 1919 wordt bij onze sociale
verzekering een tamelijk ruime plaats aan
de medewerking van de werkgevers en
werknemers gegeven.
Ook in de Radenvan arbeid en den
verzekeringsraad zijn vertegenwoordigers
van werkgevers en werknemers.
Lat alles wijst op self-help!
Het was de bedoeling van oud-minister
Talma de Raden van Arbeid tot autono
me lichamen op het gebied van den ar
beid te maken.
Staatsrechtelijke bezwaren, die thans
in verband met een nieuw Art. 191bis in
de grondwet 1922, zijn opgeheven, ver
hinderden hem de doorvoering van zijn
gedachte.
In dit vérband moet men doel, omvang
en grondslagen der Sociale verzekering
zien. („Friesch Dagblad".)
Een drietal uitspraken.
Een voorbeeld van waardevolle
oude plunje vinden we een drietal
uitspraken'van drie „kopstukken" der
sociaal-democratische partij.
Geen man en geen cent is de leuze
die nu wordt aangeheven, maar vroe
ger werd veroordeeld.
Geen enkel redelijk argument wordt
voor die koersverandering bijgebracht.
Daarom herinneren we aan drie uit
spraken van betrekkelijk jongen da
tum.
De eerste is van Mr Troelstra,, die
in zijn in 1915 uitgekomen geschrift
„De wereldoorlog en de sociaal-demo
cratie" schreef:"
„Daarom loopt de beweging voor
het „geen man en geen cent" uit op
pure demagogie en moet de stroom
voor de ontwapening, die ziclh in haar
uit, in internationale richting
worden geleid. Het vredesprogram der
sociaal-democratie werke daaraan
mede".
De tweede is van Schaper, die
schreef
„De algemeene ontwapening wordt
door ons met hart en ziel voorgestaan.
Doch die ontwapening moet zijn een
internationale maatregel. Alle staten
dienen te ontwapenen of geen een
kan het doen; den algemeenen weer-
plicht alleen kan elke staat afzonder
lijk invoeren. Komen de socialisten
overeen om te streven internationaal
naar de ontwapening, wij zullen er
ons bij neerleggen en meedoen. Wel
W;el was het Geerts niet ontgaan, clat
de jonge lieden behagen in elkander von
den, maar tot een verklaring: was het nog
niet gekomen en hij verblijdde zich daar
over, want de gedachte, zijne "dochter te
zullen moeten missen, kon hem 'droevig
stemmen, nu hij na het overlijden van zijn
vrouw in Barte, haar sprekende beeltenis,
eenige vergoeding had gevonden in dit
groote verlies.
Zö was het, die zijn droevig leven op-
vroolijkte door haar gezelligen kout en
die er voor zorgde, dat zijn huis en
haard hem aantrekkelijk bleven na zpn
scheepstochten.
Maar, toch kon hij zich voorstellen, dat
de kloeke Aart de Mesmaaker meer nog
dan hij behagen schepte in zijn lieve doch
ter: het warén ook voor Geerts blijde uren
wanneer de beide -jonge menschen in el
kanders bijzijn hun geluk vonden.
Hoe vlogen dan de uren voiorbij, want
er was zooveel te praten over het heden
en het verleden „en Aart toonde zulk een
groote belangstelling in alles wat 'Geerts
over den toestand van land en 'volk wist
te vertellen.
't Duurde niet lang, nadat Barte in de
huiskamer was teruggekeerd, of de klop
per liet zich hooren en schipper Geerts
trad de kamer binnen.
„Goeden avond, Barte! 'tis wat later
geworden, dan ik gedacht had; ik hoop,
dat ge u niet verontrust hebt over mijn
zou dit verraden een groot geloof in
de geschiktheid der kapitalistische
maatschappij, want het staat zeer te
vreezen, dat- pas onder het socialisme
de wereldvrede kan komen, door weg
neming der economische oorzaken van
twist".
D'e derde uitspraak is van den heer
Vliegen, die in zijn artikel „Tusschen
Bazel en Genève", in de „Socialisti
sche Gids" van het vorige jaar zich
tegen de nationale ontwapening keer
de toen hij, van het Genèver congres
deze beschouwing gaf:
„Feitelijk was de tijd voor een gron
dige behandeling yari het militairisme
niet gekomen. De nationale partijen
zijn er zeker niet voor klaar. D'e Fran-
schen en Belgen stellen zich vierkant
op het standpunt van de nationale
verdediging en in de nieuw gevormde
landen Czeciho-Slowakije, Jougho-Sla-
vië, Polen, Litauen is de eerste zorg
de vorming van een legermacht om
hun verkregen zelfstandigheid te ver
zekeren. De aanwezigheid van het
reusachtige Russische roode leger
werkt da,ar ze'ker niet in de richting
van on twap ening'
De Koninklijke Grafkelder.
Met als opschrift het Fransche
Woord (Ons) Mausoleum herinnert
„Het Vad." aan de navolgende droeve
plechtigheden van het bijzetten van de
gestorvenen tijdens de 41-jarige regee
ring van Koning Willem 111, den vader
onzer Koningin, in den Koninklijken
Grafkelder in de Nieuwe Kerk „te Delft.
Hmi aantal bedraagt niet minder dan
twaalf.
De eerste was die van 's Konings
Vader, Willem II, begraven 4 April
1849.
Reeds ruim een jaar later, op1 10
Juni 1850, bracht de jonge Koning
zijn tweeden zoon, Willem Frederik
Maurits Alexander Hendrik Karei, een
knaap van ruim 6 jaar, grafwaarts.
Tien jaar later, op 11 Mei 1860,
werd bijgezet het stoffelijk overschot
van den in 1822 overleden broeder
des Konings, Willem Alexander Ernst
Casimir, den vierden zoon van Ko
ning Willem 1. Hij was geboren 21
Mei 1822, stierf reeds op 22 Octo
ber van hetzelfde jaar en was in
Brussel begraven.
Op 17 Maart 1865 vond plaats de
teraardebestelling van de moeder des
Konings, Anna Panlowna, Grootvor
stin van Rusland. Zij stierf op ruim
zeventigjarigen leeftijd en overleefde
na een drie en dertigjarig huwelijk,
nog zestien jaren onzen Koning Wil
lem II.
Vijf jaar later, op 21 December 1870
werd aan den schoot der aarde toe
vertrouwd het stoffelijk overschot van
Prinses Louisa Augusta Wilhelmina
Amalia, dochter van wijlen Koning
Frederik Wilhelm Hl van Bruisen. Zij
was de vrouw van Prins Frederik,
den oom des Konings, met wien zij
op 21 Mei 1825, op zeventien-jarigen
leeftijd in het huwelijk was getreden.
Eri nog geen twee jaren daarna was
het Prinses Amalia Maria da. Gloria
Augusta;, geboren Hertogin van Sak
sen-Weimar, de vrouw van Prins Hen
drik, den jongeren broeder des Ko
nings. Zij was geboren op- 20 Mei
1830 en 'overleed 1 Mei 1872.
Op 20 Juni 1877 werd bijgezet het
stoffelijk hulsel v;an 's Konings vrouw,
Koningin Sophia, Frederika Mathilda,
geboren Prinses van Wurtemberg. Zij
stierf op bijna negen en vijftigjarigen
leeftijd, na,'acht en dertig huwelijks
jaren „aan de zijde van onzen Vorst",
wien zij drie zonen schonk, waarvan
slechts twee hun moeder beweenen
konden.
Het jaar 1879 zag den Koninklij
ken grafkelder tweemaal zich ope
nen: op 25 Januari voor de bijzetting
van Prins Willem Frederik Hendrik1,
den broeder des Konings, stadhou
der van het Groothertogdom Luxem
burg; en op 26 Juni voor 's Konings
oudsten zoon, Willem Nicolaas Alex
ander Frederik Karei Hendrik, Prins
van Oranje, kortweg Prins Willem.
lang uitblijven en dat u de tijd niet te
lang gevallen is".
„Diat zou zeker het geval geweest zijn,
indien uw vriend, Aart de Mesmaaker, mij
den avond niet had gekort door zen be
zoek; hij durfde echter uwe thuiskomst
niet af te wachtenden verzocht mij, u
van hem te groeten
„Wel, dan spijt het mij te meer, dat ik
mij' in „Den 'gouden Helm" heb laten
ophouden, maar ge weet het, onder ge
zelligen kout vergeet men a.1 ras, dat de
tijd voorbijgaat".
„Is er dan zulk belangrijk nieuws, dat
ge uw huis vergeten hebt? D|at is toch uw
gewoonte niet. Vader."
„Ge hebt gelijk, Barte, maar als de be
langen van stad en land besproken wor
den, 'dan vindt men bij; mij steeds een
luisterend oor".
„En waarover ging het dan toch, "als
ik u vragen mag; er 'dreigt toch geen
onraad? 'Ook Aart liet zich ongunstig uit
over den toestand der stad".
„Wat de tijd brengen zal, weten we
niet, maar dit is zeker, we beleven ern
stige dagen".
Men beweerde, dat Due d'Alf den tien
den penning nu met dwang wil invoeren.
Men wist te vertellen, dat de Magistraat
den 8en September besloten heeft, den
pensionaris Jacob Sagarus en den Secre
taris Adriaan van Campen af te vaardigen
om namens de Gedeputeerden van de Sta-
Jonge man nog, van slechts acht en
dertig jaren, gestorven in den vreem
de. Op 23 Sept. 1881 vond Prins Wil
lem Frederik Karei, oom des Konings,
een grijsaard, een vier en tachtigja
rige, hier zijn laatste rustplaats.
Drie jaar later, 17 Juli 1884, bracht
de Koning aldaar zijn laatsten
zoon grafwaarts, jVV'illem Alexander
Karei Hendrik Frederik, onzen Prins
Alexander, weggehaald op bijna drie
endertigjarigen leeftijd.
Eindelijk den 4den December 1890
werd hij 'zelf, die allen overleefd had,
tot zijne vaderen verzameld, in den
ouderdom van 73 jaren, onze Koning:
Willem Alexander Raul Frederik Lo-
dewijk. Hij liet ons zijn weduwe en
zijn kind.' En de grafredenaar bad:
„O God, bewaar en leid haar, ,aan
de hand. eener vrome en wijze moe
der; dat eens de spruit eén boom
worde" en bewaarheid werden zijn
woorden, „dat het kleine Nederland
niet wanhoopt, altoos nog groot door
zijn trouw aan Oranje, aan zijne Ge
schiedenis en aan zijnen God!"
Een angstige nacht. De plotse
linge vloed van Woensdagnacht heeft aan
een echtpaar te Oud-Beijerland een ang-
stigen nacht bezorgd. Óm gezondheids
redenen voor de vrouw, woonden zij in
een lighal in een boomgaard aan de noord
zijde van het dorp. Toen de man 's nachts
wakker werd, ontdekte hij, dat het ri
vierwater den boomgaard had overstroomd
en hun lighal was binnengedrongen,
waarin het reeds tot den onderkant der
bedden gestegen was. Onmiddellijk begon
hij hulp te roepen, wat de aandacht trok
van een politieagent, die bij zijn pogin
gen om de in nood verkeerenden te berei
ken, tot den hals in het water geraakte,
doch er niet in mocht slagen, hulp te
bieden. Intusschen waren ook anderen
ontwaakt en met vereende krachten trok
men een boot over den kant, waarmede
men den overstroomden boomgaard in
voer. Aldus mocht het gelukken, het echt
paar uit de inmiddels gevaarlijk overhel
lende lighal te bevrijden. (Tel.).
Hoe Fransche overmoed ge
straft werd. Men schrijft aan het Han
delsblad
Een Hollander was. getuige van het vol
gende gebeuren: In Bonn stapte een
Fransch officier in den coupé, waarin be
halve een in Duitschland wonende Hol
lander, een heer in een hoek een krant:
zat te lezen. De officier waarschijnlijk
vertoornd, dat hij door dezen niet begroet
werd, sloeg hem de krant uit de han
den. De aldus bejegende reiziger liet de
krant liggen en vouwde een andere krant
open, welke hij kalm ging lezen. Na eeni-
gen tijd sloeg de Franschman ten twee
den male den Duilscher de krant uit de
handen. Deze raapte de krant op en zette
de lectuur voort, klaarblijkelijk ongeroerd
door dit staaltje van Fransche onbe
schoftheid.
Toen de trein het station te Keulen
binnenliep', stond hij op en vroeg beleefd
„Please your passport, Sir?" En ondanks
dat de Franschman allerlei verontschul
digingen aanbood, eischte de onverstoor
bare reiziger die zich als een der hoogste
Engelscbe administratieve autoriteiten le
gitimeerde, de overgave van het paspoort
en liet zijn bezettingscollega opi het
perron arresteeren.
Die Franschman kreeg drie dagen hech
tenis.
E en benijdenswaardig land.
Nieuw-Zeeland behoort tot de benijdens
waardige landen in de wereld, wier staats
financiën do algemeene malaise niet weer
kaatsen. Volgens mededeelingen van den
minister van Financiën ad interim be
droegen in de eerste helft van het loo-
pende dienstjaar de staatsontvangsten
921.525 pond sterling méér dan de uit
gaven. Het overschot over 'het eerste
halfjaar bedraagt 50 pCt. meer dan voor
het geheele jaar werd geraamd. Vergele
ken met een jaar geleden bedroegen over
dezelfde periode in het voorgaande jaar
de inkomsten ruim 500.000 pond sterling
méér, de uitgaven '400.000 pond sterling
minder.
ten van Zeeland ten Hove te reizen, om
Zijne Excellentie aan te foonen, dat de
10e en 20 penning causeeren zoiu de di
versen van de trafieken, koopmanschap
pen en handwerken tot desolatie en ruïne
van dezen Nederlanden en overzulks aan
zijn Excellentie te verzoeken en te bidden,
dat het haiar geliefde in de plaats van
die te accepteeren voor de resteerende
vier jaren de quote van 67.500 gulden
in te igaan 13 Augustus laatstleden, alles
onder zekere bepalingen en voorwaarde*
daarbjj. gemeld, en die veelszins noodig
waren, om de stad in staat te stellen, toit
het opbrengen van haiar aandeel".
„Voorts besprak men in „De gouden
Helm" de maatregelen, die genomen waren
tegen de uitbreiding der pestziekte.
Er was een vrouw aangesteld, om de
aangetasten te bezoeken „en te genezen,
terwijl den dienaren van 'den Baljuw was
opgedragen, om de besmette huizen te
„teekenen".
„Nu, dat dunkt mij' een goede maat
regel", zeide Barte, „waarvan ik jneer
heil verwacht, dan van het zingen van
negen plechtige missen voor St Sebastiaan
en St Pieters altaren, benevens de mis in
de Abdiji en het negenmaal luiden der
groote klokken in de drie parochiekerken".
(Wlordt vervolgd).