DE ZEEUW li# 81 DEL, ir 7 jaren TWEEDE BLAD» IK DEN MAALSTROOM. Buitenland. fit de Provincie. tember 1923 FEUILLETON. 61). I m-- A mqs|S -■■ "V- V- - h'- kf.\- '&MMM (fPj»' 1 V /AN DISSEL «- (N.T.) tt den Moolweg e van den heer |vertrek, verhoopen9 Irhouden f)inet, dito Lin- elen. Spiegels, 1, Kachels, 2 toebehooren, leren Ledikant, ïachine, Vloer- atten. Glas- en igerief, 2 Hee lanthooi, eenig ,p, enz. enz. 3—1930, 'EILAND onder en nabij den bhen Weg, in |r. J. Joosse, /EILAND ondei In den weg van pr St. Laurens, dhr. W. Goed- fUWLANÖ onder rbij den Grijps laat weg, in ge- V. J Hujjsman1 /EILAND onder |bij den Eende- sbruik bij dhr. lUWLANO onder den Roosjes- Ik bij den heer liggen ter in- |mn J. A. TAK te Middelburg, biljetten voor Mderlijk wor- of op 20 Sep t m .0 VAN ZATERDAG 15 SEPT. 1923. No. 293 WAAR» IS UW BROEDER? Diep was de mensch gevallen. Rein en heilig uit de hand van zijn Schepper voortgekomen, had hij zich moedwillig in de ellende gestort. Uit het heerlijke paradij's verdreven, moest hij in het zweet zijns aanschij'ns de aarde bewerken die hem doornen en distelen voortbracht. Maai- hoe diep' ook gevallen en hoe zwaar hij oOk ware gestraft, rijk en vele waren toch ook nog de zegeningen waarin de eerste menschen zich mochten ver heugen. Oppervlakkig gezien was er nog alles wat den mensch gelukkig kon maken. Het „kapitalisme" waartegen in onze dagen zoo hevig als de bron van alle kwaad getoornd wordt, was nog onbe kend. Armoede en gebrek behoefde men niet te vreezen. Indien er in de theorieën van het Socia lisme iets waars is, dan moesten daar onder de eerste menschen, hoewel dan buiten het paradijs, vrede en liefde en ongestoord geluk worden gevonden. Maar de theorieën van het Socialisme zijn niet juist. Bij al hun beschouwingen zien zijl over het hoofd, dat het niet alleen de omstan digheden zijn, die den mensch maken tot wat hij is, maar dat het hart des menschen boos is. Dat de zonde het leven van den mensch beheerscht. Die zonde was oorzaak, dat de har monie ook tusschen de menschen onder ling werd verstoord en dat straks Kain zijn broeder Abel in driesten overmoed neersloeg. En toen klonk die. ontzaglijke vraag: Waar is uw broeder? gevolgd door het laatdunkende antwoord van den broeder moordenaar: I'k weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder? De nagalm van dit schrikkelijke woord is de eeuwen door gehoord en wordt ook in onze dagen nog beluisterd. In alle toonaarden heeft de vraag weer klonken: waar is uw broeder en in alle toonaarden is geantwoord: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder? En zoo is over de wereld gekomen de schrikkelijke sociale nood, zoo we die allen hebben kunnen waarnemen en de maatschappelijke ontreddering, die we he den ten dage kunnen aanschouwen. Het is niet één klasse of stand, die heeft - gezondigd, maar alle klassen; het kwaad schuilt niet hij één stelsel, maar bij alle stelsels. Zeker, het kapitalisme heeft op schrik kelijke wijze zijn macht misbruikt ten 'koste van de maatschappelijk zwakken, de werklieden, hunne vrouwen en kin deren. De geschiedenis van het maatschap pelijk leven in de laatste eeuw bevat donkere bladzijden. Maar wie nu mocht meenen dat de ver nietiging van het kapitalisme een nieuwe en betere wereld zal brengen, die bedriegt zichzelf en anderen. Wie zijn oor te luisteren legt hoort in de schrille kreten van de opkomende machten die soms onder allerlei schoone leuzen de wereld in beroering brengen, niets anders dan de bittere Kainsge- dachte: ben ik mijns broeders hoeder! Ondanks allerlei schoonklinkende leu zen als broederschap der volken, socia lisatie, gemeenschapsbelangen en wat dies meer zij' is er een streven orn met voorbijgang van het algemeen belang het klasse- of groepsbelang te bevorderen. Het on-christelijke lied van den klassen strijd wat is het anders dan een omzet ting van het booze Kainswoord. Ook nu wordt, zij het in andere vor men, het zwakke vertrapt en vertreden en wordt voor een broedermpord op groote schaal niet teruggedeinsd. Wie niet moedwillig zijn oogen sluit moet wel zien de schromelijke gevolgen die het optreden van z.g. wereldhervor mers na zich moet sleepen. Maar men sluit de oogen en stopt de ooren dicht, en als dan toch in het bin nenste de vraag weerklinkt: waar is uw broeder, dan maakt men het woord van I Kain tot het zijne. Onmeedoogender dan ooit te voren is de laatste jaren de bittere Kainsgedachte in toepassing gebracht. Zijn schrille kreet werd tot een dui zendvoudige echo die heel de wereld ver vulde. Daar was een machtige stem des bloeds die riep van den aardbodem. Maar ook te midden van dat oordeel dat de wereld beroerde is niet de broederzin gekweekt. De gelegenheid om zichzelf te verrij ken ten koste van zijn naaste is maar al te gaarne aangegrepen. 0, het machtige woord dat eenmaal Kain in ,de ooren donderde het zal ook zoo niet de harten, dan toch voor een wijle de ooren van de kettinghandelaars, de woekeraars hebben beroerd. Maar krachtiger nog en sterker klonk het ant woord: ik weet het niet; .ben ik mijns broeders hoeder? Waar "is Abel? Waar is uw broeder, uw zuster? Die vraag komt ook tot ons eiken dag opnieuw. En wat is ons antwoord? Daar is geestelijke nood. Ons volk dreigt weg te zinken in den grondeloozen poel van ongeloof en bijge loof. Daar zijn zedelijke gevaren die ons volk bedreigen. Ontucht en alcoholisme ma ken hun slachtoffers bij duizenden. 't Zijn onze broeders en zusiers, die daar aan allerlei ongerechtigheden ten prooi vallen. Wat doen wij om ze te redden en te helpen? Daar zijn maatschappelijke nooden. Heel de maatschappij is doodelijk krank. Alle banden worden verbroken,; .alle ver- noudingen omgekeerd. En naast de kouden en onaandoenlijken die geen anderen raad hebben dan „laten uitzieken", staan de sociale kwakzalvers, die er niet voor terugdeinzen zoo moge lijk heel het maatschappelijk gebouw tot pulver te vergruizelen om dan een nieuwe en betere wereld, maar een wereld met zondige menschen en Kainsharten te stichten. En ook uit die wereld vol van socialen nood komt tot ons de duizendvoudige vraag: waar is uw broeder? 0, laten wij toch niet het antwoord van Kain tot het onze maken, maar worde ons hart mét innerlijke barmhartigheid bewogen. Indien dat 'het geval is, indien ons hart geraakt wórdt, dan zullen we ons ook op maken om te strijden tegen de zonde, te gen de ongerechtigheid waar die zich ook openbaart en voor de handhaving van het recht Gods, op elk terrein des levens. 4> „Ja, ja, dat weet ik", zei hij ongedul dig, „maar vertel mij, hoe ik uit het wa ter werd opgehaald; vertel mij; wie mijn verpleegster is „Je verpleegster? Dat heeft zij je zelf al gezegd Hope". „Maar toch niet de kleine Bet Hope Hilly er?" Ja „Maar maar men zei, dat zij' de straat was opgegaan". Ik knikte. „Maar was het dan niet waar?" „Ja, hei was waar". „Is er ergens een misverstand, Dan?" vroeg hij peinzend. „Bedoel je, dat ,,Z;ij' was op de straat, tot enkele weken geleden. Zij verliet deze om jou te ver plegen". „En jij nam 'naar op?" „Zeer zeker". Een groote schaduw kwam over zijn ge zicht. „Het is .overal gelijk overal zei hij bjtter. Mussolini en Europa. Of Mussolini een gevaar voor Euro pa is? Zeer zeker, omdat ook het door hem uitgevonden Fascisme het is. Een medewerker van „De Tijd" reisde fce Lugano met eenige Italianen, allen fascisten. Aan een hunner vroeg hij een uitlegging van het Fascisme. Hij doet er 't volgende verslag van: Het zou me te ver brengen hier uit te weiden over de theorieën die hij toen ver kondigde. Maar 'q eenzijdiger, scherper en holler nationalisme en chauvinisme dan hij daar 'n half uur lang ten toon spreidde, kan zelfs geen Franschman aankleven. En toen begon hij over „la Greccia" (Griekenland) en den gespannen toestand. Rechtuit zei hij 't niet, maar heel zijn houding, al zijn gebaren, al de haat die in zijn stem en in zijn oogen lag, zeien me, dat hij naar oorlog snakte, naar een gelegenheid om Italië's meester- schap over de wereld te bevestigen. Want de eerste, de opperste mogendheid in de wereld was „lTtalia"En toen hij me verzekerde dat al zijn vrienden, dat alle fascisten zoo dachten, heb ik hem „Trek niet te gauw je conclusies, Ste ven", zei ik. „Laat mij je eerst haar ge schiedenis vertellen, voor je harde dingen zegt". „Ja, vertel het mij. Bovendien welk recht heb ik, iets anders te verwachten? fWiat ben -ik geweest" „Je herinnert je natuurlijk nog ons be zoek aan net huis van mevrouw Morl-ey?" Hij knikte. „Je herinnert je ook de aanteekening in Jiet boek, dat zij als kamenier naar Kensington ging en dat verliet onder be droevende omstandigheden?" „Natuurlijk"". "„Wiel, ik heb verdere navraag gedaan. Wieet je, zij wa,s nog geen twintig jaar, toen zij naar Kensington ging. Zooals je zelf hebt kunnen zien, ziet zij er lang niet kwaad uit. De jonge Jay was een onbetrouwbaar man en hij veinsde liefde voor haar. Zij' wees echter het aanbod van zijn „liefde" af, ook al moest zij daardoor haar betrekking verliezen onder den schijn van 'kwaad. Zij weerstond de verleiding. Ik heb den jongen "Jay en anderen ge sproken. Steven, als ooit het bewijs gele- j vend is, dat jou afschuwelijke levens- en wereldbeschouwing, die je geleerd is door je oom en je leermeester, een even af schuwelijke waan en geen wijsheid is, dan is het door haar. Jiay zelf heeft mij alles geloofd, lijk ze daareven over „lTtalia", en „II Faseismo" en „Benito Mussolini" gezongen hadden, moesten zij er zoo over denken. En ja, indien zij er allen zoo over denken, dan is het fascisme niet alleen een binnenlandschen factor in Italië! Ook voor de Europeesche politiek is Mussolini een gevaar! Dezen morg,en (zoo gaat hij voort) vaar de ik naar Como, over 't wonderlijk blau- fcve meer. En op de boot gerocht ik een wijle in gesprek met een voornaam Itali- aansch handelsman, den chef van een ook in België gunstig bekende fabriek van heerenhoeden. Een reeds bedaagd man, met een zeer kalm uiterlijk; maar die, ineens, zoo opgewonden werd als de jonkheid van gisteravond, toen hij over Mussolini, en 't fascisme, en Italië, en Griekenland begon. Er lag wijding in zijn stem, telkens de naam van „Benito Mussolini" over zijn lippen 'kwam En al sprak ook hij zich niet gansch uit, toch moest men besluiten, uit de wijze waarop hij sprak over de bezetting van Korfoe, „den sleutel der' Adriatische Zee, op welk „Italiaansch Meer" de Yougo-Slaven nu eindelijk hun waan zinnige aanspraken moeten laten varen!" dat in Italië groote verwachtingen gekoes terd worden van die bezetting. „En Italië was beslist kop te houden: zoo noodig zou het voor geen oorlog achteruit dein zen". Daareven zaten naast me, op een der rustbanken der Piazza Cavour, twee jongetjes onder mekaar te praten. Twee jongetjes die hoogstens 10 a 11 jaar konden tellen. Den draad van hun ge sprek kan ik niet vatten, maar steeds ging het over „La Greccia", en „la guerra", en „lTtalia" met „quarante millione d'ha- bitanti" (40 miljoen inwoners). En met welken trots zij spraken over die veertig millioen Italianen! En met welken haat reeds over Griekenland! Adres ran hulde, namens den Raad van Middelburg aangeboden aan Hare Maje steit de Koningin. Burgemeester en Wethouders van Middelburg, vertegenwoordigd door de heeren P. Dumon Tak, burgemees ter, mr A. A. de Veer, wethouder en mr M. W. G. Van der Veur, se cretaris, hebben, handelende ter uit voering van het Raadsbesluit Van 4 Juli 192-3, heden op de door Ha,re Majesteit de Koningin gehouden cour van gelukwensching het navolgende adres van hulde persoonlijk aan Hare Majesteit aangeboden: Aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina der Nederlanden. Mevrouw, In deze dagen, nu alom in den lande het feit wordt herdacht, dat Uwe Majesteit vóór 25 jaren de Re geering over het Rijk der Nederlan den heeft aanvaard, is het voor ons een diepgevoelde behoefte tegenover U te getuigen van de dankbaarheid, die ook ons vervult, terugziende op alle goeds, dat Uwe regeering in de verstreken 25 jaren voor ons geheele Vaderland gebracht heeft. Wij achten ons gelukkig, d'at de eeu wenoude banden tusschen het Huis van Oranje en Nederland tijdens Uwer Majesteits Regeering hechter en ster ker zijn geworden, en geven Haai de verzekering va,n de liefde en ge hechtheid aan Haar en Haar Huis, ook van de stad onzer inwoning. Als Bestuur voor de hoofdplaats van Zeeland moge het ons vergund zijn in het bijzonder te gedenken de warme belangstelling, die Uwe Ma jesteit, zoowel in tijden van voor spoed' als van' tegenspoed, getoond heeft voor het wel en wee van ons gewest en onze stad. Schenke God Uwe Majesteit nog j een lange en voorspoedige Regeering, j waarbij het Haar gegeven moge zijn zich té verheugen in het geluk van Haar Volk! Wij verblijven van Uwe Majesteit de gehoorzame dienaren. D'e Raad der gemeente Middelburg, P. DUMON TAK, Voorzitter. M. VAN DER VEUR, Scretaris. Middelburg, September 1923. meegedeeld. Vervolgd en alleen, als zij was, heeft zij haar ziel weten te bewaren van het kwaad. Zij is zoo rein, zoo on schuldig als een kind". Hij' ging plotseling rechtop zitten 'in rijn bed. „Maar Dan", riep hij uit, „wat is dan de beteekenis van die tweede vree- selijke aanteekening? Immers, volgens je eigen woorden, werd zij een meisje van de straat". „Zij begaf rich op de straat, ja, maar niet om te zondigen, maar om te redden en te behouden". „En zij hec-ft je dit zelf niet verteld", vroeg hij achterdochtig. „Neen, waarom zou zij? Mevrouw Mor- ley is vroeger thuis gekomen, dan men verwacht had en zij heeft mij opgezocht. Zij heeft mij de heele geschiedenis ver teld; zij vertelde mij ook nog, dat Hope had geweigerd, toen haar een gemakke lijk en weelderig leven was aangeboden, omdat zij meende, haar arme gevallen zusters te moeten helpen." Toen zag ik, wat ik gevreesd had nooit weer te zullen zien. Tranen sprongen er in Steven's oogen en drupten neer'langs zijn wahgen. „Is het dus toch mogelijk?" mompelde hij. „Het is meer dan mogelijk, het is een feit", zei ik. Ned. Herv. Kerk. Aangenomen naar Oosterhout door J. van der Giesen, cand. te Rotterdam. Bedankt voor Baambrugge door J. C- H. Romijn 'te Parrega. Geref. Kerken. Beroepen te Amerongen M. M. Horjus te Hendrik Ido Ambacht. Toegelaten tot. de bediening N. J. Cu pido en H. J. Kastein, beiden te Leiden. Chr. Ger. Kerk. Ds Kieviet te Veenendaal kan wegens ernstige ongesteldheid voorioopig zijn dienst niet waarnemen. Synode Geref. Kerken. Het vrije Kerklied. Hieromtrent rapporteert „de Rotterdammer" Ds L, Kuiper zei niet tegen het Vrije Kerklied te zijn, maar meende toch dat gelet op' de ontvangst, van de Proeve van Uitbreiding der Gezangen, de tijd voor een onderzoek thans niet gunstig was. Er is nu eenmaal een ongunstige stemming tegen vermeerdering' van de Gezangen gewekt. Ds W. Breukelaar vond 't bedenkelijk opnieuw deputaten te benoemen. Er is onrust. En daarom moet z.i. de Gezangen kwestie maar eens een tijdje van de baan. 't Zou scheuring brengen in de Kerken. Ds N. Dtuursema wilde eveneens maar bij de oude, reeds bestaande Gezangen büjven, om de onrust te doen luwen. Bovendien komt de beweging tegen de Gezangen voort uit die kringen, waaruit de kracht van het Gereformeerd Kerkelijk leven voortkomt. Ds J. G. Kunst noemde het benoemen van deputaten om het „Vrije Kerklied" te overwegen, een spelen met vuur, dat vooral in Gelderland veel ellende zou «veroorzaken. Blijkbaar waren al deze vier bezwaarde broeders zelf geen tegenstanders van het Vrije Kerklied, ze spïaken 'took uit! maar ze vreesden de onrust. Toen trad de hoogbejaarde Prof. L. Lindeboom naar voren. Met warmte en gloed bepleitte hij de zaak der Gezangen. Prof. Lindeboom vond, dat de redenee- ring'en van ds Kuiper en ds Breukelaar op de Synode niet te pas kwamen. Al die „onrust", waarvan men spreekt, ia niets dan een aangekleede vogelverschrik ker. Die kranten propagieeren onrust, maar uit de Gemeenten zelf komt ze niet. Reeds vijftig jaar geleden, toen hij dominé ir/ Zaandam was, vroegen de Gemeenteleden riem, waarom zie in de kerk toch niet van den dierbaren Heiland moesten zin gen, van Zijn lijden en verheerlijking. Al dat roepen over „onrust" is als het wer ken met een roede lap op zieker dier, dat dan schichtig en ondeugend gaat wor den. Maar de onrust zelf is er niet. El) voorzoover er nog vrees bestaat, zijn daar aan schuldig de broeders, die op kerke lijke vergaderingen juist de onrust in dc hand werken. Doordat ze telkens weer op classicale vergaderingen en synodes roepen; „er komt scheuring", gaan de menschen het zich inderdaad verbeelden dat 'tzoo is. En dan komt er onrust! Het lijkt wel, zei spr, of de scheurzieke lieden de Synode regeeren moeten. En dat, ter wijl ze geen enkel argument uit Gods Woord of de Geref. Belijdenisschriften aan geven. Laat- ze dan maar scheurenriep spr uit. De kerken mogen zich door die scheurmakers maar niet altijd laten regee ren. Spr vroeg wat zij, die altijd over „on rust in de Kerken" spreken, gedaan heb ben met hen, die dreigementen van scheu ring laten hooren. Hebt ge ze bestraft en vermaand om naar hun binnenkamer te gaan en daar voor God belijdenis te doen van hun zonde, met hun dreigen van scheuring? Wat het beroep op de Afscheiding aan gaat, zei deze oud-hoogleeraar van de Kamper school „der Afscheiding", dat nooit een van de afgescheiden voorgangers zich tegen het Nieuw-Testamentisohe kerk lied verklaard heeft. Prof. Van Vslzen sprak er zich zelfs warm voor uit. Het verzet ging alleen tegen den bundel Eiv. gezangen dien de Ned. Herv. Kerk heeft Spr vroeg: Wat moet onze dierbare Heiland er van denken, dat een voorstel Hij zweeg eenigen tijd, alsof, hij diep nadacht, toen zei hij langzaam: „En ik, die hielp om haar te redden gaf mij geheel over aan het kwaad; en zij, die alles tegen zich had, bleef trouw aan het goede." Een uitdrukking van diepe ellende en schaamte kwam op zijn gelaat. „Wat moet zij, van mij denken?" zei 'hij, langzaam. „Zij denkt aan je met groot mede lijden", antwoordde ik, „vooral sedert zij je geschiedenis heeft vernamen. Ik had niet veel te vertellen. Juffrouw Blewitt heeft haar al veel verteld; de rest kan zij licht raden." „Dus zij weet dat ik ben wat ik ben en een zelfmoordenaar?" „Zij weet, wat je geweest bent, zij heeft hoop voor de toekomst. Zie je", ging ik voort, „zij had een, betere kans dan jij, want jij leerde haar te hopen, te gelooven. Je hebt haar een nieuwen naam gegeven, weet je. Zij had iets, waaraan zij trouw moest zijn. Men had jou niet geleerd om te hopèn, te ge looven behalve in een waan. Zoo kwam het, dat toen het eenige, waaraan jij je vasthield, brak, je hopeloos moest verzinken." „En nu is het te laat, om weer op nieuw te beginnen." om den lof van Zijn Naam te zingen, ontvangen wordt als iets, waarvoor men bang moet zijn, omdat er hier cn daar scheuring in de kerken zou komen!? Evenals ter Synode te Den Haag (1914) uitte Spr. het als zijn zielsovertuiging, dat men tegen den Heiligen Geest in gaat met al zulke „onrusf'-redeneerin- gen en wanneer men nalaat van de volle heerlijkheid van den Heiland te zingen. We klagen, zei Spr., als er in een preek weinig van Christus voorkomt. In elke preek moet Bloed zitten! Maar we mo>. gen in onze Kerken niet zingen van het Bloed van Christus! Toch hopen dé Gereformeerden in den hemel te komen, waar ze 'twel deen! Daar zingen ze van het Lam dat geslacht is. Het zeggen, dat 't niet de tijd voor Gezangen is, noemde Spr. een praatje. Al de jaren na de Afscheiding is de kwestie er geweest. Ook in 1875 schreef „de oude Gispeu" in de „Bazuin" voor de invoering van meer Gezangen. En toen gingen de fan fares van „scheuring" enz. al de lucht in. In de kracht zijns Gods heeft Spr. toen de nijdigheid en onkunde getrot seerd, en publiek Ds Gispen zijn instem ming betuigd. Er is lang genoeg over gesproken" en geschreven! En zouden nu de vruchten nog tot achter Leeuwarden gaan!? Behalve de scheuring-dreigers zijn wij er toch ook! riep Spr. Zijn wij minder? Moeten wij altijd maar in een hoek gezet worden en zwijgen? Als de Synode de zaak afwijst, verzekert Spr., dat hij alle voorstanders van het Nieuw-T'esta- mentisch Kerklied zal opwekken om met de grootste kracht in de Kerken te gaan werken. Dr. W. A. van Es sprak hierop nog, dat de rust in de Kerken juist door afwijzing verdwijnt. De zaak leeft nu eenmaal in de Kerken. En door nader onderzoek moet men elkaar vinden. Prof. Dr C. van Gelderen stemde vol komen met prof. Lindeboom in. Alleen wilde hij accentueeren, dat niemand zich door vrees voor scheuring moet laten bezielen. Aan de dreigers moet gevraagd: zijt ge in uw geweten overtuigd, dat de Koning der Kerk het verbiedt Gezangen te zingen? Als ze dan „neen" zeggen, mogen ze ook niet scheuren. Doen ze het toch, dan ligt dat geheel voor hun re kening. Prof. dr Hoekstra zou niet weten, waarom deputaten de zaak niet opnieuw principieel onderzoeken mogen. Hij riep uit: niet de doofpot-methode toepassen, maar de Synode moet licht en lucht brengen. In de Kerken moet Gods Woord schijnen over alles en daarom onderzoek. Geen doofpot! Prof. dr V. Hepp betoogde, dat elke strooming dient gehoord te worden. Als de Synode het voorstel om deputaten te benoemen afwijst, zullen de voorstan ders van Gezangen met recht roepen, dat de tegenstanders het onderzoek niet eens aandurven. En dan is de rust zeker weg! Dr J. C. de Moor vond 't eveneens ge- wenscht de zaak nader te bezien en even als in zake het Vrouwenkiesrecht over drie jaren na ingekomen rapport een be slissing te nemen. De rapporteur ds Ferwerda was 't met dit alles eens én meende dat, wanneer er onrust is, juist de zaken die onrust bren gen, nader bezien moeten worden. Toen kwam de stemming. Al de aanwezige hoogleeraren uit Kam pen en Amsterdam adviseerden de Synode te stemmen voor het voorstel om de zaak verder 'te onderzoeken. Daarop sprak de Synode zich uit. Er waren 17 leden voor het voorstel-Breu- kelaar, om de geheele zaak van de baan te doen. Maar 31 leden spraken zich uit voor het voorstel der Commissie van Rapport, om deputaten te benoemen, teneinde de zaak van het z.g. Vrije Kerk lied in haar vollen omvang principieel te onderzoeken. Wat de inrichting van 'den Eere die n s t aangaat, deze ging van de baan met 27 tegen 23 stemmen op voor stel van ds W. H. Gispen, na ernstige be strijding door prof. Hoekstra, die dit een doofpot-methode noemde, waardoor men achter de Synode van Leeuwarden zou teruggaan. „Neen, beste kerel, het is nooit te laat om opnieuw te beginnen." Ik hoorde een geritsel aan de andere zijde van het bed en ik zag, dat Steven schrok. „Ja", zei een stem. Steven zag op en keek in het gelaat van Hope Hillyer, die half medelijdend, half smeekend op hem neer zag. „U heeft alles gehoord n weet al les zei hij. Zij knikte met het hoofd. „En heeft u eenige .hoop voor mij?" „Zeer veel hoop'-', antwoordde zij. „Maar hoe kunt u die hebben, wetende wat u weet?" „Ik kan niet anders", antwoordde zij, met een lachje. „U heeft mijl jaren ge leden een nieuwen naam gegeven en aan dien naam moet ik trouw zijn." HOOFDSTUK II. Steven's vriendin. „Wilt n mij alles vertellen", zei Sta ven, na eenige oogenblikken van stilte, „hoe U heeft uitgevonden, waar ik was?" Hope Hillyer keek een ©ogenblik ver legen en besluiteloos voor zich. Toen vroeg zij: „Zal ik alles vertellen?" „Ja alles." 1 I i (Wiordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5