DE ZEEUW
li#
81
DEL,
ir 7 jaren
TWEEDE BLAD»
IK DEN MAALSTROOM.
Buitenland.
fit de Provincie.
tember 1923
FEUILLETON.
61).
I
m--
A
mqs|S -■■
"V-
V- -
h'-
kf.\-
'&MMM
(fPj»' 1
V
/AN DISSEL
«- (N.T.) tt
den Moolweg
e van den heer
|vertrek,
verhoopen9
Irhouden
f)inet, dito Lin-
elen. Spiegels,
1, Kachels, 2
toebehooren,
leren Ledikant,
ïachine, Vloer-
atten. Glas- en
igerief, 2 Hee
lanthooi, eenig
,p, enz. enz.
3—1930,
'EILAND onder
en nabij den
bhen Weg, in
|r. J. Joosse,
/EILAND ondei
In den weg van
pr St. Laurens,
dhr. W. Goed-
fUWLANÖ onder
rbij den Grijps
laat weg, in ge-
V. J Hujjsman1
/EILAND onder
|bij den Eende-
sbruik bij dhr.
lUWLANO onder
den Roosjes-
Ik bij den heer
liggen ter in-
|mn J. A. TAK
te Middelburg,
biljetten voor
Mderlijk wor-
of op 20 Sep
t m .0
VAN
ZATERDAG 15 SEPT. 1923. No. 293
WAAR» IS UW BROEDER?
Diep was de mensch gevallen.
Rein en heilig uit de hand van zijn
Schepper voortgekomen, had hij zich
moedwillig in de ellende gestort.
Uit het heerlijke paradij's verdreven,
moest hij in het zweet zijns aanschij'ns
de aarde bewerken die hem doornen
en distelen voortbracht.
Maai- hoe diep' ook gevallen en hoe
zwaar hij oOk ware gestraft, rijk en vele
waren toch ook nog de zegeningen waarin
de eerste menschen zich mochten ver
heugen.
Oppervlakkig gezien was er nog alles
wat den mensch gelukkig kon maken.
Het „kapitalisme" waartegen in onze
dagen zoo hevig als de bron van alle
kwaad getoornd wordt, was nog onbe
kend.
Armoede en gebrek behoefde men niet
te vreezen.
Indien er in de theorieën van het Socia
lisme iets waars is, dan moesten daar
onder de eerste menschen, hoewel dan
buiten het paradijs, vrede en liefde en
ongestoord geluk worden gevonden.
Maar de theorieën van het Socialisme
zijn niet juist.
Bij al hun beschouwingen zien zijl over
het hoofd, dat het niet alleen de omstan
digheden zijn, die den mensch maken
tot wat hij is, maar dat het hart des
menschen boos is.
Dat de zonde het leven van den mensch
beheerscht.
Die zonde was oorzaak, dat de har
monie ook tusschen de menschen onder
ling werd verstoord en dat straks Kain
zijn broeder Abel in driesten overmoed
neersloeg.
En toen klonk die. ontzaglijke vraag:
Waar is uw broeder? gevolgd door het
laatdunkende antwoord van den broeder
moordenaar: I'k weet het niet; ben ik
mijns broeders hoeder?
De nagalm van dit schrikkelijke woord
is de eeuwen door gehoord en wordt
ook in onze dagen nog beluisterd.
In alle toonaarden heeft de vraag weer
klonken: waar is uw broeder en in alle
toonaarden is geantwoord: Ik weet het
niet; ben ik mijns broeders hoeder?
En zoo is over de wereld gekomen de
schrikkelijke sociale nood, zoo we die
allen hebben kunnen waarnemen en de
maatschappelijke ontreddering, die we he
den ten dage kunnen aanschouwen.
Het is niet één klasse of stand, die
heeft - gezondigd, maar alle klassen; het
kwaad schuilt niet hij één stelsel, maar
bij alle stelsels.
Zeker, het kapitalisme heeft op schrik
kelijke wijze zijn macht misbruikt ten
'koste van de maatschappelijk zwakken,
de werklieden, hunne vrouwen en kin
deren.
De geschiedenis van het maatschap
pelijk leven in de laatste eeuw bevat
donkere bladzijden.
Maar wie nu mocht meenen dat de ver
nietiging van het kapitalisme een nieuwe
en betere wereld zal brengen, die bedriegt
zichzelf en anderen.
Wie zijn oor te luisteren legt hoort in
de schrille kreten van de opkomende
machten die soms onder allerlei schoone
leuzen de wereld in beroering brengen,
niets anders dan de bittere Kainsge-
dachte: ben ik mijns broeders hoeder!
Ondanks allerlei schoonklinkende leu
zen als broederschap der volken, socia
lisatie, gemeenschapsbelangen en wat
dies meer zij' is er een streven orn met
voorbijgang van het algemeen belang het
klasse- of groepsbelang te bevorderen.
Het on-christelijke lied van den klassen
strijd wat is het anders dan een omzet
ting van het booze Kainswoord.
Ook nu wordt, zij het in andere vor
men, het zwakke vertrapt en vertreden en
wordt voor een broedermpord op groote
schaal niet teruggedeinsd.
Wie niet moedwillig zijn oogen sluit
moet wel zien de schromelijke gevolgen
die het optreden van z.g. wereldhervor
mers na zich moet sleepen.
Maar men sluit de oogen en stopt de
ooren dicht, en als dan toch in het bin
nenste de vraag weerklinkt: waar is uw
broeder, dan maakt men het woord van
I Kain tot het zijne.
Onmeedoogender dan ooit te voren is
de laatste jaren de bittere Kainsgedachte
in toepassing gebracht.
Zijn schrille kreet werd tot een dui
zendvoudige echo die heel de wereld ver
vulde.
Daar was een machtige stem des bloeds
die riep van den aardbodem.
Maar ook te midden van dat oordeel dat
de wereld beroerde is niet de broederzin
gekweekt.
De gelegenheid om zichzelf te verrij
ken ten koste van zijn naaste is maar
al te gaarne aangegrepen.
0, het machtige woord dat eenmaal
Kain in ,de ooren donderde het zal ook
zoo niet de harten, dan toch voor een
wijle de ooren van de kettinghandelaars,
de woekeraars hebben beroerd. Maar
krachtiger nog en sterker klonk het ant
woord: ik weet het niet; .ben ik mijns
broeders hoeder?
Waar "is Abel? Waar is uw broeder,
uw zuster?
Die vraag komt ook tot ons eiken dag
opnieuw.
En wat is ons antwoord?
Daar is geestelijke nood.
Ons volk dreigt weg te zinken in den
grondeloozen poel van ongeloof en bijge
loof.
Daar zijn zedelijke gevaren die ons volk
bedreigen. Ontucht en alcoholisme ma
ken hun slachtoffers bij duizenden.
't Zijn onze broeders en zusiers, die
daar aan allerlei ongerechtigheden ten
prooi vallen.
Wat doen wij om ze te redden en te
helpen?
Daar zijn maatschappelijke nooden.
Heel de maatschappij is doodelijk krank.
Alle banden worden verbroken,; .alle ver-
noudingen omgekeerd.
En naast de kouden en onaandoenlijken
die geen anderen raad hebben dan „laten
uitzieken", staan de sociale kwakzalvers,
die er niet voor terugdeinzen zoo moge
lijk heel het maatschappelijk gebouw tot
pulver te vergruizelen om dan een nieuwe
en betere wereld, maar een wereld met
zondige menschen en Kainsharten te
stichten.
En ook uit die wereld vol van socialen
nood komt tot ons de duizendvoudige
vraag: waar is uw broeder?
0, laten wij toch niet het antwoord van
Kain tot het onze maken, maar worde
ons hart mét innerlijke barmhartigheid
bewogen.
Indien dat 'het geval is, indien ons hart
geraakt wórdt, dan zullen we ons ook op
maken om te strijden tegen de zonde, te
gen de ongerechtigheid waar die zich ook
openbaart en voor de handhaving van
het recht Gods, op elk terrein des levens.
4>
„Ja, ja, dat weet ik", zei hij ongedul
dig, „maar vertel mij, hoe ik uit het wa
ter werd opgehaald; vertel mij; wie mijn
verpleegster is
„Je verpleegster? Dat heeft zij je zelf
al gezegd Hope".
„Maar toch niet de kleine Bet Hope
Hilly er?"
Ja
„Maar maar men zei, dat zij' de
straat was opgegaan".
Ik knikte.
„Maar was het dan niet waar?"
„Ja, hei was waar".
„Is er ergens een misverstand, Dan?"
vroeg hij peinzend. „Bedoel je, dat
,,Z;ij' was op de straat, tot enkele weken
geleden. Zij verliet deze om jou te ver
plegen".
„En jij nam 'naar op?"
„Zeer zeker".
Een groote schaduw kwam over zijn ge
zicht. „Het is .overal gelijk overal zei
hij bjtter.
Mussolini en Europa.
Of Mussolini een gevaar voor Euro
pa is?
Zeer zeker, omdat ook het door hem
uitgevonden Fascisme het is.
Een medewerker van „De Tijd" reisde
fce Lugano met eenige Italianen, allen
fascisten. Aan een hunner vroeg hij een
uitlegging van het Fascisme. Hij doet er
't volgende verslag van:
Het zou me te ver brengen hier uit te
weiden over de theorieën die hij toen ver
kondigde. Maar 'q eenzijdiger, scherper
en holler nationalisme en chauvinisme
dan hij daar 'n half uur lang ten toon
spreidde, kan zelfs geen Franschman
aankleven. En toen begon hij over „la
Greccia" (Griekenland) en den gespannen
toestand. Rechtuit zei hij 't niet, maar
heel zijn houding, al zijn gebaren, al
de haat die in zijn stem en in zijn oogen
lag, zeien me, dat hij naar oorlog snakte,
naar een gelegenheid om Italië's meester-
schap over de wereld te bevestigen.
Want de eerste, de opperste mogendheid
in de wereld was „lTtalia"En toen
hij me verzekerde dat al zijn vrienden, dat
alle fascisten zoo dachten, heb ik hem
„Trek niet te gauw je conclusies, Ste
ven", zei ik. „Laat mij je eerst haar ge
schiedenis vertellen, voor je harde dingen
zegt".
„Ja, vertel het mij. Bovendien welk
recht heb ik, iets anders te verwachten?
fWiat ben -ik geweest"
„Je herinnert je natuurlijk nog ons be
zoek aan net huis van mevrouw Morl-ey?"
Hij knikte.
„Je herinnert je ook de aanteekening
in Jiet boek, dat zij als kamenier naar
Kensington ging en dat verliet onder be
droevende omstandigheden?"
„Natuurlijk"".
"„Wiel, ik heb verdere navraag gedaan.
Wieet je, zij wa,s nog geen twintig jaar,
toen zij naar Kensington ging. Zooals je
zelf hebt kunnen zien, ziet zij er lang
niet kwaad uit. De jonge Jay was een
onbetrouwbaar man en hij veinsde liefde
voor haar. Zij' wees echter het aanbod van
zijn „liefde" af, ook al moest zij daardoor
haar betrekking verliezen onder den schijn
van 'kwaad. Zij weerstond de verleiding.
Ik heb den jongen "Jay en anderen ge
sproken. Steven, als ooit het bewijs gele-
j vend is, dat jou afschuwelijke levens- en
wereldbeschouwing, die je geleerd is door
je oom en je leermeester, een even af
schuwelijke waan en geen wijsheid is, dan
is het door haar. Jiay zelf heeft mij alles
geloofd, lijk ze daareven over „lTtalia",
en „II Faseismo" en „Benito Mussolini"
gezongen hadden, moesten zij er zoo over
denken. En ja, indien zij er allen zoo
over denken, dan is het fascisme niet
alleen een binnenlandschen factor in
Italië! Ook voor de Europeesche politiek
is Mussolini een gevaar!
Dezen morg,en (zoo gaat hij voort) vaar
de ik naar Como, over 't wonderlijk blau-
fcve meer. En op de boot gerocht ik een
wijle in gesprek met een voornaam Itali-
aansch handelsman, den chef van een
ook in België gunstig bekende fabriek
van heerenhoeden. Een reeds bedaagd
man, met een zeer kalm uiterlijk; maar
die, ineens, zoo opgewonden werd als
de jonkheid van gisteravond, toen hij
over Mussolini, en 't fascisme, en Italië,
en Griekenland begon. Er lag wijding in
zijn stem, telkens de naam van „Benito
Mussolini" over zijn lippen 'kwam
En al sprak ook hij zich niet gansch
uit, toch moest men besluiten, uit de
wijze waarop hij sprak over de bezetting
van Korfoe, „den sleutel der' Adriatische
Zee, op welk „Italiaansch Meer" de
Yougo-Slaven nu eindelijk hun waan
zinnige aanspraken moeten laten varen!"
dat in Italië groote verwachtingen gekoes
terd worden van die bezetting. „En Italië
was beslist kop te houden: zoo noodig
zou het voor geen oorlog achteruit dein
zen".
Daareven zaten naast me, op een der
rustbanken der Piazza Cavour, twee
jongetjes onder mekaar te praten. Twee
jongetjes die hoogstens 10 a 11 jaar
konden tellen. Den draad van hun ge
sprek kan ik niet vatten, maar steeds ging
het over „La Greccia", en „la guerra",
en „lTtalia" met „quarante millione d'ha-
bitanti" (40 miljoen inwoners). En met
welken trots zij spraken over die veertig
millioen Italianen! En met welken haat
reeds over Griekenland!
Adres ran hulde, namens
den Raad van Middelburg
aangeboden aan Hare Maje
steit de Koningin.
Burgemeester en Wethouders van
Middelburg, vertegenwoordigd door
de heeren P. Dumon Tak, burgemees
ter, mr A. A. de Veer, wethouder
en mr M. W. G. Van der Veur, se
cretaris, hebben, handelende ter uit
voering van het Raadsbesluit Van 4
Juli 192-3, heden op de door Ha,re
Majesteit de Koningin gehouden cour
van gelukwensching het navolgende
adres van hulde persoonlijk aan Hare
Majesteit aangeboden:
Aan Hare Majesteit Koningin
Wilhelmina der Nederlanden.
Mevrouw,
In deze dagen, nu alom in den
lande het feit wordt herdacht, dat
Uwe Majesteit vóór 25 jaren de Re
geering over het Rijk der Nederlan
den heeft aanvaard, is het voor ons
een diepgevoelde behoefte tegenover
U te getuigen van de dankbaarheid,
die ook ons vervult, terugziende op
alle goeds, dat Uwe regeering in de
verstreken 25 jaren voor ons geheele
Vaderland gebracht heeft.
Wij achten ons gelukkig, d'at de eeu
wenoude banden tusschen het Huis
van Oranje en Nederland tijdens Uwer
Majesteits Regeering hechter en ster
ker zijn geworden, en geven Haai
de verzekering va,n de liefde en ge
hechtheid aan Haar en Haar Huis,
ook van de stad onzer inwoning.
Als Bestuur voor de hoofdplaats
van Zeeland moge het ons vergund
zijn in het bijzonder te gedenken de
warme belangstelling, die Uwe Ma
jesteit, zoowel in tijden van voor
spoed' als van' tegenspoed, getoond
heeft voor het wel en wee van ons
gewest en onze stad.
Schenke God Uwe Majesteit nog j
een lange en voorspoedige Regeering, j
waarbij het Haar gegeven moge zijn
zich té verheugen in het geluk van
Haar Volk!
Wij verblijven van Uwe Majesteit de
gehoorzame dienaren.
D'e Raad der gemeente Middelburg,
P. DUMON TAK, Voorzitter.
M. VAN DER VEUR, Scretaris.
Middelburg, September 1923.
meegedeeld. Vervolgd en alleen, als zij
was, heeft zij haar ziel weten te bewaren
van het kwaad. Zij is zoo rein, zoo on
schuldig als een kind".
Hij' ging plotseling rechtop zitten 'in
rijn bed. „Maar Dan", riep hij uit, „wat
is dan de beteekenis van die tweede vree-
selijke aanteekening? Immers, volgens je
eigen woorden, werd zij een meisje van
de straat".
„Zij begaf rich op de straat, ja, maar
niet om te zondigen, maar om te redden
en te behouden".
„En zij hec-ft je dit zelf niet verteld",
vroeg hij achterdochtig.
„Neen, waarom zou zij? Mevrouw Mor-
ley is vroeger thuis gekomen, dan men
verwacht had en zij heeft mij opgezocht.
Zij heeft mij de heele geschiedenis ver
teld; zij vertelde mij ook nog, dat Hope
had geweigerd, toen haar een gemakke
lijk en weelderig leven was aangeboden,
omdat zij meende, haar arme gevallen
zusters te moeten helpen."
Toen zag ik, wat ik gevreesd had nooit
weer te zullen zien. Tranen sprongen er
in Steven's oogen en drupten neer'langs
zijn wahgen.
„Is het dus toch mogelijk?" mompelde
hij.
„Het is meer dan mogelijk, het is een
feit", zei ik.
Ned. Herv. Kerk.
Aangenomen naar Oosterhout door J.
van der Giesen, cand. te Rotterdam.
Bedankt voor Baambrugge door J. C-
H. Romijn 'te Parrega.
Geref. Kerken.
Beroepen te Amerongen M. M. Horjus
te Hendrik Ido Ambacht.
Toegelaten tot. de bediening N. J. Cu
pido en H. J. Kastein, beiden te Leiden.
Chr. Ger. Kerk.
Ds Kieviet te Veenendaal kan wegens
ernstige ongesteldheid voorioopig zijn
dienst niet waarnemen.
Synode Geref. Kerken.
Het vrije Kerklied. Hieromtrent
rapporteert „de Rotterdammer"
Ds L, Kuiper zei niet tegen het Vrije
Kerklied te zijn, maar meende toch dat
gelet op' de ontvangst, van de Proeve
van Uitbreiding der Gezangen, de tijd
voor een onderzoek thans niet gunstig
was. Er is nu eenmaal een ongunstige
stemming tegen vermeerdering' van de
Gezangen gewekt.
Ds W. Breukelaar vond 't bedenkelijk
opnieuw deputaten te benoemen. Er is
onrust. En daarom moet z.i. de Gezangen
kwestie maar eens een tijdje van de
baan. 't Zou scheuring brengen in de
Kerken.
Ds N. Dtuursema wilde eveneens maar
bij de oude, reeds bestaande Gezangen
büjven, om de onrust te doen luwen.
Bovendien komt de beweging tegen de
Gezangen voort uit die kringen, waaruit
de kracht van het Gereformeerd Kerkelijk
leven voortkomt.
Ds J. G. Kunst noemde het benoemen
van deputaten om het „Vrije Kerklied" te
overwegen, een spelen met vuur, dat
vooral in Gelderland veel ellende zou
«veroorzaken.
Blijkbaar waren al deze vier bezwaarde
broeders zelf geen tegenstanders van het
Vrije Kerklied, ze spïaken 'took uit!
maar ze vreesden de onrust.
Toen trad de hoogbejaarde Prof. L.
Lindeboom naar voren. Met warmte en
gloed bepleitte hij de zaak der Gezangen.
Prof. Lindeboom vond, dat de redenee-
ring'en van ds Kuiper en ds Breukelaar
op de Synode niet te pas kwamen. Al
die „onrust", waarvan men spreekt, ia
niets dan een aangekleede vogelverschrik
ker. Die kranten propagieeren onrust, maar
uit de Gemeenten zelf komt ze niet. Reeds
vijftig jaar geleden, toen hij dominé ir/
Zaandam was, vroegen de Gemeenteleden
riem, waarom zie in de kerk toch niet
van den dierbaren Heiland moesten zin
gen, van Zijn lijden en verheerlijking. Al
dat roepen over „onrust" is als het wer
ken met een roede lap op zieker dier,
dat dan schichtig en ondeugend gaat wor
den. Maar de onrust zelf is er niet. El)
voorzoover er nog vrees bestaat, zijn daar
aan schuldig de broeders, die op kerke
lijke vergaderingen juist de onrust in dc
hand werken. Doordat ze telkens weer
op classicale vergaderingen en synodes
roepen; „er komt scheuring", gaan de
menschen het zich inderdaad verbeelden
dat 'tzoo is. En dan komt er onrust! Het
lijkt wel, zei spr, of de scheurzieke lieden
de Synode regeeren moeten. En dat, ter
wijl ze geen enkel argument uit Gods
Woord of de Geref. Belijdenisschriften aan
geven. Laat- ze dan maar scheurenriep
spr uit. De kerken mogen zich door die
scheurmakers maar niet altijd laten regee
ren.
Spr vroeg wat zij, die altijd over „on
rust in de Kerken" spreken, gedaan heb
ben met hen, die dreigementen van scheu
ring laten hooren. Hebt ge ze bestraft
en vermaand om naar hun binnenkamer
te gaan en daar voor God belijdenis te
doen van hun zonde, met hun dreigen
van scheuring?
Wat het beroep op de Afscheiding aan
gaat, zei deze oud-hoogleeraar van de
Kamper school „der Afscheiding", dat
nooit een van de afgescheiden voorgangers
zich tegen het Nieuw-Testamentisohe kerk
lied verklaard heeft. Prof. Van Vslzen
sprak er zich zelfs warm voor uit. Het
verzet ging alleen tegen den bundel Eiv.
gezangen dien de Ned. Herv. Kerk heeft
Spr vroeg: Wat moet onze dierbare
Heiland er van denken, dat een voorstel
Hij zweeg eenigen tijd, alsof, hij diep
nadacht, toen zei hij langzaam: „En ik,
die hielp om haar te redden gaf
mij geheel over aan het kwaad; en zij,
die alles tegen zich had, bleef trouw
aan het goede."
Een uitdrukking van diepe ellende en
schaamte kwam op zijn gelaat.
„Wat moet zij, van mij denken?" zei
'hij, langzaam.
„Zij denkt aan je met groot mede
lijden", antwoordde ik, „vooral sedert
zij je geschiedenis heeft vernamen. Ik had
niet veel te vertellen. Juffrouw Blewitt
heeft haar al veel verteld; de rest kan zij
licht raden."
„Dus zij weet dat ik ben wat ik ben
en een zelfmoordenaar?"
„Zij weet, wat je geweest bent, zij
heeft hoop voor de toekomst. Zie je",
ging ik voort, „zij had een, betere kans
dan jij, want jij leerde haar te hopen,
te gelooven. Je hebt haar een nieuwen
naam gegeven, weet je. Zij had iets,
waaraan zij trouw moest zijn. Men had
jou niet geleerd om te hopèn, te ge
looven behalve in een waan. Zoo
kwam het, dat toen het eenige, waaraan
jij je vasthield, brak, je hopeloos moest
verzinken."
„En nu is het te laat, om weer op
nieuw te beginnen."
om den lof van Zijn Naam te zingen,
ontvangen wordt als iets, waarvoor men
bang moet zijn, omdat er hier cn daar
scheuring in de kerken zou komen!?
Evenals ter Synode te Den Haag (1914)
uitte Spr. het als zijn zielsovertuiging,
dat men tegen den Heiligen Geest in
gaat met al zulke „onrusf'-redeneerin-
gen en wanneer men nalaat van de volle
heerlijkheid van den Heiland te zingen.
We klagen, zei Spr., als er in een preek
weinig van Christus voorkomt. In elke
preek moet Bloed zitten! Maar we mo>.
gen in onze Kerken niet zingen van
het Bloed van Christus! Toch hopen dé
Gereformeerden in den hemel te komen,
waar ze 'twel deen! Daar zingen ze
van het Lam dat geslacht is.
Het zeggen, dat 't niet de tijd voor
Gezangen is, noemde Spr. een praatje.
Al de jaren na de Afscheiding is de
kwestie er geweest.
Ook in 1875 schreef „de oude Gispeu"
in de „Bazuin" voor de invoering van
meer Gezangen. En toen gingen de fan
fares van „scheuring" enz. al de lucht
in. In de kracht zijns Gods heeft Spr.
toen de nijdigheid en onkunde getrot
seerd, en publiek Ds Gispen zijn instem
ming betuigd. Er is lang genoeg over
gesproken" en geschreven! En zouden nu
de vruchten nog tot achter Leeuwarden
gaan!?
Behalve de scheuring-dreigers zijn wij
er toch ook! riep Spr. Zijn wij minder?
Moeten wij altijd maar in een hoek
gezet worden en zwijgen? Als de Synode
de zaak afwijst, verzekert Spr., dat hij
alle voorstanders van het Nieuw-T'esta-
mentisch Kerklied zal opwekken om met
de grootste kracht in de Kerken te gaan
werken.
Dr. W. A. van Es sprak hierop nog,
dat de rust in de Kerken juist door
afwijzing verdwijnt. De zaak leeft nu
eenmaal in de Kerken. En door nader
onderzoek moet men elkaar vinden.
Prof. Dr C. van Gelderen stemde vol
komen met prof. Lindeboom in. Alleen
wilde hij accentueeren, dat niemand zich
door vrees voor scheuring moet laten
bezielen. Aan de dreigers moet gevraagd:
zijt ge in uw geweten overtuigd, dat de
Koning der Kerk het verbiedt Gezangen
te zingen? Als ze dan „neen" zeggen,
mogen ze ook niet scheuren. Doen ze het
toch, dan ligt dat geheel voor hun re
kening.
Prof. dr Hoekstra zou niet weten,
waarom deputaten de zaak niet opnieuw
principieel onderzoeken mogen. Hij riep
uit: niet de doofpot-methode toepassen,
maar de Synode moet licht en lucht
brengen. In de Kerken moet Gods Woord
schijnen over alles en daarom onderzoek.
Geen doofpot!
Prof. dr V. Hepp betoogde, dat elke
strooming dient gehoord te worden. Als
de Synode het voorstel om deputaten
te benoemen afwijst, zullen de voorstan
ders van Gezangen met recht roepen,
dat de tegenstanders het onderzoek niet
eens aandurven. En dan is de rust zeker
weg!
Dr J. C. de Moor vond 't eveneens ge-
wenscht de zaak nader te bezien en even
als in zake het Vrouwenkiesrecht over
drie jaren na ingekomen rapport een be
slissing te nemen.
De rapporteur ds Ferwerda was 't met
dit alles eens én meende dat, wanneer er
onrust is, juist de zaken die onrust bren
gen, nader bezien moeten worden.
Toen kwam de stemming.
Al de aanwezige hoogleeraren uit Kam
pen en Amsterdam adviseerden de Synode
te stemmen voor het voorstel om de zaak
verder 'te onderzoeken.
Daarop sprak de Synode zich uit. Er
waren 17 leden voor het voorstel-Breu-
kelaar, om de geheele zaak van de baan
te doen. Maar 31 leden spraken zich uit
voor het voorstel der Commissie van
Rapport, om deputaten te benoemen,
teneinde de zaak van het z.g. Vrije Kerk
lied in haar vollen omvang principieel te
onderzoeken.
Wat de inrichting van 'den Eere
die n s t aangaat, deze ging van de
baan met 27 tegen 23 stemmen op voor
stel van ds W. H. Gispen, na ernstige be
strijding door prof. Hoekstra, die dit een
doofpot-methode noemde, waardoor men
achter de Synode van Leeuwarden zou
teruggaan.
„Neen, beste kerel, het is nooit te laat
om opnieuw te beginnen."
Ik hoorde een geritsel aan de andere
zijde van het bed en ik zag, dat Steven
schrok.
„Ja", zei een stem.
Steven zag op en keek in het gelaat van
Hope Hillyer, die half medelijdend, half
smeekend op hem neer zag.
„U heeft alles gehoord n weet al
les zei hij.
Zij knikte met het hoofd.
„En heeft u eenige .hoop voor mij?"
„Zeer veel hoop'-', antwoordde zij.
„Maar hoe kunt u die hebben, wetende
wat u weet?"
„Ik kan niet anders", antwoordde zij,
met een lachje. „U heeft mijl jaren ge
leden een nieuwen naam gegeven en
aan dien naam moet ik trouw zijn."
HOOFDSTUK II.
Steven's vriendin.
„Wilt n mij alles vertellen", zei Sta
ven, na eenige oogenblikken van stilte,
„hoe U heeft uitgevonden, waar ik was?"
Hope Hillyer keek een ©ogenblik ver
legen en besluiteloos voor zich. Toen
vroeg zij: „Zal ik alles vertellen?"
„Ja alles."
1 I i
(Wiordt vervolgd).