%o $91 Donderdag 13 September 111313 37e Jaargang
IN DEN MAALSTROOM.
Buitenland.
FEUILLETON.
De Zeeuw
zee, groote gebouwen melen ineen en
overal braken branden uit. Weldra had
een dikke rook den hemel bedekt. Zij,
die van uit zee het schouwspel hadden
waargenomen, verklaarden, dat Yokohama
den aanblik bood als van een grooten in
rossen vuurgloed gehulden vulcaan.
Doordat, zooals men weet, de olietanks
op de heuvelzijde der stad gesprongen
waren en millioenen tons olie in de haven
stroomden, werd een deel der zee nabij
de stad in een meer van vuur herschapen.
Een dikke laag olie bedekte het water
en de ongelukkigen, die in de golven ge
sprongen waren om aan den regen van
brandende stukken hout en ander bran
dend materiaal te ontkomen, werden door
het drijvende vuurmonster achterhaald en
vonden een verschrikkelijken dood.
Toen de „Empress of Canada" uit Yoko
hama vertrok, stond een groot aantal toe
schouwers op de havenpier om de op
varenden vaarwel te wuiven. Op hetzelfde
oogenblik stortten voor- en achtereinde
van de pier in zee, zoodat de toeschou
wers zich als schipbreukelingen op een
eiland bevonden.
Een der Engelsche dames, een zekere
miss Wright, die te Yokohama gered werd,
vertelde: In den bodem waren scheuren
gekomen van 10 voet diep en er waren
gaten, groot genoeg, dat er een auto in
kon verzinken. De wegen lagen met puin-
boopen, dooden en gewonden bezaaid.
Nog onder stroom staande electrische
voedingsdraden waren op den grond ge
vallen en vele ongelukkigen werden door
den sterken electrischen stroom gedood.
Miss Katharine Elder, uit Iowa, reed
in een tram door de Motomachustraat
te Yokohama, toen de aardbeving de stad
verwoestte. De tram vloog uit de rails,
maar zij werd als door een wonder met
de baby harer zuster, die zij bij zich had,
gered. De stad stond in lichtelaaie en
zij zag zich genoodzaakt, in een kanaal te
springen, teneinde aan den regen van
vuur en gloeiende asch te ontkomen.
Mr Duncan Boyne van de „Standard
Oil Company" vertelde, hoe hij te Yoko
hama den bodem een meter zag zakken.
De wandelweg langs de haven werd open
gescheurd en de zeewering stortte in,
waarop het water met woest geweld bin
nenstroomde en de nabij gelegen stads
wijken overstroomdé. Vele Japansche moe
ders brachten haar kinderen op vlotten
en vaartuigen om ze te redden van ver
drinking.
Mrs Carroll uit New-York vertelde, hoe
een Japansche kindermeid een Europeesch
kindje boven haar hoofd houdend, een
dag en een nacht in het kille water stand
hield, teneinde aldus aan den vuurdood
te ontkomen. Een andere Japansche liep
twee dagen lang met de baby harer mees
teres op de armen zoekend rond, tot zij
eindelijk haar „mevrouw" terugvond.
De verraders van Miss Cavell.
Zoo noemt natuurlijk de „Tel." de
beide mannen, die deze bekende dame
indertijd bij' de Duitsche autoriteiten aan
brachten.
Behulpzaam om Belgen onder de Duit
sche bezetting hun land uit te krijgen,
werd zij1 aangebracht door de gebroeders
Borgers, twee Brusselaren, die het spion-
nagehedrijf voor de Diuitschers uitoefen
den. Miss Cavell werd gearresteerd en la
ter gefusilleerd en met haar tientallen
andere Belgen.
George Borgers, gjeboreir 16 Diec. 1886
en Antonie Borgers, geboren 26 April
1881, beiden te Vorst biji Brussel, oefen
den, zoo- meldt de „Tel." verder, voor
den oorlog het beroep uit van architect
landmeter te Brussel. In het begin van
den oorlog boden zijl hun diensten den,
Duitschen spionnagedienst aan en deden
zich tegelijkertijd voor als koeriers van de
geallieerden. Zoo wisten zij van beide
zijden^ het vertrouwen te winnen en kon
den vrij België in- en uitgaan. Want
stonden zij niet onder de bescherming
der Duitschers en der geallieerden?..
Zoo wisten zij zich in te dringen bijl
hun Belgische landgenooten. Zij kregen
opdrachten om brieven en boodschap
pen de grens over te brengen en maakten
hiervan gebruik om den Diuitschen spi
onnagedienst van alles op de hoogte te
brengen. Zoo gelukte het hun het ver
trouwen te winnen van den Antwerpschen
architect Boeckelmans, Jules Lefèvre, en
meerderen, die met Miss Cavell samen
werkten om hun ongelukkige landgenoo
ten te helpen. Helaas vermoedden zij
niet bij' den duivel te biecht te zijn. Die:
gebroeders Borgers brachten brieven en
boodschappen naar Vlissingen, namen op
drachten en brieven mee terug en zorgden
natuurlijk wel dat de Duitschers "van
alles fotografische afschriften kregen en
ingelicht werden. Ditspelletje ging ©eni
gen tijd door totdat de Duitsche spion
nagedienst voldoende bekend was met de
werking der hulporganisatie van miss
Cavell en haar helpers. Toen werden
op zekeren dag alle betrokkenen gearres
teerd en voor den krijgsraad gebracht.
Die bewijzen voor de hulpverleening der
aangehoudenen waren niet te ontkennen.
Zij werden allen ter dood veroordeeld.
Die gebroeders Borgers waren nu in
Belgiëgeheel onmogelijk geworden. Zelfs
hun eigen familieleden wilden niets meet
met ze te doen hebben.
Antonie Borgers vertrok daarna naar
Zwitserland om daar te spionneeren on
der de uitgeweken Belgen en George deed
hetzelfde onder zijn landgenooten in Ne
derland. Zoo werkte het tweetal nog eeni-
gen tijd in Duitschen dienst. Duitsch-
land had ze later niet meer noodig en
met het door hen verdiende geld von
den beiden een veilige schuilplaats in
Nederland. Eerst begonnen ze in Den
Haag zaken te drijven, doch deze mis
lukten. Diaarna probeerden ze het in Til
burg met een lederfabriek en een win
kel in handschoenen; 8 maanden hielden
ze het daar uit, leefden op grooten voet
tot hun geld op was.
Inmiddels was in 1922 voor het Bra-
bantsche Hof van Assisen hun zaak voor
geweest en beiden werden bij verstek
ter dood veroordeeld. De broeders acht
ten het blijkbaar raadzaam na dit vonnis
de Belgische grens wat verder achter
zich te hebben en trokken spoedig daarop
naar Indië.
Zij werden aangesteld bij de Indische
Gouvernementswerken, de één op Java
als opzichter, de ander op Celebes als
teekenaar. De Belgische consul te Bata
via kwam er echter achter. De Belgische
regeering werd telegrafisch op de hoogte
gesteld, en ook de Engelsche autoritei
ten schijnen met de aanwezigheid bekend
te zijn geraakt Miss Cavell was een
Engelsche en naar destijds de Indische
pers meldde zouden e'r diplomatieke stap
pen om uitlevering gedaan zijn.
De beide Borgers konden niet worden
gehandhaafd in den Indischen 'Staats
dienst en werden ontslagen. Op eigen
kosten zijn ze naar Nederland terugge
reisd en thans vertoeven de beide heeren
weer in ons land. Antonie Borgers is te
's-Gravenhage woonachtig en reist voor
'n Duitsche handschoenenfabriek. George
Drukkers-Exploitanten
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
MINISTER H. COLIJN.
In zijn parlementaire schetsen in de
.„Opr. Haarl. Crt." schrijft „Observator":
.Nu ga ik, de oudere en jongere her
inneringen van parlementair mee-leven
raadplegend, terug tot. veraf-gelegen tij
den.
Ik zie daar in de Linksche gelederen,
in een der voorste bankjes een man
van kleine gestalte. Met Caesars-kop. Ge
lijkend op de Kuyper-physionomie. Hij zat
daar leunend met het zware denkers-
hoofd achterover, zelden sprekend. Maar:
als hij het woord nam, dan overheer-
schend de hooge vergadering van de
Tweede Kamer 'der Staten-Generaal.
Dat was Verniers v. d. Loeff, de
.groote, de sterke, de eerlijke, misschien
-wel de laatste, die de kracht bezat om
de oude, eenmaal zoo machtige liberale
partij bijeen te houden.
Na hem kwam een Van der Kaay,
rustig-gemoedelijk redevoerend. Ook we]
behoorend tot de figuren van goeden,
grooten stijl.
Toen kraakte 't al in het groote, oude,
vroeger zoo sterke liberale gebouw.
En in de Rechtsche gelederen zie ik
nog zeer duidelijk een dr Schaepman.
De reus van lichaams-gestalte. De ver
gadering in-starend, door de holle
Urilleglazen, met het zware, vleezige
hoofd. Zich door eigen taal suggereerend,
opwindend. Door hoog-artistiek gevoel be-
heerscht steeds. De Kamer „vullend" met
zijn woord vair forschen klank't Is
mij, of ik nog hoor die mooie, leutige,
kleurige, aardige rede van Schaepmari ter
verdediging der instelling van de Oranje
Nassau-ordeOver het ideaal in den
mensch, zich openbarend in den zin voor
onderscheidingen Het artistieke, prach
tige loflied ter eere van 'het kinderlijke
in den mensch, dat zoo nauw samenhangt
met het ideaal zelf, saamgeweven met
't beste, teerste in 's menschen ziel
Dil alles houdt, verband met herinne
ringen uit ver-vervlogen tijden.
Het Parlement veranderde.
De groote figuren verdwenen.
De kring van degenen, die werkelijk ver
dienden tot de „dii majores" (meerdere
goden) gerekend te worden, werd
steeds kleiner.
En nu is het een bedroevend, beklem
mend, verontrustend „restantje" gewor
den 1
Laten wij, van politiek-onpartijdig
■standpunt sprekend, toch gansch eer
lijk zijn.
Hoevelen van de besten, van de „aris-
toi" niet slechts in verband met geboorte-
aristocratie bedoeld, doch slechts doelend
op de beteekenis van aristoi (de besten,
naar .geest, naar zedelijke waarde) res
ten ons?"
Een Bos ging heen; een Van Deventer;
een W. H. de Beaufort; een Kuyper; een
Talma. En de Regout's
Wie kwamen in hun plaats, waardig om
dezulken te vervangen
Waar -zijn, in de Eerste en in de
Tweede Kamer van de Staten-Generaal,
de waarachtig-grooten nog? De wezenlijk
sterken? De voortrekkers, de pioniers?
Aan Cremer's groeve ïs 't nog eens ge
zegd: ze gaan van ons henen, de aller-
besten. De koningenniet slechts die
van de gouden kronen en van de scep-
teTs. Maar: de „aristoi", de besten op
geestelijk en zedelijk gebied. En wie van
hen nog overblijven, weigeren voor een
verontrustend groot deel zich beschik
baar te stellen. Weinigen hebben de mag
nifieke offervaardigheid van een I. Th.
59).
„Je hebt natuurlijk gehoord, dat me
vrouw Reviere en haar dochter naar De
vonshire zijn vertrokken. Ik hoorde giste
ren van iemand, die het kan weten, dat
de verloving van juffrouw Reviere met
mijnheer Pelden een beklonken zaak is".
„Is er iets gebeurd, Dan", vroeg Ste
ven, die mij blijkbaar had gadegeslagen.
Ik gaf 'hem den brief en wees met een
bitter lachje het naschrift aan.
„Ach, arme oude kerel! Je begint te
loeren, evenals de rest, hoe boos de we
reldje, Dan; dat is alles".
Hij zat in somber zwij'gen terneer en
sprak geen woord, terwijl ik, bedroefd over
mijn eigen aangelegenheden, niet probeer
de neui aan het praten te krijgen.
Mijn vader kwam nu binnen en ik liet
nem ook den brief zien.
„Ik geloof het niet, Dan", zei mijn va
der. „Ik ken juffrouw Reviere en ik neb
ook dien man gezien. Dit moet een leugen
zij Zou zich noioit met zoo iemand
verloven."
Maar jr wilde niet getroost zijn en
Cremer. De meesten onttrekken zich aan
den plicht om zich voor de,publieke zaak
beschikbaar te stellen.
Hendrik Colijn is een, gelijk was de
diepbetreurde Cremer.
Hij liet zich ervoor vinden, medio Aug.
1923, om het ambt van .minister van
Financiën, na mr De Gecr's aftreden, op
zich te nemen. Dat deze bereid-verklaring
een daad van groote offervaardigheid
was: 't behoeft niemand in Nederland
meer te worden verduidelijkt.
De heer Hendrik Colijn oud-minister
van Oorlog, oud-senator, oud-directeur
van de „Bataafsche" behoefde om geen
enkele reden van kleiner-menschelijke,
ambitieuse soort, het ministerschap te ver
ruilen voor zijn leiderschap van de anti
revolutionaire partij zijn heerlijk land
goed-bezit in het schoone, vreedzame
Leersum, bij Amerongen, voor Den Haag.
Deze burgerman van schitterende gaven
voelt in zich zooals wijlen Cremer dat
gevoelde, besefte de gave om nuttig
te zijn.
Ik kom even terug op don aanhef van
mijn opstel.
In Colijn herleefde in de Tweede
Kamer iets van de welsprekendheid
van goeden, ouden stijl.
Hij spreekt mooi, krachtig, helder, be
knopt zonder „pose", zonder aanmati
ging, zonder „franje".
Colijn gaat een rede uitsprekend
onverwijld „in medias res" (midden in
de zaak). Hij teekent zijn bedoeling af
met scherpe lijnen, met vaste hand. De
man met het baardelooze gelaat van
scherp-schrandere trekken, den gebogen
neus, de vroolijk-geestige grijze oogen
licht toe wat hij te verduidelijken heeft.
G'een interruptie ontgaat hem. Hij pareert
onmiddellijk of: hij „bewaart" de in
terruptie tot een moment in zijn rede,
dat hij haar kan te-pas brengen.
Hij pareertkoelbloedig met de steeds-
yaste hand van den man, die zijn zelf
bedwang geen seconde verliest. En daar
door voor de tegenpartij zoo bijzonder -
gevaarlijk wordt.
H. Colijn spreekt beknopt, krachtig,
zakelijk.
Hij weet zijn gehoor te boeien. Door
het ijzeren zelfbedwang, hem eigen,
is hij een geduchte tegenpartij. Hij spreekt
niet slechts kort en helder, maar ook
zóó duidelijk van kl'ank, dat de rustig-
speechende bewindsman .een verkwikking
vormt voor steno- en tachygrafen, ver
slaggevers, die een door hem uitgespro
ken rede hebben te „verslaan".
Zal H. Colijn in de komende campagne
zegevieren of het onderspit delven?
Zat 't aldus gaan. dat hij evenals de
Van Hall van 1843, met een „stok Lee
ning" en het. snoeimes-up .to date 'den
nood der tijden zal pogen te bedwin
gen?
Wij moeten 't afwachten. Maar: dat de
kleine, stoere, kranig geniale „durf-al"
met eere uit de arena zal treden hetzij
dan trinmfeerend of zich terugtrekkend
't staat vast!
Nederland en Korfoe.
Niet zonder reden brengt de Notitie
schrijver in de Haagsche Post deze beide
met elkander in verband.
Hij zegt er n.l. dit van:
De hoogst „amicale" bezetting van
Korfoe door Mussolini's troepen, met
het bijbehoorende argument van een
beschieting en een paar dozijn on
schuldige slachtoffers, moet toch wel
eenige indruk maken op die Neder-
bleef even 'gedrukt, terwijl mijn lieve,
oude vader praatte met Steven.
Er was iets aantrekkelijks in het geloof
van mijn vader; hiet was zoo eenvoudig
■en waar. Voor hem was de godsdienst
God zelf; niet een kwestie van formaliteit
of gewoonte, maar iets, wat- binnen in
hem leefde, wat voor hem de hoogste
waarde bad. Zijn eindeloos vertrouwen op
God deed hem ten allen .tijde opgewekt
en moedig zijn. Ik weet nog, hoe hij dien
avond hierover met Steven praatte en
mijn vaders geloof sprak van zoo innige
overtuiging, dat het indruk op Steven
maakte.
„Steven", zei hij, „ik sluit mijn oogen
niet voor alles wat je zegt. De wereld ziet
■er kwaad genoeguit. Maar God zal op
Zijn tijd er het goede uit doen voortkomen
'en Hij zal Ziin werk volbrengen".
Steven antwoordde een oogenblik niet;
;en toen hij weer iets wilde zeggen, werd
h!ij daarvan weerhouden ;daor ,een vree-
selijfcen kreet vlak in de buurt, die ge
volgd werd door vloek- en scheldwoorden.
Het was de kreet van een vrouw, die
vreeselijk weerklonk in de stilte van den
nacht. Wüj liepen allen vlug naar buiten
in 'de rienting van het geluid. -Ik zag een
donkere gestalte -op den grond liggen.
Het was een weinig .bezochte straat, niet
ver van een café, dat dicht bij; .mijn huis
landers welke de Vlootwet en andere
militaire voorzorgsmaatregelen voor
ons land nutteloos vinden, omdat dit
alles immers gelijkstaat friet een mo
tie van wan! rouwen in den Volken
bond. Waartoe ons'nog op hooge kos
ten te jagen voor 's Lands defensie,
nu we, thans nog wel niet ten volle,
maar weldra voor goed, allemaal 'be
schermd worden door het plechtige
Pacte des Nations van Genève? Ten
hoogste zal ook Nederland een klein
aandeel troepen beschikbaar moeten
houden voor het Politieleger van den
Bond, indien deze, onverhoopt en on
waarschijnlijk, een weerbarstig lid of
half-beschaafd buitenstaander tot de
orde zou moeten-roepen!
Het is spottend gezegd. En toch
er zijn in ons land duizenden onnoozelen,
die er zoo over denken of bazelen.
De sociaal-democraten doen 't allemaal,
die hebben zichzelf in 't oog. Van de
vrijzinnig-democraten doen 't het groot
ste; van de liberalen het kleinste deel;
vele Roomschen oordeelen al niet veel
anders; 'ndeel der Christelijk-Historischen
is geen haar beter; en onder ons loopt
er ook nog menige scharrelaar rond, die
meezingt in dit bonte koor van „Vrede,
vrede en geen gevaar!"
De Fransch-Duifsche toenaderings
pogingen.
De berichten omtrent een Dnitsch aan
bod en een aanstaand Fransch-Duitsch
vergelijk worden voortdurend talrijker. De
zaken zijn zeker nog niet zoover gevor
derd, als zekere Fransche en Duitsche
propagandisten willen doen voorkomen.
Deze propagandisten schijnen te werken
in het belang van zekere Fransche en
Duitsche industrieele groepen, die haar
belangen wenschen te combineeren.
De Berlijnsche correspondent van de
Central News seint zelfs, dat de onder
handelingen tusschen Frankrijk en
Duitschland op het doode punt zijn ge
komen, daar Frankrijk niet tevreden 'is
met de aangeboden garanties. De onder
handelingen duren evenwel voort. Dit be
richt wordt wel niet bevestigd, doch an
dere berichten uit Berlijn en Parijs wijzen
in dezelfde richting.
De Msb. verneemt, 'dat Stresemann on
geveer 'tvolgende voorstel heeft gedaan:
Op het rijks- en het privé-bezit wordt
een hypotheek genomen ter hoogte van
een nader te bepalen percentage van het
ter beschikking liggende onderpand.
Deze hypotheek komt in handen eener
naamlooze vennootschap. Deze N. V. zal
obligaties kunnen uitgeven voor werke
lijke zekerheid der hypotheek en voor
de binnenvloeiing der rpnten dienst doen.
Met het geld van die obligaties kan men
beginnen Frankrijk af te bètalen. Strese
mann wees erop, dat dit aanbod heel wat
verder gaat dan Versailles of dan Poin-
caré het begrepen schijnt te hebben. Het
lijdelijk verzet zal vanzelf ophouden, wan
neer dit voorstel aanvaard wordt.
De aardbeving in Japan
Vluchtelingen uit Yokohama bevestigden
dat daar slechts één aardschok werd
waargenomen, en dat binnen dertig sec.
de eerste haven van Japan, dat wonderlijk
centrum van handel, met den grond was
gelijk gemaakt. In de havenwijk rees de
bodem omhoog, aanlegsteigers stortten in
stond. Ik noorde ook voetstappen, die zich
verwijderden, maar 'ziag niemand dan de
beweging] ooizie gestalte van een vrouw.
Bij' onderzoek bleek mij, dat zij bewus
teloos was. Zij was op net hoofd gesla-
Igen en in den .hals gesneden. Zij moest
dadelijk vervoerd worden naiar het Zieken
huis en daar er nu verscheidene men
schen Jïij' giekomen waren, die ook den
la-eet hadden gehoord, vroeg ik een van
hep om een rijtuig te halen.
„Ik neb haar zien 'drinken met een man
in „Die zilveren Leeuw"' zei een jonge man.
Ik schreef zijn naam en 'adres op en
terwijl wij op het rijtuig wachtten, nam
'ik zooveel mogelijk informaties als jk
kon.
„Ga je met mij mee, Steven?" zei ik,
toen wij de vrouw in het rijtuig hadden
hadden gelegd.
„Neen," zei hij eenigszins ruw, „ik kan
toch niets doen".
„Zou je al naar bed zijn voor ik thuis
kom?"
„Naai- bed? Ik weet het niet. Misschien
wel. En ook in .slaap. Als ik tenminste
kan sktpen. Vaarwel, beste kerel".
Ik wilde hein niet gaarne alleen laten,
maar ik kon er niets aan doen.
Ondertusschen ging mijn vader naar huis
maar Steven zei tegen hem, dat hij nog
wat buiten bleef.
Toen mijn vader hem had verlaten, liep
hij als in een droom voort; hij sloeg de
richting van Battersea in. Het was nu
na middernacht en er waren slechts wei
nig menschen op straat. 'Hij liep door, tot
hij aan de Piarklaan kwam, en nam toen
de richting van de rivier. Bij de brug ge
komen aarzelde hij.
„Neen", zei hij bij zichzelf, „ik kap
het niet langer dragen. Het is eindelooze
ellende. Ik wil niet teru'gfceeren tot mijn
oude leven, ofschoon duizend dingen mij'
daarheen drijven; en ik kan ook de toe
komst niet onder oogen zien. Ik kan niet
blijven leven om de speelbal te zijn van
iedere verleiding. Ik doe. Dan schande
aan; er zijn reeds menschen, die hem uit
den weg gaan om mij. Bovendien, wat
is -er, dat 'het de moeite waard maakt*
om voort te leven? Ik geloof, dat ik de
vrouw ken, die zoo even bijna vermoord
werd. Mijn heele leven is een hel. Waar
om Zaii ik dan nog hier blijven? Dan zal
gelukkiger zijn zonder mij".
Hij stond op de brug en keek neer in
de rivier, die langzaam naar de zee stroom
de. Het licht viel in verschillende 'kleuren
op het water en verlichtte het met een
vreemde schoonheid.
Hij deed een paar stappen vooruit.
„Wiat zag die vrouw er verschrikkelijk
uit, toen Dan haar wonden verbond!" ging
VERSCHIJNT ELKEN WERkDAG
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f 3.
Losse nummers f 0.05
Prijs der Advertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 cL
Bij abonnement belangrijke korting.
hij voort. „Och de arme Dan hij'
heeft ook al verdriet. Wat was hij- terneer-
igedrukt, toen die meid mij vanavond aan
sprak. En zij zal terug komen en ik
'zal weer.gaian drinken; mijn mond brandt
mij nu al als vuur! en dit is het leven.
Overal laagheid en leugen, het is een
hel gelijk".
Hij was de brug over geloopen en liep,
nu langs de kade. Hij leunde over de ver
schansing en keek in het koude water.
Het zag er wonderlijk rustig uit en maakte
slechts weinig gedruisch, nn en dan hoor
de men alleen een zwak gemurmel. De
'rivier was schoon en zij bood vrede
•en rust.
„Er is niet veel van mij. .overgebleven"
peinsde hij, „niet veel. Ik heb geen kracht
geen moed meer. En toch begon het leven
met zulke heerlijke vooruitzichten en
dit is het eind van alles. Ik vraag niy
af, wat er hierna aal zijn. Ik zal het spoe
dig weten.
Hij' keek rond, maar zag niemand en
toch hoorde hij' het geluid van voetstappen.
Hij' aarzelde een oogenblik. „Dat is het
geluid van een voetstap", dacht hij'. Toen
viel hij met "een laatsten angstsnik in de
rivier en het koude water sloot zich bo
ven zijn hoofd.
'CWordt vervólgd).