%o $91 Donderdag 13 September 111313 37e Jaargang IN DEN MAALSTROOM. Buitenland. FEUILLETON. De Zeeuw zee, groote gebouwen melen ineen en overal braken branden uit. Weldra had een dikke rook den hemel bedekt. Zij, die van uit zee het schouwspel hadden waargenomen, verklaarden, dat Yokohama den aanblik bood als van een grooten in rossen vuurgloed gehulden vulcaan. Doordat, zooals men weet, de olietanks op de heuvelzijde der stad gesprongen waren en millioenen tons olie in de haven stroomden, werd een deel der zee nabij de stad in een meer van vuur herschapen. Een dikke laag olie bedekte het water en de ongelukkigen, die in de golven ge sprongen waren om aan den regen van brandende stukken hout en ander bran dend materiaal te ontkomen, werden door het drijvende vuurmonster achterhaald en vonden een verschrikkelijken dood. Toen de „Empress of Canada" uit Yoko hama vertrok, stond een groot aantal toe schouwers op de havenpier om de op varenden vaarwel te wuiven. Op hetzelfde oogenblik stortten voor- en achtereinde van de pier in zee, zoodat de toeschou wers zich als schipbreukelingen op een eiland bevonden. Een der Engelsche dames, een zekere miss Wright, die te Yokohama gered werd, vertelde: In den bodem waren scheuren gekomen van 10 voet diep en er waren gaten, groot genoeg, dat er een auto in kon verzinken. De wegen lagen met puin- boopen, dooden en gewonden bezaaid. Nog onder stroom staande electrische voedingsdraden waren op den grond ge vallen en vele ongelukkigen werden door den sterken electrischen stroom gedood. Miss Katharine Elder, uit Iowa, reed in een tram door de Motomachustraat te Yokohama, toen de aardbeving de stad verwoestte. De tram vloog uit de rails, maar zij werd als door een wonder met de baby harer zuster, die zij bij zich had, gered. De stad stond in lichtelaaie en zij zag zich genoodzaakt, in een kanaal te springen, teneinde aan den regen van vuur en gloeiende asch te ontkomen. Mr Duncan Boyne van de „Standard Oil Company" vertelde, hoe hij te Yoko hama den bodem een meter zag zakken. De wandelweg langs de haven werd open gescheurd en de zeewering stortte in, waarop het water met woest geweld bin nenstroomde en de nabij gelegen stads wijken overstroomdé. Vele Japansche moe ders brachten haar kinderen op vlotten en vaartuigen om ze te redden van ver drinking. Mrs Carroll uit New-York vertelde, hoe een Japansche kindermeid een Europeesch kindje boven haar hoofd houdend, een dag en een nacht in het kille water stand hield, teneinde aldus aan den vuurdood te ontkomen. Een andere Japansche liep twee dagen lang met de baby harer mees teres op de armen zoekend rond, tot zij eindelijk haar „mevrouw" terugvond. De verraders van Miss Cavell. Zoo noemt natuurlijk de „Tel." de beide mannen, die deze bekende dame indertijd bij' de Duitsche autoriteiten aan brachten. Behulpzaam om Belgen onder de Duit sche bezetting hun land uit te krijgen, werd zij1 aangebracht door de gebroeders Borgers, twee Brusselaren, die het spion- nagehedrijf voor de Diuitschers uitoefen den. Miss Cavell werd gearresteerd en la ter gefusilleerd en met haar tientallen andere Belgen. George Borgers, gjeboreir 16 Diec. 1886 en Antonie Borgers, geboren 26 April 1881, beiden te Vorst biji Brussel, oefen den, zoo- meldt de „Tel." verder, voor den oorlog het beroep uit van architect landmeter te Brussel. In het begin van den oorlog boden zijl hun diensten den, Duitschen spionnagedienst aan en deden zich tegelijkertijd voor als koeriers van de geallieerden. Zoo wisten zij van beide zijden^ het vertrouwen te winnen en kon den vrij België in- en uitgaan. Want stonden zij niet onder de bescherming der Duitschers en der geallieerden?.. Zoo wisten zij zich in te dringen bijl hun Belgische landgenooten. Zij kregen opdrachten om brieven en boodschap pen de grens over te brengen en maakten hiervan gebruik om den Diuitschen spi onnagedienst van alles op de hoogte te brengen. Zoo gelukte het hun het ver trouwen te winnen van den Antwerpschen architect Boeckelmans, Jules Lefèvre, en meerderen, die met Miss Cavell samen werkten om hun ongelukkige landgenoo ten te helpen. Helaas vermoedden zij niet bij' den duivel te biecht te zijn. Die: gebroeders Borgers brachten brieven en boodschappen naar Vlissingen, namen op drachten en brieven mee terug en zorgden natuurlijk wel dat de Duitschers "van alles fotografische afschriften kregen en ingelicht werden. Ditspelletje ging ©eni gen tijd door totdat de Duitsche spion nagedienst voldoende bekend was met de werking der hulporganisatie van miss Cavell en haar helpers. Toen werden op zekeren dag alle betrokkenen gearres teerd en voor den krijgsraad gebracht. Die bewijzen voor de hulpverleening der aangehoudenen waren niet te ontkennen. Zij werden allen ter dood veroordeeld. Die gebroeders Borgers waren nu in Belgiëgeheel onmogelijk geworden. Zelfs hun eigen familieleden wilden niets meet met ze te doen hebben. Antonie Borgers vertrok daarna naar Zwitserland om daar te spionneeren on der de uitgeweken Belgen en George deed hetzelfde onder zijn landgenooten in Ne derland. Zoo werkte het tweetal nog eeni- gen tijd in Duitschen dienst. Duitsch- land had ze later niet meer noodig en met het door hen verdiende geld von den beiden een veilige schuilplaats in Nederland. Eerst begonnen ze in Den Haag zaken te drijven, doch deze mis lukten. Diaarna probeerden ze het in Til burg met een lederfabriek en een win kel in handschoenen; 8 maanden hielden ze het daar uit, leefden op grooten voet tot hun geld op was. Inmiddels was in 1922 voor het Bra- bantsche Hof van Assisen hun zaak voor geweest en beiden werden bij verstek ter dood veroordeeld. De broeders acht ten het blijkbaar raadzaam na dit vonnis de Belgische grens wat verder achter zich te hebben en trokken spoedig daarop naar Indië. Zij werden aangesteld bij de Indische Gouvernementswerken, de één op Java als opzichter, de ander op Celebes als teekenaar. De Belgische consul te Bata via kwam er echter achter. De Belgische regeering werd telegrafisch op de hoogte gesteld, en ook de Engelsche autoritei ten schijnen met de aanwezigheid bekend te zijn geraakt Miss Cavell was een Engelsche en naar destijds de Indische pers meldde zouden e'r diplomatieke stap pen om uitlevering gedaan zijn. De beide Borgers konden niet worden gehandhaafd in den Indischen 'Staats dienst en werden ontslagen. Op eigen kosten zijn ze naar Nederland terugge reisd en thans vertoeven de beide heeren weer in ons land. Antonie Borgers is te 's-Gravenhage woonachtig en reist voor 'n Duitsche handschoenenfabriek. George Drukkers-Exploitanten OOSTERBAAN LE COINTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58 Postrekening No. 36000. Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259 MINISTER H. COLIJN. In zijn parlementaire schetsen in de .„Opr. Haarl. Crt." schrijft „Observator": .Nu ga ik, de oudere en jongere her inneringen van parlementair mee-leven raadplegend, terug tot. veraf-gelegen tij den. Ik zie daar in de Linksche gelederen, in een der voorste bankjes een man van kleine gestalte. Met Caesars-kop. Ge lijkend op de Kuyper-physionomie. Hij zat daar leunend met het zware denkers- hoofd achterover, zelden sprekend. Maar: als hij het woord nam, dan overheer- schend de hooge vergadering van de Tweede Kamer 'der Staten-Generaal. Dat was Verniers v. d. Loeff, de .groote, de sterke, de eerlijke, misschien -wel de laatste, die de kracht bezat om de oude, eenmaal zoo machtige liberale partij bijeen te houden. Na hem kwam een Van der Kaay, rustig-gemoedelijk redevoerend. Ook we] behoorend tot de figuren van goeden, grooten stijl. Toen kraakte 't al in het groote, oude, vroeger zoo sterke liberale gebouw. En in de Rechtsche gelederen zie ik nog zeer duidelijk een dr Schaepman. De reus van lichaams-gestalte. De ver gadering in-starend, door de holle Urilleglazen, met het zware, vleezige hoofd. Zich door eigen taal suggereerend, opwindend. Door hoog-artistiek gevoel be- heerscht steeds. De Kamer „vullend" met zijn woord vair forschen klank't Is mij, of ik nog hoor die mooie, leutige, kleurige, aardige rede van Schaepmari ter verdediging der instelling van de Oranje Nassau-ordeOver het ideaal in den mensch, zich openbarend in den zin voor onderscheidingen Het artistieke, prach tige loflied ter eere van 'het kinderlijke in den mensch, dat zoo nauw samenhangt met het ideaal zelf, saamgeweven met 't beste, teerste in 's menschen ziel Dil alles houdt, verband met herinne ringen uit ver-vervlogen tijden. Het Parlement veranderde. De groote figuren verdwenen. De kring van degenen, die werkelijk ver dienden tot de „dii majores" (meerdere goden) gerekend te worden, werd steeds kleiner. En nu is het een bedroevend, beklem mend, verontrustend „restantje" gewor den 1 Laten wij, van politiek-onpartijdig ■standpunt sprekend, toch gansch eer lijk zijn. Hoevelen van de besten, van de „aris- toi" niet slechts in verband met geboorte- aristocratie bedoeld, doch slechts doelend op de beteekenis van aristoi (de besten, naar .geest, naar zedelijke waarde) res ten ons?" Een Bos ging heen; een Van Deventer; een W. H. de Beaufort; een Kuyper; een Talma. En de Regout's Wie kwamen in hun plaats, waardig om dezulken te vervangen Waar -zijn, in de Eerste en in de Tweede Kamer van de Staten-Generaal, de waarachtig-grooten nog? De wezenlijk sterken? De voortrekkers, de pioniers? Aan Cremer's groeve ïs 't nog eens ge zegd: ze gaan van ons henen, de aller- besten. De koningenniet slechts die van de gouden kronen en van de scep- teTs. Maar: de „aristoi", de besten op geestelijk en zedelijk gebied. En wie van hen nog overblijven, weigeren voor een verontrustend groot deel zich beschik baar te stellen. Weinigen hebben de mag nifieke offervaardigheid van een I. Th. 59). „Je hebt natuurlijk gehoord, dat me vrouw Reviere en haar dochter naar De vonshire zijn vertrokken. Ik hoorde giste ren van iemand, die het kan weten, dat de verloving van juffrouw Reviere met mijnheer Pelden een beklonken zaak is". „Is er iets gebeurd, Dan", vroeg Ste ven, die mij blijkbaar had gadegeslagen. Ik gaf 'hem den brief en wees met een bitter lachje het naschrift aan. „Ach, arme oude kerel! Je begint te loeren, evenals de rest, hoe boos de we reldje, Dan; dat is alles". Hij zat in somber zwij'gen terneer en sprak geen woord, terwijl ik, bedroefd over mijn eigen aangelegenheden, niet probeer de neui aan het praten te krijgen. Mijn vader kwam nu binnen en ik liet nem ook den brief zien. „Ik geloof het niet, Dan", zei mijn va der. „Ik ken juffrouw Reviere en ik neb ook dien man gezien. Dit moet een leugen zij Zou zich noioit met zoo iemand verloven." Maar jr wilde niet getroost zijn en Cremer. De meesten onttrekken zich aan den plicht om zich voor de,publieke zaak beschikbaar te stellen. Hendrik Colijn is een, gelijk was de diepbetreurde Cremer. Hij liet zich ervoor vinden, medio Aug. 1923, om het ambt van .minister van Financiën, na mr De Gecr's aftreden, op zich te nemen. Dat deze bereid-verklaring een daad van groote offervaardigheid was: 't behoeft niemand in Nederland meer te worden verduidelijkt. De heer Hendrik Colijn oud-minister van Oorlog, oud-senator, oud-directeur van de „Bataafsche" behoefde om geen enkele reden van kleiner-menschelijke, ambitieuse soort, het ministerschap te ver ruilen voor zijn leiderschap van de anti revolutionaire partij zijn heerlijk land goed-bezit in het schoone, vreedzame Leersum, bij Amerongen, voor Den Haag. Deze burgerman van schitterende gaven voelt in zich zooals wijlen Cremer dat gevoelde, besefte de gave om nuttig te zijn. Ik kom even terug op don aanhef van mijn opstel. In Colijn herleefde in de Tweede Kamer iets van de welsprekendheid van goeden, ouden stijl. Hij spreekt mooi, krachtig, helder, be knopt zonder „pose", zonder aanmati ging, zonder „franje". Colijn gaat een rede uitsprekend onverwijld „in medias res" (midden in de zaak). Hij teekent zijn bedoeling af met scherpe lijnen, met vaste hand. De man met het baardelooze gelaat van scherp-schrandere trekken, den gebogen neus, de vroolijk-geestige grijze oogen licht toe wat hij te verduidelijken heeft. G'een interruptie ontgaat hem. Hij pareert onmiddellijk of: hij „bewaart" de in terruptie tot een moment in zijn rede, dat hij haar kan te-pas brengen. Hij pareertkoelbloedig met de steeds- yaste hand van den man, die zijn zelf bedwang geen seconde verliest. En daar door voor de tegenpartij zoo bijzonder - gevaarlijk wordt. H. Colijn spreekt beknopt, krachtig, zakelijk. Hij weet zijn gehoor te boeien. Door het ijzeren zelfbedwang, hem eigen, is hij een geduchte tegenpartij. Hij spreekt niet slechts kort en helder, maar ook zóó duidelijk van kl'ank, dat de rustig- speechende bewindsman .een verkwikking vormt voor steno- en tachygrafen, ver slaggevers, die een door hem uitgespro ken rede hebben te „verslaan". Zal H. Colijn in de komende campagne zegevieren of het onderspit delven? Zat 't aldus gaan. dat hij evenals de Van Hall van 1843, met een „stok Lee ning" en het. snoeimes-up .to date 'den nood der tijden zal pogen te bedwin gen? Wij moeten 't afwachten. Maar: dat de kleine, stoere, kranig geniale „durf-al" met eere uit de arena zal treden hetzij dan trinmfeerend of zich terugtrekkend 't staat vast! Nederland en Korfoe. Niet zonder reden brengt de Notitie schrijver in de Haagsche Post deze beide met elkander in verband. Hij zegt er n.l. dit van: De hoogst „amicale" bezetting van Korfoe door Mussolini's troepen, met het bijbehoorende argument van een beschieting en een paar dozijn on schuldige slachtoffers, moet toch wel eenige indruk maken op die Neder- bleef even 'gedrukt, terwijl mijn lieve, oude vader praatte met Steven. Er was iets aantrekkelijks in het geloof van mijn vader; hiet was zoo eenvoudig ■en waar. Voor hem was de godsdienst God zelf; niet een kwestie van formaliteit of gewoonte, maar iets, wat- binnen in hem leefde, wat voor hem de hoogste waarde bad. Zijn eindeloos vertrouwen op God deed hem ten allen .tijde opgewekt en moedig zijn. Ik weet nog, hoe hij dien avond hierover met Steven praatte en mijn vaders geloof sprak van zoo innige overtuiging, dat het indruk op Steven maakte. „Steven", zei hij, „ik sluit mijn oogen niet voor alles wat je zegt. De wereld ziet ■er kwaad genoeguit. Maar God zal op Zijn tijd er het goede uit doen voortkomen 'en Hij zal Ziin werk volbrengen". Steven antwoordde een oogenblik niet; ;en toen hij weer iets wilde zeggen, werd h!ij daarvan weerhouden ;daor ,een vree- selijfcen kreet vlak in de buurt, die ge volgd werd door vloek- en scheldwoorden. Het was de kreet van een vrouw, die vreeselijk weerklonk in de stilte van den nacht. Wüj liepen allen vlug naar buiten in 'de rienting van het geluid. -Ik zag een donkere gestalte -op den grond liggen. Het was een weinig .bezochte straat, niet ver van een café, dat dicht bij; .mijn huis landers welke de Vlootwet en andere militaire voorzorgsmaatregelen voor ons land nutteloos vinden, omdat dit alles immers gelijkstaat friet een mo tie van wan! rouwen in den Volken bond. Waartoe ons'nog op hooge kos ten te jagen voor 's Lands defensie, nu we, thans nog wel niet ten volle, maar weldra voor goed, allemaal 'be schermd worden door het plechtige Pacte des Nations van Genève? Ten hoogste zal ook Nederland een klein aandeel troepen beschikbaar moeten houden voor het Politieleger van den Bond, indien deze, onverhoopt en on waarschijnlijk, een weerbarstig lid of half-beschaafd buitenstaander tot de orde zou moeten-roepen! Het is spottend gezegd. En toch er zijn in ons land duizenden onnoozelen, die er zoo over denken of bazelen. De sociaal-democraten doen 't allemaal, die hebben zichzelf in 't oog. Van de vrijzinnig-democraten doen 't het groot ste; van de liberalen het kleinste deel; vele Roomschen oordeelen al niet veel anders; 'ndeel der Christelijk-Historischen is geen haar beter; en onder ons loopt er ook nog menige scharrelaar rond, die meezingt in dit bonte koor van „Vrede, vrede en geen gevaar!" De Fransch-Duifsche toenaderings pogingen. De berichten omtrent een Dnitsch aan bod en een aanstaand Fransch-Duitsch vergelijk worden voortdurend talrijker. De zaken zijn zeker nog niet zoover gevor derd, als zekere Fransche en Duitsche propagandisten willen doen voorkomen. Deze propagandisten schijnen te werken in het belang van zekere Fransche en Duitsche industrieele groepen, die haar belangen wenschen te combineeren. De Berlijnsche correspondent van de Central News seint zelfs, dat de onder handelingen tusschen Frankrijk en Duitschland op het doode punt zijn ge komen, daar Frankrijk niet tevreden 'is met de aangeboden garanties. De onder handelingen duren evenwel voort. Dit be richt wordt wel niet bevestigd, doch an dere berichten uit Berlijn en Parijs wijzen in dezelfde richting. De Msb. verneemt, 'dat Stresemann on geveer 'tvolgende voorstel heeft gedaan: Op het rijks- en het privé-bezit wordt een hypotheek genomen ter hoogte van een nader te bepalen percentage van het ter beschikking liggende onderpand. Deze hypotheek komt in handen eener naamlooze vennootschap. Deze N. V. zal obligaties kunnen uitgeven voor werke lijke zekerheid der hypotheek en voor de binnenvloeiing der rpnten dienst doen. Met het geld van die obligaties kan men beginnen Frankrijk af te bètalen. Strese mann wees erop, dat dit aanbod heel wat verder gaat dan Versailles of dan Poin- caré het begrepen schijnt te hebben. Het lijdelijk verzet zal vanzelf ophouden, wan neer dit voorstel aanvaard wordt. De aardbeving in Japan Vluchtelingen uit Yokohama bevestigden dat daar slechts één aardschok werd waargenomen, en dat binnen dertig sec. de eerste haven van Japan, dat wonderlijk centrum van handel, met den grond was gelijk gemaakt. In de havenwijk rees de bodem omhoog, aanlegsteigers stortten in stond. Ik noorde ook voetstappen, die zich verwijderden, maar 'ziag niemand dan de beweging] ooizie gestalte van een vrouw. Bij' onderzoek bleek mij, dat zij bewus teloos was. Zij was op net hoofd gesla- Igen en in den .hals gesneden. Zij moest dadelijk vervoerd worden naiar het Zieken huis en daar er nu verscheidene men schen Jïij' giekomen waren, die ook den la-eet hadden gehoord, vroeg ik een van hep om een rijtuig te halen. „Ik neb haar zien 'drinken met een man in „Die zilveren Leeuw"' zei een jonge man. Ik schreef zijn naam en 'adres op en terwijl wij op het rijtuig wachtten, nam 'ik zooveel mogelijk informaties als jk kon. „Ga je met mij mee, Steven?" zei ik, toen wij de vrouw in het rijtuig hadden hadden gelegd. „Neen," zei hij eenigszins ruw, „ik kan toch niets doen". „Zou je al naar bed zijn voor ik thuis kom?" „Naai- bed? Ik weet het niet. Misschien wel. En ook in .slaap. Als ik tenminste kan sktpen. Vaarwel, beste kerel". Ik wilde hein niet gaarne alleen laten, maar ik kon er niets aan doen. Ondertusschen ging mijn vader naar huis maar Steven zei tegen hem, dat hij nog wat buiten bleef. Toen mijn vader hem had verlaten, liep hij als in een droom voort; hij sloeg de richting van Battersea in. Het was nu na middernacht en er waren slechts wei nig menschen op straat. 'Hij liep door, tot hij aan de Piarklaan kwam, en nam toen de richting van de rivier. Bij de brug ge komen aarzelde hij. „Neen", zei hij bij zichzelf, „ik kap het niet langer dragen. Het is eindelooze ellende. Ik wil niet teru'gfceeren tot mijn oude leven, ofschoon duizend dingen mij' daarheen drijven; en ik kan ook de toe komst niet onder oogen zien. Ik kan niet blijven leven om de speelbal te zijn van iedere verleiding. Ik doe. Dan schande aan; er zijn reeds menschen, die hem uit den weg gaan om mij. Bovendien, wat is -er, dat 'het de moeite waard maakt* om voort te leven? Ik geloof, dat ik de vrouw ken, die zoo even bijna vermoord werd. Mijn heele leven is een hel. Waar om Zaii ik dan nog hier blijven? Dan zal gelukkiger zijn zonder mij". Hij stond op de brug en keek neer in de rivier, die langzaam naar de zee stroom de. Het licht viel in verschillende 'kleuren op het water en verlichtte het met een vreemde schoonheid. Hij deed een paar stappen vooruit. „Wiat zag die vrouw er verschrikkelijk uit, toen Dan haar wonden verbond!" ging VERSCHIJNT ELKEN WERkDAG Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f 3. Losse nummers f 0.05 Prijs der Advertentiën: 14 regels f 1.20, elke regel meer 30 cL Bij abonnement belangrijke korting. hij voort. „Och de arme Dan hij' heeft ook al verdriet. Wat was hij- terneer- igedrukt, toen die meid mij vanavond aan sprak. En zij zal terug komen en ik 'zal weer.gaian drinken; mijn mond brandt mij nu al als vuur! en dit is het leven. Overal laagheid en leugen, het is een hel gelijk". Hij was de brug over geloopen en liep, nu langs de kade. Hij leunde over de ver schansing en keek in het koude water. Het zag er wonderlijk rustig uit en maakte slechts weinig gedruisch, nn en dan hoor de men alleen een zwak gemurmel. De 'rivier was schoon en zij bood vrede •en rust. „Er is niet veel van mij. .overgebleven" peinsde hij, „niet veel. Ik heb geen kracht geen moed meer. En toch begon het leven met zulke heerlijke vooruitzichten en dit is het eind van alles. Ik vraag niy af, wat er hierna aal zijn. Ik zal het spoe dig weten. Hij' keek rond, maar zag niemand en toch hoorde hij' het geluid van voetstappen. Hij' aarzelde een oogenblik. „Dat is het geluid van een voetstap", dacht hij'. Toen viel hij met "een laatsten angstsnik in de rivier en het koude water sloot zich bo ven zijn hoofd. 'CWordt vervólgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 1