DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
IN DEN MAALSTROOM.
Buitenland.
Binnenland
FEUILLETON.
VAN
ZATERDAG 11 AUG 1923. No. 263.
GEEN ONTWAPENING.
Het bestuur van de Unie „Een
School m. d. Bijbel" komt thans met 'n
ernstig woord tot de voorstanders van
liet Christelijk onderwijs. Wij staan
voor ide vijf-en-veertigste ja;arcolIec.te
en het verleden doet den gang van
zaken niet zonder zorg tegemoet zien.
De opbrengst van de vorige collecte
bleef toch beneden de honderdduizend
gulden en meer dat) tweehonderd lo
cale comité's oordeelden het een vo
rig ja,ar niet noodig om den gewonen
arlteid te verrichten. Dit wees op een
zekere zelfgenoegzaamheid, die te ver
klaren, maar niet goed te keuren valt.
Zelf had men geen geld meer noodig,
want alles kwam immers van het Rijk
en van de Gemeente waarom dan nog
te vragen? Misschien stond het doel,
ten vorigen jare door de- Unie aan
gegeven, waarvoor de bijeengebrach
te gelden zouden worden besteed, al
len niet helder voor oogen. Men bleef
in elk geval slapen en als zulks eeni-
ge jaren aaneen geschiedt, is zulk een
niet, werkzaam locaal comité weg.
De Uniecollecte is toch steeds een
wapenschouw geweest, om ons zelf
en ook den tegenstander duidelijk te
maken, dat ons leger nog altijd gereed
is en dat het bij den eersten oproep
weer gereed za,l staan.
Maar als het leger verdwijnt, is
de verdediging ook verdwenen. Wij
zijn dan den toestand der ontwape
ning ingetreden en hebben al ons ver
trouwen gesteld op het vredesverdrag.
De voorstanders van het Christelijk
onderwijs zijn geworden als het volk
van Laïs, wonende in zekeiheid, een
st.il en zorgeloos volk.'Maar het zou
ons vroeger of later ook als dat volk
vergaan.
Een zeer goede gedachte was, ons
weer eens te bepalen bij de geschiede
nis van den schoolstrijd en bij de his
torie van de Uniecollecte. De voorzit
ter van de Unie, Ds de Geus, gaf deze
historie in een uitnemend geschriftje
van twee vel druks. Het moet aller-
wege worden verspreid en gelezen.
Wij zullen allereerst worden bepaald
bij het vele, dat wij ontvingen.
Toen de Unie begon, waren er 326
scholen met den Bijbel met 53.000
leerlingen. Thans 45 jaren later zijn
er 1517 scholen met 225.392 leer
lingen.
Toen de eerste collecte gehouden
werd, moesten de gelden voor het
Christelijk onderwijs geheel uit parti
culiere beurs worden betaald. Thans
is de rechtsgelijkheid met het open
haar onderwijs 'erkend en betaalt de
publieke kas wat wij voor de scholen
noodig hebben.
In dat alles ligt veel goeds. Alleen
maar wij mogen het gevaar van
dezen toestand niet voorbij zien. Een
gevaar, dat al onze waakzaamheid
vraagt.
Vooreerst: de Staat betaalt, en wij
worden ontwend om direct voor het
onderwijs te geven, anders dan in den
vorm van schoolgelden.
Welnu als wij zorgeloos zijn, kan
het oogenblik komen, dat de Staat
plotseling zijn betaling staakt, en hoe
staat, het dan met onze kracht tot
verdediging van datgene wat ons zoo
lief was?
Men denke eens in, wat anderen
volken overkwam. Men denke eens
aan datgene, wat in enkele Duitsche
staten voorviel," waar plotseling de
Staat aan de Kerk allen steun onttrok
aan een Kerk, die in rust en Vrede al
leen op het stajatsgeld leunde.
En derhalve plotseling als machte
loos stond.
En ook al zou het aanstonds niet
zoo ver met onze scholen komen, de
35). i
HOOFDSTUK VIII.
Een nieuwe vriend.
„Ja", zei een heer, van wien ik later
hoorde, dat hij de hoofdredacteur was
van een der dagbladen, en wiens stem
Steven's aandacht trok, „natuurlijk heb
ben de vrouwen ook haar rechten. Ik
hoop, dat de mannen ook spoedig hun
rechten zullen krijgen".
„O, de mannen zijn al zoolang "in het
bezit van hun rechten, maar de vrouwen
worden nu eindelijk vrij", antwoordde
juffrouw Dart. „Zelfs de jonge meisjes
stellen tegenwoordig belang in ernstige
onderwerpen7'.
„Stellen er belang in, mijn waarde juf
frouw Dart stellen er belang in; zij
befvooren zelf tot de meest belangrijke
dingen van dezen tijd".
„En volkomen terecht".
„O, zonder twijfel. Die wereld heeft het
lanS zonder hun ervaring en
wijsheid moeten stellen. Maar dat wordt
nu beter, zij nemen langzamerhand de
plaats in van de ouders. Zij' lezen en schrij
ven boeken, die men hun moeders niet
graag in de handen zou, geven. Ziet u,
de oudere menschen geloofden no© in de
mogelijkheid van het toesnoeren van
den band, dien de Staat aanlegt, blijft
toch (altijd bestaian. En vrij is dan
alleen hi], die de innerlijke kracht be
zit om zijn volle vrijheid te hernemen.
Dit gevaar nu wordt door geen ken
ner der historie geloochend. Alleen een
geslacht, dat de geschiedenis van den
strijd jder vaderen zou vergeten, zou
allicht meenen, dat de vruchten van
den strijd zonder waakzaamheid be
houden kunnen blijven. Wij moeten
altijd weer opnieuw bepaald worden
bij ide aangrijpende waarheid, dat
onze schoolstrijd een deel uitmaakt
van de worsteling der eeuwen, die de
belijders van den Christus hebben te
strijden; een worsteling, waarin lijden
en strijden, overwinning en nederlaag
elkapd'er steeds weer opvolgen; maar
een nederlaag steeds na valsche ge
rustheid.
Het is da,arom, dat het best.uur van
de Unie den voorstanders van de
school met den Bijbel telkens' weer
toeroept: geen ontwapening! Zorgt dat
't leger intact blijft. Houdt telken jare
weer vol geestdrift de wapenschouw.
Zorgt voor de Uniecollectc.
In de tweede plaats: de Staat be
taalt, maar wie van de publieke kas
leeft, moet nimmer vergeten, dat de
staatsmacht steeds naar uitbreiding
streeft. Dit ondervonden wij thans
reeds. Uiterste waakzaamheid blijft
daarom dure plicht. Hier is ruimte
voor een gedurige verdediging van de
vrijheid, die wij behielden.
Het is om deze reden, dat wij steeds
gewezen hebben op de schaduwzijden
van het huidige stelsel. Alleen als wij
ons die helder bewust zijn, kunnen wij
de gevaren, die dreigen, keeren.
En eindelijk zijn wij nog niet waar
wij komen moeten.
Op heldere wijze toont Ds de Geus
aan, dat er nogveel voor onze scho
len te doen is. Vooral omdat wij ons
ideaal: de vrije school met deii Bij
bel niet mogen loslaten.
Het is, zoo zegt het bestuur van
de Unie, onze vaste overtuiging, dat
onze scholen met den Bijbel onze lief
de, onze hartelijke toewijding, ons ge
bed niet kunnen ontberen. Zij kunnen
onze organisaties, zij kunnen ook onze
Uniecollecte niet missen. Op verster
king van den band, op aanwakkering
van het particulier initiatief moeten
wij dagelijks bedacht zijn; alles wat
dat particulier initiatief belemmert of
uitdooft, moet weggenomen worden.
Anders hebben wij met de financiëele
gelijkstelling het paard van Troje bin
nengehaald zullen wij langzaam maar
zéker, zij het voorloopig niet uitwen
dig, achteruitgaan en zal ook aan ons
bewaarheid wordennederlagen zijn
beter dan overwinningen.
Terecht is de organisatie van de
Unie een leger genoemd. Welnu, dat
leger moet paraat blijven. En dat kan
alleen, als wij onze Uniecollecte met
een geestdrift houden, alsof wij nog
verkeerden in den toestand van voor
heen.
Zegt menmaar waarvoor zal het
bijeengebrachte geld dienen, dan weet
dè Unie daarop wel een goed antwoord
te geven. Wij zijn, ook wat het in
wendige van ons schoolwezen aan
gaat, nog niet waar wij wezen moeten.
Er is nog zooveel te doen om steeds
te blijven arbeiden aan de verbetering
v,an ons onderwijs. Ook is het niet
verkeerd, dat er een fonds gevormd
wordt, waaruit hulp kan .worden ver
leend, a,ls er hulp1 noodig is.
De statuten van de Unie spreken
van het verleenen van zedelijken en
geldelijken steun, van de bevordering
van dén bloei der vrije school, en ten
derde, wij wezen er reeds op, v;an het
behouden der tijdens het volksp'etition-
nement verkregen organisatie de
lo.cale comité's opdat deze al meer
een Vaster gestalte aannemen, opdat
ze, als de belangen varr het onder
wijs dat vragen, onverwijld dienst kun
nen doen.
Dat beteekent dus: geen ontwape
ning, maar steeds grooter zorg voor
de verdediging. Wij moeten er ons van
overtuigd houden, dat wij alleen zoo
heiligheid van het huwelijk en dergelijke
ouderwetsche ideeën meer. Waarom zou
men hen dan boeken laten lezen, waarin
de heldinnen vereenvoudiging van echt
scheiding willen of liever nog heelemaa]
de huwelijksceremonie willen afschaffen".
Slaven verbaasd© zich er over, dat deze
spottende opmerkingen geen verontwaar
diging wekten. Maar men scheen er in
dezen kring aan gewend te zijn.
„Intusschen hoop ik", ging mijnheer
Holland, de dagbladredacteur voort, „da.t
nog enkele romanschrijvers zich zullen
ontfermen over de ouderen, Er zijn nog
altijd vele van die ouderwetsche men
schen, die kunnen genieten van een ouder-
wetscben degelijken roman, al zijn onze
jonge meisjes dan ook niet meer tevre
den met een eenvoudige, aardige en ge
zonde liefdesgeschiedenis".
„Is mijnheer Holland niet vreeselijk
ouderwetsch?" zei juffrouw Dart tegen
Steven, „tenminste dat lijkt zoo, want
hij bespot altijd de nieuwere ideeën".
Steven antwoordde haar zoo kort mo
gelijk en wendde zich toen tot mijnheer
Holland. Er ontwikkelde zich tusschen hen
een interessant gesprek over het schrij
ven van boeken, over het tegenwoordige
realisme .en de hedendaagsche opvatting
van kunst. Steven vroeg of een boek met
een gezonde moraal tegenwoordig nog
werd gelezen, waarop mijnheer Holland
antwoordde, dat in de hedendaagsche lit
teratuur de moraal van minder belang
scheen, mits men maar „kunst" gaf.
lang zeker zijn van hetgeen wij ver
kregen, als een ieder weet, dat wij
elk oogenblik in staat zijn onze voilé
kracht in actie te kunnen zetten.
Zinkt deze organisatie in, vervalt
onze verdediging, komen wij in den
toestand der zorgeloosheid, dan is al
les verloren.
Het is meer gebeurd, dat een leger
krachtig en sterk was zoolang hel nog
te strijden had, maar dat het na de
overwinning zich overgaf aan het ge
voel 'va,n veiligheid en dan juist den
tegenstander de gelegenheid bood om
zijn slag te slaan.
Baat men zich thans dus op een
mobilisatie voorbereiden, zooais wij
nog nimmer zagen. Laat' er bij de lo
cale comité's een wedstrijd zijn, om
te doen zien, wie het beste gereed is.
Dan wordt de vijf-en-veertigste col
lecte een bewijs, cl,a.t er waakzaamheid
is en kg;n hiel sein op veilig worden
gezet.
Een spoorbrug over ide kleine Belt.
Een grootsch plan voor een waterbouw
kundig werk heeft onlangs de üeensche
minister van openbare werken voorge
legd aan de financiëele commissie uit
de Deensche volksvertegenwoordiging, 'het
Folketing.
Het plan betreft de constructie van een
spoorbrug over de Kleine Belt, tusschen
Jutland en het eiland Funen. De plannen
zijn uitgewerkt door den staf van inge
nieurs van de Deensche staatsspoorwegen
'tDoel is een brug met dubbel spoor te
construeeren op een hoogte van 33 M.
boven de hopgwaterlijn, zoodat zelfs de
grootste schépen er onder door kunnen
Varen. De brug zal drie bogen hebben, een
van 105 M. breed en twee van 90 M.
breed.
De totale kosten van liet plan worden
geschat op bijna 30 millioen kronen. Wordt
echter niet tot den bouw van de brUgj
besloten, dan zullen in de naaste toe
komst uitbreidingen en verbeteringen aan
den veerdienst moeten worden aange
bracht, die ongeveer 12 millioen kronen
zouden vragen. De meeruitgaaf bedraagt
dus feitelijk 18 a 19 millioen kronen, ter
wijl de jaarlijks terugkeerende uitgaven
verlaagd zouden worden met ongeveer
twee millioen kronen.
Diefstallen in Rusland.
De toeneming van het aantal diefstallen
bij het Russische transportwezen, welke
gedurende het jaar 1922 viel waar te
nemen, heeft de laatste maanden plaats
gemaakt voor een daling, schrijft de Is-
westia. In de maand December van het
vorige jaar werden over het geheele Rus
sische spoorwegnet 373.929 poed aan ver
schillende waren vermist. In Januari van
dit jaar, verminderde, ongetwijfeld ten
gevolge van de groole energie, door de
desbetreffende bestrijdingscommissie aan
den dag gelegd, dit aantal tot 215.958 poed
in Februari tot 142.053, en in Maart tot
74752 poed. In vergelijking met de maand
Februari zijn de diefstallen met 44 pCt
verminderd.
In April bleek, volgens de laatste offici-
ëele gegevens „slechts" 1.956 poed aan
verschillende waren vermist te zijn. De
gevallen van de diefstallen op de Russi
sche spoorwegen, waarin het onderzoek
niet tot ontdekking van den dader of de
daders leidt, zijn uiterst zeldzaam. Do
betrekkelijk goede resultaten van de com
missie tot bestrijding van de diefstallen
zijn te danken aan de omstandigheid, dat
voor 't aanbrengen van feiten en 't geven
van aanwijzingen premiën worden uitge
loofd.
E' e n so c i aal-d emocratisch
Burgemeesterreactionair?
Die gemeente Leeuwarderadeel heeft een
sociaal-domocratiiohen burgemeester, den
heer Jansonius. Hij blijkt, althans nu, een
practisch man te zijn, die oog heeft voor
de werkelijkheid van het algemeen be
lang, .schfjft „Het Huisgezin".
„Welk een treurig licht werpt dit op
den zedelijken toestand van ons volk", zei
Steven. „Moet dit niet tot droevige ge
volgtrekkingen leiden?"
Men keek hem verbaasd aan en mijn
heer Holland antwoordde:
„W.ees niet al te logisch, mijnheer Edg-
cumbe. Ziet u niet, waarheen u dat zou
voeren?"
Het gesprek werd voor Steven hoe lan
ger hoe pijnlijker. Ik zag, dat deze op
vattingen nieuw voor hem waren en ik
had bijna spij't, dat ik hem in dit hui|s
had gebracht.
„Maar als de vrouwen nog meer den
toon gaan aangeven, zal alles beter wor
den", zei mijnheer Holland spottend. „Zij:
zeggen, dat zij' de wereld zullen hervor
men, maar indien dit zal Zijin in den geest
der tegenwoordige romans, da.n hoop ik,
'dat ik het niet meer beleef. Maar ziet u,
ik ben ook een ouderwetsche man".
„Wat mij betreft", zei Steven, terwijl
een blos zijn wangen overtoog, „ik ge
loof en vertrouw, dat u zich verg'ist. Ik
herinner mij mijn moeder en als ik het
vertrouwen moest verliezen in de reinheid
der vrouw dan -wel, dan zou mijn
geheele leven anders worden".
„Mijnheer Edgcumbe, bewaar dat ver
trouwen", zei mijnheer Holland, „ik her
inner mijl ook mijn moeder maar zij
behoorde tot een vorig geslacht".
„Wij worden werkelijk sentimenteel",
zei juffrouw Dart.
„Vreeselijk!" zei mijnheer Hunter. „Ik
Dieswege wordt hij in de „Tribune stevig
onder handen genomen als een verkapte
reactionnair.
De gemeenteraad besloot mot één stem
meerderheid een nieuwe openbare school
te bouwen te Wirdum. De burgemeester
had te voren daarvoor gewaarschuwd en
do grieven tegen het oude schoolgebouw
ergerlijk overdreven genoemd. Toen do
meerderheid toch voor een nieuwe school
had gestemd, verklaarde de burgemeester
dat hij het besluit strijdig achtte met het
algemeen belang en de beslissing der
Kroon zou inroepen.
Die „Tribune" is er ontzet van: een so
ciaal-democratisch burgemeester, die geen
f 33.000 voor een nieuw schoolgebouw
wil .uitgeven, en, nog snooder, bij de
Kroon in beroep wil gaan. Is dat niet de
wereld-op-haar-kop?
Die burgemeester heeft nog meer op
z'n kerfstok. Bij de behandeling van een
voorstel van B. en W. betreffende ver
laging dor jaarwedden en loonen van ge
meente-ambtenaren en -werklieden ver
klaarde de burgemeester, in beginsel niet
tegen loonsverlaging te zijn. 'tZou al te
dwaas zijn, zei de burgemeester, om, wan
neer de malaise voortduurt en de loonen
in het particulier bedrijf al lager en la
ger worden, onze gemeente-ambtenaren en
-werklieden zóó te bevoorrechten, dat hun
loonen een oase werden in de woestijn.
Wlij veronderstellen, dat de loonen der
gemeente-ambtenaren en -werklieden te
Leeuwarderadeel ook thans nog behoorlijk
en menschwaardig zijn anders zouden
wij do uitspraak van een sociaal-demo-
cratischen burgemeester niet kunnen on
derschrijven. Dé „Tribune" roept natuur
lijk schamper uit, dat de sociaal-democraat
in den aanval op de arbeiders berust; en
zich aan den kant der reactie schaart.
De vraag is nu maar, of de sociaal-de
mocratische pers dezelfde opmerkingen
niet zou hebben gemaakt, indien de bur
gemeester van Leeuwarderadeel geen so
ciaal-democraat ware geweest, ja, of ze
hot nog niet zou doen. Het woord re
actie is zoo'n gemakkelijk woord. Het
kost zoo weinig moeite het te bezd®en.
en men behoeft er heelemaal niet bij na
te denken. Maar wie de verantwoorde
lijkheid hebben te dragen en die ook
voelen, laten zich door een woord niet
zoo gemakkelijk afschrikken.
Is een leer aar bij' het kweek
school-onderwijs benoembaar
als gemeenteraadslid?
De gemeenteraad van Vught had de
toelating als raadslid geweigerd van den
heer J. G. Onland, op grond, dat hij werk
zaam is bij het lager onderwijs (kweek
school).
Daartegen was de heer Onland in be
roep gegaan bij God. Staten, die Dins
dag deze zaak behandelden in hun ver
gadering.
Die heer Onland betoogde, dat, krach
tens de omschrijving van art. 3 en van
de wet van 1920. kweekschool-onderwijs
buiten het lager onderwijs valt. Ware dit
niet zoo, dan zou het onderwijs aan H.B.S.
en Gymnasia ook lager onderwijs zijn.
Kweekschool onderwijs is geen lager en
ook geen middelbaar onderwijs. Het is
opleiding tot een bepaald beroep en staat
gelijk met vakonderwijs. Als kweekschool-
onderwijs zou moeten gerekend worden
tot het lager onderwijs, dan zou het on
derwijs der R.K. Leergangen tot het mid
delbaar onderwijs en het onderwijs aan
sommige hoogescholen voor opleiding tot
middelbure bevoegdheden eveneens tot het
middelbaar onderwijs moeten gerekend
worden en zou ook een professor niet
als raadslid kunnen worden toegelaten,
hetgeen in UtrecTit en Leiden wel h<4
geval is.
Lie wet op het lager onderwijs noemt
'en regelt het kweekschool-onderwijs niet
omdat het lager ouderwijs is, maar omdat
het opleidt voor een bevoegdheid tot het
geven van laiger onderwijs. Niemand toch
zal beweren, dat het onderwijls aan kweek
scholen in paedagogiek, perspectief, ste-
rometrie, scheikunde* physiologie, lager-
onderwijs is. Wianneer dit onderwijs niet
in de L.O.-wet was genoemd, zou niet
voldaan zijn aan art. 194 der Grondwet.
Ook volgens de wet van 1857 viel kweek
school onderwfjs niet ouder L.O.
Ook de omschrijving van den aard, het
voor mij geloof niet, dat onze moeders
zooveel beter waren dan de meisjes van
tegenwoordig en ik ben geen idealist ge
noeg oui het vorig geslacht zoo te ver
heerlijken. Het zal wel ongeveer op het
zelfde neerkomen".
Die predikant scheen met den loop van
het gesprek niet te zeer ingenomen. Hij
nam er geen deel aan en ging kort na
het diner heen, zeggende, dat hij een
zieke imoest bezoeken. Meu behandelde
hem wel met een zekere achting, maar
toch scheen hij hier weinig invloed te
hebben.
Die heeren trokken zich terug in de
.rookkamer en het gesprek, dat hier plaats
had, was van weinig belang. Toch merkte
ik op, dat Steven getroffen was door de
smalende wijze, waarop deze mannen over
vrouwen praatten. Vooral mijnheer Hun-
ter toonde weinig eerbied voor „de schoo-
he sekse".
Toen wij1 ons weer bij' de dames voeg-
jden, zaten deze in een groepje bijeen te
'babbelen, terwijl juffrouw Coolie, de
strookleurigo jonge dame, een lied zong.
„U weet zeker wel, dat juffrouw Coo
lie binnenkort gaat trouwen?" zei juf
frouw Dart tegen Steven, die naast haar
plaats nam.
„Neen, wie is de gelukkige?"
„Mijnheer Hunter".
„Mijnheer Hunter?"
„Ja, verbaast u dat?" Hij is een goede
partij".
„Maar zij maakte op mij den indruk van
doel van het L.O., zooals die in de wet
van 1920 voorkomt, bewijst, dat 't kweek
school-onderwijs daar niet onder te reke
nen is. Dat doel is algemeen vormend
onderwijs en niet beroeps-onderwijs, zoo
als het onderwijs aan de kweekscholen.'
Spr gaf nu een reeks voorbeelden, dat
aan kweekscholen bij Kan. Besluit of met
goedkeuring van den hoofd-inspecteur,
leerkrachten zijn aangesteld, die geen be
voegdheid L.O. bezitten.
Evenzoo werden verschillende gevallen
aangehaald van bijzondere kweekscholen,
waaruit blijkt, dat door Kon. besluiten
en door sanctioneering der gevallen aan
bijzondere kweekscholen de Kroon het met
de opvatting van spr eens is. Spr con
cludeerde dan, dat kweekschool-onderwijs
geen lager onderwijs is. Dit staat uitdruk
kelijk ook in het Kweekschool-besluit van
1912, dat bepaalt, dat aan iedere kweek
school minstens 4 leerkrachten moeten
moeten zijn met de acte voor hoofdonder
wijzer of 4 met een middelbare acte.
Spr beriep zich verder nog op de ge
meentewet van 1851, die is gemaakt in
den tijd, dat men leefde onder de onder
wijswet van 1806, die lagere scholen om
schrijft als instituten, waar onderwijs woidt
gegeven alleenlijk tot hoogere beschaafd
heid, niet tot een beroep. Tenslotte be
toogde spr nog, dat hij wel inwoner is
van Vught maar onderwijs geeft te 's Her
togenbosch. i
Ged. Staten van Noord-Brabant hebben
nader beslist, dat kweekschool-on
derwijs niette rekenen is onder
lager onderwijs, waarvoor zij zich
beroepen op art. 1 tot 3 der L.O.-wet
1920, art. 143 p. art. 157 en 283 van
den zesden titel en het derde lid van art.
179 dier wet. De heer Onland wordt dut»
niet geacht te zijn onderwijzer voor het
L.O. en ,zijn toelating tot lid van
■don gemeenteraad van Vught ia
alsnog door Ged. Staten bevo
len.
Hoe er geknoeid wordt.
In de „Residentiebode" schrijft „een in
gewijde" onthullingen naar aanleiding van
de arrestatie van een rijksbouwmeester in
verband met diens practijken bij den
dienst der rijksonderwijsgebouwen. Hij
schrijft o.m.:
Maar verder heeft men zich er
slechts over te verbazen, dat men hier en
daar nog zoo lang de veeg van den bezem
heeft kunnen ontsnappen. Iedereen wist
er immers reeds lang het zijne van. En
wie in ons ambtelijk Jeruzalem geen on
bekende is, begrijpt maar niet, dat een
en ander zoo lang kon voortduren. Want
nergens waar de zoogenaamde warme,
lees gevulde hand van den aannemer
zooveel wonderen kon doen als hier.
Ook nergens waar de bevoorrechting van
enkelen zoo in het oog loopend was
als tjij deze diensten, waar zelfs een
openbare aanbesteding tot een wassen
neus werd gemaakt. Altijd maar dezelfde
namen die voor werken van onderhoud
als anderszins in aanmerking kwamen.
Wie zich de moeite zou willen gunnen
om met deze namen van enkele leve
ranciers op den Burgelijken Stand te gaan
pluizen, zou tevens tot de ontdekking
komen, dat zelfs een familieverband niet
ontbreekt en die of gene altijd maar
weer een zwager had, die voor de leve
ring van dit of dat vóór anderen in
aanmerking kwam. Zelfs voor de werklie
den zelf bleef het befooien niet verborgen
en ook zij gaven wel eens hunne verba
zing er over te kennen, dat een beschei-
den salaris het sommigen wel mogelijk
maakt om toch een man in bonis te
worden. Maar zij dachten er het hunne
van. i
Niet minder moest liet de opmerkzaam
heid dezer eenvoudige lieden ontsnappen
dat, slaagde een buitenstaander er in
om den begunstigde uit zijne machtige
positie te verdringen en zich het werk
gegund te zien, hij toch altijd aan het
kortste eind trok. Niets dat er van zijn
werk deugde. Nu eens dit, dan weer
dat. Maar altijd wat. Aanmerkingen geen
gebrek. Steeds en waar men kans zag
moest de man murw worden gemaakt
door zijn werk af te keuren. Geen wonder,
dat hem met dien eenen keer voor altijd
de lust werd benomen om nogmaals in
te schrijven. Met het gevolg, dat hei
een zeer godsdienstige jonge dame te
zijn". t
„O ja, dat is zij ook. Zijl gaat trouw
naar de kerk, vast op de voorgeschre
ven tijden en doet alles zooals het be
hoort".
„Maar mijnheer Hunter is is
„Neen, hij is niet bepaald een heilige,
niet ,jyaar?"
„Maar juffrouw Coolie weet zeker niet
dat - dat
„Natuurlijk weet zij alles, iedereen wept
hek maar hij is nu eenmaal een goede
partijl". l
Hierop was juist het gezang Van juf
frouw Coolie geëindigd en het gesprek
nam een andere richting.
Die avond beviel mij over het geheel
biet heel erg. Ik had bijna berouw, dat
wij de uitnoodiging hadden aangenomen,
zoo weinig voelde ik mij in dezen kring
op mijn gemak. "Wlat Steven betreft, voor
hem was dit soort van gezelschap iets
'nieuws. Hij' was nooit veel me\ ahdsre
menschen in aanraking gekomen en hij
'had een gevoeligen, levendigen geest,
waardoor hij zich gemakkelijk in de op
vattingen van anderen verplaatste.Toch
had ik langzamerhand geleerd, dat Ste
ven iemand was van een weinig zelfstan
dig karakter, hoe schitterend zijn gees
tesgaven ook machten zijn. Hij' onderging
sterk de invloed van zijn omgeving! en
was zeer vatbaar voor nieuwe indrukken.
h ij Lë
vervolgd.)