DE ZEEUW TWEEDE BLAD. IN DEN MAALSTROOM. Buitenland. Binnenland FEUILLETON. VAN ZATERDAG 11 AUG 1923. No. 263. GEEN ONTWAPENING. Het bestuur van de Unie „Een School m. d. Bijbel" komt thans met 'n ernstig woord tot de voorstanders van liet Christelijk onderwijs. Wij staan voor ide vijf-en-veertigste ja;arcolIec.te en het verleden doet den gang van zaken niet zonder zorg tegemoet zien. De opbrengst van de vorige collecte bleef toch beneden de honderdduizend gulden en meer dat) tweehonderd lo cale comité's oordeelden het een vo rig ja,ar niet noodig om den gewonen arlteid te verrichten. Dit wees op een zekere zelfgenoegzaamheid, die te ver klaren, maar niet goed te keuren valt. Zelf had men geen geld meer noodig, want alles kwam immers van het Rijk en van de Gemeente waarom dan nog te vragen? Misschien stond het doel, ten vorigen jare door de- Unie aan gegeven, waarvoor de bijeengebrach te gelden zouden worden besteed, al len niet helder voor oogen. Men bleef in elk geval slapen en als zulks eeni- ge jaren aaneen geschiedt, is zulk een niet, werkzaam locaal comité weg. De Uniecollecte is toch steeds een wapenschouw geweest, om ons zelf en ook den tegenstander duidelijk te maken, dat ons leger nog altijd gereed is en dat het bij den eersten oproep weer gereed za,l staan. Maar als het leger verdwijnt, is de verdediging ook verdwenen. Wij zijn dan den toestand der ontwape ning ingetreden en hebben al ons ver trouwen gesteld op het vredesverdrag. De voorstanders van het Christelijk onderwijs zijn geworden als het volk van Laïs, wonende in zekeiheid, een st.il en zorgeloos volk.'Maar het zou ons vroeger of later ook als dat volk vergaan. Een zeer goede gedachte was, ons weer eens te bepalen bij de geschiede nis van den schoolstrijd en bij de his torie van de Uniecollecte. De voorzit ter van de Unie, Ds de Geus, gaf deze historie in een uitnemend geschriftje van twee vel druks. Het moet aller- wege worden verspreid en gelezen. Wij zullen allereerst worden bepaald bij het vele, dat wij ontvingen. Toen de Unie begon, waren er 326 scholen met den Bijbel met 53.000 leerlingen. Thans 45 jaren later zijn er 1517 scholen met 225.392 leer lingen. Toen de eerste collecte gehouden werd, moesten de gelden voor het Christelijk onderwijs geheel uit parti culiere beurs worden betaald. Thans is de rechtsgelijkheid met het open haar onderwijs 'erkend en betaalt de publieke kas wat wij voor de scholen noodig hebben. In dat alles ligt veel goeds. Alleen maar wij mogen het gevaar van dezen toestand niet voorbij zien. Een gevaar, dat al onze waakzaamheid vraagt. Vooreerst: de Staat betaalt, en wij worden ontwend om direct voor het onderwijs te geven, anders dan in den vorm van schoolgelden. Welnu als wij zorgeloos zijn, kan het oogenblik komen, dat de Staat plotseling zijn betaling staakt, en hoe staat, het dan met onze kracht tot verdediging van datgene wat ons zoo lief was? Men denke eens in, wat anderen volken overkwam. Men denke eens aan datgene, wat in enkele Duitsche staten voorviel," waar plotseling de Staat aan de Kerk allen steun onttrok aan een Kerk, die in rust en Vrede al leen op het stajatsgeld leunde. En derhalve plotseling als machte loos stond. En ook al zou het aanstonds niet zoo ver met onze scholen komen, de 35). i HOOFDSTUK VIII. Een nieuwe vriend. „Ja", zei een heer, van wien ik later hoorde, dat hij de hoofdredacteur was van een der dagbladen, en wiens stem Steven's aandacht trok, „natuurlijk heb ben de vrouwen ook haar rechten. Ik hoop, dat de mannen ook spoedig hun rechten zullen krijgen". „O, de mannen zijn al zoolang "in het bezit van hun rechten, maar de vrouwen worden nu eindelijk vrij", antwoordde juffrouw Dart. „Zelfs de jonge meisjes stellen tegenwoordig belang in ernstige onderwerpen7'. „Stellen er belang in, mijn waarde juf frouw Dart stellen er belang in; zij befvooren zelf tot de meest belangrijke dingen van dezen tijd". „En volkomen terecht". „O, zonder twijfel. Die wereld heeft het lanS zonder hun ervaring en wijsheid moeten stellen. Maar dat wordt nu beter, zij nemen langzamerhand de plaats in van de ouders. Zij' lezen en schrij ven boeken, die men hun moeders niet graag in de handen zou, geven. Ziet u, de oudere menschen geloofden no© in de mogelijkheid van het toesnoeren van den band, dien de Staat aanlegt, blijft toch (altijd bestaian. En vrij is dan alleen hi], die de innerlijke kracht be zit om zijn volle vrijheid te hernemen. Dit gevaar nu wordt door geen ken ner der historie geloochend. Alleen een geslacht, dat de geschiedenis van den strijd jder vaderen zou vergeten, zou allicht meenen, dat de vruchten van den strijd zonder waakzaamheid be houden kunnen blijven. Wij moeten altijd weer opnieuw bepaald worden bij ide aangrijpende waarheid, dat onze schoolstrijd een deel uitmaakt van de worsteling der eeuwen, die de belijders van den Christus hebben te strijden; een worsteling, waarin lijden en strijden, overwinning en nederlaag elkapd'er steeds weer opvolgen; maar een nederlaag steeds na valsche ge rustheid. Het is da,arom, dat het best.uur van de Unie den voorstanders van de school met den Bijbel telkens' weer toeroept: geen ontwapening! Zorgt dat 't leger intact blijft. Houdt telken jare weer vol geestdrift de wapenschouw. Zorgt voor de Uniecollectc. In de tweede plaats: de Staat be taalt, maar wie van de publieke kas leeft, moet nimmer vergeten, dat de staatsmacht steeds naar uitbreiding streeft. Dit ondervonden wij thans reeds. Uiterste waakzaamheid blijft daarom dure plicht. Hier is ruimte voor een gedurige verdediging van de vrijheid, die wij behielden. Het is om deze reden, dat wij steeds gewezen hebben op de schaduwzijden van het huidige stelsel. Alleen als wij ons die helder bewust zijn, kunnen wij de gevaren, die dreigen, keeren. En eindelijk zijn wij nog niet waar wij komen moeten. Op heldere wijze toont Ds de Geus aan, dat er nogveel voor onze scho len te doen is. Vooral omdat wij ons ideaal: de vrije school met deii Bij bel niet mogen loslaten. Het is, zoo zegt het bestuur van de Unie, onze vaste overtuiging, dat onze scholen met den Bijbel onze lief de, onze hartelijke toewijding, ons ge bed niet kunnen ontberen. Zij kunnen onze organisaties, zij kunnen ook onze Uniecollecte niet missen. Op verster king van den band, op aanwakkering van het particulier initiatief moeten wij dagelijks bedacht zijn; alles wat dat particulier initiatief belemmert of uitdooft, moet weggenomen worden. Anders hebben wij met de financiëele gelijkstelling het paard van Troje bin nengehaald zullen wij langzaam maar zéker, zij het voorloopig niet uitwen dig, achteruitgaan en zal ook aan ons bewaarheid wordennederlagen zijn beter dan overwinningen. Terecht is de organisatie van de Unie een leger genoemd. Welnu, dat leger moet paraat blijven. En dat kan alleen, als wij onze Uniecollecte met een geestdrift houden, alsof wij nog verkeerden in den toestand van voor heen. Zegt menmaar waarvoor zal het bijeengebrachte geld dienen, dan weet dè Unie daarop wel een goed antwoord te geven. Wij zijn, ook wat het in wendige van ons schoolwezen aan gaat, nog niet waar wij wezen moeten. Er is nog zooveel te doen om steeds te blijven arbeiden aan de verbetering v,an ons onderwijs. Ook is het niet verkeerd, dat er een fonds gevormd wordt, waaruit hulp kan .worden ver leend, a,ls er hulp1 noodig is. De statuten van de Unie spreken van het verleenen van zedelijken en geldelijken steun, van de bevordering van dén bloei der vrije school, en ten derde, wij wezen er reeds op, v;an het behouden der tijdens het volksp'etition- nement verkregen organisatie de lo.cale comité's opdat deze al meer een Vaster gestalte aannemen, opdat ze, als de belangen varr het onder wijs dat vragen, onverwijld dienst kun nen doen. Dat beteekent dus: geen ontwape ning, maar steeds grooter zorg voor de verdediging. Wij moeten er ons van overtuigd houden, dat wij alleen zoo heiligheid van het huwelijk en dergelijke ouderwetsche ideeën meer. Waarom zou men hen dan boeken laten lezen, waarin de heldinnen vereenvoudiging van echt scheiding willen of liever nog heelemaa] de huwelijksceremonie willen afschaffen". Slaven verbaasd© zich er over, dat deze spottende opmerkingen geen verontwaar diging wekten. Maar men scheen er in dezen kring aan gewend te zijn. „Intusschen hoop ik", ging mijnheer Holland, de dagbladredacteur voort, „da.t nog enkele romanschrijvers zich zullen ontfermen over de ouderen, Er zijn nog altijd vele van die ouderwetsche men schen, die kunnen genieten van een ouder- wetscben degelijken roman, al zijn onze jonge meisjes dan ook niet meer tevre den met een eenvoudige, aardige en ge zonde liefdesgeschiedenis". „Is mijnheer Holland niet vreeselijk ouderwetsch?" zei juffrouw Dart tegen Steven, „tenminste dat lijkt zoo, want hij bespot altijd de nieuwere ideeën". Steven antwoordde haar zoo kort mo gelijk en wendde zich toen tot mijnheer Holland. Er ontwikkelde zich tusschen hen een interessant gesprek over het schrij ven van boeken, over het tegenwoordige realisme .en de hedendaagsche opvatting van kunst. Steven vroeg of een boek met een gezonde moraal tegenwoordig nog werd gelezen, waarop mijnheer Holland antwoordde, dat in de hedendaagsche lit teratuur de moraal van minder belang scheen, mits men maar „kunst" gaf. lang zeker zijn van hetgeen wij ver kregen, als een ieder weet, dat wij elk oogenblik in staat zijn onze voilé kracht in actie te kunnen zetten. Zinkt deze organisatie in, vervalt onze verdediging, komen wij in den toestand der zorgeloosheid, dan is al les verloren. Het is meer gebeurd, dat een leger krachtig en sterk was zoolang hel nog te strijden had, maar dat het na de overwinning zich overgaf aan het ge voel 'va,n veiligheid en dan juist den tegenstander de gelegenheid bood om zijn slag te slaan. Baat men zich thans dus op een mobilisatie voorbereiden, zooais wij nog nimmer zagen. Laat' er bij de lo cale comité's een wedstrijd zijn, om te doen zien, wie het beste gereed is. Dan wordt de vijf-en-veertigste col lecte een bewijs, cl,a.t er waakzaamheid is en kg;n hiel sein op veilig worden gezet. Een spoorbrug over ide kleine Belt. Een grootsch plan voor een waterbouw kundig werk heeft onlangs de üeensche minister van openbare werken voorge legd aan de financiëele commissie uit de Deensche volksvertegenwoordiging, 'het Folketing. Het plan betreft de constructie van een spoorbrug over de Kleine Belt, tusschen Jutland en het eiland Funen. De plannen zijn uitgewerkt door den staf van inge nieurs van de Deensche staatsspoorwegen 'tDoel is een brug met dubbel spoor te construeeren op een hoogte van 33 M. boven de hopgwaterlijn, zoodat zelfs de grootste schépen er onder door kunnen Varen. De brug zal drie bogen hebben, een van 105 M. breed en twee van 90 M. breed. De totale kosten van liet plan worden geschat op bijna 30 millioen kronen. Wordt echter niet tot den bouw van de brUgj besloten, dan zullen in de naaste toe komst uitbreidingen en verbeteringen aan den veerdienst moeten worden aange bracht, die ongeveer 12 millioen kronen zouden vragen. De meeruitgaaf bedraagt dus feitelijk 18 a 19 millioen kronen, ter wijl de jaarlijks terugkeerende uitgaven verlaagd zouden worden met ongeveer twee millioen kronen. Diefstallen in Rusland. De toeneming van het aantal diefstallen bij het Russische transportwezen, welke gedurende het jaar 1922 viel waar te nemen, heeft de laatste maanden plaats gemaakt voor een daling, schrijft de Is- westia. In de maand December van het vorige jaar werden over het geheele Rus sische spoorwegnet 373.929 poed aan ver schillende waren vermist. In Januari van dit jaar, verminderde, ongetwijfeld ten gevolge van de groole energie, door de desbetreffende bestrijdingscommissie aan den dag gelegd, dit aantal tot 215.958 poed in Februari tot 142.053, en in Maart tot 74752 poed. In vergelijking met de maand Februari zijn de diefstallen met 44 pCt verminderd. In April bleek, volgens de laatste offici- ëele gegevens „slechts" 1.956 poed aan verschillende waren vermist te zijn. De gevallen van de diefstallen op de Russi sche spoorwegen, waarin het onderzoek niet tot ontdekking van den dader of de daders leidt, zijn uiterst zeldzaam. Do betrekkelijk goede resultaten van de com missie tot bestrijding van de diefstallen zijn te danken aan de omstandigheid, dat voor 't aanbrengen van feiten en 't geven van aanwijzingen premiën worden uitge loofd. E' e n so c i aal-d emocratisch Burgemeesterreactionair? Die gemeente Leeuwarderadeel heeft een sociaal-domocratiiohen burgemeester, den heer Jansonius. Hij blijkt, althans nu, een practisch man te zijn, die oog heeft voor de werkelijkheid van het algemeen be lang, .schfjft „Het Huisgezin". „Welk een treurig licht werpt dit op den zedelijken toestand van ons volk", zei Steven. „Moet dit niet tot droevige ge volgtrekkingen leiden?" Men keek hem verbaasd aan en mijn heer Holland antwoordde: „W.ees niet al te logisch, mijnheer Edg- cumbe. Ziet u niet, waarheen u dat zou voeren?" Het gesprek werd voor Steven hoe lan ger hoe pijnlijker. Ik zag, dat deze op vattingen nieuw voor hem waren en ik had bijna spij't, dat ik hem in dit hui|s had gebracht. „Maar als de vrouwen nog meer den toon gaan aangeven, zal alles beter wor den", zei mijnheer Holland spottend. „Zij: zeggen, dat zij' de wereld zullen hervor men, maar indien dit zal Zijin in den geest der tegenwoordige romans, da.n hoop ik, 'dat ik het niet meer beleef. Maar ziet u, ik ben ook een ouderwetsche man". „Wat mij betreft", zei Steven, terwijl een blos zijn wangen overtoog, „ik ge loof en vertrouw, dat u zich verg'ist. Ik herinner mij mijn moeder en als ik het vertrouwen moest verliezen in de reinheid der vrouw dan -wel, dan zou mijn geheele leven anders worden". „Mijnheer Edgcumbe, bewaar dat ver trouwen", zei mijnheer Holland, „ik her inner mijl ook mijn moeder maar zij behoorde tot een vorig geslacht". „Wij worden werkelijk sentimenteel", zei juffrouw Dart. „Vreeselijk!" zei mijnheer Hunter. „Ik Dieswege wordt hij in de „Tribune stevig onder handen genomen als een verkapte reactionnair. De gemeenteraad besloot mot één stem meerderheid een nieuwe openbare school te bouwen te Wirdum. De burgemeester had te voren daarvoor gewaarschuwd en do grieven tegen het oude schoolgebouw ergerlijk overdreven genoemd. Toen do meerderheid toch voor een nieuwe school had gestemd, verklaarde de burgemeester dat hij het besluit strijdig achtte met het algemeen belang en de beslissing der Kroon zou inroepen. Die „Tribune" is er ontzet van: een so ciaal-democratisch burgemeester, die geen f 33.000 voor een nieuw schoolgebouw wil .uitgeven, en, nog snooder, bij de Kroon in beroep wil gaan. Is dat niet de wereld-op-haar-kop? Die burgemeester heeft nog meer op z'n kerfstok. Bij de behandeling van een voorstel van B. en W. betreffende ver laging dor jaarwedden en loonen van ge meente-ambtenaren en -werklieden ver klaarde de burgemeester, in beginsel niet tegen loonsverlaging te zijn. 'tZou al te dwaas zijn, zei de burgemeester, om, wan neer de malaise voortduurt en de loonen in het particulier bedrijf al lager en la ger worden, onze gemeente-ambtenaren en -werklieden zóó te bevoorrechten, dat hun loonen een oase werden in de woestijn. Wlij veronderstellen, dat de loonen der gemeente-ambtenaren en -werklieden te Leeuwarderadeel ook thans nog behoorlijk en menschwaardig zijn anders zouden wij do uitspraak van een sociaal-demo- cratischen burgemeester niet kunnen on derschrijven. Dé „Tribune" roept natuur lijk schamper uit, dat de sociaal-democraat in den aanval op de arbeiders berust; en zich aan den kant der reactie schaart. De vraag is nu maar, of de sociaal-de mocratische pers dezelfde opmerkingen niet zou hebben gemaakt, indien de bur gemeester van Leeuwarderadeel geen so ciaal-democraat ware geweest, ja, of ze hot nog niet zou doen. Het woord re actie is zoo'n gemakkelijk woord. Het kost zoo weinig moeite het te bezd®en. en men behoeft er heelemaal niet bij na te denken. Maar wie de verantwoorde lijkheid hebben te dragen en die ook voelen, laten zich door een woord niet zoo gemakkelijk afschrikken. Is een leer aar bij' het kweek school-onderwijs benoembaar als gemeenteraadslid? De gemeenteraad van Vught had de toelating als raadslid geweigerd van den heer J. G. Onland, op grond, dat hij werk zaam is bij het lager onderwijs (kweek school). Daartegen was de heer Onland in be roep gegaan bij God. Staten, die Dins dag deze zaak behandelden in hun ver gadering. Die heer Onland betoogde, dat, krach tens de omschrijving van art. 3 en van de wet van 1920. kweekschool-onderwijs buiten het lager onderwijs valt. Ware dit niet zoo, dan zou het onderwijs aan H.B.S. en Gymnasia ook lager onderwijs zijn. Kweekschool onderwijs is geen lager en ook geen middelbaar onderwijs. Het is opleiding tot een bepaald beroep en staat gelijk met vakonderwijs. Als kweekschool- onderwijs zou moeten gerekend worden tot het lager onderwijs, dan zou het on derwijs der R.K. Leergangen tot het mid delbaar onderwijs en het onderwijs aan sommige hoogescholen voor opleiding tot middelbure bevoegdheden eveneens tot het middelbaar onderwijs moeten gerekend worden en zou ook een professor niet als raadslid kunnen worden toegelaten, hetgeen in UtrecTit en Leiden wel h<4 geval is. Lie wet op het lager onderwijs noemt 'en regelt het kweekschool-onderwijs niet omdat het lager ouderwijs is, maar omdat het opleidt voor een bevoegdheid tot het geven van laiger onderwijs. Niemand toch zal beweren, dat het onderwijls aan kweek scholen in paedagogiek, perspectief, ste- rometrie, scheikunde* physiologie, lager- onderwijs is. Wianneer dit onderwijs niet in de L.O.-wet was genoemd, zou niet voldaan zijn aan art. 194 der Grondwet. Ook volgens de wet van 1857 viel kweek school onderwfjs niet ouder L.O. Ook de omschrijving van den aard, het voor mij geloof niet, dat onze moeders zooveel beter waren dan de meisjes van tegenwoordig en ik ben geen idealist ge noeg oui het vorig geslacht zoo te ver heerlijken. Het zal wel ongeveer op het zelfde neerkomen". Die predikant scheen met den loop van het gesprek niet te zeer ingenomen. Hij nam er geen deel aan en ging kort na het diner heen, zeggende, dat hij een zieke imoest bezoeken. Meu behandelde hem wel met een zekere achting, maar toch scheen hij hier weinig invloed te hebben. Die heeren trokken zich terug in de .rookkamer en het gesprek, dat hier plaats had, was van weinig belang. Toch merkte ik op, dat Steven getroffen was door de smalende wijze, waarop deze mannen over vrouwen praatten. Vooral mijnheer Hun- ter toonde weinig eerbied voor „de schoo- he sekse". Toen wij1 ons weer bij' de dames voeg- jden, zaten deze in een groepje bijeen te 'babbelen, terwijl juffrouw Coolie, de strookleurigo jonge dame, een lied zong. „U weet zeker wel, dat juffrouw Coo lie binnenkort gaat trouwen?" zei juf frouw Dart tegen Steven, die naast haar plaats nam. „Neen, wie is de gelukkige?" „Mijnheer Hunter". „Mijnheer Hunter?" „Ja, verbaast u dat?" Hij is een goede partij". „Maar zij maakte op mij den indruk van doel van het L.O., zooals die in de wet van 1920 voorkomt, bewijst, dat 't kweek school-onderwijs daar niet onder te reke nen is. Dat doel is algemeen vormend onderwijs en niet beroeps-onderwijs, zoo als het onderwijs aan de kweekscholen.' Spr gaf nu een reeks voorbeelden, dat aan kweekscholen bij Kan. Besluit of met goedkeuring van den hoofd-inspecteur, leerkrachten zijn aangesteld, die geen be voegdheid L.O. bezitten. Evenzoo werden verschillende gevallen aangehaald van bijzondere kweekscholen, waaruit blijkt, dat door Kon. besluiten en door sanctioneering der gevallen aan bijzondere kweekscholen de Kroon het met de opvatting van spr eens is. Spr con cludeerde dan, dat kweekschool-onderwijs geen lager onderwijs is. Dit staat uitdruk kelijk ook in het Kweekschool-besluit van 1912, dat bepaalt, dat aan iedere kweek school minstens 4 leerkrachten moeten moeten zijn met de acte voor hoofdonder wijzer of 4 met een middelbare acte. Spr beriep zich verder nog op de ge meentewet van 1851, die is gemaakt in den tijd, dat men leefde onder de onder wijswet van 1806, die lagere scholen om schrijft als instituten, waar onderwijs woidt gegeven alleenlijk tot hoogere beschaafd heid, niet tot een beroep. Tenslotte be toogde spr nog, dat hij wel inwoner is van Vught maar onderwijs geeft te 's Her togenbosch. i Ged. Staten van Noord-Brabant hebben nader beslist, dat kweekschool-on derwijs niette rekenen is onder lager onderwijs, waarvoor zij zich beroepen op art. 1 tot 3 der L.O.-wet 1920, art. 143 p. art. 157 en 283 van den zesden titel en het derde lid van art. 179 dier wet. De heer Onland wordt dut» niet geacht te zijn onderwijzer voor het L.O. en ,zijn toelating tot lid van ■don gemeenteraad van Vught ia alsnog door Ged. Staten bevo len. Hoe er geknoeid wordt. In de „Residentiebode" schrijft „een in gewijde" onthullingen naar aanleiding van de arrestatie van een rijksbouwmeester in verband met diens practijken bij den dienst der rijksonderwijsgebouwen. Hij schrijft o.m.: Maar verder heeft men zich er slechts over te verbazen, dat men hier en daar nog zoo lang de veeg van den bezem heeft kunnen ontsnappen. Iedereen wist er immers reeds lang het zijne van. En wie in ons ambtelijk Jeruzalem geen on bekende is, begrijpt maar niet, dat een en ander zoo lang kon voortduren. Want nergens waar de zoogenaamde warme, lees gevulde hand van den aannemer zooveel wonderen kon doen als hier. Ook nergens waar de bevoorrechting van enkelen zoo in het oog loopend was als tjij deze diensten, waar zelfs een openbare aanbesteding tot een wassen neus werd gemaakt. Altijd maar dezelfde namen die voor werken van onderhoud als anderszins in aanmerking kwamen. Wie zich de moeite zou willen gunnen om met deze namen van enkele leve ranciers op den Burgelijken Stand te gaan pluizen, zou tevens tot de ontdekking komen, dat zelfs een familieverband niet ontbreekt en die of gene altijd maar weer een zwager had, die voor de leve ring van dit of dat vóór anderen in aanmerking kwam. Zelfs voor de werklie den zelf bleef het befooien niet verborgen en ook zij gaven wel eens hunne verba zing er over te kennen, dat een beschei- den salaris het sommigen wel mogelijk maakt om toch een man in bonis te worden. Maar zij dachten er het hunne van. i Niet minder moest liet de opmerkzaam heid dezer eenvoudige lieden ontsnappen dat, slaagde een buitenstaander er in om den begunstigde uit zijne machtige positie te verdringen en zich het werk gegund te zien, hij toch altijd aan het kortste eind trok. Niets dat er van zijn werk deugde. Nu eens dit, dan weer dat. Maar altijd wat. Aanmerkingen geen gebrek. Steeds en waar men kans zag moest de man murw worden gemaakt door zijn werk af te keuren. Geen wonder, dat hem met dien eenen keer voor altijd de lust werd benomen om nogmaals in te schrijven. Met het gevolg, dat hei een zeer godsdienstige jonge dame te zijn". t „O ja, dat is zij ook. Zijl gaat trouw naar de kerk, vast op de voorgeschre ven tijden en doet alles zooals het be hoort". „Maar mijnheer Hunter is is „Neen, hij is niet bepaald een heilige, niet ,jyaar?" „Maar juffrouw Coolie weet zeker niet dat - dat „Natuurlijk weet zij alles, iedereen wept hek maar hij is nu eenmaal een goede partijl". l Hierop was juist het gezang Van juf frouw Coolie geëindigd en het gesprek nam een andere richting. Die avond beviel mij over het geheel biet heel erg. Ik had bijna berouw, dat wij de uitnoodiging hadden aangenomen, zoo weinig voelde ik mij in dezen kring op mijn gemak. "Wlat Steven betreft, voor hem was dit soort van gezelschap iets 'nieuws. Hij' was nooit veel me\ ahdsre menschen in aanraking gekomen en hij 'had een gevoeligen, levendigen geest, waardoor hij zich gemakkelijk in de op vattingen van anderen verplaatste.Toch had ik langzamerhand geleerd, dat Ste ven iemand was van een weinig zelfstan dig karakter, hoe schitterend zijn gees tesgaven ook machten zijn. Hij' onderging sterk de invloed van zijn omgeving! en was zeer vatbaar voor nieuwe indrukken. h ij Lë vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5