DE ZEEUW
"eerste blad.
IN DEN MAALSTROOM.
ONS BEZOEK AAN BUDAPEST.
FEU5LLETÖN.
VAN
ZATERDAG 7 JULI 1923. No. 233
Cii een. snelle vaart van circa zes uur
bracht de sneltrein ons van Weenen naar
Budapest. 'tWas een móóie dag en we
konden hel. land waar we doorreden naar
alle kanten "goed opmemlen. Mijn vrienrl,
als landbouwer, was verrukt over het.
prachtige boerenland. V erbazend uitge
strekte velden met gerst, rogge, tarwe.,
miais, aardappelen, suikerbieten, enz.,
welke gewassen er mieerendeels zeer goed
bij stonden, wekten onze bewondering
en bij mij'n vriend den wensch dat hij
eens in de gelegenheid nrocht komen
om met het Hongaarsche boerenbedrijf
wat meer van nabij kennis te maken,
Wegens gebrek aan tijd kon deze wensch,
echter niet in vervulling gaan. Om' 8.15
u. stoomde onze trein het Haup'tbahnhaf
van Budapest binnen, en daar stonden
we nu op den Hongaarschen grond. Door
verkeerd overseinen van ons telegram, uit
Weenen verzonden, hadden de m'enschen
wien ons bezoek gold, ons twee uur
vroeger verwacht en daardoor vonden
we niemand om ons aC te halen. Een
paar Rumeniërs, met wie we gereisd had
den, gaven ons echter den naam' van
een' goed hotel, vlak tegenover het sta
tion op1, zoadat we mlet een logies spoe
dig klaar waren. Voor eventueele reizi
gers uit Holland naar Budapest kun
nen we dat hotel „Park" zeer aanbe
velen, 't was er zeer goed en de 'mienschen
zijn 'voor de Hollanders buitengewoon
vooikomend en vriendelijk. Het feit, dat
men Hollander is, is voldoende om van
een vriendelijke ontvangst^ in Hongarije
verzékerd te zijn, ons voTk Staat daar
hoog aangeschreven, men wordt er wer
kelijk dikwijls verlegen onder. Den vol
genden (Zaterdag)morgen stonden we bij
tijds op om onze vrienden in Kispest 2,
een soort voorstad van 'Budapest, op te
zoeken. Onze piassen liclen we in 't
hotel, een bediende zou ze naar den
Commissaris van p'olitie brengen om zo
te laten afstempelen, en met een ons
aangeboden geleider, een kleinen vlug
gen Italiaan, die ook Duitsch sprak, togen
we op weg. In 't hotel zelf hadden we
voor we gingen nog een onverwachte
maar zeer aangename ervaring. Do gé
rant v. li. hotel, wien we nog eenige
inlichtingen vraagden, trok een lade open
en haalde er een bijbel uit. „Kent ge
die?" vroeg hij aan to'n vriend. Op
het verraste toestemmende antwoord
van dezen zeide hij: „D'at is de beste
raadgever". Natuurlijk maakten we toen
nog een beetje nader kennis mtet elkaar.
Do m'an bleek een ernstig christen te
zijn. Dat we blij waren ni'et deze ont
dekking behoef ik wel niet te zeggen.
Wie zou nu zoo iets verwachten in een
Hotel, in een wereldstad als Budapest,
met z'n 1,5 a 2 millioen inwoners!
Onze kleine Italiaan bracht ons nu met,
bekwamen spoed in den tram naar Kis
pest 2, en vermaakte ons onderweg zeer
met z'n levendige praat. Hij informeerde
naar alles en nog wat in Holland en toen
hij hoorde dat m'n vriend een boer
was, zei hij: „ik zou ook wel zoo'n
boer willen zijn". Toen hij ons bij 't huis
van onze vrienden gebracht had, ver
dween hij met dezelfde vlugheid, waar
mee hij ons voorgegaan was. Het vroe
gere pleegdochtertje van m'n vriend
kwam op bloote voeten haastig op ons
toegeloopen en viel haar baci (spreek
uitibaatsie) o'm' den hals. De ontroe
ring en blijdschap waren aan beide,
zijden oven groot. Het meisje, .Juliska,
was reeds tweemaal een half jaar z'n
pleegkind geweest, met haar zuster, die
helaas een half jaar geleden gestorven
is, terwijl een jonger zusje nu Weer bij
hero is voor onbep'aalden tijd. Ze hadden
erg in onrust gezeten over baci toen
ze hem niet vonden aan 't. station, en
groot was de vreugde toen ze hem' ge
zond en wel bij zich zagen. Moeder Ké-
piro, een klein, rustig vrouwtje, met een
erg vriendelijk gezicht, kwam, ook op
haar bloote voeten, ons haastig verwel
komen, en een paar kleine meisjes, van
4 en 6 jaar, waren met de baci's uit
Holland (ik werd natuurlijk ook direct
tot dien rang verheven) al heel gauw
op den besten voet. Vader Képiro was
niet thuis, hij was naar de begrafenis
van een stoker en een machinist, die
hij een treinongeluk waren omgekomen,
maar ze verwachtten hem spoedig thuis.
Door do buurvrouwen, die ,p|p 't gerucht
van de komlst der Hollanders nu kwa
men toeloopen, werden we ook zeer har
telijk verwelkomd. Ik moet hier even de
locale gesteldheid van Kispest 2 wat
nader uiteenzetten. Het behoort bij Bu
dapest, maar men rijdt van daar een
groot half uur met de tram eer men
er is. Men passeert dan KleinPest en
Kispest I, een kolonie van uitgeweken
Hongaren die naar Budapest gekom'en
zijn toen groote stukken van Hongarije
werden afgenomen en aan andere sta
ten toegewezen, en waar de Hongaarsche
regeeving een groot aantal noodwoningen
voor heeft doen bouwen. Die noodwonin
gen zijn van beton opgetrokken. Als men
er zoo met de tram vooirbij rijdt maken ze
den indruk van zeer goed te zijn, ze zien
er vriendelijk en gezellig uit. Kispest
2 is een soort kolonie waar hoofdzakelijk
beambten van spoor en tram, van do
politie en van den post- en telegraafdienst
wonen, ongeveer 5050 zielen. Onze gast
heer is stoker of machinist, al naar de
omstandigheden. De meeste bewoners
van Kispest 2 zijn Evangelisch, of wat
voor hen hetzelfde is: Calvinistisch. Op
den laatsten naami zijn ze bijlzonder ge
steld, zoo noemen ze zich bij voorkeur-
Ze leven onder elkaar zeer gemeenschap"-
p'elijfc en helpen elkaar in alles. Men
bemerkt dadelijk, dat een goede, christe
lijke geest onder hen tieerseht, en wij
voelden ons onder dat volkje direct ge
heel op ons gemak. Eén van de buurvrou
wen, vrouw van een uitgewekene uit
Fiume, een allerliefst vrouwtje, liep gauw
naar den dominee om hem de komst
der Hollanders te melden, en bracht,
ons de uitnoodiging van dezen over,
om 's avonds om 7 uur in de samen
komst te komen. Hun gewone godsdienst
oefeningen zijh op Zondagmorgen en
-avond, maar ze hebben buitendien nog
samenkomsten op Maandagmorgen en op
Woensdag- en Zaterdagavond, alles onder
leiding van den dominee. We namen die
uitnoodiging natuurlijk gaarne aan. Van
de Hongaarsche taal konden we, m'n
vriend zoo min als ik, geen wooird
verstaan, maar Juliska verstond en sp'rak
het Noord-Bevelandsche dialect, waarin
ik mij1, als geboren Noord-Bevelander,
ook nog zeer gaed uitdrukken kan, en
een andere buurvrouw van de fami. K.,
oen gebaren Ooistenrijiksehe, kon met mij
in 't Duitsch spreken en zoo ooik als
tolk dienen. Het talenvraagstuk was dus
voor ons voldoende opgelost.
We verschaften moeder K. het noodige
om voor een feestmaal te zorgen, en ter
wijl zij dat met behulp van de Oosten-
rijksche buurvrouw in gereedheid bracht
gingen wij met Juliska en Gisike, het
zesjarige meisje, per tram naar Buda
pest terug om va'der K. af te halen,
Budapest is een prachtige stad, veel mo
derner dan Weenen, met mooie breedc
straten en veel schoone gebouwen. Het
ligt heerlijk mooi .aan den Donau, die
daar naar mijn schatting een 800 M.
breed is. Een prachtige brug, de Kelten-
brücke, verbindt de twee gedeelten, Buda
en Pest, met elkander. Pest is het oudste
en grootste, Buda het nieuwste gedeelte
van de stad. Van Pest komende ziet men
aan do overzijde van den Donau, op den
berg, de Königsburch, het koninklijk pa
leis recht vóór zich, links daarvan een
groot kasteel en nog wat meer naar links,
vlak aan de rivier, een Turksche sterkte,
rechts de groote en mooie St. Stephans-
kerk. Aan 't eind van de ICettenbrücke
is door den berg een reusachtige tunnel
geboord, hier en daar door electrischo
lantaarns verlicht, en aan 't eind, in de
verte, ziet men bet daglicht weer en do
groene boomen, een buitengewoon mooi
en schilderachtig^ gezicht. Ons verblijf in'
B. kon helaas s'lechts van korten duur
zijn, te kort om al het mooie meer dan
vluchtig te bezien. Wie een bezoek aan
B. wil brengen zal goed doen met een'
paar dagen extra te wijden aan de stad
zelf. Voor ons was dat niet mogelijk, tot
onze groote spijt.
Toen we eindelijk vader ,K. ontmoet
en begroot hadden (de menschen op het
bureau waar hij zich moest aanmelden'
waren voor de Hollanders allen even
hartelijk en vriendelijk) namen we den
terugweg weer aan. In de tram naar
Kispest hadden we nog een alleraardig
ste ontmoeting. Een brievenbesteller, ook
bewoner van Kispest 2 en lid van de
gereformeerde kerk, stapte bij een halte
in en van z'n vriend K. vernemende dat
wij de Hollanders waren, stelde hij zich
dadelijk voor als: Evangelisch, Calvinist.
Nauwelijks gezeten vroeg hij mij of ik
ook de wijs van den 90sten Psalm kende
en begon die te zingen. Hij was echter
niet heel zeker van de wijs en daarom
hielp ik hem daarop. Zeer verheugd dat
ik de wijs goed kende, viel hij weer mee
in, en zoo zongen we daar in de tram,
hij in 't. Hongaarsch en ik in 't Hol
land sch, een vers van hel lied van Mo-
zes, den man Gods. Met den grootsten
ernst luisterden de andere passagiers toe,
ook de conducteur kwam er belangstel
lend bij slaan. Toen we aan onze halte
kwamen namen we heel vriendschappelijk
met een handdruk afscheid en haastten
ons naar huis om ons te gaan vergasten
aan hel, feestmaal dat moeder Képiro en
haar hulpvaardige buurvrouw voor ons
bereid hadden. De Hongaarsche keuken
is, evenals de Oostenrijksche en de Duit-
sche, nog af sterk verschillend van de
Hollandsche, men moet er een beetje
aan wennen, maar de soep met papryka
en de andere gerechten smaakten ons
toch uitstekend. Na het eten maakten we.
mei: vader IC. en de drie grootste meis
jes een wandeling door Kispest 2, en lie
ten ons org een mooie herinnering aan
ons bezoek te hebben, gezamenlijk door
een fotograaf „uittrekken". In den Trafik
(tabakswinkel) Waar we ansichten en
postzegels koclitten, ontmoetten we een
jong mensch van naar schatting 20 jaar,
die ons in vrij zuiver Hollandsch aan
sprak. Hij was een half jaar in Holland
geweest en had daar nog vrienden met
wie hij correspondeerde; zoo onderhield
hij z'n kennis van onze taal.
Toen we onze kaarten gepost hadden
was 't tijd om naar de samenkomst te
gaan. Een wandeling van een half uur
bracht ons aan de plaats waar ze ge
houden werd. Vóór den ingang stond een
heel groepje menschen ons op te .wach
ten. Allen gaven ons de hand, ook de
telkens nieuw aankomenden begroetten
ons vriendelijk mét een handdruk en den
Hongaarschen groet: Ionaput! wat zoo
veel zeggen wil als ons: goeden dag.
't Gebouw waar we vóór stonden was
mooi en groot genoeg, maar 't was een
schoolgebouw, en de nog jonge Kispest-
sclie gemeente heeft slechts verlof be
komen om in den kelder daarvan, een
soort sous-terrain, haar samenkomsten te
houden. We daalden dus af in den kel
der, die nog al ruim en hoog is, metj
een vrij breede gang en opzij daarvan
een lokaal, ruimte biedend voor een
honderdtal menschen, met een paar ra
men aan één kant, half boven den grond.
Het meubilair bestond uit: in 't midden
een aantal achter elkaar geplaatste smalle
houten banken zonder leuning, langs de
wanden dito banken, en vóórin een klein
platform met een harmonium er naast-
Ons werd een eereplaats op de voorste
bank aangewezen. Toen we even gezeten
waren zette achter in de zaal een krach-,
tige mannenstem Psalm 42 in, in 't Hon-
gaarscli natuurlijk, en de heele gemeente,
er waren ook veel kinderen hij, stemde;
mee in. Onder 't zingen van het 2e vers
kwam de dominee binnen. We werden
aan hem voorgesteld en hij liet ons (hij.
spreekt alleen Hongaarsch) door ons N.-
Bevelandsch sprekend meisje vragen of
we onze namen wilden opschrijven en
of we ook een Avoordje tot de gemeente
zeggen Avilden. Dit konden en wilden Ave,
niet Aveigeren. Ondertusschen zong de.
gemeente maar steeds door, tot eindelijk
al de zeven verzen van den Psalm uit-,
gezongen waren. Dat zingen in dien kel
der, schaars verlicht door een viertal aan
de Avanden opgehangen tuit-carbidlampen,
maakte op ons een zeer eigenaardigen in
druk. Het deed ons sterk denken aan
den tijd toen onze voorouders, nog om,
hun geloof vervolgd, slechts in verbor
gen plaatsen samen konden komen om
Gods Woord te hooren verkondigen, en
zich te sterken en te troosten door het
zingen van de hun dierbare Psalmen,
Het zingen Avas zooals bij ons. Dezelfde
melodie, dezelfde maat, eenigszins sle
pend, maar met een zekeren hartstocht
en met groote kracht van stem werd de
heele Psalm uitgezongen. Toen de ge
meente zweeg opende de predikant den
dienst, dien ik niet stuk aroor stuk meer
beschrijven kan, met gebed en het laten
zingen van Psalm 1:1. Vóór hij aan 'z'n
Bijbellezing begon hield hij een toespraak
tot de twee Hollandsche broeders in
't Hongaarsch, die door den jongen man
dien 'Ave in de Trafik ontmoet hadden
voor ons in 't Hollandsch vertaald werd.
De korte inhoud was een woord van
hartelijk Avelkom en betuiging van blijd
schap dat ze vertegenAvoordigers in hun
midden mochten zien van het volk Avaar-
aan het Hongaarsche zich door het vele
dat ze in stoffelijk maar ook in geestelijk
opzicht aan hetzelve te danken hebben,
met zoo sterke banden verbonden ge
voelt. Ook aan onze Koningin werden
eenige Avaardeercnde AA'oorden gewijd, die
staat Arooral hoog in de achting van de
Hongaren. Verder sprak hij nog over
't bezoek, het vorige jaar door dr Wie-
lenga uit Holland aan hen gebracht. Wij
herinneren ons nog zoo goed, zeide spre
ker, Avat hij toen in dezen zelfden kelder
tot ons gesproken heeft, en hij verzocht
ons de hartelijkste groeten van de Kis-,
pestsche gemeente aan dezen OArer te
brengen. Van de Kispestsche gemeente
zeide hijAve zijn klein en arm, maar
als ge in onze harten kondt lezen dan
zoudt ge zien hoe Ave door innige liefde
aan elkander verbonden zijn. Met een
zegenAvensch aroor ons persoonlijk, ons
volk en onze Koningin eindigde hij.
Hoewd 't voor jnijn vriend, zoowel als
voor mij, iets heel ongeAVOons is om voor
een vergadering het woord te voeren,
viel het ons toch niet moeilijk, hier èen
woordje tc vinden, getroffen als we wa
ren door de meer dan hartelijke ont
vangst die ons te beurt was gevallen. We
spraken onze dankbaarheid daarover uit
en onze blijdschap, dat we'in dit vreemde
land, door zoo verren afstand van het
onze gescheiden en waar een voor ons
geheel a'ireemde taal gesproken wordt, een
loring van bloeders en zuster moclïten o'nt-
moeten, met wie wij ons verbonden ge
voelen door het geloof in één God en
Vader en één Heiland Jezus Christus.
Wij' zeiden hun toe, dat wij aan de broe
ders en zusters in het vaderland verhalen
zouden van de liefde en het geloof van
de Kispestsche gemeente en dat ze ver
zekerd konden zijn van een blijvende
plaats in onze Cuarten. Ik kon odk iliet
nalaten te zeggen, .hoezeer het mij ge
troffen had, toen we daar onze psalmen
ook door ons zoo geliefd hoorden zin
gen en dat wij ze in onze taal van harte
hebben meegezongen. We beloofden hen
ook aan ds Wielenga, zij 'tdan ook schrif
telijk, hun groeten over te brengen. Toen
wij uitgesproken hadden wat ons op het
hart lag, wachtte ons nog een verrassing
Een acht- of tiental meisjes van 12 k 13,
jaar kwamen naar voren, en zongen in
goed verstaanbaar Hollandsch het eerste
couplet van ons Wilhelmus. Wij hoorden
dat natuurlijk staande aan. Daarop werd
de dienst op de gewone Avijze voortgezet.
Na het uitspreken van den zegen kwamen
Amlen ons nog eens de hand drukken en
Iódschéhat (goeden nacht) wenschen. De
dominé onderhield zich nog met dezen
en genen, toen van de deur af geroepen
werd, dat de Dis een dochtertje veroverd'
had. Een ,salvo van geluk'wenschen vloog
opeens naar den Ds, die er lachend voor
dankte. Woj dachten eeTst, dat deze blijde
gebeurtenis plaats (Wad gehad onder den
dienst, maar later bleek ons, dat het al
8).
„Dat doe ik ook. Ik hen zeer godsdien
stig, omdat wel, je hoort het te zijn
Dier buiten. En ik ga natuurlijk naar
de Staatskerk."
„Maar u werd opgevoed in de Vrije
Kerk."
„0, ja. Maar jarenlang ging ik heele-
loaal niet naar de kerk. Ik lag des Zon
dags meest, in bed; je moet weten, dat,
ik in de Aveek te hard Av.erkte. Maar
toen ik hier kwam Avonen, begreep ik,
dat het er hij hoorde, om naar de kerk
tc gaan. Maar den godsdienst moet men,
evenals alle andere dingen, op de meest'
passende wijze onderhouden, anders
wordt hij door menschen als de kolonel
als A-alsch beschouAvd."
„Maar oom, dat kunt u toch niet mee-
nen."
De oude man opende zijn mond om te
antwoorden, maar hij hield de Avoorden
die hem op de lippen lagen in. Toen
zei hij:
„Wel, ik zal morgen naar de kerk gaan
en jij kunt meegaan; je zult den kolonel
en zijn familie daar zien. Hij zingt van
ganscher harte mee en zegt ijverig de
formulier-gebeden mee op. Het is werke
lijk een genot om hem te hooren gal-
men: „Heere, zijt ons, ellendige zonda
ren, genadig"; hij legt er zijn heele ziel
in. Zie je, hij heeft gewoonlijk hooggaande
ruzie met den een of den ander gedu
rende de Aveek, dat is misschien de re
den van zijn ootmoed. Bovendien, als
hij zijn zonden zoo openlijk belijdt en er
zooveel berouAV over toont, meent hij
absolutie te krijgen en dan weer vrij
te zijn, om de menschen die zich niet'
onder hem Avillen buigen, te nekken zoo-1
veel hij kan. O, de kolonel vindt den
godsdienst heel passend en geschikt. Maai
bij heeft een haat aan alle ketterij. Al?
je godsdienstig Avilt zijn, Steven, moet'
je tot de Staatskerk behooren. Dat, is
het eenige hier. Bovendien zien alle men
schen hier in de buurt, die iets zijn, neei'
op de broeders van de Vrije Kerk, die
hier in een klein zaaltje bijeenkomen.
Maak je dus .los Aran je vooroordeelen,,
vergeet je opvoeding en zeg je lidmaat
schap ]£n de Vrije Kerk op. Je moet een
godsdienst hebben, die fatsoenlijk is."
Steven scheen niet den sportenden toon
van zijn oom op te merken, maar als
een echte jongen barstte hij hartstoch
telijk los:
„Ik zal mij nooit schamen voor de
beginselen van mijn vader en ik zal er
aan blijven vasthouden. Maar ik geloof
niet, dat de menschen van de Staatskerk
zoo zijn, zooals u zegt. Vader Avas be
vriend met den predikant van de Staats
kerk bij ons en ik kende heel veel men
schen, die er toe behoorden."
„Je vader Avas bevriend met zijn col
lega, nietwaar? O ja, de Vrije Kerk heeft
.daar veel aanhangers en het zal dien
collega wel te pas zijn gekomen. Maar
hier is de Staatskerk het eenige Avare,
mijn jongen, zooals ze zeggen, yooi' van
daag zullen Ave er echter niet meer over
praten."
We zagen Lukas Edgcumbe dien dag
niet meer en Steven en ik maakten een
lange Avandeling door de velden. Wij
zeiden niet veel. Hij dacht blijkbaar aan
zijn bezoek bij den kolonel van gisteren,,
Avnnt zijn oogen dAvaalden dikwijls in die
lichting.
Den volgenden morgen reden wij plech
tig naar de kerk te St. Endellion. Op
onzen weg daarheen hoorden wij iemand
met luide, booze stem schreeuwen, zoo
luid, dat Lukas Edgcumbe den koetsier
deed stilhouden, .opdat, wij zouden zien
wat het was.
„O, jij schurk!'* riep de stem. „Ik zal
je daarvoor laten hoeten. Je plukt maar
wat kamperfoelie, niet Avaar? Wat denk
je wel, om op Zondag kamperfoelie te
plukken en dan nog Avel op mijn land?
Maar ik ken je, jonge Tucker, jij dief,
die de Zondagsrust verstoort. Je vader
is nog wel goed Aroor een tientje en ik
zal hem betaald zeiten, dat hij indertijd
naar het gerecht liep, omdat mijn scha
pen fn zijn knollenveld liepen. Ik zal jul
lie wel krijgen. Vooruit!"
„Wie is flat?" riep Steven uit.
„Dat is de kolonel op zijn weg naar
de kerk," zei Lukas Edgcumbe, „hij be
reidt zich voor op den dienst."
Binnen enkele minuten hadden wij het
rijtuig van den kolonel ingehaald en za
gen wij den opgewonden militair met zijn
drie dochters. Hij groette ons zeer har
telijk, en toen ons rijtuig naast het zijne
kAvam rijden op den breeden Aveg, ga
ven Avij elkaar als vrienden 'de hand.
1 „Blij je te zien op weg naar de kerk
met je oom, Steven Tempel", zei de ko
lonel, op beschermenden toon, „je begint
goed."
„U gaat heel regelmatig naar de kerk,
kolonel," zei Lukas Edgcumbe.
„Ik heb niet één keer gemist in twin
tig jaar. Des avonds ga ik niet, maar al
tijd des ochtends. De menschen worden
tegenwoordig dröe-vig onverschillig voor
de godsdienstplichten, Edgcumbe. Voor
mijzelf houd ik er sterk aan vast. Houd
den godsdienst in stand, zeg ik, of het)
is gedaan met het land. Toen ik in.
dienst, was, ging het precies zoo. Ik
zorgde er altijd voor, dat elk soldaat
mee ging naar de kerk. Geen kwestie van
vrijstelling, mijnheer, geen kwestie van!
Ik heb altijd mijn best gedaan de sol
daten godsdienstig te houden."
„Ja, ik heb vaak opgemerkt hoe ern
stig en volhardend u in deze zaak bent,"
zei Lukas Edgcumbe.
„Ik ben zeer nauAvgezet in dat opzicht.
Nooit mis ik ook het Heilig Avondmaal.
Eens, drie jaar geleden, Avas ik in de"
verleiding Aveg te blijven. Unze éigen
predikant was weg en er IcAvam iemand
in zijn plaats, ;,die veldprediker was bij
mijn regiment, toen ik in Indië was. Ik
had sedert jaren een veete met hem en
wij haatten elkander, zooals mannen el-
een paair dagen geleden gebeurd Avfia «n
nu ter algemeene kennis werd gebracht.
Met een geluk- en zegenAvensch voor hem
en zijn aTouw, namen Ave afscheid en
na een eenvoudig avondmaal bij de fa
milie K., keerden Ave naar Budapest te
rug om ons hotel op te zoeken. Zóó
verliep en zóó eindigde de eerste dag
van ons bezoek aan Budapest.
Dien volgenden dag, Zondag, brachten
Ave ook bij deze hartelijke lieden door
nadat we eerst in de kerk van de Duit-
sche gereformeerde gemeente in B. de
moirgengodsdienstoefening hadden bijge-
Avoond. De preek, in 't Hoog-Duitsch uit
gesproken, kon ik goed a-olgen, m'n vriend
niet, omdat hij geen Duitsch verstaat,
's Avonds gingen we weer mee naar de
Kelder-kerk van Kispest 2, waar we wel
van de preek niets verstonden, maar
waar de groote hartelijkheid van onze
Hongaarsche vrienden ons weer verkwik
te. Bij gebrek aan een organist kon ik
op het harmonium het gezang begeleiden,
en aan 't eind Averd op ons verzoek Ps.
89: 7 en 8 gezongen. De Ds zei; „Die had
ik juist willen opgeven. Dat is ook van
"Gcd!" Na den dienst speelde ik op ver
zoek nog eenige Christelijke liederen, ook
nog eens 't Wilhelmus, dat dezelfde meis
jes meezongen. De andere liederen zongen
allen mee. Een Hongaarsche 'broeder kon
het niet nalaten nog eens een toespraak!
tot ons te houden, waarvan we natuurlijk
geen Avoord verstonden, maar welker in
houd door onze Juliska ons op "tien terug
weg in het Noord-Bevelandsche dialect
Averd overgezet. Behalve zegenwenschen
voor ons en ons volk, bevatte ze ook
weer zeer waardeerende woorden voet'
onze koningin en den wensch, dat ze nog
lang over .ons rogeeren mocht. Met vele
handdrukken namen we van allen harte
lijk afscheid. Dien volgenden dag, Maan
dag, moesten we de terugreis weer aan
nemen. Toen we met elkaar alles wat
Ave in die paar dagen beleefd hadden
nog eens bespraken, kwam de ge'dachte
bij ons op om aan „Da Zeeuw" gastvrij
heid te ATagen, en op deze wijze iets van
ons wedervaren te vertellen en onze be
lofte aan de Kispestsche gemeente .te
vervullen. Wlij wilden u dan tevens voor
stellen; Toe, laten wij die kleine, arme,
maar moedige en trouwe zustergemeente
in Kispest 2 eens een handje helpen bij
den bouAv van haar kerk. Want hoe arm
ze ook zijn, zo hebben toch reeds de hand
aan het werk geslagen en zijn begonnen
een eigen kerk te bouwen. Wij' hebben
hun niets van dat veornemen gezegd,
maar Ave zouden het zoo heerlijk vinden
als we hen voer "dat doel eens een aar
dig sommetje over mochten sturen, als
een bewijs, dat de Christenen in Holland
hun eigen groote voorrechten waardeeren
en hun strijdende broeders en zusters daar
in de verte, die een even dierbaar ge
loof met hen verkregen hebben, uit de
kracht van dit geloof gaarne willen' bij
staan en "hun lasten helpen dragen, ver
vuilende alzoo de wet van 'Christus. Al
wie vrijwillig van hart is, om voor dat
doel iets bij te dragen, kan zijn of haar
gaA'e bij1 één van de ondergeteekenden
of ook bij de redactie van „De ZeeuAv"
inzenden. Wij belasten ons gaarne met
het in ontvangst nemen der gaven. Een
paar (\*rienden, die met onze genachten
sympathiseeren, openden de rij aT.
Vrienden en vriendinnen, er
kan nog meer bijl Helpt gij ons een
handje om dat mooie plan te verwezen
lijken. Wiij en de Kispestsche gemeente
zullen u er dankbaar voor zijn.
Goes A. L. VAN MELLB
Gironummer 62622, kantoor Goes.
W.is&enkerke (N.B.) JOH. v. d. MAAS
Uittreksel uit een briefje van Juliska,
pas ontvangen;
en baci hier is een lieve kind
meisje, tegen andere menschen zeggen
als het maar kan dat meisje naar holland
gaan hfj kan zoo goed leren en hij kan
zoo liev praten. Zijn vader nu een jaar
gestorven en nu zijn broer 22 jaar Kron,
verdienen voor allemaal. Baci als het u
blief als het maar kan dat meisje naar
holland gaan, hij wil zoo graag gaan.
JULISKA
kaar kunnen haten. Zooals ik zei, kwam
ik in de verleiding om dien Zondag thuis
te blijven van het Heilig Avondmaal, maar
neen, mijnheer, jk zou geen woord met
den lomperd wisselen, als ik hem bui
ten de kerk tegen kAvam, maar ik ont-,
brak dien Zondag niet. Rijd wat door,
Jan, of wij zullen te laat komen en mén
moet nooit te laat in de kerk zijn. Ik zie
u straks nog wel, Edgcumbe."
Het rijtuig reed door en Lukas Edg
cumbe lachte. Steven had niet veel acht
op het gesprek geslagen; zijn oogen rust
ten vol beAvondering op Isabella Tem
pest, met al de vereering van een ver
liefden jongen. In later jaren bemerkte
ik echter, dat de inzichten van den ko
lonel niet zonder effekt op zijn later leven
gebleven waren.
De dienst ging voorbij zonder dat er
iets bizonders gebeurde. Natuurlijk wer
den onze oogen als vanzelf in de rich
ting van de familie van de Bloemfontein
getrokken, die juist tegenover ons zaten.
Ik) Averd getroffen door de eerbiedige
aandacht, die elk lid van de Tempest,-
familie ten toon spreidde. De kolonel was
vooral bizonder devoot.
Toen Avij weer op het kerkplein ston
den, ontmoetten wij daar den kolonel
Aveer en de jam-fabrikant noodigde hem
en zijn gezin uit om op een dag in de
week op Edgcumbe Hall te komen eten.
„Ik zal den dominee ook uitnoodigen,"
zei hij, „dan zullen we een gezelligen
avond hebben."
(Wordt vervolgd.)