DE ZEEUW "eerste blad. IN DEN MAALSTROOM. ONS BEZOEK AAN BUDAPEST. FEU5LLETÖN. VAN ZATERDAG 7 JULI 1923. No. 233 Cii een. snelle vaart van circa zes uur bracht de sneltrein ons van Weenen naar Budapest. 'tWas een móóie dag en we konden hel. land waar we doorreden naar alle kanten "goed opmemlen. Mijn vrienrl, als landbouwer, was verrukt over het. prachtige boerenland. V erbazend uitge strekte velden met gerst, rogge, tarwe., miais, aardappelen, suikerbieten, enz., welke gewassen er mieerendeels zeer goed bij stonden, wekten onze bewondering en bij mij'n vriend den wensch dat hij eens in de gelegenheid nrocht komen om met het Hongaarsche boerenbedrijf wat meer van nabij kennis te maken, Wegens gebrek aan tijd kon deze wensch, echter niet in vervulling gaan. Om' 8.15 u. stoomde onze trein het Haup'tbahnhaf van Budapest binnen, en daar stonden we nu op den Hongaarschen grond. Door verkeerd overseinen van ons telegram, uit Weenen verzonden, hadden de m'enschen wien ons bezoek gold, ons twee uur vroeger verwacht en daardoor vonden we niemand om ons aC te halen. Een paar Rumeniërs, met wie we gereisd had den, gaven ons echter den naam' van een' goed hotel, vlak tegenover het sta tion op1, zoadat we mlet een logies spoe dig klaar waren. Voor eventueele reizi gers uit Holland naar Budapest kun nen we dat hotel „Park" zeer aanbe velen, 't was er zeer goed en de 'mienschen zijn 'voor de Hollanders buitengewoon vooikomend en vriendelijk. Het feit, dat men Hollander is, is voldoende om van een vriendelijke ontvangst^ in Hongarije verzékerd te zijn, ons voTk Staat daar hoog aangeschreven, men wordt er wer kelijk dikwijls verlegen onder. Den vol genden (Zaterdag)morgen stonden we bij tijds op om onze vrienden in Kispest 2, een soort voorstad van 'Budapest, op te zoeken. Onze piassen liclen we in 't hotel, een bediende zou ze naar den Commissaris van p'olitie brengen om zo te laten afstempelen, en met een ons aangeboden geleider, een kleinen vlug gen Italiaan, die ook Duitsch sprak, togen we op weg. In 't hotel zelf hadden we voor we gingen nog een onverwachte maar zeer aangename ervaring. Do gé rant v. li. hotel, wien we nog eenige inlichtingen vraagden, trok een lade open en haalde er een bijbel uit. „Kent ge die?" vroeg hij aan to'n vriend. Op het verraste toestemmende antwoord van dezen zeide hij: „D'at is de beste raadgever". Natuurlijk maakten we toen nog een beetje nader kennis mtet elkaar. Do m'an bleek een ernstig christen te zijn. Dat we blij waren ni'et deze ont dekking behoef ik wel niet te zeggen. Wie zou nu zoo iets verwachten in een Hotel, in een wereldstad als Budapest, met z'n 1,5 a 2 millioen inwoners! Onze kleine Italiaan bracht ons nu met, bekwamen spoed in den tram naar Kis pest 2, en vermaakte ons onderweg zeer met z'n levendige praat. Hij informeerde naar alles en nog wat in Holland en toen hij hoorde dat m'n vriend een boer was, zei hij: „ik zou ook wel zoo'n boer willen zijn". Toen hij ons bij 't huis van onze vrienden gebracht had, ver dween hij met dezelfde vlugheid, waar mee hij ons voorgegaan was. Het vroe gere pleegdochtertje van m'n vriend kwam op bloote voeten haastig op ons toegeloopen en viel haar baci (spreek uitibaatsie) o'm' den hals. De ontroe ring en blijdschap waren aan beide, zijden oven groot. Het meisje, .Juliska, was reeds tweemaal een half jaar z'n pleegkind geweest, met haar zuster, die helaas een half jaar geleden gestorven is, terwijl een jonger zusje nu Weer bij hero is voor onbep'aalden tijd. Ze hadden erg in onrust gezeten over baci toen ze hem niet vonden aan 't. station, en groot was de vreugde toen ze hem' ge zond en wel bij zich zagen. Moeder Ké- piro, een klein, rustig vrouwtje, met een erg vriendelijk gezicht, kwam, ook op haar bloote voeten, ons haastig verwel komen, en een paar kleine meisjes, van 4 en 6 jaar, waren met de baci's uit Holland (ik werd natuurlijk ook direct tot dien rang verheven) al heel gauw op den besten voet. Vader Képiro was niet thuis, hij was naar de begrafenis van een stoker en een machinist, die hij een treinongeluk waren omgekomen, maar ze verwachtten hem spoedig thuis. Door do buurvrouwen, die ,p|p 't gerucht van de komlst der Hollanders nu kwa men toeloopen, werden we ook zeer har telijk verwelkomd. Ik moet hier even de locale gesteldheid van Kispest 2 wat nader uiteenzetten. Het behoort bij Bu dapest, maar men rijdt van daar een groot half uur met de tram eer men er is. Men passeert dan KleinPest en Kispest I, een kolonie van uitgeweken Hongaren die naar Budapest gekom'en zijn toen groote stukken van Hongarije werden afgenomen en aan andere sta ten toegewezen, en waar de Hongaarsche regeeving een groot aantal noodwoningen voor heeft doen bouwen. Die noodwonin gen zijn van beton opgetrokken. Als men er zoo met de tram vooirbij rijdt maken ze den indruk van zeer goed te zijn, ze zien er vriendelijk en gezellig uit. Kispest 2 is een soort kolonie waar hoofdzakelijk beambten van spoor en tram, van do politie en van den post- en telegraafdienst wonen, ongeveer 5050 zielen. Onze gast heer is stoker of machinist, al naar de omstandigheden. De meeste bewoners van Kispest 2 zijn Evangelisch, of wat voor hen hetzelfde is: Calvinistisch. Op den laatsten naami zijn ze bijlzonder ge steld, zoo noemen ze zich bij voorkeur- Ze leven onder elkaar zeer gemeenschap"- p'elijfc en helpen elkaar in alles. Men bemerkt dadelijk, dat een goede, christe lijke geest onder hen tieerseht, en wij voelden ons onder dat volkje direct ge heel op ons gemak. Eén van de buurvrou wen, vrouw van een uitgewekene uit Fiume, een allerliefst vrouwtje, liep gauw naar den dominee om hem de komst der Hollanders te melden, en bracht, ons de uitnoodiging van dezen over, om 's avonds om 7 uur in de samen komst te komen. Hun gewone godsdienst oefeningen zijh op Zondagmorgen en -avond, maar ze hebben buitendien nog samenkomsten op Maandagmorgen en op Woensdag- en Zaterdagavond, alles onder leiding van den dominee. We namen die uitnoodiging natuurlijk gaarne aan. Van de Hongaarsche taal konden we, m'n vriend zoo min als ik, geen wooird verstaan, maar Juliska verstond en sp'rak het Noord-Bevelandsche dialect, waarin ik mij1, als geboren Noord-Bevelander, ook nog zeer gaed uitdrukken kan, en een andere buurvrouw van de fami. K., oen gebaren Ooistenrijiksehe, kon met mij in 't Duitsch spreken en zoo ooik als tolk dienen. Het talenvraagstuk was dus voor ons voldoende opgelost. We verschaften moeder K. het noodige om voor een feestmaal te zorgen, en ter wijl zij dat met behulp van de Oosten- rijksche buurvrouw in gereedheid bracht gingen wij met Juliska en Gisike, het zesjarige meisje, per tram naar Buda pest terug om va'der K. af te halen, Budapest is een prachtige stad, veel mo derner dan Weenen, met mooie breedc straten en veel schoone gebouwen. Het ligt heerlijk mooi .aan den Donau, die daar naar mijn schatting een 800 M. breed is. Een prachtige brug, de Kelten- brücke, verbindt de twee gedeelten, Buda en Pest, met elkander. Pest is het oudste en grootste, Buda het nieuwste gedeelte van de stad. Van Pest komende ziet men aan do overzijde van den Donau, op den berg, de Königsburch, het koninklijk pa leis recht vóór zich, links daarvan een groot kasteel en nog wat meer naar links, vlak aan de rivier, een Turksche sterkte, rechts de groote en mooie St. Stephans- kerk. Aan 't eind van de ICettenbrücke is door den berg een reusachtige tunnel geboord, hier en daar door electrischo lantaarns verlicht, en aan 't eind, in de verte, ziet men bet daglicht weer en do groene boomen, een buitengewoon mooi en schilderachtig^ gezicht. Ons verblijf in' B. kon helaas s'lechts van korten duur zijn, te kort om al het mooie meer dan vluchtig te bezien. Wie een bezoek aan B. wil brengen zal goed doen met een' paar dagen extra te wijden aan de stad zelf. Voor ons was dat niet mogelijk, tot onze groote spijt. Toen we eindelijk vader ,K. ontmoet en begroot hadden (de menschen op het bureau waar hij zich moest aanmelden' waren voor de Hollanders allen even hartelijk en vriendelijk) namen we den terugweg weer aan. In de tram naar Kispest hadden we nog een alleraardig ste ontmoeting. Een brievenbesteller, ook bewoner van Kispest 2 en lid van de gereformeerde kerk, stapte bij een halte in en van z'n vriend K. vernemende dat wij de Hollanders waren, stelde hij zich dadelijk voor als: Evangelisch, Calvinist. Nauwelijks gezeten vroeg hij mij of ik ook de wijs van den 90sten Psalm kende en begon die te zingen. Hij was echter niet heel zeker van de wijs en daarom hielp ik hem daarop. Zeer verheugd dat ik de wijs goed kende, viel hij weer mee in, en zoo zongen we daar in de tram, hij in 't. Hongaarsch en ik in 't Hol land sch, een vers van hel lied van Mo- zes, den man Gods. Met den grootsten ernst luisterden de andere passagiers toe, ook de conducteur kwam er belangstel lend bij slaan. Toen we aan onze halte kwamen namen we heel vriendschappelijk met een handdruk afscheid en haastten ons naar huis om ons te gaan vergasten aan hel, feestmaal dat moeder Képiro en haar hulpvaardige buurvrouw voor ons bereid hadden. De Hongaarsche keuken is, evenals de Oostenrijksche en de Duit- sche, nog af sterk verschillend van de Hollandsche, men moet er een beetje aan wennen, maar de soep met papryka en de andere gerechten smaakten ons toch uitstekend. Na het eten maakten we. mei: vader IC. en de drie grootste meis jes een wandeling door Kispest 2, en lie ten ons org een mooie herinnering aan ons bezoek te hebben, gezamenlijk door een fotograaf „uittrekken". In den Trafik (tabakswinkel) Waar we ansichten en postzegels koclitten, ontmoetten we een jong mensch van naar schatting 20 jaar, die ons in vrij zuiver Hollandsch aan sprak. Hij was een half jaar in Holland geweest en had daar nog vrienden met wie hij correspondeerde; zoo onderhield hij z'n kennis van onze taal. Toen we onze kaarten gepost hadden was 't tijd om naar de samenkomst te gaan. Een wandeling van een half uur bracht ons aan de plaats waar ze ge houden werd. Vóór den ingang stond een heel groepje menschen ons op te .wach ten. Allen gaven ons de hand, ook de telkens nieuw aankomenden begroetten ons vriendelijk mét een handdruk en den Hongaarschen groet: Ionaput! wat zoo veel zeggen wil als ons: goeden dag. 't Gebouw waar we vóór stonden was mooi en groot genoeg, maar 't was een schoolgebouw, en de nog jonge Kispest- sclie gemeente heeft slechts verlof be komen om in den kelder daarvan, een soort sous-terrain, haar samenkomsten te houden. We daalden dus af in den kel der, die nog al ruim en hoog is, metj een vrij breede gang en opzij daarvan een lokaal, ruimte biedend voor een honderdtal menschen, met een paar ra men aan één kant, half boven den grond. Het meubilair bestond uit: in 't midden een aantal achter elkaar geplaatste smalle houten banken zonder leuning, langs de wanden dito banken, en vóórin een klein platform met een harmonium er naast- Ons werd een eereplaats op de voorste bank aangewezen. Toen we even gezeten waren zette achter in de zaal een krach-, tige mannenstem Psalm 42 in, in 't Hon- gaarscli natuurlijk, en de heele gemeente, er waren ook veel kinderen hij, stemde; mee in. Onder 't zingen van het 2e vers kwam de dominee binnen. We werden aan hem voorgesteld en hij liet ons (hij. spreekt alleen Hongaarsch) door ons N.- Bevelandsch sprekend meisje vragen of we onze namen wilden opschrijven en of we ook een Avoordje tot de gemeente zeggen Avilden. Dit konden en wilden Ave, niet Aveigeren. Ondertusschen zong de. gemeente maar steeds door, tot eindelijk al de zeven verzen van den Psalm uit-, gezongen waren. Dat zingen in dien kel der, schaars verlicht door een viertal aan de Avanden opgehangen tuit-carbidlampen, maakte op ons een zeer eigenaardigen in druk. Het deed ons sterk denken aan den tijd toen onze voorouders, nog om, hun geloof vervolgd, slechts in verbor gen plaatsen samen konden komen om Gods Woord te hooren verkondigen, en zich te sterken en te troosten door het zingen van de hun dierbare Psalmen, Het zingen Avas zooals bij ons. Dezelfde melodie, dezelfde maat, eenigszins sle pend, maar met een zekeren hartstocht en met groote kracht van stem werd de heele Psalm uitgezongen. Toen de ge meente zweeg opende de predikant den dienst, dien ik niet stuk aroor stuk meer beschrijven kan, met gebed en het laten zingen van Psalm 1:1. Vóór hij aan 'z'n Bijbellezing begon hield hij een toespraak tot de twee Hollandsche broeders in 't Hongaarsch, die door den jongen man dien 'Ave in de Trafik ontmoet hadden voor ons in 't Hollandsch vertaald werd. De korte inhoud was een woord van hartelijk Avelkom en betuiging van blijd schap dat ze vertegenAvoordigers in hun midden mochten zien van het volk Avaar- aan het Hongaarsche zich door het vele dat ze in stoffelijk maar ook in geestelijk opzicht aan hetzelve te danken hebben, met zoo sterke banden verbonden ge voelt. Ook aan onze Koningin werden eenige Avaardeercnde AA'oorden gewijd, die staat Arooral hoog in de achting van de Hongaren. Verder sprak hij nog over 't bezoek, het vorige jaar door dr Wie- lenga uit Holland aan hen gebracht. Wij herinneren ons nog zoo goed, zeide spre ker, Avat hij toen in dezen zelfden kelder tot ons gesproken heeft, en hij verzocht ons de hartelijkste groeten van de Kis-, pestsche gemeente aan dezen OArer te brengen. Van de Kispestsche gemeente zeide hijAve zijn klein en arm, maar als ge in onze harten kondt lezen dan zoudt ge zien hoe Ave door innige liefde aan elkander verbonden zijn. Met een zegenAvensch aroor ons persoonlijk, ons volk en onze Koningin eindigde hij. Hoewd 't voor jnijn vriend, zoowel als voor mij, iets heel ongeAVOons is om voor een vergadering het woord te voeren, viel het ons toch niet moeilijk, hier èen woordje tc vinden, getroffen als we wa ren door de meer dan hartelijke ont vangst die ons te beurt was gevallen. We spraken onze dankbaarheid daarover uit en onze blijdschap, dat we'in dit vreemde land, door zoo verren afstand van het onze gescheiden en waar een voor ons geheel a'ireemde taal gesproken wordt, een loring van bloeders en zuster moclïten o'nt- moeten, met wie wij ons verbonden ge voelen door het geloof in één God en Vader en één Heiland Jezus Christus. Wij' zeiden hun toe, dat wij aan de broe ders en zusters in het vaderland verhalen zouden van de liefde en het geloof van de Kispestsche gemeente en dat ze ver zekerd konden zijn van een blijvende plaats in onze Cuarten. Ik kon odk iliet nalaten te zeggen, .hoezeer het mij ge troffen had, toen we daar onze psalmen ook door ons zoo geliefd hoorden zin gen en dat wij ze in onze taal van harte hebben meegezongen. We beloofden hen ook aan ds Wielenga, zij 'tdan ook schrif telijk, hun groeten over te brengen. Toen wij uitgesproken hadden wat ons op het hart lag, wachtte ons nog een verrassing Een acht- of tiental meisjes van 12 k 13, jaar kwamen naar voren, en zongen in goed verstaanbaar Hollandsch het eerste couplet van ons Wilhelmus. Wij hoorden dat natuurlijk staande aan. Daarop werd de dienst op de gewone Avijze voortgezet. Na het uitspreken van den zegen kwamen Amlen ons nog eens de hand drukken en Iódschéhat (goeden nacht) wenschen. De dominé onderhield zich nog met dezen en genen, toen van de deur af geroepen werd, dat de Dis een dochtertje veroverd' had. Een ,salvo van geluk'wenschen vloog opeens naar den Ds, die er lachend voor dankte. Woj dachten eeTst, dat deze blijde gebeurtenis plaats (Wad gehad onder den dienst, maar later bleek ons, dat het al 8). „Dat doe ik ook. Ik hen zeer godsdien stig, omdat wel, je hoort het te zijn Dier buiten. En ik ga natuurlijk naar de Staatskerk." „Maar u werd opgevoed in de Vrije Kerk." „0, ja. Maar jarenlang ging ik heele- loaal niet naar de kerk. Ik lag des Zon dags meest, in bed; je moet weten, dat, ik in de Aveek te hard Av.erkte. Maar toen ik hier kwam Avonen, begreep ik, dat het er hij hoorde, om naar de kerk tc gaan. Maar den godsdienst moet men, evenals alle andere dingen, op de meest' passende wijze onderhouden, anders wordt hij door menschen als de kolonel als A-alsch beschouAvd." „Maar oom, dat kunt u toch niet mee- nen." De oude man opende zijn mond om te antwoorden, maar hij hield de Avoorden die hem op de lippen lagen in. Toen zei hij: „Wel, ik zal morgen naar de kerk gaan en jij kunt meegaan; je zult den kolonel en zijn familie daar zien. Hij zingt van ganscher harte mee en zegt ijverig de formulier-gebeden mee op. Het is werke lijk een genot om hem te hooren gal- men: „Heere, zijt ons, ellendige zonda ren, genadig"; hij legt er zijn heele ziel in. Zie je, hij heeft gewoonlijk hooggaande ruzie met den een of den ander gedu rende de Aveek, dat is misschien de re den van zijn ootmoed. Bovendien, als hij zijn zonden zoo openlijk belijdt en er zooveel berouAV over toont, meent hij absolutie te krijgen en dan weer vrij te zijn, om de menschen die zich niet' onder hem Avillen buigen, te nekken zoo-1 veel hij kan. O, de kolonel vindt den godsdienst heel passend en geschikt. Maai bij heeft een haat aan alle ketterij. Al? je godsdienstig Avilt zijn, Steven, moet' je tot de Staatskerk behooren. Dat, is het eenige hier. Bovendien zien alle men schen hier in de buurt, die iets zijn, neei' op de broeders van de Vrije Kerk, die hier in een klein zaaltje bijeenkomen. Maak je dus .los Aran je vooroordeelen,, vergeet je opvoeding en zeg je lidmaat schap ]£n de Vrije Kerk op. Je moet een godsdienst hebben, die fatsoenlijk is." Steven scheen niet den sportenden toon van zijn oom op te merken, maar als een echte jongen barstte hij hartstoch telijk los: „Ik zal mij nooit schamen voor de beginselen van mijn vader en ik zal er aan blijven vasthouden. Maar ik geloof niet, dat de menschen van de Staatskerk zoo zijn, zooals u zegt. Vader Avas be vriend met den predikant van de Staats kerk bij ons en ik kende heel veel men schen, die er toe behoorden." „Je vader Avas bevriend met zijn col lega, nietwaar? O ja, de Vrije Kerk heeft .daar veel aanhangers en het zal dien collega wel te pas zijn gekomen. Maar hier is de Staatskerk het eenige Avare, mijn jongen, zooals ze zeggen, yooi' van daag zullen Ave er echter niet meer over praten." We zagen Lukas Edgcumbe dien dag niet meer en Steven en ik maakten een lange Avandeling door de velden. Wij zeiden niet veel. Hij dacht blijkbaar aan zijn bezoek bij den kolonel van gisteren,, Avnnt zijn oogen dAvaalden dikwijls in die lichting. Den volgenden morgen reden wij plech tig naar de kerk te St. Endellion. Op onzen weg daarheen hoorden wij iemand met luide, booze stem schreeuwen, zoo luid, dat Lukas Edgcumbe den koetsier deed stilhouden, .opdat, wij zouden zien wat het was. „O, jij schurk!'* riep de stem. „Ik zal je daarvoor laten hoeten. Je plukt maar wat kamperfoelie, niet Avaar? Wat denk je wel, om op Zondag kamperfoelie te plukken en dan nog Avel op mijn land? Maar ik ken je, jonge Tucker, jij dief, die de Zondagsrust verstoort. Je vader is nog wel goed Aroor een tientje en ik zal hem betaald zeiten, dat hij indertijd naar het gerecht liep, omdat mijn scha pen fn zijn knollenveld liepen. Ik zal jul lie wel krijgen. Vooruit!" „Wie is flat?" riep Steven uit. „Dat is de kolonel op zijn weg naar de kerk," zei Lukas Edgcumbe, „hij be reidt zich voor op den dienst." Binnen enkele minuten hadden wij het rijtuig van den kolonel ingehaald en za gen wij den opgewonden militair met zijn drie dochters. Hij groette ons zeer har telijk, en toen ons rijtuig naast het zijne kAvam rijden op den breeden Aveg, ga ven Avij elkaar als vrienden 'de hand. 1 „Blij je te zien op weg naar de kerk met je oom, Steven Tempel", zei de ko lonel, op beschermenden toon, „je begint goed." „U gaat heel regelmatig naar de kerk, kolonel," zei Lukas Edgcumbe. „Ik heb niet één keer gemist in twin tig jaar. Des avonds ga ik niet, maar al tijd des ochtends. De menschen worden tegenwoordig dröe-vig onverschillig voor de godsdienstplichten, Edgcumbe. Voor mijzelf houd ik er sterk aan vast. Houd den godsdienst in stand, zeg ik, of het) is gedaan met het land. Toen ik in. dienst, was, ging het precies zoo. Ik zorgde er altijd voor, dat elk soldaat mee ging naar de kerk. Geen kwestie van vrijstelling, mijnheer, geen kwestie van! Ik heb altijd mijn best gedaan de sol daten godsdienstig te houden." „Ja, ik heb vaak opgemerkt hoe ern stig en volhardend u in deze zaak bent," zei Lukas Edgcumbe. „Ik ben zeer nauAvgezet in dat opzicht. Nooit mis ik ook het Heilig Avondmaal. Eens, drie jaar geleden, Avas ik in de" verleiding Aveg te blijven. Unze éigen predikant was weg en er IcAvam iemand in zijn plaats, ;,die veldprediker was bij mijn regiment, toen ik in Indië was. Ik had sedert jaren een veete met hem en wij haatten elkander, zooals mannen el- een paair dagen geleden gebeurd Avfia «n nu ter algemeene kennis werd gebracht. Met een geluk- en zegenAvensch voor hem en zijn aTouw, namen Ave afscheid en na een eenvoudig avondmaal bij de fa milie K., keerden Ave naar Budapest te rug om ons hotel op te zoeken. Zóó verliep en zóó eindigde de eerste dag van ons bezoek aan Budapest. Dien volgenden dag, Zondag, brachten Ave ook bij deze hartelijke lieden door nadat we eerst in de kerk van de Duit- sche gereformeerde gemeente in B. de moirgengodsdienstoefening hadden bijge- Avoond. De preek, in 't Hoog-Duitsch uit gesproken, kon ik goed a-olgen, m'n vriend niet, omdat hij geen Duitsch verstaat, 's Avonds gingen we weer mee naar de Kelder-kerk van Kispest 2, waar we wel van de preek niets verstonden, maar waar de groote hartelijkheid van onze Hongaarsche vrienden ons weer verkwik te. Bij gebrek aan een organist kon ik op het harmonium het gezang begeleiden, en aan 't eind Averd op ons verzoek Ps. 89: 7 en 8 gezongen. De Ds zei; „Die had ik juist willen opgeven. Dat is ook van "Gcd!" Na den dienst speelde ik op ver zoek nog eenige Christelijke liederen, ook nog eens 't Wilhelmus, dat dezelfde meis jes meezongen. De andere liederen zongen allen mee. Een Hongaarsche 'broeder kon het niet nalaten nog eens een toespraak! tot ons te houden, waarvan we natuurlijk geen Avoord verstonden, maar welker in houd door onze Juliska ons op "tien terug weg in het Noord-Bevelandsche dialect Averd overgezet. Behalve zegenwenschen voor ons en ons volk, bevatte ze ook weer zeer waardeerende woorden voet' onze koningin en den wensch, dat ze nog lang over .ons rogeeren mocht. Met vele handdrukken namen we van allen harte lijk afscheid. Dien volgenden dag, Maan dag, moesten we de terugreis weer aan nemen. Toen we met elkaar alles wat Ave in die paar dagen beleefd hadden nog eens bespraken, kwam de ge'dachte bij ons op om aan „Da Zeeuw" gastvrij heid te ATagen, en op deze wijze iets van ons wedervaren te vertellen en onze be lofte aan de Kispestsche gemeente .te vervullen. Wlij wilden u dan tevens voor stellen; Toe, laten wij die kleine, arme, maar moedige en trouwe zustergemeente in Kispest 2 eens een handje helpen bij den bouAv van haar kerk. Want hoe arm ze ook zijn, zo hebben toch reeds de hand aan het werk geslagen en zijn begonnen een eigen kerk te bouwen. Wij' hebben hun niets van dat veornemen gezegd, maar Ave zouden het zoo heerlijk vinden als we hen voer "dat doel eens een aar dig sommetje over mochten sturen, als een bewijs, dat de Christenen in Holland hun eigen groote voorrechten waardeeren en hun strijdende broeders en zusters daar in de verte, die een even dierbaar ge loof met hen verkregen hebben, uit de kracht van dit geloof gaarne willen' bij staan en "hun lasten helpen dragen, ver vuilende alzoo de wet van 'Christus. Al wie vrijwillig van hart is, om voor dat doel iets bij te dragen, kan zijn of haar gaA'e bij1 één van de ondergeteekenden of ook bij de redactie van „De ZeeuAv" inzenden. Wij belasten ons gaarne met het in ontvangst nemen der gaven. Een paar (\*rienden, die met onze genachten sympathiseeren, openden de rij aT. Vrienden en vriendinnen, er kan nog meer bijl Helpt gij ons een handje om dat mooie plan te verwezen lijken. Wiij en de Kispestsche gemeente zullen u er dankbaar voor zijn. Goes A. L. VAN MELLB Gironummer 62622, kantoor Goes. W.is&enkerke (N.B.) JOH. v. d. MAAS Uittreksel uit een briefje van Juliska, pas ontvangen; en baci hier is een lieve kind meisje, tegen andere menschen zeggen als het maar kan dat meisje naar holland gaan hfj kan zoo goed leren en hij kan zoo liev praten. Zijn vader nu een jaar gestorven en nu zijn broer 22 jaar Kron, verdienen voor allemaal. Baci als het u blief als het maar kan dat meisje naar holland gaan, hij wil zoo graag gaan. JULISKA kaar kunnen haten. Zooals ik zei, kwam ik in de verleiding om dien Zondag thuis te blijven van het Heilig Avondmaal, maar neen, mijnheer, jk zou geen woord met den lomperd wisselen, als ik hem bui ten de kerk tegen kAvam, maar ik ont-, brak dien Zondag niet. Rijd wat door, Jan, of wij zullen te laat komen en mén moet nooit te laat in de kerk zijn. Ik zie u straks nog wel, Edgcumbe." Het rijtuig reed door en Lukas Edg cumbe lachte. Steven had niet veel acht op het gesprek geslagen; zijn oogen rust ten vol beAvondering op Isabella Tem pest, met al de vereering van een ver liefden jongen. In later jaren bemerkte ik echter, dat de inzichten van den ko lonel niet zonder effekt op zijn later leven gebleven waren. De dienst ging voorbij zonder dat er iets bizonders gebeurde. Natuurlijk wer den onze oogen als vanzelf in de rich ting van de familie van de Bloemfontein getrokken, die juist tegenover ons zaten. Ik) Averd getroffen door de eerbiedige aandacht, die elk lid van de Tempest,- familie ten toon spreidde. De kolonel was vooral bizonder devoot. Toen Avij weer op het kerkplein ston den, ontmoetten wij daar den kolonel Aveer en de jam-fabrikant noodigde hem en zijn gezin uit om op een dag in de week op Edgcumbe Hall te komen eten. „Ik zal den dominee ook uitnoodigen," zei hij, „dan zullen we een gezelligen avond hebben." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5