DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Een oorspronkelijk prediker. Uit de Pers. Buitenland. FEUILLETON. VAN ZATERDAG 2 JUNI 1923. No. 203 GEEN FACULTATIEVE SPLITSING. In een vergadering van Ned. Her vormde Predikanten, dezer dagen gehou den, werd door dr Krqmsigt tot den minister van onderwijs, dr de Visser, den vader der nieuwe schoolwet, het verwijt gericht, dat in de Onderwijswet 1920 het principe der vrije school heef getriumfeerd en do kerstening der open bare school is losgelaten. Daartegen kwam de Minister in verzet Hij ontleende ten sterkste dat zijn wet een Kuyperiaansch karakter zou dragen en verklaarde volgens de verslagen in de bladen, dat, naar zijn nieening, Groen's ideaal van de facultatieve splitsing in een neutrale, een positief Prot. Christe lijke en een R. ICath., steeds meer tot zijn recht komt. Langs een omWeg zoo zeide hij z!al door de wet van 1920 dit ideaal worden bereikt. Geen wonder dat deze uitspraak on rust verwekte, en dat een van onze bladen schreef „Thans Weten w'e het, dat de onder wijspolitiek van Dr de Visser er op ge richt is om ons zojo zacht, maar tevens zoo ver mogelijk te verwijderen van het geen sinds 1899 van anti-revolutionaire zijde o(pi «schoolgebied is voorgestaan de vrije school, die de regel zou zijn, terwijl de openbare aanvullend zou heb ben op1 te treden." Intusschen is dit lang niet malsclie verwijt ongegrond gebleken. De minister is er' ten krachtigste tegen opgekomen. In de Eerste Kamer, Waar deze zaak ter sprake Werd gebracht, verklaarde hij: „Ik heb de eer gehad, verleden weejf een referaat te houden in een kring van een 400 predikanten. Dlaar werd bij het debat mij door dr Kromsigt ecnigszins het verwijt gemaakt, dat do Schoolw'ct van 1920 niet huldigde de relatieve nen traliteit, d.W.z. dat de godsdienst op de openbare school in die wel; niet genoeg tot eere was gebracht. Ik heb op1 dat ver wijt toen geanlw'o,ard 'In de eerste plaats dat ik den gods dienst _pp' de openbare school meer tot eere gebracht had "floor den maatregel, dat aan alle Rijkskweekscholen de pre dikant of de geestelijke, die daar gods dienstonderwijs geeft, door het rijk wordt gehonoreerd. Vroeger geschiedde dat niet; menigeen ha.d ér 'geen tijd voor, en daardoor gebeurde dit slechts spora disch. Thans echter wordt niemand al daar tot onderwijzer opgeleid, of' hij is in de gelegenheid giesteld, naar de over tuiging van zijn ouders of van zich zelf, behoorlijk godsdienstonderwijs te ontvan gen. In de tweede plaats heb ik er voor gezorgd, dat, Waar vroeger de plredikan/ of geestelijke, die op de openbare school godsdienstonderwijs kw'am geven, dik wijls werd afgescheept met een of ander uur voor of na schooltijd, hij nu dat uur kan regelen in overleg met het hooft1 en met het gemeentebestuur, zoodat hij gelegenheid heeft, bijfv. van 10 tot 11 of van 3 tot 4 godsdienstonderwijs op1 de openbare school te geven. In de derde plaats heb ik dr. Kroan- sigt geantwoord, dat het godsdienstig ele ment op het gebied van het lager Ónder wijs in het algemeen door do w'et van 1920 zoo wordt versterkt, dat wlijl nu in de jplractijk ten aanzien van den gods dienst 'krijgen, wa.t Groen van Prinsterer zich voorstelde bij het ideaal van de facultatieve splitsing, n.l. drie groote groepen van onderwijs, die elk het recht hebben op- gelijken voet de school naac hun godsdienstige overtuiging in te rich ten, n.l. een Rooinsch-Katholieke groepj een Chr.-Protestantsche groep en daas' naast een neutrale groep, die, wat het godsdienstig element betreft, er nog beter aan toe is dan vroeger. Hoe ter wereld kan nu een weldenkend mensch daaruit concludeerende Minister is bezig het Overheidscachet te drukken op de Roomsch Katholieke en Christelijk- Protestantsche scholen en hun de vrij heid te ontnemen. Het doet mij buitengewoon genoegen, dat de heer Franssen dit onderwerp1 ter sprake heeft gebracht en mij' in de gele genheid heeft gesteld om wat kroot is recht te zetten. Laat iemand mijl een bewij's toonen uit do wet van 1920 dat de vrijheid van liet bijzonder onderwijjs in die wet, gegeven de bevrediging, meer aan banden is ge- fegd dan vroeger het geval was, en ook maar één aanduiding geven, dat er bij het Departement een zucht, heerscht tot centralisatie en knotten van die vrijheid. Toen ik enkele weken geleden iemand bij' mij had, een man van aanzien op' het gebied van onderwijs, die een voordracht had gehouden, Waarin hij hetzelfde had beweerd, heb ik tot hem gezegdik vraag van u, dat gij mijl 'miet de stukken aan toont, dat die zucht aan het Departe ment bestaat. Tot op den huidigen dag wacht ik op dit bewijs. Ik zelf heb te lange jaren, meer dan misschien eenig lid dezer Kamer, voor de vrijheid, inzonderheid van het bijt zonder onderwijs gestreden, dan dat ik na vier jaar lang Minister te zijn geweest, er toe zou zijn gekomen omf in strijjd met. mlijin eigen verleden het bijzonder onderwijs aan banden te gaan legg'en. Daarom herhaal ik, dat, tenzij eenig be wijs dit mij'n. eigen wborden oï uit mijn wetgeving van het tegendeel wordt aan gegeven, ik beweer, dat ieder, die iets dergelijks zegt, mij jgrootelijiks onrecht aandoet." Nu drukte de minister zich wel wat sterk uit in de vraag naar bewijs. Dit bleek daarna. In dezelfde zitting, op 18 April j.l.j van de Eerste Kamer toch, kwam Mr. S. de Vries Cz. aan het woord die o. m. het volgende opmerkte: „Het zal ook den Minister niet ontgaan zijn, dat het'bij de gemeente- en school besturen vrijwel een communis opinio (al- gemeene meening) is, dat deze wet hun vrijheid sterk heeft verminderd en groote hiacht heeft gegeven aan het centraal gezag in den Haag. En ik geloof, dat dit een der zwakke punten is van deze wet, misschien niet zoo bedoeld, maar in de practijk gebleken, zoodat zij wel eens aan revisie zal moeten worden onderworpen. „Ik zit thans zelf in een schoolbestuur in den Haag, maar geen vergadering gaat er voorbij of men voelt, .dat sinds de wet) van 1920 er iets veranderd is en de macht van school- en gemeentebestuur sterk is verminderd. „Ik wijs er op en dat wordt juist door do schoolbesturen gevoeld dat op dit oogenblik tot op den laatsten cent toe het salaris van de onderwijzers door de Regeering wordt bepaald en is vast gelegd bij Koninklijk besluit. Vroeger be paalden de gemeentebesturen en de school-, besturen, wat ieder onderwijzer zou ver dienen; thans heeft de Regeering hier in den Haag een bureau moeten inrichten, een kaartenstelsel moeten inrichten voor alle onderwijzers in heel Nederland, waar in tot in bijzonderheden hun leeftijd, hun aantal dienstjaren, hun bevoegdheden, al les keurig gecatalogiseerd, op grond waarvan wordt uitgerekend, hoeveel sala ris ieder onderwijzer moet hebben. Dat alles wordt in den Haag beslist. Is dat nu centraliseerend, ja dan neen, en ligt dat in de wet van 1920, ja dan neen? „De band, die er vroeger bestond tus schen het schoolbestuur en de onderwij zers, is ten gevolge daarvan belangrijk zwakker geworden; de onderwijzers voe len zich op dit oogenblik veel meer Rijks ambtenaar dan vroeger. „Ik wensch een tweede voorbeeld te noemen. Ik noem maar enkele voorbeel den. .die voor het grijpen liggen, zonder dat ik aanspraak wil maken op volledig heid. „Op dit oogenblik wordt het schoolgeld, ook van de bijzondere scholen, geïnd door het gemeentebestuur. Is 'dat centra- liseeren, ja dan neen? De wet heeft be paald, dat men op de bijzondere scholen niet meer zal bepalen, welk schoolgeld er zal worden geheven. Dht schoolgeld moet geheven worden, dat de Regeering eischt. Is dat centraliseeren, ja dan neen? Van- Oorspi ongelijkheid wordt, strikt geno men, bij den mensch niet gevonden, maar alleen bij God. Toch zijn elr menschen, aan wie Hij. de eigenaardige, gelukkige gave heeft verleend, om zóó te leven en te werken, dat men daarin weinig of geen navolging van anderen ontdekt. Een der aldus bevoorrechten was de nog niet vergeten Engelsche predikant Row" land Hill. Getuige wat hier volgt. Een dame Verzocht hem eens haar zoon te willen onderzoeken als kandidaat voor het leeraarsambt, er bij toevoegende: „Ik weet zeker, dat hij een talent bezit, maar bet is verborgen in een zweetdoek'". Toen het onderzoek met den jongeling afgoloopen was, zeide hij': „Nu, mevrouw, ik heb den zweetdoek ferm uitgeschud, maar het talent vind ik niet". Eens had zijn eigen gemeente milde offers bijgedragen, toen hij haar in de volgende bewoordingen daarover prees: „Gij hebt u bij deze gelegenheid zoo goed gedragen, dat wij voornemens zijn, aanstaanden Zondag weer een collecte te houden. Ik heb hooren zeggen, dat, hoe meel* een goede koe gemolken wordt, hoe meer melk zij geeft".* Bij een predikatie over de gierigheid sprak hij zich, tamelijk kras zèlcer, eens aldus uit: „Er schijnt oen aanhoudend vriezen plaats te hebben in de zakken van sommige rijken. Zoodra steken zij hunne handen er niet in, of de Vingers schijnen te bevriezen, zoodat zij er hun geldbeurzen niet uit kunnen halen. Had ik wat te zag'gen, ik hing alle gierigaards op, maar niet, zooals men gewoonlijk doet. Ik zou hun de strop om de hielen doen, zoodat het geld uit de zakken kon fallen". Dat zijn prediking vruchten droeg mocht reeds hier beneden blijken. Op zekeren dag traden twee vrienden zijn kerk binnen, juist Voor hun vertrek naar Indië. De Een was Ghristen, de ander niet. Hill handelde ovter de listen en lagen van den vorst der duisternis, als zijnde ons niet onbekend, en haalde de Volgen de geschiedenis aan: Vele jaren geleden ontmoette ik in een nauwe straat van een groote stad een kudde .zwijnen: en tot. mjjn verwondering werden zij niet voortgedreven, maar volgden hun leider achterna. Dit zonderlinge geval maakte mijn nieuwsgierigheid dermate gaande, dat ik den man vroeg, hoe 't toch kwam dat deze arme, lompe varkens hem zoo gewillig volgden. Hij deelde mij' toen het geheim mede, hetwelk eenvoudig hierin bestond, dat hij uit een mand boonen, die I hij aan den arm had, er voortdurend uit den Haag wordt alles geregeld, Iter- wijl vroeger de schoolbesturen het zelf bepaalden. „Nog een derde punt wil ik noemen. De wet heeft bepaald, dat op de lagere school geen onderwijs in liet Fransch mag worden gegeven. Voelt het school- j bestuur dat als een beknotten van zijn vrijheid; heeft dat bestuur het gevoel, dat men van uit den Haag dicteert, hoe het onderwijs zelfs wat betreft de inrichting van het leerplan moet wor den gegeven, ja dan neen? „Het kan gebeuren, dat wij over de beteekenis van het woord „centralisee ren" verschillen. Maar het bezwaar te gen de centralisatie wordt in den laat sten tijd uitgesproken zoowel door de gemeentebesturen als door de school besturen. Misschien vergissen zij zich, maar de idee heeft de Minister nu wel begrepen, zij voelen zich in hun vrijheid geknot, zij hebben veel minder te regelen dan vroeger." Het antwoord van den minister was zoo, dat hij de juistheid der feiten toe gaf, doch dat zij niet bewezen het bestaan van een zucht van zijn Departement om te centraliseeren en de vrijheid te knotten, maar dat de wet dit doet. En nu verschillen de minister en de meeste antirevolutionairen hierin, dat uit deze erkentenis volgen moest dat dan het stelsel van de wet gewijzigd worden moet. In ieder geval op 't punt van de facul tatieve staatsschool bevredigde de minis ter hen volkomen; want toen de heer de Vries hem ook hieromtrent een nadere verklaring vroeg, gaf de minister dit on dubbelzinnige antwoord: „Elke gedachte, alsof ik de facultatieve splitsing van Groen van Prinsterer zou hebben willen combineeren met de idee, dat Christelijk-Protestantsche scholen en Roomsch-Katliolieke scholen Overheids- scholen zouden moeten worden, was en is mij volkomen vreemd; ik sta daar vij andig tegenover. Ik heb in mijn betoog niets anders ge zegd dan dit: Waar geklaagd werd, dat de religie zou lijden onder mijn wet, meen ik, dat integendeel over de geheele linie de godsdienst op alle inrichtingen van booger onderwijs op hooger peil werd ge bracht, ook op de openbare instellingen van 'het 1. o.; meer piet en minder niet." Het komt ons voor, dat deze verklaring aan duidelijkheid niets te wenschen over laat. Met blijdschap constateeren wij, dat in strijd met de aanvankelijk gewekte ge dachte, Minister de Visser van geen fa cultatieve splitsing wil weten. Wel staat de zaak zoo, dat de wet van '20 de mogelijkheid, schoon onhedoeld, heeft geschapen van een binding der vrij heid, die ons naar de Overheidsschool zou kunnen voeren. Van daar de onge rustheid, die zich van sommigen onzer meester maakte. Daar tegen te waken, blijft onze roe ping, en wij schijnen hierbij op eigen krachten aangewezen te zijn. Een „novel le" op dit punt is althans van dezen) minister niet te wachten. Dit behoort ook omdat de vrije school zoo zeer veel aan hem heeft dank te weten „sine .ira et studio" (dat wil zeggen onbevangen) te worden vastgesteld. Separatisme? De Vrije Universiteit. Wnt verwach ting heeft zij gewekt! In 1880 geopend, niet als Oplei dingsschool, niet als Seminarie; maar met de bedoeling! een Universiteit te stichten, een Hoogescihool, met aan vankelijk 3 faculteiten. Naast de Theologie em de Lettel- ren ook' een faculteit der Rechtsge leerdheid. De tijden waren der jonge planting niet gunstig. De strijd o» kerkelijk gebied drong haar inden hbeik, deed velen, die haar als „hun" Univer siteit hadden begroet, Va:n verre staan, doch zij bleef staande. Do Gereformeerde Kerkten in ons eenige liet vallen onder bet loepen en zoo bereikte hij zijn doel. „O, mijn lieve hoorders," 'vervolgde Hill, j.d'O duivel heeft ook een mand met boonen, en hij strooit zo uit, naardat ieder zondaar ze lust. Hij strooit maar, en de arme zondaars worden alzoo mede gevoerd naai* des duivels wil, en als de genade niet tusschenbeide tfeedt, voert hij hen tot binnen het slachtplein en houdt 'ben eeuwig daar. O, het is „om dat zijn listen ons niet onbekend zijn", dat wij n hedenavond zoo ernstig smee- fc'cn, dat gij toch op uw hoede zult zijn". Dien Christelijken vriend speet het in wendig, dat de prediker dit verhaal van de varkens gedaan 'had; hij vrees'de, dat zijn longeloovige Vriend er om zou lachen on het woord geen overtuiging bij hem zou veroorzaken. Na den dienst verlieten zij de kerk en vervolgden een tijdlang zonder spreken hun weig. „Wiat een zonderlinge mdedeeling van die varkens, niet waar?" zeide de on bekeerde, en toch, hoe treffend, hoe overtuigend!" Hij was onder den indruk gekomen; hij kon de mand met boonen maar niet vergeten en het slachtplein ook niet, maar vooral niet het oindelijke verlies van des zondaars ziel. Eonïgen tijd later drukte hij het in een brief uit, dat die predikatie, maar vooral dat ver haal, het middel geweest was tot redding Zijner ziel. Vaderland plukten de vruchten. Al lengs ook de inrichtingen vian Mid delbaar Onderwijs. De lijst van rechts geleerden, aan de School opgeleid, nam toe en toch ons volk', dat ook na de droeve dagen van ver deeldheid en strijd de Hoogesohool als „onze" Universiteit bleef begroe ten, wachtte zag' uit hoopte doch het bleef een vragen, wat zal er komen? Waar bleven de juristen, de leiders op het gebied van het Recht, op (het staatkundig, op het sociaal terrein? Zeker, er traden mannen opj, miet eere genoemd in verschillenden kring, wier Alma Mater de V. U. was, doch. het uitstippelen der lijnenHet wij zen der richting. Toen Lohman zich afkeerde1), toen Kuyper zich terugtrok, welke der jon geren traden als onze Jozua op Alle igroei is langzaam, althans in dien de plant geen terstond weden* verwelkende wonderboom is. Eien ver standig mensch heeft geduld, een ge- loovigie, indien hij recht staat, kan nog langer wachten. Terecht zeide een onzer ouderen: „Haastig zij de mensch, de brooze, De Eeuwige arbeidt miet geduld". Wij hebben gewacht, wij hebben geduid geoefend, wij betreurden den terugtred van Fabius, doch het leven giant voort. Met vreugde begroetten wij het optreden van Anema en Die penhorst. Van beiden hebben wij nog veel verwachting. Elk hunner heelt zijn eigene gaven en vooral op eerst- gênoemden zien wij op als den den ker, die richting zal geven en ons zal ontsluiten de beginselen van het Recht, zooals de Schrift dit eischt. Het Recht op het meer algemeen ter rein, bet Recht op staatkundig terrein, ook' het Recht op sociaal terrein. Maar de overigen? Waai* zijn zij? Een enkele in de Kalmer, (hier en daar in een Gemeenteraad, in enkele Staats-com|missies. Wij kennen hen, wij waar dee ren hun optreden, maar wij hadden meer verwacht. De tijden zijn moeilijk, op; allerlei terrein, doch Wat drukt ons in den grond der zaia|k' als geloovigpn het meest? De onzekerheid, het vage, het zich afvragen, welke richting gaat het leven uit, worden wij geleefd of le ven wij? Als Calvinisten hebben wij geleerd het volle leven aan te grijpen. De leuze is onder ons. opgeheven„Alles is .Uwe" en daarom zijn wij geroepen ook als geloovigen óp alle terrein des levens op te treden. Maar hoe? Het kan ons zoo angstig worden. W;at zal die vrucht zijn van ons werk Is het, zooals de Profeet zeg;t, „hooi en stoppelen", of is er iets in, dat door genade mede dienstbaar mag zijn aan ae verheerlijking van den Naam 'des Heer en? Wij 'waren samten met anderen, die het „Pro Regie" niet kennen. Velen hunner kunnen wij als Broeders in Christus de hand druk ken, doch zij missen, wat wij door geaaide mochten leeren verstaan, dat de christen niet alleen bekommerd heeft te zijn om zijn eeuwige zalige heid, Maar ook in dit leven (net leven van zijn tijd heeft op te vorderen voor God. Wij werken met anderen sa|m|en. Ar beiden wij daarin voor ons zelf of vervullen 'wij daarin de van God ge stelde roeping? Ziet, dat kan benauwen, dat ka" drukken en daarom was het, dat wij uitzagen naar de Vrije Universiteit', opdat wij van haar de mannen zou den ontvangen, die leiding en rich ting igeven. Groote blijdschap vervulde ons 'dan ook, toen wij lazen, dat de jonge: Calvinisten, aan de Vrije Universiteit als juristen opgeleid, zich vereenig- den. Onder leiding van Prof. Anema kwam, zooals de „standaard" ons me dedeelde, reeds een 30-tal bijeen om als Calvinisten zich refctenschap te geven van hun roeping. 1) Hier behoorde een ander woord te staan. Het volgende werd door don predikant zelf medegedeeld. Toen hij, jong zijnde, eens te Dievisas predikte, was er iemand onder zijn gehoor, gewapend met een vijftalslangen, die hij den leeraar wilde toewerpen, om hem zoo te ver schrikken. Zijn kans waarnemende, wierp hij eir drie,' waarvan een zich rondom des predikers arm kronkelde, en een andere rondom, zijn hals. Bemerkende, verhaalt Hill, dat zij niet kwaadaardig waren, ontdeed Hf er mij van en wierp zo heel eenvoudig weg op geruimen "af stand .van mijn gehoor. Eenige lieden jaagden den zondaar weg, en het gevolg was een betere aandacht en verscheidene bekeeringen tot God. Spoedig daarna kwam do opstandeling weder onder mijn gehoor, en hij, die mij met slangen wilde verschrikken, werd zelf bevrijd van de oude slang en was jaren achtereen een standvastige volgeling van bet Lam Gods. Hill woondo eens een jaarfeest bij van het Liondensche Zendelingsgenootschap. Ds Gilbee, deed aldaar een predikatie vol van godzaligheid en Christelijke liefde. Ds Hill had zooveel genoegen, dat hij zich haast niet weerhouden kon van uit te roepen: „O; ga toch door, holud toch niet op!" Na de preek verzocht hij vergunning om bij Ds Gilbee te mogen komen en spTak, hem ontmoetende: „Lieve Dis Gil bee, vergun mij een amen, onwaardigen dienstknecht van onzen Goddelijken Mees- Het „Handelsblad" schreef het op schrift, hierboven geplaatst, toen het dit bericht in zijn kolommen opnam. Ach, hoe zal ©en blinde over do Kleuren oordeel-en 1 Wij verheugen ons in dit teekten van leven en verwachten, van de nieuwe Vereeniging veel. Te lang hielden de ze mannenbroeders zich schuil, te lang vergenoegden zij zich met als juristen Ingedeeld te zijn bij de Ne- derlandsche Juristenvereeniging, Zeker, daar was plaats voor hen, maar hoe? Om hun meening als ge lijkgerechtigden naast die van an deren te stellen. De wereld is tegen woordig zoo welwillend. Velen zijn religieus. Komt iemand miet Christus aandragen, heel wel, als deze dan maar naast Boedha gaat staan. Z,oo ook hier. „Separatisme" voor lijnen in het leven, omdat men ook op het gebied van het Recht niet den mensch, rnjaax God als „God" erkent. Het zij Ider Vereeniging dan ook niet te dóen om een onpartijdig stand punt., maar om het standpunt in te nemen, dat de geloovige, de Calvi nist, het spoor wijst in den moei lijken, doch ook grooten tijd, dien wij beleven. (De Christen-Patroon. De luchtdienst New-York-Hamburg. Aan het luchtschip, bestemd vooa" het onderhouden van een regelmatigen dienst tusschen New-York en Hamburg en ruimte biedend voor 300 passagiers wordt thans druk gewerkt, meldt de luchtvaart correspondent van de „Daily News", ma joor Blak©. Het luchtschip is van het Arno Bor- nertype en zal meer dan 900 voet lang worden, met 12 machines van 260 P.K. zijn uitgerust en een snelheid ontwikke len, die het mogelijk zal maken de lucht reis tusschen de twee steden in tweemaal 24 uur te volbrengen. De passagiers zullen zoowel te Ham burg als te New-York van een soort pon ton in het luchtschip kunnen stappen, doordat de cabines op de wateroppervlakte in de New-Yorksche en de Hamburgsche haven komen te rusten. Het oprichten van een landingstoren is dus niet noo- dig, hetgeen een groote besparing zal geven. Een verlaten dorp. Als gevolg van de huidige economische toestanden in Zuid-Duitschland emigree- ren duizenden personen vandaar naar Noord- en Zuid-Amerika. Vooral uit de staten Baden, Wurtemberg en Beieren is de trek naar liet Westen sterk. Een dorp in de Palts, Otterstadt, zal binnenkort niets meer zijn dan een curieuse verza meling ledige huizen zonder een enkelen bewoner. Dertig families zijn reeds ver trokken en de 70 overblijvende zullen haar spoedig naar Argentinië volgen, waar zij een nieuw dorp zullen stichten, dat zij Neu-Otterstadt zullen noemen. Vrouwelijke politie. In Mei zal te Washington een Inter nationaal Congres gehouden worden van vrouwelijke politieambtenaren. De ziel daarvan zal zeker wel zijn Mrs. Mina. van Winkle, chef der vrouwelijke politie al daar en onder hare vakgenooten, ook in Europa, welbekend door hare vele werk zaamheden tot bereiking van internatio nale aansluiting. De vraag naar vrouwelijke politie wordt in de Vereenigde Staten steeds grooter en daarin is door de regeering van meer dere staten reeds wettelijk voorzien. Er zijn thans 300 steden met gezamenlijk i 1000 vrouwelijke politiebeambten. In New-York bijv. 95, in Chicago 65, maaf ook in kleinere plaatsen ontbreken zij niet. Zoo telt de kleine stad Petersburg (Virginia) er vier, namelijk twee blanke en twee van gekleurd ras, met het oog op de gemengde bevolking. Het korps te Washington werd vijf jaar geleden, op speciaal veTzoek van den hoofdcommissaris van politie, door het gemeentebestuur opgericht. De leden heb bed allen in meerdere of mindere mate ter, u te danken voor de predicatie van dezen dag". „O, waarde Dis Hill!" riep Gilbee uit, „kom binnen, hoe blij ben ik u 'te eien. Het was onder uw bediening, dat ik het eerst tot God geleid ben. Eens dwaalde ik uw kerk in, daar de muziek er mij binnenlokte, en toen en daar was het, dat ik de kracht der waarheid gevoelde. Overigens had Rowland Hill omtrent het prediken en wat daarmee verbonden is, zijn eigen denkbeelden, die we, zij' 't juist niet tot navolging voor allen, ver melden, als behoorende bij zijn eenig ka rakter. Hij was op zekeren dag bij een vriend 'gelogeerd, ep daar hij zich een paar uren voor den aanvang Tder gods dienstoefening aan het gezelschap ont trok, dacht men, dat hij zijn preek aan het overdenken zou Zijn op zijn kamer. Maar Wn de gastheer de kamer binnen- j trad, om te zeggen, dat het kerktijd was, j vond hij hem bezig met een oude klok, die hij; geheel Uit elkander genomen had. In antwoord op^ den verpaasden blik' van zijn vriend, zeide hij: „Ik ben doende geweest om uw oude klok te hef stellen; morgen "krijg ik haar denkelijk wel klaar". BaaTna predikte hij gemakkelijker en vu- Triger dan ooit, en ontleende verscheidene schoone beelden aan de bezigheid, waar in Zijn verbaasde vriend hem eenige o ogenblikken te voren gezien bad. Om sierlijke vorm bekommerde Hill zich trouwens bij zijn spreken zeer weinig.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5