DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Een oorspronkelijk prediker.
Uit de Pers.
Buitenland.
FEUILLETON.
VAN
ZATERDAG 2 JUNI 1923. No. 203
GEEN FACULTATIEVE SPLITSING.
In een vergadering van Ned. Her
vormde Predikanten, dezer dagen gehou
den, werd door dr Krqmsigt tot den
minister van onderwijs, dr de Visser,
den vader der nieuwe schoolwet, het
verwijt gericht, dat in de Onderwijswet
1920 het principe der vrije school heef
getriumfeerd en do kerstening der open
bare school is losgelaten.
Daartegen kwam de Minister in verzet
Hij ontleende ten sterkste dat zijn wet
een Kuyperiaansch karakter zou dragen
en verklaarde volgens de verslagen in de
bladen, dat, naar zijn nieening, Groen's
ideaal van de facultatieve splitsing in
een neutrale, een positief Prot. Christe
lijke en een R. ICath., steeds meer tot
zijn recht komt. Langs een omWeg
zoo zeide hij z!al door de wet van
1920 dit ideaal worden bereikt.
Geen wonder dat deze uitspraak on
rust verwekte, en dat een van onze
bladen schreef
„Thans Weten w'e het, dat de onder
wijspolitiek van Dr de Visser er op ge
richt is om ons zojo zacht, maar tevens
zoo ver mogelijk te verwijderen van het
geen sinds 1899 van anti-revolutionaire
zijde o(pi «schoolgebied is voorgestaan
de vrije school, die de regel zou zijn,
terwijl de openbare aanvullend zou heb
ben op1 te treden."
Intusschen is dit lang niet malsclie
verwijt ongegrond gebleken. De minister
is er' ten krachtigste tegen opgekomen.
In de Eerste Kamer, Waar deze zaak
ter sprake Werd gebracht, verklaarde hij:
„Ik heb de eer gehad, verleden weejf
een referaat te houden in een kring van
een 400 predikanten. Dlaar werd bij het
debat mij door dr Kromsigt ecnigszins
het verwijt gemaakt, dat do Schoolw'ct
van 1920 niet huldigde de relatieve nen
traliteit, d.W.z. dat de godsdienst op de
openbare school in die wel; niet genoeg
tot eere was gebracht. Ik heb op1 dat ver
wijt toen geanlw'o,ard
'In de eerste plaats dat ik den gods
dienst _pp' de openbare school meer tot
eere gebracht had "floor den maatregel,
dat aan alle Rijkskweekscholen de pre
dikant of de geestelijke, die daar gods
dienstonderwijs geeft, door het rijk wordt
gehonoreerd. Vroeger geschiedde dat niet;
menigeen ha.d ér 'geen tijd voor, en
daardoor gebeurde dit slechts spora
disch. Thans echter wordt niemand al
daar tot onderwijzer opgeleid, of' hij is
in de gelegenheid giesteld, naar de over
tuiging van zijn ouders of van zich zelf,
behoorlijk godsdienstonderwijs te ontvan
gen.
In de tweede plaats heb ik er voor
gezorgd, dat, Waar vroeger de plredikan/
of geestelijke, die op de openbare school
godsdienstonderwijs kw'am geven, dik
wijls werd afgescheept met een of ander
uur voor of na schooltijd, hij nu dat
uur kan regelen in overleg met het hooft1
en met het gemeentebestuur, zoodat hij
gelegenheid heeft, bijfv. van 10 tot 11
of van 3 tot 4 godsdienstonderwijs op1 de
openbare school te geven.
In de derde plaats heb ik dr. Kroan-
sigt geantwoord, dat het godsdienstig ele
ment op het gebied van het lager Ónder
wijs in het algemeen door do w'et van
1920 zoo wordt versterkt, dat wlijl nu in
de jplractijk ten aanzien van den gods
dienst 'krijgen, wa.t Groen van Prinsterer
zich voorstelde bij het ideaal van de
facultatieve splitsing, n.l. drie groote
groepen van onderwijs, die elk het recht
hebben op- gelijken voet de school naac
hun godsdienstige overtuiging in te rich
ten, n.l. een Rooinsch-Katholieke groepj
een Chr.-Protestantsche groep en daas'
naast een neutrale groep, die, wat het
godsdienstig element betreft, er nog beter
aan toe is dan vroeger.
Hoe ter wereld kan nu een weldenkend
mensch daaruit concludeerende Minister
is bezig het Overheidscachet te drukken
op de Roomsch Katholieke en Christelijk-
Protestantsche scholen en hun de vrij
heid te ontnemen.
Het doet mij buitengewoon genoegen,
dat de heer Franssen dit onderwerp1 ter
sprake heeft gebracht en mij' in de gele
genheid heeft gesteld om wat kroot is
recht te zetten.
Laat iemand mijl een bewij's toonen uit
do wet van 1920 dat de vrijheid van liet
bijzonder onderwijjs in die wet, gegeven
de bevrediging, meer aan banden is ge-
fegd dan vroeger het geval was, en ook
maar één aanduiding geven, dat er bij
het Departement een zucht, heerscht tot
centralisatie en knotten van die vrijheid.
Toen ik enkele weken geleden iemand
bij' mij had, een man van aanzien op' het
gebied van onderwijs, die een voordracht
had gehouden, Waarin hij hetzelfde had
beweerd, heb ik tot hem gezegdik vraag
van u, dat gij mijl 'miet de stukken aan
toont, dat die zucht aan het Departe
ment bestaat.
Tot op den huidigen dag wacht ik op
dit bewijs.
Ik zelf heb te lange jaren, meer dan
misschien eenig lid dezer Kamer, voor
de vrijheid, inzonderheid van het bijt
zonder onderwijs gestreden, dan dat ik
na vier jaar lang Minister te zijn geweest,
er toe zou zijn gekomen omf in strijjd
met. mlijin eigen verleden het bijzonder
onderwijs aan banden te gaan legg'en.
Daarom herhaal ik, dat, tenzij eenig be
wijs dit mij'n. eigen wborden oï uit mijn
wetgeving van het tegendeel wordt aan
gegeven, ik beweer, dat ieder, die iets
dergelijks zegt, mij jgrootelijiks onrecht
aandoet."
Nu drukte de minister zich wel wat
sterk uit in de vraag naar bewijs. Dit
bleek daarna.
In dezelfde zitting, op 18 April j.l.j
van de Eerste Kamer toch, kwam Mr. S.
de Vries Cz. aan het woord die o. m. het
volgende opmerkte:
„Het zal ook den Minister niet ontgaan
zijn, dat het'bij de gemeente- en school
besturen vrijwel een communis opinio (al-
gemeene meening) is, dat deze wet hun
vrijheid sterk heeft verminderd en groote
hiacht heeft gegeven aan het centraal
gezag in den Haag. En ik geloof, dat dit
een der zwakke punten is van deze wet,
misschien niet zoo bedoeld, maar in de
practijk gebleken, zoodat zij wel eens aan
revisie zal moeten worden onderworpen.
„Ik zit thans zelf in een schoolbestuur
in den Haag, maar geen vergadering gaat
er voorbij of men voelt, .dat sinds de wet)
van 1920 er iets veranderd is en de macht
van school- en gemeentebestuur sterk is
verminderd.
„Ik wijs er op en dat wordt juist
door do schoolbesturen gevoeld dat op
dit oogenblik tot op den laatsten cent
toe het salaris van de onderwijzers door
de Regeering wordt bepaald en is vast
gelegd bij Koninklijk besluit. Vroeger be
paalden de gemeentebesturen en de school-,
besturen, wat ieder onderwijzer zou ver
dienen; thans heeft de Regeering hier in
den Haag een bureau moeten inrichten,
een kaartenstelsel moeten inrichten voor
alle onderwijzers in heel Nederland, waar
in tot in bijzonderheden hun leeftijd, hun
aantal dienstjaren, hun bevoegdheden, al
les keurig gecatalogiseerd, op grond
waarvan wordt uitgerekend, hoeveel sala
ris ieder onderwijzer moet hebben. Dat
alles wordt in den Haag beslist. Is dat nu
centraliseerend, ja dan neen, en ligt dat
in de wet van 1920, ja dan neen?
„De band, die er vroeger bestond tus
schen het schoolbestuur en de onderwij
zers, is ten gevolge daarvan belangrijk
zwakker geworden; de onderwijzers voe
len zich op dit oogenblik veel meer Rijks
ambtenaar dan vroeger.
„Ik wensch een tweede voorbeeld te
noemen. Ik noem maar enkele voorbeel
den. .die voor het grijpen liggen, zonder
dat ik aanspraak wil maken op volledig
heid.
„Op dit oogenblik wordt het schoolgeld,
ook van de bijzondere scholen, geïnd
door het gemeentebestuur. Is 'dat centra-
liseeren, ja dan neen? De wet heeft be
paald, dat men op de bijzondere scholen
niet meer zal bepalen, welk schoolgeld er
zal worden geheven. Dht schoolgeld moet
geheven worden, dat de Regeering eischt.
Is dat centraliseeren, ja dan neen? Van-
Oorspi ongelijkheid wordt, strikt geno
men, bij den mensch niet gevonden, maar
alleen bij God. Toch zijn elr menschen,
aan wie Hij. de eigenaardige, gelukkige
gave heeft verleend, om zóó te leven
en te werken, dat men daarin weinig
of geen navolging van anderen ontdekt.
Een der aldus bevoorrechten was de nog
niet vergeten Engelsche predikant Row"
land Hill. Getuige wat hier volgt.
Een dame Verzocht hem eens haar zoon
te willen onderzoeken als kandidaat voor
het leeraarsambt, er bij toevoegende: „Ik
weet zeker, dat hij een talent bezit, maar
bet is verborgen in een zweetdoek'".
Toen het onderzoek met den jongeling
afgoloopen was, zeide hij': „Nu, mevrouw,
ik heb den zweetdoek ferm uitgeschud,
maar het talent vind ik niet".
Eens had zijn eigen gemeente milde
offers bijgedragen, toen hij haar in de
volgende bewoordingen daarover prees:
„Gij hebt u bij deze gelegenheid zoo
goed gedragen, dat wij voornemens zijn,
aanstaanden Zondag weer een collecte
te houden. Ik heb hooren zeggen, dat,
hoe meel* een goede koe gemolken wordt,
hoe meer melk zij geeft".*
Bij een predikatie over de gierigheid
sprak hij zich, tamelijk kras zèlcer, eens
aldus uit: „Er schijnt oen aanhoudend
vriezen plaats te hebben in de zakken
van sommige rijken. Zoodra steken zij
hunne handen er niet in, of de Vingers
schijnen te bevriezen, zoodat zij er hun
geldbeurzen niet uit kunnen halen. Had
ik wat te zag'gen, ik hing alle gierigaards
op, maar niet, zooals men gewoonlijk
doet. Ik zou hun de strop om de hielen
doen, zoodat het geld uit de zakken kon
fallen".
Dat zijn prediking vruchten droeg
mocht reeds hier beneden blijken. Op
zekeren dag traden twee vrienden zijn
kerk binnen, juist Voor hun vertrek naar
Indië. De Een was Ghristen, de ander
niet.
Hill handelde ovter de listen en lagen
van den vorst der duisternis, als zijnde
ons niet onbekend, en haalde de Volgen
de geschiedenis aan: Vele jaren geleden
ontmoette ik in een nauwe straat van
een groote stad een kudde .zwijnen: en
tot. mjjn verwondering werden zij niet
voortgedreven, maar volgden hun leider
achterna. Dit zonderlinge geval maakte
mijn nieuwsgierigheid dermate gaande,
dat ik den man vroeg, hoe 't toch kwam
dat deze arme, lompe varkens hem zoo
gewillig volgden. Hij deelde mij' toen het
geheim mede, hetwelk eenvoudig hierin
bestond, dat hij uit een mand boonen, die
I hij aan den arm had, er voortdurend
uit den Haag wordt alles geregeld, Iter-
wijl vroeger de schoolbesturen het zelf
bepaalden.
„Nog een derde punt wil ik noemen.
De wet heeft bepaald, dat op de lagere
school geen onderwijs in liet Fransch
mag worden gegeven. Voelt het school- j
bestuur dat als een beknotten van zijn
vrijheid; heeft dat bestuur het gevoel,
dat men van uit den Haag dicteert, hoe
het onderwijs zelfs wat betreft de
inrichting van het leerplan moet wor
den gegeven, ja dan neen?
„Het kan gebeuren, dat wij over de
beteekenis van het woord „centralisee
ren" verschillen. Maar het bezwaar te
gen de centralisatie wordt in den laat
sten tijd uitgesproken zoowel door de
gemeentebesturen als door de school
besturen. Misschien vergissen zij zich,
maar de idee heeft de Minister nu wel
begrepen, zij voelen zich in hun vrijheid
geknot, zij hebben veel minder te regelen
dan vroeger."
Het antwoord van den minister was
zoo, dat hij de juistheid der feiten toe
gaf, doch dat zij niet bewezen het bestaan
van een zucht van zijn Departement om
te centraliseeren en de vrijheid te knotten,
maar dat de wet dit doet.
En nu verschillen de minister en de
meeste antirevolutionairen hierin, dat uit
deze erkentenis volgen moest dat dan het
stelsel van de wet gewijzigd worden moet.
In ieder geval op 't punt van de facul
tatieve staatsschool bevredigde de minis
ter hen volkomen; want toen de heer
de Vries hem ook hieromtrent een nadere
verklaring vroeg, gaf de minister dit on
dubbelzinnige antwoord:
„Elke gedachte, alsof ik de facultatieve
splitsing van Groen van Prinsterer zou
hebben willen combineeren met de idee,
dat Christelijk-Protestantsche scholen en
Roomsch-Katliolieke scholen Overheids-
scholen zouden moeten worden, was en
is mij volkomen vreemd; ik sta daar vij
andig tegenover.
Ik heb in mijn betoog niets anders ge
zegd dan dit: Waar geklaagd werd, dat
de religie zou lijden onder mijn wet, meen
ik, dat integendeel over de geheele linie
de godsdienst op alle inrichtingen van
booger onderwijs op hooger peil werd ge
bracht, ook op de openbare instellingen
van 'het 1. o.; meer piet en minder niet."
Het komt ons voor, dat deze verklaring
aan duidelijkheid niets te wenschen over
laat.
Met blijdschap constateeren wij, dat in
strijd met de aanvankelijk gewekte ge
dachte, Minister de Visser van geen fa
cultatieve splitsing wil weten.
Wel staat de zaak zoo, dat de wet van
'20 de mogelijkheid, schoon onhedoeld,
heeft geschapen van een binding der vrij
heid, die ons naar de Overheidsschool
zou kunnen voeren. Van daar de onge
rustheid, die zich van sommigen onzer
meester maakte.
Daar tegen te waken, blijft onze roe
ping, en wij schijnen hierbij op eigen
krachten aangewezen te zijn. Een „novel
le" op dit punt is althans van dezen)
minister niet te wachten.
Dit behoort ook omdat de vrije school
zoo zeer veel aan hem heeft dank te
weten „sine .ira et studio" (dat wil
zeggen onbevangen) te worden vastgesteld.
Separatisme?
De Vrije Universiteit. Wnt verwach
ting heeft zij gewekt!
In 1880 geopend, niet als Oplei
dingsschool, niet als Seminarie; maar
met de bedoeling! een Universiteit te
stichten, een Hoogescihool, met aan
vankelijk 3 faculteiten.
Naast de Theologie em de Lettel-
ren ook' een faculteit der Rechtsge
leerdheid.
De tijden waren der jonge planting
niet gunstig. De strijd o» kerkelijk
gebied drong haar inden hbeik, deed
velen, die haar als „hun" Univer
siteit hadden begroet, Va:n verre staan,
doch zij bleef staande.
Do Gereformeerde Kerkten in ons
eenige liet vallen onder bet loepen en
zoo bereikte hij zijn doel.
„O, mijn lieve hoorders," 'vervolgde
Hill, j.d'O duivel heeft ook een mand
met boonen, en hij strooit zo uit, naardat
ieder zondaar ze lust. Hij strooit maar,
en de arme zondaars worden alzoo mede
gevoerd naai* des duivels wil, en als de
genade niet tusschenbeide tfeedt, voert
hij hen tot binnen het slachtplein en
houdt 'ben eeuwig daar. O, het is „om
dat zijn listen ons niet onbekend zijn",
dat wij n hedenavond zoo ernstig smee-
fc'cn, dat gij toch op uw hoede zult zijn".
Dien Christelijken vriend speet het in
wendig, dat de prediker dit verhaal van
de varkens gedaan 'had; hij vrees'de, dat
zijn longeloovige Vriend er om zou lachen
on het woord geen overtuiging bij hem
zou veroorzaken.
Na den dienst verlieten zij de kerk en
vervolgden een tijdlang zonder spreken
hun weig.
„Wiat een zonderlinge mdedeeling van
die varkens, niet waar?" zeide de on
bekeerde, en toch, hoe treffend, hoe
overtuigend!" Hij was onder den indruk
gekomen; hij kon de mand met boonen
maar niet vergeten en het slachtplein
ook niet, maar vooral niet het oindelijke
verlies van des zondaars ziel. Eonïgen
tijd later drukte hij het in een brief uit,
dat die predikatie, maar vooral dat ver
haal, het middel geweest was tot redding
Zijner ziel.
Vaderland plukten de vruchten. Al
lengs ook de inrichtingen vian Mid
delbaar Onderwijs. De lijst van rechts
geleerden, aan de School opgeleid,
nam toe en toch ons volk', dat
ook na de droeve dagen van ver
deeldheid en strijd de Hoogesohool
als „onze" Universiteit bleef begroe
ten, wachtte zag' uit hoopte
doch het bleef een vragen, wat zal
er komen? Waar bleven de juristen,
de leiders op het gebied van het
Recht, op (het staatkundig, op het
sociaal terrein?
Zeker, er traden mannen opj, miet
eere genoemd in verschillenden kring,
wier Alma Mater de V. U. was, doch.
het uitstippelen der lijnenHet wij
zen der richting.
Toen Lohman zich afkeerde1), toen
Kuyper zich terugtrok, welke der jon
geren traden als onze Jozua op
Alle igroei is langzaam, althans in
dien de plant geen terstond weden*
verwelkende wonderboom is. Eien ver
standig mensch heeft geduld, een ge-
loovigie, indien hij recht staat, kan
nog langer wachten. Terecht zeide
een onzer ouderen:
„Haastig zij de mensch, de brooze,
De Eeuwige arbeidt miet geduld".
Wij hebben gewacht, wij hebben
geduid geoefend, wij betreurden den
terugtred van Fabius, doch het leven
giant voort. Met vreugde begroetten
wij het optreden van Anema en Die
penhorst. Van beiden hebben wij nog
veel verwachting. Elk hunner heelt
zijn eigene gaven en vooral op eerst-
gênoemden zien wij op als den den
ker, die richting zal geven en ons
zal ontsluiten de beginselen van het
Recht, zooals de Schrift dit eischt.
Het Recht op het meer algemeen ter
rein, bet Recht op staatkundig terrein,
ook' het Recht op sociaal terrein.
Maar de overigen? Waai* zijn zij?
Een enkele in de Kalmer, (hier en daar
in een Gemeenteraad, in enkele
Staats-com|missies. Wij kennen hen,
wij waar dee ren hun optreden, maar
wij hadden meer verwacht.
De tijden zijn moeilijk, op; allerlei
terrein, doch Wat drukt ons in den
grond der zaia|k' als geloovigpn het
meest? De onzekerheid, het vage, het
zich afvragen, welke richting gaat het
leven uit, worden wij geleefd of le
ven wij?
Als Calvinisten hebben wij geleerd
het volle leven aan te grijpen. De
leuze is onder ons. opgeheven„Alles
is .Uwe" en daarom zijn wij geroepen
ook als geloovigen óp alle terrein
des levens op te treden. Maar hoe?
Het kan ons zoo angstig worden.
W;at zal die vrucht zijn van ons
werk Is het, zooals de Profeet zeg;t,
„hooi en stoppelen", of is er iets
in, dat door genade mede dienstbaar
mag zijn aan ae verheerlijking van den
Naam 'des Heer en? Wij 'waren samten
met anderen, die het „Pro Regie" niet
kennen. Velen hunner kunnen wij als
Broeders in Christus de hand druk
ken, doch zij missen, wat wij door
geaaide mochten leeren verstaan, dat
de christen niet alleen bekommerd
heeft te zijn om zijn eeuwige zalige
heid, Maar ook in dit leven (net leven
van zijn tijd heeft op te vorderen voor
God.
Wij werken met anderen sa|m|en. Ar
beiden wij daarin voor ons zelf of
vervullen 'wij daarin de van God ge
stelde roeping?
Ziet, dat kan benauwen, dat ka"
drukken en daarom was het, dat wij
uitzagen naar de Vrije Universiteit',
opdat wij van haar de mannen zou
den ontvangen, die leiding en rich
ting igeven.
Groote blijdschap vervulde ons 'dan
ook, toen wij lazen, dat de jonge:
Calvinisten, aan de Vrije Universiteit
als juristen opgeleid, zich vereenig-
den. Onder leiding van Prof. Anema
kwam, zooals de „standaard" ons me
dedeelde, reeds een 30-tal bijeen om
als Calvinisten zich refctenschap te
geven van hun roeping.
1) Hier behoorde een ander woord te
staan.
Het volgende werd door don predikant
zelf medegedeeld. Toen hij, jong zijnde,
eens te Dievisas predikte, was er iemand
onder zijn gehoor, gewapend met een
vijftalslangen, die hij den leeraar
wilde toewerpen, om hem zoo te ver
schrikken. Zijn kans waarnemende, wierp
hij eir drie,' waarvan een zich rondom
des predikers arm kronkelde, en een
andere rondom, zijn hals. Bemerkende,
verhaalt Hill, dat zij niet kwaadaardig
waren, ontdeed Hf er mij van en wierp
zo heel eenvoudig weg op geruimen "af
stand .van mijn gehoor. Eenige lieden
jaagden den zondaar weg, en het gevolg
was een betere aandacht en verscheidene
bekeeringen tot God. Spoedig daarna
kwam do opstandeling weder onder mijn
gehoor, en hij, die mij met slangen wilde
verschrikken, werd zelf bevrijd van de
oude slang en was jaren achtereen een
standvastige volgeling van bet Lam Gods.
Hill woondo eens een jaarfeest bij van
het Liondensche Zendelingsgenootschap. Ds
Gilbee, deed aldaar een predikatie vol
van godzaligheid en Christelijke liefde.
Ds Hill had zooveel genoegen, dat hij
zich haast niet weerhouden kon van uit
te roepen: „O; ga toch door, holud toch
niet op!"
Na de preek verzocht hij vergunning
om bij Ds Gilbee te mogen komen en
spTak, hem ontmoetende: „Lieve Dis Gil
bee, vergun mij een amen, onwaardigen
dienstknecht van onzen Goddelijken Mees-
Het „Handelsblad" schreef het op
schrift, hierboven geplaatst, toen het
dit bericht in zijn kolommen opnam.
Ach, hoe zal ©en blinde over do
Kleuren oordeel-en 1
Wij verheugen ons in dit teekten van
leven en verwachten, van de nieuwe
Vereeniging veel. Te lang hielden de
ze mannenbroeders zich schuil, te
lang vergenoegden zij zich met als
juristen Ingedeeld te zijn bij de Ne-
derlandsche Juristenvereeniging,
Zeker, daar was plaats voor hen,
maar hoe? Om hun meening als ge
lijkgerechtigden naast die van an
deren te stellen. De wereld is tegen
woordig zoo welwillend.
Velen zijn religieus. Komt iemand
miet Christus aandragen, heel wel, als
deze dan maar naast Boedha gaat
staan. Z,oo ook hier. „Separatisme"
voor lijnen in het leven, omdat men
ook op het gebied van het Recht
niet den mensch, rnjaax God als „God"
erkent.
Het zij Ider Vereeniging dan ook
niet te dóen om een onpartijdig stand
punt., maar om het standpunt in te
nemen, dat de geloovige, de Calvi
nist, het spoor wijst in den moei
lijken, doch ook grooten tijd, dien wij
beleven.
(De Christen-Patroon.
De luchtdienst New-York-Hamburg.
Aan het luchtschip, bestemd vooa" het
onderhouden van een regelmatigen dienst
tusschen New-York en Hamburg en
ruimte biedend voor 300 passagiers wordt
thans druk gewerkt, meldt de luchtvaart
correspondent van de „Daily News", ma
joor Blak©.
Het luchtschip is van het Arno Bor-
nertype en zal meer dan 900 voet lang
worden, met 12 machines van 260 P.K.
zijn uitgerust en een snelheid ontwikke
len, die het mogelijk zal maken de lucht
reis tusschen de twee steden in tweemaal
24 uur te volbrengen.
De passagiers zullen zoowel te Ham
burg als te New-York van een soort pon
ton in het luchtschip kunnen stappen,
doordat de cabines op de wateroppervlakte
in de New-Yorksche en de Hamburgsche
haven komen te rusten. Het oprichten
van een landingstoren is dus niet noo-
dig, hetgeen een groote besparing zal
geven.
Een verlaten dorp.
Als gevolg van de huidige economische
toestanden in Zuid-Duitschland emigree-
ren duizenden personen vandaar naar
Noord- en Zuid-Amerika. Vooral uit de
staten Baden, Wurtemberg en Beieren is
de trek naar liet Westen sterk. Een dorp
in de Palts, Otterstadt, zal binnenkort
niets meer zijn dan een curieuse verza
meling ledige huizen zonder een enkelen
bewoner. Dertig families zijn reeds ver
trokken en de 70 overblijvende zullen haar
spoedig naar Argentinië volgen, waar zij
een nieuw dorp zullen stichten, dat zij
Neu-Otterstadt zullen noemen.
Vrouwelijke politie.
In Mei zal te Washington een Inter
nationaal Congres gehouden worden van
vrouwelijke politieambtenaren. De ziel
daarvan zal zeker wel zijn Mrs. Mina. van
Winkle, chef der vrouwelijke politie al
daar en onder hare vakgenooten, ook in
Europa, welbekend door hare vele werk
zaamheden tot bereiking van internatio
nale aansluiting.
De vraag naar vrouwelijke politie wordt
in de Vereenigde Staten steeds grooter en
daarin is door de regeering van meer
dere staten reeds wettelijk voorzien. Er
zijn thans 300 steden met gezamenlijk
i 1000 vrouwelijke politiebeambten. In
New-York bijv. 95, in Chicago 65, maaf
ook in kleinere plaatsen ontbreken zij
niet. Zoo telt de kleine stad Petersburg
(Virginia) er vier, namelijk twee blanke
en twee van gekleurd ras, met het oog
op de gemengde bevolking.
Het korps te Washington werd vijf jaar
geleden, op speciaal veTzoek van den
hoofdcommissaris van politie, door het
gemeentebestuur opgericht. De leden heb
bed allen in meerdere of mindere mate
ter, u te danken voor de predicatie van
dezen dag".
„O, waarde Dis Hill!" riep Gilbee uit,
„kom binnen, hoe blij ben ik u 'te eien.
Het was onder uw bediening, dat ik het
eerst tot God geleid ben. Eens dwaalde
ik uw kerk in, daar de muziek er mij
binnenlokte, en toen en daar was het,
dat ik de kracht der waarheid gevoelde.
Overigens had Rowland Hill omtrent
het prediken en wat daarmee verbonden
is, zijn eigen denkbeelden, die we, zij'
't juist niet tot navolging voor allen, ver
melden, als behoorende bij zijn eenig ka
rakter. Hij was op zekeren dag bij een
vriend 'gelogeerd, ep daar hij zich een
paar uren voor den aanvang Tder gods
dienstoefening aan het gezelschap ont
trok, dacht men, dat hij zijn preek aan
het overdenken zou Zijn op zijn kamer.
Maar Wn de gastheer de kamer binnen-
j trad, om te zeggen, dat het kerktijd was,
j vond hij hem bezig met een oude klok,
die hij; geheel Uit elkander genomen had.
In antwoord op^ den verpaasden blik' van
zijn vriend, zeide hij: „Ik ben doende
geweest om uw oude klok te hef stellen;
morgen "krijg ik haar denkelijk wel klaar".
BaaTna predikte hij gemakkelijker en vu-
Triger dan ooit, en ontleende verscheidene
schoone beelden aan de bezigheid, waar
in Zijn verbaasde vriend hem eenige
o ogenblikken te voren gezien bad.
Om sierlijke vorm bekommerde Hill zich
trouwens bij zijn spreken zeer weinig.