DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Buitenland. Gemengd Nienws. HENOCH ARDEN Uit de Pers. FEUILLETON. 4.) VAN ZATERDAG 19 MEI 1923. No. 192 Een reis naar de Stichting Vrederust". Wat sclioone dag, jongstleden tweeden Mei! Hoe stemde 't vriend'lijk zonlicht allen blij Die zich, sinds lang reeds, hadden voor genomen Om op de Stichting „Vrederust" te komen. Net zeventig van Serooskerkc alleen, Zij trokken er per Autobussen heen; Twee nieuwe, om een eerste reis temaken, Waarin wij dan 't genoegen mochten smaken Heel zacht te zijden, zijnde bovendien Voldoende ook van licht en lucht voor zien. En wordt voor 't geld een spoorreis soms vermeden, Zeer billijk was 't bedrag waarvoor wij reden; Dat was voor niemand onzer een belet, Zoo laag was 't door den directeur gezet. Ook mag een woord van lof hier nie8 ontbreken Aan de chauffeurs, naardien ons is ge bleken Hun tact, hun kennis on voorzichtigheid; Een vreemde weg, dien men voor 't eerst berijdt, Eischt veel bekwaamheid van wie 't voer tuig sturen. Zoo kwamen we ongeveer te twalef uren Na af en toe te hebben stilgestaan (Te acht uur vijftien ving de rijtoer aan) Na 'n zeer gezell'ge reize op de Stichting. Wij stapten uit. En in verscheiden richting Werd groepsgewijze een wandeling ge maakt Tot die te twee uur dertig moest gestaakt; Want op dat uur zou d'inwijding beginnen Van 't nieuwe 'kerkgebouw. Wij gingen 't binnen En keken allen eens nieuwsgierig rond IToe of 't gebouw van binnen zich bevond. En ieder vond het schoon en zeer doel matig. Vooral was ook dat saamzijn daar plecht statig Veel ernstigs, heel veel goeds werd daar gehoord. Zes sprekers namen of verkregen 't woord, 't Verslag behoeft door ons niet breed omschreven, 't Werd door „De Zeeuw" volledig ons gegeven. Toch mag de pen door mij niet neergelegd Voor ook iets van de lijders is gezegd Die wij daar, van ons afgesloten, zagen; Wat zijn die stakkerds diep toch te be klagen! Wij zagen hen met medelijden aan; In 't oog van menig onzer welde een traan. En in de paviljoenen, op de zalen, O, welk een leed! wie zal de angsten! malen Dier tobberds; velen rust'loos, nacht en dag! Gelukkig, dat bij al dit wee en ach Steeds worden ingespannen alle krachten Om 't leed en de ellende te verzachten; Om troost en hulp te bieden, waar dit kan, Hoe noodig is 't, dat wij als Christ'nen, dan Die Stichting in ons bidden steeds ge denken En mild ook daarvoor onze gaven schenken. Hoe treurig, zoo men zich daaraan ont trekt En voor zijn weig'ren om te steunen, dekt Door 't wijzen op het „luxe" der gebouwen En op de „pracht en praal", daar te aan-' schouwen, Terwijl 't naar d'eisch des tijds moest ingericht, Waartoe, bij 't bouwen, zelfs de Wet ver plicht. Ook voor de stumperds, die aldaar ver- toeven Is 't juist alzóó, wat zij zoozeer behoeven; Het kan toch zijn, dat in hun somberheid 't Uitwendig' schoon nog eenig licht ver spreidt. laten wij dan, elk naar zijn vermogen (Zelf voor dat leed verschoond!) uit mede- doogen (Een visschersgeschiedenis.) Voor de kinderen was hij alles. Men zag ze dikwijls van 't einde der straat juichend naar hem toesnellen, alsof hij hun schoolmakker was; in zijtn huis en in zijn molen waren ze heer en meester; nooit was het hem te veel, omi naar hun verhalen te luisteren. Ze klommen op zijn knieën, en speel den verstoppertje met hemi. Ze noemden hem steeds „vader Ehilipl"; en wat deze won, verloor Henoch; Want deze werd voor hen als een droombeeld, dat ver bleekt. Zoo gingen er tien volle jaren voorbij', sedert Henoch van de zijnen afscheid had genomen, in dien tijd werd taal noch teeken van hen gehoord. Op zekeren najaarsavond gingen velen naar het bosch; ook moeder Anna" met haar kinderen. Men zou daar spelen en noten plukken. Zij vroegen vader Philip om mee te gaan, maar hij was wit bestoven door 't meel, en kon dus maar niet zoo weg. Toen de kinderen echter sterk aandron gen, en hem zelfs aan zijn jas hingen, kon hij hun niet langer weerstaan en stemde toe vooral daar Annie hfij hen was. Voor d'allerongelukkigsten op aard' Mee qff'ren dan, waarbij 't gebed zich paart. En 't nieuwe kerkgebouw, daar pas ver rezen, Het moge velen tot een zegen wezen. Naar 't woord der Schrift, waarmee 't werd ingewijd 1) Zij Godes vrede daar derzelver heerlijk heid! Het Evangelie brenge (als allerwegen!) Vooral ook daar ter plaatse een rijken zegen Voor de arme lijders, voor het dienend personeel, Ja, voor de Stichting „Vrederust" in haar geheel; Zij deele immer in Gods liefde, gunst en vrede, En wij, wij Christ'nen, helpen allen daar toe mede! J. SCHOUT Wz. Serooskerke (W.), Mei 1923. 1) Ilaggai 210. Vliegmachine en auto profiteeren van de staking. Bij iedere staking is er allicht een zekere fgroep, 'die daarbij welvaart. Zoo is 't nu, ook! in België. De vliegdien- sten wlorden sterk uitgebreid, nu de treinen niet knieer loopen. De passa,- giers voor Brussel kunnen zich op eigen gelegenheid naar het vliegterrein te Rotterdam! 'beigieven, waar zij volg nummers krijgen. Drie of vier vliegers zijn daar den gdheelen dag beschik baar palet een voldoend aantal toestel len en van des tob-rgens 7 tot des alVonds 6 uUr vertrekken de toestellen, zoodra zij vol zijn. Elk halfuur of elke driekwartier gaat er een. Te Brussel zijn gelijke maatregelen genomen Voor het verder vervoer naar Parijs. In totaal ziet de K. L. M. kans op deze wijze perdag een 80 personen na,a,r Brussel te vervoeren. Maar ook de chauffeurs zijn er als de kippen bij, om een extraatje te verdienen. Het internationaal verkeersbureau organiseert een autodienst door België, ten behoeve van reizigers, die naar Frankrijk en verder reizen. De auto- dienst heeft te Roosendaal aansluiting op den trein. Toen het nieuWs vlah de staking' dor machinisten bekend werd, werden de telegraafkantoren te Antwerpen en Brussel bestormd door reizigers, die hun komst moesten afseinen. Onmid dellijk' werden in de buurt der staking vervoerdiensten per [auto en per mo torwagen georganiseerd. Vele chauffeurs im'aak'ten Van den noodtoestand misbruik pm de reizi gers, die absoluut naar een van beide steden moesten, af te zetten. Doch in den loop van Donderdag deed de concurrentie zich reeds gelden en w!a,ren de prijzen aanmerkelijk ge daald. Gisteren zou een nieuwe dienst BrusselAntwerpen en omgekeerd niet autovraehtwagens worden inge richt. De poststukken worden tusschen Brussel en Antwerpen per militaire auto vervoerd. Teneinde alle mogelijke sabotage te voorkomen worden 'de spoorwegbjnen, waarop de passagiers- diensten zijn stilgelegd, dag en na,cht door soldaten bewaakt. Bij gebrek aan grondstoffen, veroorzaakt door het stopzetten van het, goederenvervoer, 'hebben verschillende fabrieken uit de omgeving van Rntwerpen hun perso neel ontslagen en de poorten gesloten. De daling van de mark en de duurte. De nieuwe daling van de Dujtschie miark, (heeft zooals te verwachten was in het reeds zwaar beproefde Duitsch- la,nd een nieuwe prijsstijging uitgelokt, meldt de N. R. C.' Tevens is ze de voorbode van tariefverhooglngen over de gansche lijn, terwijl natuurlijk de arbeiders en de bealmibten van alle mogelijke oategoriën en uit ail© moge lijke bedrijven im'et nieuwe looneischen voor den dag zullen konten, voor zoo ver zulks nog niet is geschied. Boter kost weer 9500 mark per pond voor het goedkoopste vleescii wordt 6500 mark per pond betaald. De prijs voor versohe visch is met 50 pet. ge stegen. Die van vet en margarine met 5060 pet. Goede worst kost 10.000 tot 12.000 [mark per pond. De jonge groenten zijn [onbetaalbaar. Het meel is ook iduurder geworden, zoodat de prijs van het brood dezer dagen ook zai worden [verhoogd. Sinds 16 Mei zijn de kolen 25 pet. duurder géwor dén. Door de [aanhoudende stijging der prijzen is de geldomzet natuurlijk zeer verhoogd. De vraag naar papieren geld is sterk .gestegen. Mieer en meer on derzoekt men in Duitscbe financieel© klingen de wijze waarop het Duitsdie geldwezen zal kunnen worden her vormd. Wegens hef geldgebrek, da,t verleden jaar herhaaldelijk heeft gje- heerscht, heeft men de geldproductie met [alle mogelijke middelen verhoogd. Men heeft zelfs de hulp van particu liere drukkerijen ingeroepen. De rijks bank heeft hét thans zoover gebracht, dat zij over een reserve van 8 billi- oen m|ark beschikt. De kelders van de rijksbank zijn veel t© klein voor dezesommen. Het kleine geld ligt in balen in de gangen van de kelders op gestapeld. Voorts heeft men geweldi ge voorraden hij verschillende Ber- lijnsche banken in bewaring gegeven. Groote pakken met biljetten van 1000, 5000, 10.000 en 20.000 mark zijn per vrachtauto's naar de verschillende banken gebracht. Er schijnt dus op het oogenblik toch nog overproductie te zijn. Enkele weken geleden heeft men het weer eens (mlet metalen geld igeprobrd en toen geldstukken van 200 mark uit lalluminium in omloop gebracht. Nu is er voor 2Ó0 mark vrijwel niets te koop en de uitgifte van dit geld bleek daardoor onmiddellijk een fias co te zijn. Het vervaardigen van geld stukken' van 500 mark werd ook wel dra opgegeven. Nu onderzoekt men of een stuk van 1000 mark meer popu lariteit dan [een van 200 mark zal hebben. Men ziet echter ook wel in, dat een enkel metalen geldstuk zeer onpractisch in het verkeer zou zijn. Van Heulsz en Atjeh. In ons nummer van gisteren herinner den wij reeds aan de hand van de N. R. Ct. aan 't werk van Van Heutsz tot be vrediging van Atjeh, nu een kwarteeuw geleden. Een bevrediging, waaraan echter een krachtig optreden moest voorafgaan, waarvan hij' op zoo ferme wijze den inzet leverde. Vele waren sedert 1873, dus nu een halve eeuw geleden, de fouten geweest van het koloniaal bestuur. Het stelsel van „afwachten" kostte vele onzer kolo nialen het leven. Maar toen in 1886 gou verneur Van Teyn het bewind over Atjeh aanvaardde, was het uit met dat verder- lelijk systeem, was het gedaan met dé coincentratielinie, werd het roer omge worpen. Levendig beschrijft de N. R. Ct. dit mo ment en wat er op volgde. Wij nemen er het volgende van over: Toen was ook de tijd voor Van Heutsz gekomen! „Afgescheiden van den godsdienst," zoo leeraarde hij toen reeds, „zal het At- jehsche volk zich slechts onderwerpen en ontzag toonen aan hem, die voelen laat de macht te bezitten om) zij'n wil te doen eerbiedigen". En Van Teyn luister de naar den onder hem staanden officier. En Van Heutsz wist zijn chef te winnen voor het denkbeeld van een krachtiger optreden naar buiten de linie, noodig geworden door talrijke overvallen en ge vechten die zich voordeden nadat Van Teyn het vrije verkeer had geopend en de door het afwachting-systeem over* moedig geworden vijand het langs dien weg probeerde In Augustus 1889 verschijnt Van Heutsz zelf opi het oorlogsterreinen einde December van hetzelfde jaar was het gedaan met 's vijands overmbed. Ontzag moest er worden getoond; de wil van Van Heutsz moest worden geëer biedigd, maar wie meent dat deze „bedwin ger" van Atjeh daartoe alleen en uit sluitend het geweld van wapenen heeft gebezigd, doet den naam en het werk van Van Heutsz oneer aan. Die geschie denis is daar om te bewijzen, dat Van Heutsz zelf allerminst diplomaat nog heel dikwijls zijn doel langs diplo- matie'ken weg heeft weten te bereiken. Den 25en Maart 1898 aanvaardde Van Heutsz het bewind over Atjeh onder den titel: civiel en militair gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden1 Juni d.a.v., nauwelijks twee maanden later, stond Van Heutsz aan het hoofd van de Pidië-exp(editie. Twee dagen voor het vertrek dier expeditie scheepte Van Heutsz zich te middernacht te Oléë Lheue in, zonder eenig vertoon, zonder eenig ceremonieel; landde den volgenden dag te Sigli, inspecteerde daar zijn troep en rukte, in groot zelfvertrouwen maar met volmaakte kalmte, den lsten Juni het vijandelijk gebied binnen. Te zes uur in den morgen zou de aftocht der expeditie plaats vindenen het hor loge van Van Heutsz wees dien morgen zes uur, toen het bevel uit zijn mond klonk: „Het geheel voorwaarts" Na 14 dagien van vooirtyaartsrukken was Ecumala Raja bereikt, het gebied, dat vooir ons tot nu toe als een gesloten boek was gebleven. Rusteloos bleef Van Heutsz vervolgen; de vlakten van Pidië werden in alle richtingen doorkruist; 5 Juli keer de de expeditie van haar tocht terug. Het Nederlandsche gezag was meester gewor den van Zuid- en Oost-Pidië. Nauwelijks van dezen toeht terug, werd Atjeh in beroering gebracht door Teung- koe Tapa (kluizenaar) en was het snel en doortastend optreden, dat steeds het ken merk van Van Heutsz was, weer elders noodig. De kluizenaar toch beweerde tij dens zijn langdurige afzondering op dracht to hebben ontvangen van Allah, om de kifirs uit Atjeh te verdrijven. Het is te begrijpen, dat deze man bij' de bij- geloovige en hoogst fanatieke bevolking gchocr verkreeg. Teungkoe Tapa stelde zich aan het hoofd van zijn talrijke vol gelingen, en zóó groot was het vertrou wen, dat deze laatsten in hun aanvoerder stelden, .dat zonder eenige voorbereiding on in het wilde weg een aanval werd on dernomen op onzen versterkten post 'Idi. Onmiddellijk na het vernemen van deze berichten vertrok Van Heutsz naar ïdi en hij wist niet alleen de tot razernij gebrachte benden op een afstand te hou den, maar door zijn verrassend snel agce- ren, daarbij geleid door zijn gezond ver stand en helder inzicht, was binnen kor ten tijd de geheele aanhang van Teun gkoe Tapa verloopen Bij een later ge vecht met onze troepen vond deze klui zenaar jlen dood Na Teungkoe Tapa Toukoe Oemar Na zijn bevordering tot generaal-majoor ging Van Heutsz opereeren ter Westkust van Atjeh, w'aar men wist dat de uit vorige jaren beruchte Toekoe Oemar zich ophield en waar, volgens de laatste be richten, deze afvallige benden tegen ons verzameld had om zoo snel mogelijk togen Meulaloh op. te rukken, waar een bezetting van slechts 80 man gevestigd was. Voor de zooveelste maal was snel op treden geboden. Van Heutsz heeft zich ook toen niet lang bedacht. Aan den avond van den dag waaralp de veront rustende berichten hem bereikten, zond Van Heulsz 30 man, onder leiding van zijn adjudant naar Boeboen, om tusschen deze Koeala en de monding der Wojlari- vier, op1 20 'kilometer afstand van Meula- fooh, een hinderlaag te leggen. Tegen één uur 's nachts naderde Toukoe Oemar met een sterke afdeeling achter zich; een kort en hevig snelvuur verbrak plotseling de stilte midden in den tropischen nacht, en vóór de vijand goed wist wat er gebeurde, werd door een van onze ko gels de man geveld, die jarenlang: een onzer felste en meest geduchte vijanden geweest is. Na het sneuvelen van Oemar was Meulaboh spoedig van vij'anden ge zuiverd Maar het einde was er nog niet! Nauwelijks te Koeta Radja terugge keerd, bereikt Van Heutsz het bericht, dat de kloof van Beniet door den preten dent-sultan en Panglima Polèrn zwaar „Maar kan men wel tweemaal met de zelfde kracht liefhebben? Kan ik je even innig liefhebhen als ik Henoch beminde? Dat vraag ik je!" „Ik ben tevreden," hernam hij, „ook al word ik minder bemind dan Henoch." „Och, beste vriend," riep ze uit, ter wijl een rilling door haar leden voer, „wacht nog een weinig! Als Henoch terug zal komen 'maar hij zal niet terugkee- ren ach, wacht nog een jaar een jaar is immers spoedig voorbij? En in dien tijd heb ik zeker tijding ontvangen, wacht dus zoolang 1" Annie, daar ik reeds mijn heele leven gewacht heb," zeidehij, „kan ik nog wel een pioos Wachten." „Neen," riep zij uit, ,,'kheb je mijn woord gegeven; één jaar slechts, langer niet! Wilt gij nog wachten, zooals ik wacht?" „Nu dan", sprak Philip bewogen, „één jaarhet zij' zoo." i Hier zwegen beiden. Philip zag, opzien de, het laatste schijnsel van den dag langs de Hurmengraven schitteren, en bang, dat de vochtige avondlucht Annie zou hinderen, stond hij van het mos op, en riep hij luide omlaag naar de kinderen, die kort daarop met hun buit omhoog klauterden. - Daarop* sloegen ze samen den weg naar 't dorp in. Bij1 Annie's huisje gekomen, stak Philip bezet is, en er daar een ernstige »tr$d wordt verwacht. 11 Maart 1899 vertrekt Van Heutsz naar Sigli, om met de zijnen op te rukken te'gen do kloof, drie dagen later, 14 Maart is 'hij' ook hier heer on meester gewor den. En tenslotte de expeditie naar de noord en oostkust van Atjeh. 1 Juni 1899 be gint de expeditie, die een 400 kilometer langen marschweg had af te leggen; den 12den legerde de colonne zich op Deu- s.angans grondgebied; nog geen maand later was ook hier alle verzet gebroken. Slechts 2 jaren heeft Van Heutsz noo dig gehad om aan te toonen, dat hetgeen onbereikbaar scheen, mogelijk was. Wel bleef het vuur smeulen onder de asch; wel ging do openlijke vijandschap en tegen stand zich nu wijzigen in list en verraad, en wel scheen het schrikbewind van ben- do-hoofden en oelama's nu en dan hoogtij' to .vieren, maar de rustelooze vervolging waaraan de verzetsleiders blootstonden, maakte ook aan dezen tegenstand een einde. Een enkele maal is na 1899 nog een militaire excursie noodig geweest, n.l. }n 1901 naar Samalanga. terwijl in hetzelfde jaar de latere gouverneur van Atjeh, ma joor G. C. E. van Daalen, opdracht kreeg tot het maken van een tocht naar de Gajo- cn Alaslanden, waar de uitgeweken ver zetsleiders een schuilplaats hadden ge vonden, die hun in de gelegenheid stelde hun actie tegen de „keumpenie" voort te zetten. De Gajolanden waren toen voor ons nog onbekende streken en bijna twee maanden heeft de tocht van Van Daalen dan ook geduurd, waarbij dagen en soms ook nachten moest worden gemarcheerd door woest bergterrein. Het regiem van Van Heutsz heeft ten slotte in 1903 geleid tot de onderwerping van den pretendent Sultan van Atjeh, waar mede tegelijk Van Heutsz zijn zaak in Atjeh als afgedaan kon beschouwen. Een kranig st ukje. EenBritsch Daimler expres-vliegtuig heeft Woensdag binnen twaalf uur duizend mijl afgelegd. Het vliegtuig, dat dienst doet op de ge wone luchtvaart-lijnen, vloog van Lomden naar Manchester heen en terug in den morgen, met passagiers aan boord. De terugreis van 200 mijl werd in 90 mi nuten afgelegd. Daarna ging het vlieg tuig, wederom met passagiers aan boord, heen en weer naar Amsterdam, steeds bestuurd door denzelfden vlieger Robin son. Rumor in de krantenwereld. We lezen in de „Volkskrant": De directeur van de Telegraaf, de heer Boldert, heeft het Nieuws van den Dag gekocht en dit in zijn Courant-editie opge nomen. Wat er met de werkers aan het Nieuws moest gebeuren, baarde geen zorg; zij konden opstappen op slag. Ook met een intellectueel werker maken de mannen van het groot-kapitaal even wei nig omslag als miet een handarbeider: de straat is groot en het geweten ruim. De heer Willem Broekhuys, een geld magnaat van de jongste creatie, heeft idee gehad om op zijn beurt Telegraaf en Courant te koopen: de kranten met hun lezers zijn immers koopwaar als al het overige. In hoeverre onderhandelin gen zijn gevoerd en waarop zij zijn af gestuit, is niet volkomen duidelijk, ver mits de heeren Broekhuys en Holdert elkaar verdachtmakingen niet sparen en elkander voor leugenaars uitmaken. Hoe het zij, de heer Broekhuys gaat bin nenkort een groot dagblad uitgeven, dat als felle concurrent op de eerste plaats wel van Telegraaf-Courant-Nieuws van den Dag, is bedoeld. Op de manier die hem eigen is maakt de heer Broekhuys voor zijn nieuwste onderneming reclame. Last van gewetensbezwaren heeft hjj daarbij niet en fijngevoeligheid i3 niet precies zijn grootste deugd. Zoo adverteert hij, volkomen te begre pen, dat het verschijnen van zijn dagblad haar de hand toe, terwijl hij haar vrien delijk toevoegde: „Annie, toen ik daar even met je sprak, heb ik je misschien overrompeld. Het was verkeerd, dat ik mij niet bedwong. Ik ben aan je verbon den; gij zijt vrij." Bij 't dagelijks zwoegen en zweeten voor het gezin ging de tijd snel voorbij, en vóór Annie er aan'dacht was weer de herfst gekomen en herinnerde Philip haar aan haar belofte. „Is 'twerkelijk al een jaar?" vroeg ze hem. „Ja, de noten zijn rijp, 'kom en ziel" zeide hij. Maar zij aarzelde nog; de verandering was te groot, om reeds dadelijk ja te zeggen. „Geef mij nog één miaand", smeekte zij, „slechts één maand niets meerl" En Philip antwoordde droevig: „Bepaal gij! zelf maar den tijd, Annie 1" En bij dit antwoord had zij' uit mede lijden kunnen weenen. Zij stelde de beslissing telkens uit, met niets zeggende verontschuldigingen. (En Philip's geduld en trouw werden wél op de proef gesteld, tot nogmaals een half jaar was voortgesneld. Toen begonnen de monschen er zich mede te bemoeien, en vierden hun praat zucht bot. (Wordt vervolgd.) Na een goed eind geklommen te zijn, kon Annie niet meer; 'twas 'juist op de plek, waar het boschje naar den heuvel rand afloopt. Ze wilde rusten, en Philip zette zich naast haar. De kinderen snelden inmiddels onder luid gejubel in 't dicht van 't bosch. Ze huppelden, buitelden, gleden tot in het dal; rolden in het zand of sprongen naar de takken, om die neer te trekken, wan neer de vruchten te hoog hingen. Ze woelden en krioelden door elkaar m 'twoud, dat telkens weerklonk van 't geroep: „Hier, kom gauw hier!" Maar Philip dacht, hoewel hij aan Anme s zijde zat, niet meer aan'haar bij zijn. Ilij riep zich het sombere uur voor den geest, dat hij in ditzelfde bosch had gesleten, toen hij als een gewond hert door hot houtgewas ging!. Terwijl hij zijn edel gelaat tot Annie keerde, sprak hij eindelijk: „Hoor die kinderstemmen ginds toch oens vroolijk klinken! Zijt ge vermoeid, Annie?" Hoewel hij die vraag herhaalde, ant woordde zij niet. Met gebogen hoofd zat ze daar.Hij hernam met teedere stem: „Het schip is helaas, vergaan. Hoop maar niet meer, Annie! Gij doet je zelf den dood aan, en maakt zoodoende je kinde ren tot volslagen weezen!" Daaraan dacht ik niet, antwoordde zij, „maar 'k weet niet, wat mij 'thart zoo bang maakt; die kinderstemmen doen mij iets droevigs vreezen; ik voel mij zoo een zaam bij die vreugde." „Hoor, Annie," zei Philip toen, „ik heb reeds lang iets op mijn hart; wan neer het bij mij binnensloop', weet ik niet, maar nu moet dat pak er af.... Hoor mij dus aan! 'tls enkel zinsbedrog, dat hij, die je tien jaar geleden verliet, nog zou leven. En als ik nu zie, wat ge in je armoede moet uitstaan, wora' ik door smart aangegrepen. Ik kan je niet bijstaan, zooals ik wel* wil, tenzij ik je tot vrouw vraag. Gij hebt zeker reeds gegist, wat ik zoolang verborgen hield, Want gij vrouwen zijt gevat. Dit denkbeeld lacht mij dag en nacht toe, een vader voor je kinderen te zijn; ik weet, dat ze mij als een vader liefhebben. Ik gevoel het in het diepst van mijn ziel, dat .mijn liefde roeer dan schijin is, en ik ver- wacht, dat, zoo we samen trouwden, wij gelukkig zouden zijn na al dien tijd van tegenspoed en ellende, zóó goed, als God goed voor ons vindt. Bezie de zaak eens klaar en helder. Ik hen in goeden doen, en hel) geen familie, geen zorgen, dan voor u en de uwen. Hoor het Annie, wij sp'eelden samen als kinderen, en reeds langer dan gij 't vermoedt, heb ik je lief gehad Toen antwoordde Annie: „Gij Waart mij een vriend; een engel voor ons huis, Philip moge de Heere je daarvoor zegenen 1"

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5