DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Buitenland.
Gemengd Nienws.
HENOCH ARDEN
Uit de Pers.
FEUILLETON.
4.)
VAN
ZATERDAG 19 MEI 1923. No. 192
Een reis naar de Stichting Vrederust".
Wat sclioone dag, jongstleden tweeden Mei!
Hoe stemde 't vriend'lijk zonlicht allen blij
Die zich, sinds lang reeds, hadden voor
genomen
Om op de Stichting „Vrederust" te komen.
Net zeventig van Serooskerkc alleen,
Zij trokken er per Autobussen heen;
Twee nieuwe, om een eerste reis temaken,
Waarin wij dan 't genoegen mochten
smaken
Heel zacht te zijden, zijnde bovendien
Voldoende ook van licht en lucht voor
zien.
En wordt voor 't geld een spoorreis soms
vermeden,
Zeer billijk was 't bedrag waarvoor wij
reden;
Dat was voor niemand onzer een belet,
Zoo laag was 't door den directeur gezet.
Ook mag een woord van lof hier nie8
ontbreken
Aan de chauffeurs, naardien ons is ge
bleken
Hun tact, hun kennis on voorzichtigheid;
Een vreemde weg, dien men voor 't eerst
berijdt,
Eischt veel bekwaamheid van wie 't voer
tuig sturen.
Zoo kwamen we ongeveer te twalef uren
Na af en toe te hebben stilgestaan
(Te acht uur vijftien ving de rijtoer aan)
Na 'n zeer gezell'ge reize op de Stichting.
Wij stapten uit. En in verscheiden richting
Werd groepsgewijze een wandeling ge
maakt
Tot die te twee uur dertig moest gestaakt;
Want op dat uur zou d'inwijding beginnen
Van 't nieuwe 'kerkgebouw. Wij gingen
't binnen
En keken allen eens nieuwsgierig rond
IToe of 't gebouw van binnen zich bevond.
En ieder vond het schoon en zeer doel
matig.
Vooral was ook dat saamzijn daar plecht
statig
Veel ernstigs, heel veel goeds werd daar
gehoord.
Zes sprekers namen of verkregen 't woord,
't Verslag behoeft door ons niet breed
omschreven,
't Werd door „De Zeeuw" volledig ons
gegeven.
Toch mag de pen door mij niet neergelegd
Voor ook iets van de lijders is gezegd
Die wij daar, van ons afgesloten, zagen;
Wat zijn die stakkerds diep toch te be
klagen!
Wij zagen hen met medelijden aan;
In 't oog van menig onzer welde een
traan.
En in de paviljoenen, op de zalen,
O, welk een leed! wie zal de angsten!
malen
Dier tobberds; velen rust'loos, nacht en
dag!
Gelukkig, dat bij al dit wee en ach
Steeds worden ingespannen alle krachten
Om 't leed en de ellende te verzachten;
Om troost en hulp te bieden, waar dit kan,
Hoe noodig is 't, dat wij als Christ'nen, dan
Die Stichting in ons bidden steeds ge
denken
En mild ook daarvoor onze gaven
schenken.
Hoe treurig, zoo men zich daaraan ont
trekt
En voor zijn weig'ren om te steunen, dekt
Door 't wijzen op het „luxe" der gebouwen
En op de „pracht en praal", daar te aan-'
schouwen,
Terwijl 't naar d'eisch des tijds moest
ingericht,
Waartoe, bij 't bouwen, zelfs de Wet ver
plicht.
Ook voor de stumperds, die aldaar ver-
toeven
Is 't juist alzóó, wat zij zoozeer behoeven;
Het kan toch zijn, dat in hun somberheid
't Uitwendig' schoon nog eenig licht ver
spreidt.
laten wij dan, elk naar zijn vermogen
(Zelf voor dat leed verschoond!) uit mede-
doogen
(Een visschersgeschiedenis.)
Voor de kinderen was hij alles. Men
zag ze dikwijls van 't einde der straat
juichend naar hem toesnellen, alsof hij
hun schoolmakker was; in zijtn huis en
in zijn molen waren ze heer en meester;
nooit was het hem te veel, omi naar
hun verhalen te luisteren.
Ze klommen op zijn knieën, en speel
den verstoppertje met hemi. Ze noemden
hem steeds „vader Ehilipl"; en wat deze
won, verloor Henoch; Want deze werd
voor hen als een droombeeld, dat ver
bleekt.
Zoo gingen er tien volle jaren voorbij',
sedert Henoch van de zijnen afscheid had
genomen, in dien tijd werd taal noch
teeken van hen gehoord.
Op zekeren najaarsavond gingen velen
naar het bosch; ook moeder Anna" met
haar kinderen. Men zou daar spelen en
noten plukken.
Zij vroegen vader Philip om mee te
gaan, maar hij was wit bestoven door 't
meel, en kon dus maar niet zoo weg.
Toen de kinderen echter sterk aandron
gen, en hem zelfs aan zijn jas hingen, kon
hij hun niet langer weerstaan en stemde
toe vooral daar Annie hfij hen was.
Voor d'allerongelukkigsten op aard'
Mee qff'ren dan, waarbij 't gebed zich paart.
En 't nieuwe kerkgebouw, daar pas ver
rezen,
Het moge velen tot een zegen wezen.
Naar 't woord der Schrift, waarmee
't werd ingewijd 1)
Zij Godes vrede daar derzelver heerlijk
heid!
Het Evangelie brenge (als allerwegen!)
Vooral ook daar ter plaatse een rijken
zegen
Voor de arme lijders, voor het dienend
personeel,
Ja, voor de Stichting „Vrederust" in haar
geheel;
Zij deele immer in Gods liefde, gunst
en vrede,
En wij, wij Christ'nen, helpen allen daar
toe mede!
J. SCHOUT Wz.
Serooskerke (W.), Mei 1923.
1) Ilaggai 210.
Vliegmachine en auto profiteeren van de
staking.
Bij iedere staking is er allicht een
zekere fgroep, 'die daarbij welvaart. Zoo
is 't nu, ook! in België. De vliegdien-
sten wlorden sterk uitgebreid, nu de
treinen niet knieer loopen. De passa,-
giers voor Brussel kunnen zich op
eigen gelegenheid naar het vliegterrein
te Rotterdam! 'beigieven, waar zij volg
nummers krijgen. Drie of vier vliegers
zijn daar den gdheelen dag beschik
baar palet een voldoend aantal toestel
len en van des tob-rgens 7 tot des
alVonds 6 uUr vertrekken de toestellen,
zoodra zij vol zijn. Elk halfuur of elke
driekwartier gaat er een. Te Brussel
zijn gelijke maatregelen genomen Voor
het verder vervoer naar Parijs. In
totaal ziet de K. L. M. kans op deze
wijze perdag een 80 personen na,a,r
Brussel te vervoeren.
Maar ook de chauffeurs zijn er als
de kippen bij, om een extraatje te
verdienen.
Het internationaal verkeersbureau
organiseert een autodienst door België,
ten behoeve van reizigers, die naar
Frankrijk en verder reizen. De auto-
dienst heeft te Roosendaal aansluiting
op den trein.
Toen het nieuWs vlah de staking' dor
machinisten bekend werd, werden de
telegraafkantoren te Antwerpen en
Brussel bestormd door reizigers, die
hun komst moesten afseinen. Onmid
dellijk' werden in de buurt der staking
vervoerdiensten per [auto en per mo
torwagen georganiseerd.
Vele chauffeurs im'aak'ten Van den
noodtoestand misbruik pm de reizi
gers, die absoluut naar een van beide
steden moesten, af te zetten.
Doch in den loop van Donderdag
deed de concurrentie zich reeds gelden
en w!a,ren de prijzen aanmerkelijk ge
daald.
Gisteren zou een nieuwe dienst
BrusselAntwerpen en omgekeerd
niet autovraehtwagens worden inge
richt.
De poststukken worden tusschen
Brussel en Antwerpen per militaire
auto vervoerd. Teneinde alle mogelijke
sabotage te voorkomen worden 'de
spoorwegbjnen, waarop de passagiers-
diensten zijn stilgelegd, dag en na,cht
door soldaten bewaakt. Bij gebrek aan
grondstoffen, veroorzaakt door het
stopzetten van het, goederenvervoer,
'hebben verschillende fabrieken uit de
omgeving van Rntwerpen hun perso
neel ontslagen en de poorten gesloten.
De daling van de mark en de duurte.
De nieuwe daling van de Dujtschie
miark, (heeft zooals te verwachten was
in het reeds zwaar beproefde Duitsch-
la,nd een nieuwe prijsstijging uitgelokt,
meldt de N. R. C.' Tevens is ze de
voorbode van tariefverhooglngen over
de gansche lijn, terwijl natuurlijk de
arbeiders en de bealmibten van alle
mogelijke oategoriën en uit ail© moge
lijke bedrijven im'et nieuwe looneischen
voor den dag zullen konten, voor zoo
ver zulks nog niet is geschied.
Boter kost weer 9500 mark per pond
voor het goedkoopste vleescii wordt
6500 mark per pond betaald. De prijs
voor versohe visch is met 50 pet. ge
stegen. Die van vet en margarine met
5060 pet. Goede worst kost 10.000
tot 12.000 [mark per pond. De jonge
groenten zijn [onbetaalbaar. Het meel
is ook iduurder geworden, zoodat de
prijs van het brood dezer dagen ook
zai worden [verhoogd. Sinds 16 Mei
zijn de kolen 25 pet. duurder géwor
dén.
Door de [aanhoudende stijging der
prijzen is de geldomzet natuurlijk zeer
verhoogd. De vraag naar papieren geld
is sterk .gestegen. Mieer en meer on
derzoekt men in Duitscbe financieel©
klingen de wijze waarop het Duitsdie
geldwezen zal kunnen worden her
vormd. Wegens hef geldgebrek, da,t
verleden jaar herhaaldelijk heeft gje-
heerscht, heeft men de geldproductie
met [alle mogelijke middelen verhoogd.
Men heeft zelfs de hulp van particu
liere drukkerijen ingeroepen. De rijks
bank heeft hét thans zoover gebracht,
dat zij over een reserve van 8 billi-
oen m|ark beschikt. De kelders van
de rijksbank zijn veel t© klein voor
dezesommen. Het kleine geld ligt in
balen in de gangen van de kelders op
gestapeld. Voorts heeft men geweldi
ge voorraden hij verschillende Ber-
lijnsche banken in bewaring gegeven.
Groote pakken met biljetten van 1000,
5000, 10.000 en 20.000 mark zijn per
vrachtauto's naar de verschillende
banken gebracht. Er schijnt dus op het
oogenblik toch nog overproductie te
zijn.
Enkele weken geleden heeft men het
weer eens (mlet metalen geld igeprobrd
en toen geldstukken van 200 mark
uit lalluminium in omloop gebracht.
Nu is er voor 2Ó0 mark vrijwel niets
te koop en de uitgifte van dit geld
bleek daardoor onmiddellijk een fias
co te zijn. Het vervaardigen van geld
stukken' van 500 mark werd ook wel
dra opgegeven. Nu onderzoekt men
of een stuk van 1000 mark meer popu
lariteit dan [een van 200 mark zal
hebben. Men ziet echter ook wel in,
dat een enkel metalen geldstuk zeer
onpractisch in het verkeer zou zijn.
Van Heulsz en Atjeh.
In ons nummer van gisteren herinner
den wij reeds aan de hand van de N. R.
Ct. aan 't werk van Van Heutsz tot be
vrediging van Atjeh, nu een kwarteeuw
geleden. Een bevrediging, waaraan echter
een krachtig optreden moest voorafgaan,
waarvan hij' op zoo ferme wijze den inzet
leverde.
Vele waren sedert 1873, dus nu een
halve eeuw geleden, de fouten geweest
van het koloniaal bestuur. Het stelsel
van „afwachten" kostte vele onzer kolo
nialen het leven. Maar toen in 1886 gou
verneur Van Teyn het bewind over Atjeh
aanvaardde, was het uit met dat verder-
lelijk systeem, was het gedaan met dé
coincentratielinie, werd het roer omge
worpen.
Levendig beschrijft de N. R. Ct. dit mo
ment en wat er op volgde. Wij nemen
er het volgende van over:
Toen was ook de tijd voor Van Heutsz
gekomen!
„Afgescheiden van den godsdienst,"
zoo leeraarde hij toen reeds, „zal het At-
jehsche volk zich slechts onderwerpen
en ontzag toonen aan hem, die voelen
laat de macht te bezitten om) zij'n wil te
doen eerbiedigen". En Van Teyn luister
de naar den onder hem staanden officier.
En Van Heutsz wist zijn chef te winnen
voor het denkbeeld van een krachtiger
optreden naar buiten de linie, noodig
geworden door talrijke overvallen en ge
vechten die zich voordeden nadat Van
Teyn het vrije verkeer had geopend en
de door het afwachting-systeem over*
moedig geworden vijand het langs dien
weg probeerde
In Augustus 1889 verschijnt Van Heutsz
zelf opi het oorlogsterreinen einde
December van hetzelfde jaar was het
gedaan met 's vijands overmbed.
Ontzag moest er worden getoond; de
wil van Van Heutsz moest worden geëer
biedigd, maar wie meent dat deze „bedwin
ger" van Atjeh daartoe alleen en uit
sluitend het geweld van wapenen heeft
gebezigd, doet den naam en het werk
van Van Heutsz oneer aan. Die geschie
denis is daar om te bewijzen, dat Van
Heutsz zelf allerminst diplomaat
nog heel dikwijls zijn doel langs diplo-
matie'ken weg heeft weten te bereiken.
Den 25en Maart 1898 aanvaardde Van
Heutsz het bewind over Atjeh onder
den titel: civiel en militair gouverneur
van Atjeh en Onderhoorigheden1
Juni d.a.v., nauwelijks twee maanden
later, stond Van Heutsz aan het hoofd
van de Pidië-exp(editie. Twee dagen voor
het vertrek dier expeditie scheepte Van
Heutsz zich te middernacht te Oléë
Lheue in, zonder eenig vertoon, zonder
eenig ceremonieel; landde den volgenden
dag te Sigli, inspecteerde daar zijn troep
en rukte, in groot zelfvertrouwen maar
met volmaakte kalmte, den lsten Juni
het vijandelijk gebied binnen. Te zes
uur in den morgen zou de aftocht der
expeditie plaats vindenen het hor
loge van Van Heutsz wees dien morgen
zes uur, toen het bevel uit zijn mond
klonk: „Het geheel voorwaarts"
Na 14 dagien van vooirtyaartsrukken was
Ecumala Raja bereikt, het gebied, dat
vooir ons tot nu toe als een gesloten boek
was gebleven. Rusteloos bleef Van Heutsz
vervolgen; de vlakten van Pidië werden
in alle richtingen doorkruist; 5 Juli keer
de de expeditie van haar tocht terug. Het
Nederlandsche gezag was meester gewor
den van Zuid- en Oost-Pidië.
Nauwelijks van dezen toeht terug, werd
Atjeh in beroering gebracht door Teung-
koe Tapa (kluizenaar) en was het snel en
doortastend optreden, dat steeds het ken
merk van Van Heutsz was, weer elders
noodig. De kluizenaar toch beweerde tij
dens zijn langdurige afzondering op
dracht to hebben ontvangen van Allah,
om de kifirs uit Atjeh te verdrijven. Het
is te begrijpen, dat deze man bij' de bij-
geloovige en hoogst fanatieke bevolking
gchocr verkreeg. Teungkoe Tapa stelde
zich aan het hoofd van zijn talrijke vol
gelingen, en zóó groot was het vertrou
wen, dat deze laatsten in hun aanvoerder
stelden, .dat zonder eenige voorbereiding
on in het wilde weg een aanval werd on
dernomen op onzen versterkten post 'Idi.
Onmiddellijk na het vernemen van deze
berichten vertrok Van Heutsz naar ïdi
en hij wist niet alleen de tot razernij
gebrachte benden op een afstand te hou
den, maar door zijn verrassend snel agce-
ren, daarbij geleid door zijn gezond ver
stand en helder inzicht, was binnen kor
ten tijd de geheele aanhang van Teun
gkoe Tapa verloopen Bij een later ge
vecht met onze troepen vond deze klui
zenaar jlen dood
Na Teungkoe Tapa Toukoe Oemar
Na zijn bevordering tot generaal-majoor
ging Van Heutsz opereeren ter Westkust
van Atjeh, w'aar men wist dat de uit
vorige jaren beruchte Toekoe Oemar zich
ophield en waar, volgens de laatste be
richten, deze afvallige benden tegen ons
verzameld had om zoo snel mogelijk togen
Meulaloh op. te rukken, waar een bezetting
van slechts 80 man gevestigd was.
Voor de zooveelste maal was snel op
treden geboden. Van Heutsz heeft zich
ook toen niet lang bedacht. Aan den
avond van den dag waaralp de veront
rustende berichten hem bereikten, zond
Van Heulsz 30 man, onder leiding van
zijn adjudant naar Boeboen, om tusschen
deze Koeala en de monding der Wojlari-
vier, op1 20 'kilometer afstand van Meula-
fooh, een hinderlaag te leggen. Tegen één
uur 's nachts naderde Toukoe Oemar met
een sterke afdeeling achter zich; een
kort en hevig snelvuur verbrak plotseling
de stilte midden in den tropischen nacht,
en vóór de vijand goed wist wat er
gebeurde, werd door een van onze ko
gels de man geveld, die jarenlang: een
onzer felste en meest geduchte vijanden
geweest is. Na het sneuvelen van Oemar
was Meulaboh spoedig van vij'anden ge
zuiverd
Maar het einde was er nog niet!
Nauwelijks te Koeta Radja terugge
keerd, bereikt Van Heutsz het bericht,
dat de kloof van Beniet door den preten
dent-sultan en Panglima Polèrn zwaar
„Maar kan men wel tweemaal met de
zelfde kracht liefhebben? Kan ik je even
innig liefhebhen als ik Henoch beminde?
Dat vraag ik je!"
„Ik ben tevreden," hernam hij, „ook
al word ik minder bemind dan Henoch."
„Och, beste vriend," riep ze uit, ter
wijl een rilling door haar leden voer,
„wacht nog een weinig! Als Henoch terug
zal komen 'maar hij zal niet terugkee-
ren ach, wacht nog een jaar een
jaar is immers spoedig voorbij? En in
dien tijd heb ik zeker tijding ontvangen,
wacht dus zoolang 1"
Annie, daar ik reeds mijn heele leven
gewacht heb," zeidehij, „kan ik nog
wel een pioos Wachten."
„Neen," riep zij uit, ,,'kheb je mijn
woord gegeven; één jaar slechts, langer
niet! Wilt gij nog wachten, zooals ik
wacht?"
„Nu dan", sprak Philip bewogen, „één
jaarhet zij' zoo."
i Hier zwegen beiden. Philip zag, opzien
de, het laatste schijnsel van den dag
langs de Hurmengraven schitteren, en
bang, dat de vochtige avondlucht Annie
zou hinderen, stond hij van het mos
op, en riep hij luide omlaag naar de
kinderen, die kort daarop met hun buit
omhoog klauterden.
- Daarop* sloegen ze samen den weg naar
't dorp in.
Bij1 Annie's huisje gekomen, stak Philip
bezet is, en er daar een ernstige »tr$d
wordt verwacht.
11 Maart 1899 vertrekt Van Heutsz
naar Sigli, om met de zijnen op te rukken
te'gen do kloof, drie dagen later, 14 Maart
is 'hij' ook hier heer on meester gewor
den.
En tenslotte de expeditie naar de noord
en oostkust van Atjeh. 1 Juni 1899 be
gint de expeditie, die een 400 kilometer
langen marschweg had af te leggen; den
12den legerde de colonne zich op Deu-
s.angans grondgebied; nog geen maand
later was ook hier alle verzet gebroken.
Slechts 2 jaren heeft Van Heutsz noo
dig gehad om aan te toonen, dat hetgeen
onbereikbaar scheen, mogelijk was. Wel
bleef het vuur smeulen onder de asch; wel
ging do openlijke vijandschap en tegen
stand zich nu wijzigen in list en verraad,
en wel scheen het schrikbewind van ben-
do-hoofden en oelama's nu en dan hoogtij'
to .vieren, maar de rustelooze vervolging
waaraan de verzetsleiders blootstonden,
maakte ook aan dezen tegenstand een
einde.
Een enkele maal is na 1899 nog een
militaire excursie noodig geweest, n.l. }n
1901 naar Samalanga. terwijl in hetzelfde
jaar de latere gouverneur van Atjeh, ma
joor G. C. E. van Daalen, opdracht kreeg
tot het maken van een tocht naar de Gajo-
cn Alaslanden, waar de uitgeweken ver
zetsleiders een schuilplaats hadden ge
vonden, die hun in de gelegenheid stelde
hun actie tegen de „keumpenie" voort te
zetten. De Gajolanden waren toen voor
ons nog onbekende streken en bijna twee
maanden heeft de tocht van Van Daalen
dan ook geduurd, waarbij dagen en soms
ook nachten moest worden gemarcheerd
door woest bergterrein.
Het regiem van Van Heutsz heeft ten
slotte in 1903 geleid tot de onderwerping
van den pretendent Sultan van Atjeh, waar
mede tegelijk Van Heutsz zijn zaak in
Atjeh als afgedaan kon beschouwen.
Een kranig st ukje. EenBritsch
Daimler expres-vliegtuig heeft Woensdag
binnen twaalf uur duizend mijl afgelegd.
Het vliegtuig, dat dienst doet op de ge
wone luchtvaart-lijnen, vloog van Lomden
naar Manchester heen en terug in den
morgen, met passagiers aan boord. De
terugreis van 200 mijl werd in 90 mi
nuten afgelegd. Daarna ging het vlieg
tuig, wederom met passagiers aan boord,
heen en weer naar Amsterdam, steeds
bestuurd door denzelfden vlieger Robin
son.
Rumor in de krantenwereld.
We lezen in de „Volkskrant":
De directeur van de Telegraaf, de heer
Boldert, heeft het Nieuws van den Dag
gekocht en dit in zijn Courant-editie opge
nomen. Wat er met de werkers aan het
Nieuws moest gebeuren, baarde geen
zorg; zij konden opstappen op slag. Ook
met een intellectueel werker maken de
mannen van het groot-kapitaal even wei
nig omslag als miet een handarbeider: de
straat is groot en het geweten ruim.
De heer Willem Broekhuys, een geld
magnaat van de jongste creatie, heeft
idee gehad om op zijn beurt Telegraaf
en Courant te koopen: de kranten met
hun lezers zijn immers koopwaar als al
het overige. In hoeverre onderhandelin
gen zijn gevoerd en waarop zij zijn af
gestuit, is niet volkomen duidelijk, ver
mits de heeren Broekhuys en Holdert
elkaar verdachtmakingen niet sparen en
elkander voor leugenaars uitmaken.
Hoe het zij, de heer Broekhuys gaat bin
nenkort een groot dagblad uitgeven, dat
als felle concurrent op de eerste plaats
wel van Telegraaf-Courant-Nieuws van
den Dag, is bedoeld. Op de manier die
hem eigen is maakt de heer Broekhuys
voor zijn nieuwste onderneming reclame.
Last van gewetensbezwaren heeft hjj
daarbij niet en fijngevoeligheid i3 niet
precies zijn grootste deugd.
Zoo adverteert hij, volkomen te begre
pen, dat het verschijnen van zijn dagblad
haar de hand toe, terwijl hij haar vrien
delijk toevoegde: „Annie, toen ik daar
even met je sprak, heb ik je misschien
overrompeld. Het was verkeerd, dat ik
mij niet bedwong. Ik ben aan je verbon
den; gij zijt vrij."
Bij 't dagelijks zwoegen en zweeten
voor het gezin ging de tijd snel voorbij,
en vóór Annie er aan'dacht was weer
de herfst gekomen en herinnerde Philip
haar aan haar belofte.
„Is 'twerkelijk al een jaar?" vroeg ze
hem.
„Ja, de noten zijn rijp, 'kom en ziel"
zeide hij.
Maar zij aarzelde nog; de verandering
was te groot, om reeds dadelijk ja te
zeggen.
„Geef mij nog één miaand", smeekte zij,
„slechts één maand niets meerl"
En Philip antwoordde droevig: „Bepaal
gij! zelf maar den tijd, Annie 1"
En bij dit antwoord had zij' uit mede
lijden kunnen weenen.
Zij stelde de beslissing telkens uit,
met niets zeggende verontschuldigingen.
(En Philip's geduld en trouw werden wél
op de proef gesteld, tot nogmaals een
half jaar was voortgesneld.
Toen begonnen de monschen er zich
mede te bemoeien, en vierden hun praat
zucht bot.
(Wordt vervolgd.)
Na een goed eind geklommen te zijn,
kon Annie niet meer; 'twas 'juist op de
plek, waar het boschje naar den heuvel
rand afloopt. Ze wilde rusten, en Philip
zette zich naast haar.
De kinderen snelden inmiddels onder
luid gejubel in 't dicht van 't bosch. Ze
huppelden, buitelden, gleden tot in het
dal; rolden in het zand of sprongen naar
de takken, om die neer te trekken, wan
neer de vruchten te hoog hingen.
Ze woelden en krioelden door elkaar
m 'twoud, dat telkens weerklonk van 't
geroep: „Hier, kom gauw hier!"
Maar Philip dacht, hoewel hij aan
Anme s zijde zat, niet meer aan'haar bij
zijn. Ilij riep zich het sombere uur voor
den geest, dat hij in ditzelfde bosch
had gesleten, toen hij als een gewond
hert door hot houtgewas ging!.
Terwijl hij zijn edel gelaat tot Annie
keerde, sprak hij eindelijk: „Hoor die
kinderstemmen ginds toch oens vroolijk
klinken! Zijt ge vermoeid, Annie?"
Hoewel hij die vraag herhaalde, ant
woordde zij niet. Met gebogen hoofd zat
ze daar.Hij hernam met teedere stem:
„Het schip is helaas, vergaan. Hoop maar
niet meer, Annie! Gij doet je zelf den
dood aan, en maakt zoodoende je kinde
ren tot volslagen weezen!"
Daaraan dacht ik niet, antwoordde zij,
„maar 'k weet niet, wat mij 'thart zoo
bang maakt; die kinderstemmen doen mij
iets droevigs vreezen; ik voel mij zoo een
zaam bij die vreugde."
„Hoor, Annie," zei Philip toen, „ik
heb reeds lang iets op mijn hart; wan
neer het bij mij binnensloop', weet ik
niet, maar nu moet dat pak er af....
Hoor mij dus aan! 'tls enkel zinsbedrog,
dat hij, die je tien jaar geleden verliet,
nog zou leven. En als ik nu zie, wat
ge in je armoede moet uitstaan, wora'
ik door smart aangegrepen. Ik kan je
niet bijstaan, zooals ik wel* wil, tenzij
ik je tot vrouw vraag. Gij hebt zeker
reeds gegist, wat ik zoolang verborgen
hield, Want gij vrouwen zijt gevat. Dit
denkbeeld lacht mij dag en nacht toe, een
vader voor je kinderen te zijn; ik weet,
dat ze mij als een vader liefhebben. Ik
gevoel het in het diepst van mijn ziel, dat
.mijn liefde roeer dan schijin is, en ik ver-
wacht, dat, zoo we samen trouwden, wij
gelukkig zouden zijn na al dien tijd van
tegenspoed en ellende, zóó goed, als God
goed voor ons vindt. Bezie de zaak eens
klaar en helder. Ik hen in goeden doen,
en hel) geen familie, geen zorgen, dan
voor u en de uwen. Hoor het Annie,
wij sp'eelden samen als kinderen, en reeds
langer dan gij 't vermoedt, heb ik je lief
gehad
Toen antwoordde Annie: „Gij Waart
mij een vriend; een engel voor ons huis,
Philip moge de Heere je daarvoor
zegenen 1"