Onderwijs. Allerle i. Gemeni li Nienws. Ingezonden Stukken. Leestafel. loos (gerekt worden. Sommigen, vooral de ouderen onder de predikers, stelden er prijs op, dat de dienst minstens twee uur duurde. Een dienst van circa anderhalf uur is lang genoeg. Dan kan ongeveer een uur voor de prediking bestemd worden. In een uur kan men genoeg zeggen. De Gereformeerden hebben ten opzichte van den duur der preek een treurige vermaardheid gekregen. De Hagenaars spraken soms meer dan vier uur. Evenzoo was het in do dagen der afscheiding. Maar bijzondere tijden daar gelaten, preekten onze Gereformeerde predi kers in de 16e en 17e eeuw veel te lang, tot ergernis der vroedschap. Somtijds liet do vroedschap zandloopers op den preekstoel aan brengen en moest er boete betaald worden als de preek te lang duurde. Er is een voorbeeld van een predikant, naar ik meen, uit Tiel, die tot zijn schrik bemerkte, dat de zandlooper was leeg geloopen, toon de gemeente nog aan den nazang bezig was. Zonder aarzelen stond hij onder het zingen op, breidde zijn armen uit, sprak den zegen uit en schreeuwde zoo hard hij kon: Amen. Dit aanstoot gevende feit bezorgde hem een dubbele boete. Op het Convent van Wosel 1561 werd be paald: De dienaar zal er zich voor wachten, dat hij niet door al te wijdloopende predi katiën het geheugen van den hoorder be- zware en diens ijver verstompe en als 't ware z^n maag tot walging verwokke. Daarom zal hij zich beijveren zijn rede tot den duur van een uur te beperken. Zes jaar daarna werd op de Synode van Dordt bepaald: De Dienaars zijn vermaand hen (de hoorders) toch niet met te lange preeken te bezwaren en boven het uur hun prediking niet te doen uitgaan. Hieruit ziet men, dat het vragen om kortere preeken volstrekt geen nieuwigheid is van „de jongeren", zooals wel eens beweerd wordt. LeesboekoverdenScli oolstrijd. Op de algemeene vergadering van den Schoolraad van de Schalen met den Bij bel, gehouden April 1921, werd door het bestuur der Clir. school te Lisse, een voorstel ingediend tat uitgave van een leesboek, bestemd voor de hoogste klasse der Chr. school, over den schoolstrijd, gedurende de laatste 80 jaren. Het re sultaat van een gehouden prijsvraag is droevig geweest. Slechts één antwoord was ingekomen en dit beantwoordde nog niet eens aan het doel. Het bestuur der school heeft zien in verbinding gesteld met ds De Geus te Do Lemimer. Ilij raadde aan het voorstel opnieuw in te dienen bij' „De Unie" en te trachten ge zamenlijk toet den Schoolraad, Geref. Schoolverband en Chr. Nat. Schoolonder wijs het beoogde doel te bereiken. Het bestuur heeft daarop een desbetreffend voorstel voor de algemeene vergadering der Unie op! 3 April a.s. ingediend. Het opstel van Jantje. De Wioestijn. Het is erg heet, in de woestijn. 'Als je er gaat zitten, krijg je blaren. In de woestijn groeien hier en daar hoornen en kameelen, en af en boe een karavaan. Een karavaan zijn kameelen met menschen erop. Een oase zijn hoornen met een put erbij. Daar kun je wat gebruiken (geen fooien). Als je de woestijn moet oversteken, moet je van den eenen put naar don anderen loopen. Soms raak je onderweg al in den ptu, ©n moet je op het heete zand doodsterven. Dan er na 3000 jaar uit een grafkelder weer uitgehaald, zooals nu Tjoek-tjoek-Amen. Die ziet er nog best uit, want ze hadden hem ingemaakt, in den balsem. Tegen zoo iemand zeg je:, „Dag Mummie". In de woestijn kun je niet voetballen, alleen korfballen, als je een paal en een leeg mandje bij je hebt en 'wat schoffies. Over1 de woestijn kun je alleen maar een kort opstel maken, van wege de hitte. Jantje. Dat ging tO'Ch niet. Mevïouw: „Maaï Jans, wat maak je tocli 'n leven!" Jans: „Nou mevrouw, laat u 'saes diepe borden vallen zonder leven. Op den slechten weg. Door den inspected van politie te Gorinchem zijn in een volklogement aldaar aangier- houden twee minderjarige' meisjes, die in gezelschap van mannen waren. Ze zijn naar hun ouderlijke woningen te Rotter dam overgebracht. Zaterdagavond deed de politie te Delft een inval in een danshuis aan de Haven straat, waar zeven minderjarige meisjes werden aangetroffen, die naar het politie bureau werden gebracht, waar zij later deur de ouders werden afgehaald. Ontdekt. Een dezer nachten werd in een boerenhofstede in do nabijheid van de Hollandsch-Duitsche grens ingebroken. Uit den stal werden een achttal biggen ontvreemd. Die Duitsche politie werkte met een politiehond, welke dra ©en spoor volgde, leidende over de grens naar het gehucht Ham van de gemeente Kerkrade. De hond bleef plotseling staan voor de woning van een niet gunstig bekend staand persoon. De politie van Kerkrad© onder zocht het huis met het va*rassende resul taat, dat enkele der gestolen krulstaarten werden ontdekt in den stal. Uit het ver der onderzoek bleek, dat da bedoelde per soon de varkentjes gekocht had. De helft had hij! alweer aan andoren verkocht. Resultaat: aanhouding van den heler, in beslagneming van de varkentjes. Een liefdesdrama te Le i don Een werkman in een der volksbuurten te Leiden had Zondag een vriend uit Alphen over. Deze scheen .zich nog al bijzonder vriendelijk te hebben gedragen tegenover de gastvrouw. Don echtgenoot hinderde dit blijkbaar niet, maar de commensaal, ze kere V., was er door terneergeslagen. En toen hij vernam, dat de vriend Maandag met de vrouw des huizes een uitstapje zou malcen naar Don Haag, zon hij' op wraak. Toen nu het echtpaar Maandag met den vriend op het perron heen en weer wandelde, wachtende op den trein naar Den Haag, verscheen V. ook plotseling op het tooneel en bracht den vriend des huizes met een br'oodmes oen steek in de hand toe. Het mes was gericht op den hals, maar de aangevallene ving den steek op met de hand. Van de reis kwam1 nu verder niets. Die getroffene werd in het Ziekenhuis opgenomen. De dader werd gearresteerd. („Tel.") Een tragisch einde. Men schrijft uit Amsterdam aan. de „Tel." De misdadigerswereld in Nederland kan juichen, want Albert, de Amsterdamsche po- lfitiehond1 is gestorven. Zijn teven was roemrijk want niet minder dan tweehonderd misdadigers zijn door zijn toedoen achter de getraliede vensters geraakt. Het einde was zeer tragisch on ofschoon Albert reeds AVocnsdag dood ging, zijn de tranen, die om hom geschreid zijn, nog niet gedroogd. Vooral do hoofdagent Water, aan wiens zorgen de opleiding en liet onderhoud van den hond waren toevertrouwd, is diep onder den indruk. In het Burgerziekenhuis wa,ar Water op het toogenblik verpleegd wordt, vernamen we aan zijn krib gezeten, het treurige verhaal. Het was een Tervuerensche herder, meneer, zeide Water. Van jongsaf is hij bij me geweest en acht jaar lang heb ik 'm verzorgd en verpleegd. Ik kreeg hem van den kanton rechter te Bergen in Friesland en er zal wel geen beest in de lieele stad geweest zijn, dat zóó slim was als mijn Albert. Vraag u maar eens aan prof. Buitendijk van do Vrije Uni versiteit, hoe hel dier de verschillende medi cijnen van elkaar wist te onderscheiden. Mgn hond en ik hebben in heel wat zaken gewerkt, Herinnert u zich maar eens den moord te St. Oedenrode, die op het knaapje Van Leeuwen aan de overzijde van het IJ. En u was er zelf bij, toen Albert de plek onder het puin aanwees, wtiar de sloker van de broodfabriek „Ceres" door den vallenden fabrieksschoor steen was bedolven. Meer dan tweehonderd personen, die om de een of andere reden door de politie en de justitie gezocht werden, heeft-io gevonden. Mijn ziekte maakte een eind aan ons politiewerk. Dertien weken moest ik thuisblijven. Een jongen, dien ik vertrouwen kon, liet Albert uit. Maar als hij thuis kwam, ging hij ©ogenblikkelijk onder m'n ledikant of onder de canapé liggen. Want Albert vond, dat hij op z'n baas moest passen. Dan likte hij m'n handen en z'n trouwe oogen keken me aan, alsof hij zeggen wilde: Baas, hoe heb fe 't nou met je? Na die dertien weken hebben ze me naar het Burgerziekenhuis gebracht om geopereerd te worden. En het was buitengewoon aardig vqn den directeur, dr Nieuwenhuijse, dat hij m'n vrouw toestond Albert mee naar deze zaal te brengen. De hond gedroeg zich zeer fatsoenlijk en kalm, gewoon als-ie is te gehoorzamen. Hij fikte m'n handen en ging toen ouder gewoonte onder het bed zitten. M'n vrouw had de grootste moeite hem weer mee naar huis te nemen. Eiken koer, dat ze kwam, zag ik, dat het dier stiller werd. U begrijpt, dat ik, wanneer liet licht op onze zaal gedoofd was, dikwijls aan m'n trouwen kameraad dacht, dien ik in de steek had moeten laten. Op zekeren avond sprongen de tranen in m'n oogen. Ik hoorde buiten hoe Albert voor het hek blafte. Een anderen keer wandelde hij doodkalm langs den 'portier naar binnen en snuffelde net zoo lang tot hij mij had gevonden. Ik werd geopereerd en alles ging goed. Toen m'n gestel wat opgeknapt was, wandelde ik buiten in den tuin. En dan was Albert er ook. In de Domseloerstraat, meneer, stond hij1 te gluren en hij blafte, wanneer hij me zag aankomen. Dan begroetten we mekaar. Ik aaide over z'n kop en hij likte. En net zoolang bleef ie turen, lol ik weer naar bed moest. Op zekeren dag zegt m'n vrouw: tk weet niet wat er is, maar 'l gaat niks goed met Albert. JHp is toch niet ziek. Nee, maar hij is zoo stil. 't Is precies of-ie ineens erg oud is geworden. Ilij ligt den heelen dag onder je canapé of onder je bed. Mijn gedachten waren voortdurend bij hem; iu den nacht, wanneer het doodstil in liet gebouw was, meende ik z'n slem buiten te hooren. Wjocnsdag vertelde m'n vrouw, dat, voor ze me bezocht, Albert haar ongewoon lang had gelikt. Dat is z'n jifscheid geweest, want toon ze terug kwam, was m'n makker dood. Stil lei-ie onder de canapé, met z'n bek open. Met den zakdoek, dien hij' tot. een prop had opgerold, drukte hij tegen z'n oogon, waarin ik de tranen zag blinken. IIü wondde hel hoofd af. liet is natuurlijk heimwee geweest, meneer. Weggekwijnd tis-tie. Och, als jo altijd zoo met elkander hebt opgetobt, dan kan ie niet meer buiten 'mekaar, hè? W.aar hebben jullie 'm gelaten? Hier .achter in den tuin van 'I ziekenhuis hebben we z'n graf gegraven. Een komische geschiedenis. De Politiegids vertelt de volgende, niet van humor ontbloot© geschiedenis. Een heer dient bij de politie _dc aanklacht in, dat zijn portefeuille met zeer groot bedrag is verdwenen en dat hij in de plaats daarvan een igroote kruissnede in zijn overjas be komen heeft. IIÜ was in geen gedrang geweest, was niet gevallen, had zich niet gestoelten, had ook de jas niet uit gehad, was nergens geweest, kortom er was hem niets bepaald opvallends geschied. Jal hij had onderweg wel met iemand ge sproken, maar dat kon nu heolemaal met den diefstal geen verband houden. Een zeer deftige oude heer, elegant gekleed, was hem n.l. achterop komen loopen en had hem zeer bescheiden opgemerkt, dat hij al een djdje achter hem aanliep en een zeel' vreemdsoortige geur bemerkt had, redenpn waarom hg vermoedde, dat zijn voorganger ge wandeld had op dingen, waar tnen in den regel zoo in een boogje omheenloopt en dat hem dat bp een eventueel bezoek in de stad zeer on aangenaam zou kunnen zün. Hij had daarbü beurtelings de voeten op getild, daarbü even gesleund door den be- hulpzamen ouden heer, die zeer vriendelyk beweerde, dat men op een been staande, zoo gemakkelijk zün evenwicht verliest. Op eenmaal was toen die oude heer in lachen uitgebarsten met de woorden„Nu ben ik het zelf en daar zou ik dat euvel u in de schoenen schuiven". Nog hartelük lachend over die zoo „komische geschiedenis" had de oude lieer zich buigend en groetend verwijderd. Des avonds werd echter dien ouden heer, tegebjk met zün confrater, die door een kruissnede in de jas de portefeuille had gerold op liet moment, dat de oude heer den op een been staande steunde, ter overdenking van zün euveldaad, op rükskosten logies aan geboden. Kwakzalverij. In „Het Volk" waarschuwt een dokter tegen een zekere kwakzalvers-advertentie, n.l. van De Witt's pillen en schrijft daarvan: Zij bevat een misleiding, zóó grof, als men zelfs in dit soort advertenties maai zelden aantreft. De voortreffelijkheid van De Witt's pillen zou blijken uit 't feit, dat na het gebruik ervan de urine blauw wordt. In derdaad 'n handige truo, die ongetwijfeld indruk moet maken. Want als die pil len niet op de nieren werkten, hoe kan dan de urine blauw worden, terwijl zo vóór 't gebruik vau de pillen nooit blauw was? Och, héél eenvoudig; die pillen bc vatten oen blauwe kleurstof, het. z.g. mclhyleenblauw. In het lichaam opge nomen, wordt deze kleurstof door de nie ren blauw doorgelaten en geeft dus aan do Urine een blauwe kleur. In de ge neeskunde wordt deze kleurstof juist ge bruikt om te onderzoeken of de nieren goed werken. En wanneer de fabrikan ten. van De Wilt's pillen de goè-gemeenlc verleden, dat die blauwe kleur, die bij geen andere „rugpijnpillen" voorkomt, de deugdelijkheid van hun pillen bewijst, dan weten die heeron precies even goed als elk medicus 't weet, dat die blauwe kleur niets anders bewijst dan de aanwezigheid van een doodgewone kleurstof. En ze lachen in hun vuistje, dat ze nou es handiger zijn geweest dan 'n andere kwak zalver, die dat effectrijke kleurlje niel in z'n pillen heeft gemengd. De Boos vuil don Libanon, door Har riet iBeecher Stowo. Baara, E. J. Bosch.. Dit is no. 1 van do Bibliotheek V. C. V., een van de mooiste boeken, die wij in de» laatslen lijd ter beoordeeling ontvingen. Een jonge, (rükc Engelschman, die veel reist, komt in Syrië vertoeft in de vallei „El Fureidis" (Het Paradijs) waar Christenen en Mohame- danen van allerlei stam en landaard wonen, tuinbouw en industrie bloeien, maar ook ar moede heerscht, die door do kloosterbroeders eonorzüds ©a den proteslantschen zendeling anderzüds, zooveel mogclü'k gelenigd wordt, waarbü de rijke jongeling (in dubbel opzicht is hü dit, want ook hü, schoon Christen, kent den Christus niet gelük 'I, behoort), hen milddadig steunt. Een afgewezen aanzoek ver drijft hem, doch een geheimzinnige aandrang doet hem tcrugkeeren, juist toen oen aard beving, gepaard aan overtrooming liet dorp in gevaar brengt, waaruit hü do bewoners in tijds te redden weet. Na velerlei andere er varingen vindt hij den Heiland en hervindt de Christenmaagd, die hem zün aanzoek had afgewezen. Een huwelük is 't slot. Slechts één opmerking. Wü vonden in dit verhaal, met zijn aangrijpende teekeningen van karakters, natuurtafereelen en spannende ge beurlenissen, verschillende volzinnen met eeno n. Doch dit vindl zich wel hü een tweeden druk, -dien dal boek stellig spoedig beleven zal. Voor 't aanstaande Paaschfeest en de Open bare Behjdenis is dit verhaal een passend geschenk, door de ouders aan hunne kinderen mee het leven in te geven. Doch zü bedenkctl daarbü wel: het boek is niet bestemd voqr hem of haar, die in zirmelüke oppervlakkig heid slechts jaagt naar het einde van het verhaal om te weten of Meredith Havilah kreeg, dat is de franje slechts van het kleed, of, wilt ge 't in de taal der Bedouïen, van den kefiyelil maar voor hem of haar, die, door een leergierigen geest bezield, behoefte heeft aan verrijking van kennis om trent geografische en topografische gesteldheid van een land, zoo dicht bü Palestina gelegen omtrent zeden en gewoonten, deugden en on deugden van die volken, welker voorvaderen in zoo nauwe aanraking kwamen met Abra ham) en zün zaadwant op dit gebied valt hier voel te leeren en te genieten. Vrouwentrouw, deer P. Brouwer. Sneek, J. Wl Boeyenga. Brouwer ,is een leuk schrijver, schetser, zegger, verteller. Wie 't niet wist, verneemt 't al vóór de eerste bladzü van dit boek, op de „traditioneele pagina-wit", „soms de beste van alle", zegt hü- Een aardige opmerking, l( I die den voorbijganger even doet stilslaan om te luisteren cn daarna „toch altüd wat goeds" moo te nemen. Dat is do indruk van Brouwer's geschriften en ook van dit verhaal. Zijn losso stijl, zün beeldonkeus, zijn wüze van zeggen on te pas brengen, ook de vrijmoedigheid, waarmee hij zü'n moedertaal kneedt, hel geelt aan zijn verhalen, ook aan dit, iets natuur- lüks, huiselijks. Do hoofdpersoon is de zoon van meester Van 't Sant, een goeie jongen die goed leert, aardig musiceert, en veel van de dochter van den burgemeester houdt, door al zün examens komt, een storm- en drang periode doormaakt, in een slecht huwelijk oen schipbreuk van zün geloof nabü is, straks weer tot zichzelf komt en in een tweedo huwelijk, nu met de burgemeestersdochter, haar liefde en. het geloof hervindt. Dit alles, en nog meer, wordt op onderhoudende wüze, 'zonder al te zeer spannende scènes er tusschen ia, verteld. Onze jonge menschen zullen dit verhaal met genoegen lezen. Voor de ouderen is hot aangename reislectuur. l)c uitvoering is goed, schoon niel feilloos, de uitgever zal dit wel verstaan. Maar in zün oranjekleurig bandje is 'L hoek een geschikt feestgeschenk. V e r c e n i g i n g to t bevorder ing dor belangen vail S 1 e c h t h o o r o n d o n. Wat een mooi nummer gaf „Ons Maand blad" van bovengenoemde Vereeniging over Maart 1923. Dat begon al met een van op gewektheid getuigend verslag over de fe Utrecht gehouden buitengewone ledenvergade ring. Meer en meer leden moeten tot de Vereeniging toetreden cn daartoe is in de eerste plaats noodig hel oprichten van nieuwe afdcelingen. „Ons Maandblad" geeft opgewekte verslagen van vergaderingen en büeenkomsten vau de afdeelingen Alkmaar, Amsterdam, Apel doorn en Enschedé, lerwül in de andere afdeelingen gezellige samenkomsten vvorcjien aangekondigd. Verder krügen we te lezen geestdriftvolle artikelen van „Doovenmoeder" over de nu reeds gehouden tentoonstelling te Almelo en over het „Centraal Magazün van gehoor werktuigen te Soest". r.n VERGENOEGDHEID. Ik heb geleerd vergenoegd ie ziin in hetgeen ik ben. Filip. 4:11b. Een stil, een vroom, een bi]lick [imenscih, Die vint isijn lust en frerten-wensch, Oock in een slecht en kleyn bedrijf, Al heefI,'et weyniglh om het lijf, Al draegiht hy slechts een matigh' k'leet, Met weyniglh, kosten uytg'ereet, Hy vint geneughl, en groot vermaeck, Oock even in een kleyne saeck; Men hoort niet, dat hy ieinant bijt; Hy leyt een leven pander nijt. Hy quetst igeen mensch, al is hy boos Syn maant die is als tandeloos. In U alleen, o lieve God, Betoomt de mensch sijn booghste lot. Alleen ,aen uwe rechterhandt, Daer is het langh-beloofde lamt; Daer is het woonhuys van de rust, Daer is de volheyt aller lust. Als Ghy den mensch vernoegen geeft, Of hy dan veel of weyniglh heeft, Syn geest is vrolijck en gerust, De druck is hem als herten lust. Ja, schoon al treft hem, tegenspeel, Noqh vint |hy al Uw wegen goet. JACOB CATS. (Buiten verantwoordelükheid der Redactie.) Verzekering dekt de schade. Geachte redactie, Beleefd verzoek ik U onderstaande in Uw blad te plaatsen, bü voorbaat mijn dank. Toen iik bovenstaande voor de zooveelste maal in „De Zeeuw" las, dacht ik: is dat wel juist en verraadt dit niet iets min-edels wat verbrand is blijft verbrand, bhjjft verloren, blijft een schade, hetzü voor hom, die het persoonlek treft, en zeker voor de Maatschappü, door welk middel wij elkanders lasten dragon. Men moest toch van verzekering (of om dat leelüke woord te veranderen intoe, U weet wel een geschikler woord), ik meen maar, moesl van zoo een verbintenis niet afkeerig zün om elkanders lasten te dragen, en zoo een niet onzinnig verklaren, die meent daarin te mogten, ja misschien, te moeten mede doen, ook al zou hem die ramp wellicht nooit treffen. En daar wij weten, dat God om' algemeene zonden algemeene rampen zendt, laten wij dan op een of andere manier in voorzorg klaar zijn elkanders lasten te dragen; treft liet mij niet, zoo veel te liever. En bidden wü, dat God in Zijn voorzienig bestuur, waar wü ons (en gelukkig ook) niet aan kunnen ont worstelen, voor veel brandschade beware; het blüfl toch een ramp; wie heeft iets aan die asch? Het is misschien voor sommigen een schün- bare winst, maar laat ieder bedenken, als het aardsch© gerecht ons niet treffen kan is er toch een God, die leeft en op deze aarde vonnis geeft; en eenmaal zeker zal er onder scheid zijn tusschen wie God dient en wia Hem niet dient. Nu zal misschien deze of gene om zulk een opvatting van ussureeren lachen, maar tot zulke lachers zou ik zeggen, het verraadt dat u' door en door egoïstisch, zelfzuchtig, zyt, door niet te kunnen begrijpen, dat het iemand in het hoofd kan komen, zich toch voor brand of anderszins te verzekeren, alleen maar ojm daardoor ook een anders lasten te dragen, opdat niemand, ook niet in zün familie, zou verarmen; wü hebben nu een maal geen Jubeljaar, zooals in Israël. En nu profiteert weliswaar daar een luiaard ook van, en een verstandeloos mensch evenzoo, als een, die zün zaken wél bestuurt. Met recht, volgens Salomo, maar wie zal alle kwaad jonder de zon keeren? JOB .WJSSE. Biggekerke, Maart 1923.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 6