I)E ZEEUW TWEEDE BLAD. ^"feuilleton. Buitenland. Dit de Pers. BINNEN IJZEREN MUREN VAN ZATERDAG 3 MAART 1923. - No. 129. GODSDIENST EN SOCIALISME. „Het Zeeuwsclie Volk", weekblad voor de arbeiderspartij, houdt zich in verkie zingsdagen o. m. onledig met de verdedi ging van de stelling dat Christendom en Socialisme wel vereenigbaar zijn. Grofheden en groote woorden aan het adres van „de Zeeuw", die onlangs heel bescheiden de weerlegging van de roode stelling had overgelaten aan eigen (roode) partijgenooten. Niet waar, dat kan er mee door. In 1923 verkondigt men in z'n kie zerskrant dat Christendom en Socialisme Ie vereenigen zijn; een partijorgaan van geheel andere richting beziet zoo'n rede- neering in 'j licht van de uitspraken der voormannen in de roode gelederen. En nu zijn ze boos. Nu beginnen de voorlichters van „de arbeiderspartij" te vertellen, dat die aanhalingen van roode voormannen oudbakken kletskoek zijn. De Zeeuw- redactie moest toch weten dat 't Chris tendom geen richtsnoer is voor het een. of ander economisch stelsel en dat in de laatste eeuwen ook tijdens het Christen dom verschillende maatschappelijke stel sels elkander hebben afgewisseld. Do roode stelling intusschen behoeft eenig bewijs, dal gevoelen de hecren zeer wel. Aan den kop van het artikel staan de woorden Godsdienst en Socialisme, in hel stuk te lezen in het blad van 24 Febr. 1923 loopt 't over Christen dom en Socialisme. Het bewijsmateriaal wordt ontleend aan wijlen Ds S. K. Bakker, Ilerv. pred. te Zwolle, tijdens den wereldoorlog leger- predikant, en aan eenigc uitspraken van Ds A. R. de Jong, gewezen predikant te Vechel en bevorens o.a. te 's-Heercn- hoek. De uitspraken dezer heeren zijn, naar de roode redactie meent, met vele te vermeerderen. (J Nu weten de rooden, zoo goed als wij, zeer wel, dat de woorden Godsdienst en Christendom allerminst, aan elkander ge lijk zijn. 't Maakt toch verschil of men aan alle metaphysica en dogmatiek den rug toe keert, de identische religie laat opgaan in gemoedsstemmingen, en met verlooche ning van het bijzonder karakter van het Christendom, de verbroedering van allen godsdienst wil, vooral met dien van Boeddha en Mohammed, of men zich God pantheïstisch, deïstisch, monotheïstisch of polytheïstisch denkt. Men moet zich verklaren of men de wereld in haar geheel en in al haar dee- len beschouwt als bet werk van Gods handen^ dan wel of men meent dat de wereld ontstond en bestaat builen God. Men moet weten of eigen godsdienst, de Christelijke, even objectief beschouwd wordt als dien van Hottentot of Papoea, dan wel liet Christendom als de hoogste de absolute godsdienst. Welke waarde en waarheid afhangt van den godsdienst, moet zoo goed bekend zijn als het besef aanwezig dient te zijn van Gods bestaan en kenbaarheid. Deze en dergelijke vragen dringen zich om antwoord op. En wanneer men wil doen uitkomen wat Christendom inhoudt, dan moet over dacht zijn de openbaring Gods in de na tuur, in de historie en vooral in Christus zelf; in hoeverre het een beroep doet op en zich aansluit bij den mensch, die naar Gods beeld is geschapen en die, hoe ook gevallen, goddelijken oorsprong, natuur en bestemming niet uitwisschen kan. De Christen kan zoolang hij waarlijk Christen is, niet anders dan in het Christendom zich thuis weten en veilig. De volheid van het Christendom laat zich niet uitputten, niets kan op aarde die volheid omvademen, waar zij omvat de lengte en breedte en diepte en hoogte van Christus' liefde. Zóó gezien zullen de roode heeren ook niet met de oppervlakkige opmerking dat „qll£s" onder het Christendom zich ver staan laat, datzeive op zijde kunnen schuiven. Maar ook komt duidelijk uit, dat het Een verhaal uit den Fransch- Duitschen oorlog. door ANNIE LUCAS. Uitgave Neerbosck' boekhandel. 86.) Ik was ook werkelijk blijde voor Nina en Leo; m'aar toen ik1 mijn eigen voetstap pen in de holle kamers hoorde weerj- klinken, en mij'n lange rouwjapon met somber en dof gerujsch over den grond sleepte, overviel mij een gevoel van zwak te, van flauwte, van ontzetting. Mijn hoofd duizelde, mijn geheele lichaam trilde. Waarheen ik mijn oogen wendde alles herinnerde mij aan onze lieve dooden. Elk stukje huisir'aad» al wat wij tot ons dagelijksch gebruik noodig, hadden, scheen oen nieuwe beteekenis voor m'ij gekregen te hebben; nieuw en toch oud. Met wan kelenden stap ging ik van de eene ka mer in de andere en trachtte tevergeefs die smlartelijke herinnering uit mijn hoofd te verbannen. Een stilte als des grafs drukte loodzwaar op de atmosfeer. Ein delijk zonk ik op den grond neer in moe ders zitkamer en verbergde mijn gelaat beklimmen van een Mu' assin (de galerij van een Minnaret.) om het „azan" uit te zingen, door den Mohammedaan iets an ders is dan het neerknielen bij dat bloed- roode kruis, waarvan voor vele milli- oenen de ecuwen door het heil kwam. Hier is het uitgangspunt voor do berede neering der verschillen die in de practijk zich overduidelijk afteekenen. Wat bekommert zich het Socialisme om do heiliging van den Zondag? En stel daartegen de afzondering door het Chris tendom van dien dag geheiligd door Chris tus' verrijzenis uit de dooden. Het Socialisme verzuimt niet volle aan dacht te wijden aan liet onderwijs. Im mers den lagerslaanden moet niet alleen de weg door het leven gebaand worden; het klassebewustzijn moet als ge volg van goed onderwijs worden versterkt en zoo moet do kracht van de aangeslo tenen worden verhoogd. Het Christendom ei sclit nevens maat schappelijke kennis opkweeking in Chris telijke deugden, van der jeugd af een vastsnoeren aan den geloofsstani in Chris tus als Koning. Het Christendom houdt vast aan Chris tus' Koningschapop ieder levensterrein; wat van Christus afzwerft komt in het, kamp van twijfelaars of Sociaal-Democra ten ten slotte terecht. Het rnoct voor hen, die Christendom on Socialisme vereenig baar achten, de grootste vreugde zijn om tot de laatste letter deze stelling van haar zenuw te bcrooven. Onder den Islam blijft de meest afge- wekene, de verst afgezworvene, hoe ook beïnvloed door de „Westersche" cultuur, nog altijd den blik richten naar Mohammed. Hoe staat het ten dezen in Nederland om ons daarbij te bepalen dat nog altijd heet een Christenland, waar zelfs de Socialisten Christendom vereenigbaar ach ten met Socialisme? Richten de Socialis ten nog altijd den blik naar Christus? Voelt men aan de Socialistische bewe ging, dat de eere van Christus op het hart van de leiders, op aller hart weegt? Vindt het Socialisme in het Christendom zijn hechtsten wortel? Zal men al erkennen wij geven dat gaarne toe dat de Christelijke zedcleer hier en daar nog voorstanders bezit, of schoon de behandeling der Bioscoopwet in de Tweede Kamer daar is om te be wijzen dat de Socialistische leiders in dat opzicht weinig gronden ontleenden voor hun betoogen aan de Christelijke zede- wet. Maar voor Christus' Koningschap, voelt daar het Socialisme voor, voelen daarvoor de leiders dezer beweging? 't Moet den menschen worden aange praat door menschen, die het ambt uit oefenen van bedienaar des Goddelijken Woords. De autoriteit van S. K. Bakker en A. K. (wordt misschien bedoeld A. R. de Jong, voorganger van den Ned. Prot. Bond te Bussum) de Jong treedt op. En daarmede moet men het doen. Wij willen daarlaten de richting van de laatste autoriteit. Wij meenen, dat Ds de Jong zich niet van moetaf bij de, Sociaal-Democratie in Nederland als lei der en woordvoerder betoonde. In hoe verre hij nu daarbij is georganiseerd en betrokken is ons niet bekend. Doch het wil ons voorkomen, dat men met uit spraken van iemand, die buiten het partij verband en wezen der Socialistische be weging staat, niet veel kan uitrichten. Maar dan nog dit daargelaten merken wij op, dat bij menschen als Ds Bakker en Ds do Jong nagenoeg alles los is van de Christelijke traditie, dat men over Christus, als de gezalfde Vorst en lieere van heel het zijn aller dingen, een voudig z w ij g t. Plet geheele doen en la ten dier menschen gaat buiten Christus om. Dat bewijzen o. m. de aanhalingen uit. de geschriften „Naast liet Kruis de Roode Vaan" cn „Maar één uitweg". Wij willen laten schieten wat de Re dactie als haar meening verkondigt in de redeneering „dat het Christendom geen richtsnoer is voor het een of ander eco nomisch stelsel" en de tegenspraak daar tegen in een aangehaald citaat uit „Maar één uitweg", waarin betoogd is, dat door socialisatie „alleen" in vervulling kan gaan „wat het Evangelie in economisch opzicht eischt". Dat moeten de heeren met zichzelf uitmaken, evenzeer of wij onze lezers rijp zien voor Vrederust wan neer wij een wereldbeweging als de So- in do kussens van de kanapé, waarop die geliefde moeder zooveel weken lang haar leed geduldig had gedragen. Nooit zal ik de kracht en het geweld vergeten, waarmede de stroom der herin neringen mijn iarm hart toen overstelpte. Voor het oog mijns geestes verrezen in 'akelig schrille kleuren de droevige too- neelen van de afgeloopen maanden. De bange uren en dagen, in spanning door gebracht» gedurende moeders langzaam wegkwijnen, de heftige smart op het ver nemen van Victors gewelddadigen dood, de schrik over kleine Lili's plotseling heen gaan, dat alles scheen in een enkel uur samengeperst te zijn. Ik schreide niet, ik had geen tranen. Maar het was mij', alsof van mijn levenspad elke bloem, elke knop zelfs weggenomen was. want in de bit terheid mijns gemoeds beschouwde ik Nina en Leo ook1 als vooir m'iji verloren. En dat terwijl mijn gelaat nog de sporen droeg van Nina's tranen, mijn hand nog Leo's teederen druk voelde, hun beider stetmtoen mij nog zoo liefdevol in do ooren klonken; Zuster kom toch zoo spoe dig mogelijk'. Wat was ik ondankbaar. Ik tekende hen voor m'ü verloren evenals do dood an. Maar ik wil niet langer stilstaan bij mijn zwarte gedachten en gevoelens. Ik zon digde grootalijks dooi' zelfzucht. Wel mag do herinnering daaraan mij nederig hou- ciaal-Democrafie bestrijden met materiaal, ontleend aan het roode tuighuis. De roode vogelaar behoeft reclame in de verkiezingsdagen onder het arbeiders- volk, dat nog vraagt naar Christus' Ko ningschap. Dat is niet de eerste keer. Doch wanneer de prullemanden eens kon den spreken, wat zouden zij zich hebben te beklagen over de klandizie van socialis tische zijde, vooral wanneer de platte- landspropagandisten der partij een we reldbeweging als het Christendom moeten gaan bestrijden I Het socialistisch einddoel voert naar een samenleving, waarin niemand meer iets voor zal hebben bij een ander en ieder in zijn naaste zal huldigen een god op aarde. Het Christendom is gericht op één hoog en heerlijk einddoel; den wil van God. In dit besef zullen de Christenen, de voor gangers en leiders niet het minst, ijveren om toestanden en instellingen te verbe teren, iets goeds tot stand te brengen, dat beantwoordt aan de Goddelijke wet. De Christen zal nooden lenigen, tegen stellingen opheffen zooveel mogelijk is, boter armverzorging, woningtoestanden en arbeidsvoorwaarden trachten te bewerk stelligen, echter steeds de uitkomst over latende aan God, steeds doende zijn plicht. Aan maatschappelijke redding doet de Christen niet .gelijk het Socialisme om den mensch, doch enkel en alleen om de belemmeringen voor geestelijken groei weg te nemen. Het Christendom ge looft niet aan de toekomst van de „maat schappij" of van 'n maatschappij, het ge looft aan een eeuwig willen van God hier op aarde en dat voert er toe sociale mis standen onder oogen te zien en aan te pakken. Vergeleken bij wat het Christen dom de eeuwen door reeds deed, is het. door het Socialisme gewrochte geen schijn of schaduw daarvan. Hot Socialisme roept om recht, om der menschen recht. Dat op zichzelve veroor deelt het reeds. In hejt. Christendom leert men niet zoeken naar zijn recht, maar wordt .beleden, dat ajlen het zoeken en vragen naar recht aan God, hun God en Vader zullen overlateh. Er is_geen vader die beter voor zijn kinderen zorgen kan dan de Vader in de hemelen. In het Christendom is vervat wat eeu wig waar isin het Socialisme vinden nieuw opgekomen denkbeelden heden het gezag als waarheid, morgen worden ze, verouderd zijnde, vergeten. V, i e r pi i 11 i o e n, e n drie t a n. Het Maandschrift bevat een inte ressant artikel van Mr P. A. van Too- renburgi over cle werklooisbeidsverzeke- rnm Wij kunnen, zegt Patrinioaiurni, niet alle cijfers overnemen. Slechts, op een paar gegevens willen wij de bijzon dere aandacht, Vestigen. Het aantal ver zekerden steeg van 43.000 op 1. Jan. 1911 tol 398.300 op 1 Januari 1921. Sedert trad een daling in. Op 1 Octo ber 1922 wals ihet. aantal verzekerden 342.300. De igroote sprong werd ge maakt in de jaren 1919 en 1920. Van groot belang] voor de waardeeringi der werkloosheidsverzekering zijn de bij dragen der arbeiders'. Voor de inwerkingtreding van het werkloosheidsbesluit 1917 kwa'm voor rekening van de kassen f335.700 -in 1913, f905.400 in 1914, f146.200 in 1915, f103.700 in 1916, f268.900 in 1917 en f45.200 in 1918. De bijdragen der leden van volgens genoemd besluit gesubsidieerde vereenigin'gen belie pen: in 1917 f 48.400, in 1918 1497.300, in 1919 f 1 152.500, in 1920 f2.704.200, in 1921 f 3.252.600 en in 1922 (schatting) f4.300.000. In 1922 hebben de arbeiders dus 4 imillioen en 3 ton gecontribueerd. De critici van de werkloosheidsver zekering mochten voor deze praiestatie wel w:a,t meer waardeering toornen! Openbare Godslastering. Voor eenige weken terug Werd in de hoofdstad des lands met groote letters op 'muren en s tra,a trecla,me zui len aangeik'ondigd, dat door de Vrij- denkersvereeniginig „De Dageraad" in den. Ik, die zooveel dankensstof had, die 'de ster der hope had zien opgaan in den duisteren nacht, smeekte Hem, Wiens ge nade en lietfde ons staande gehouden had temidden van onweerswolken en regen vlagen ook mijn loven te nemen, nu Hij m'ij toch alles ontnomen had, wat mij het leven aangenaam maakte. Maar Hij heeft medelijden met onze zwakheden. H|ij weet van welk maaksel wij zijn, gedachtig Zijnde, dat wij stof zijn. Wij hebben geen Hoogepriestei', die niet zou kunnen medelijden hebben met onze zwakheden. Zijn barmhartigheden zijn vele. Mij zond Hij leniging van smart, heeling van krankheid. Tot mijn oproerig gemoed sprak Hij woorden van vrede en liefde. Die tijd kroop voorbij, maar nog altijd wroerde ik mij niet, totdat een hand op mijn schouder gelegd werd en een vriendelijke stem zacht tot mij zeide: Re- née, mijn arme Rienée! Die woorden verbraken de betoovering 'die mij gebonden hield, en ontsloten de bron mijner tranen. August richtte mij teeder op, plaatste m'ij op de canape en sloot mij in zijn ar men. Ik voelde zijn tranen op mijn gelaat vallen, en terwijl mijn hoofd op zijn schou der leunde, schreide ik lang en onge- stoofld. Hij liet mij uitschreien. Tot op dat uur had ik nooit ten volle den rijkdom van zijn liefhebbend hart gepeild, de bet Paleis Van. Volksvlijt, een open- bare vergadering zou worden 'gehou den, waarin gesproken zou worden over„God is bet kwaad". Dit .Godslasterlijke woord wekte, en terecht, bij zeer velen ergernis. Men vroeg zien af, of de O verbeid hier niet werend bad kunnen en moeten optreden. Bij onderzoek bleek, 'dat de Hoofd commissaris van politie nog getracht had, Idoor overreding, de beleggers van deze vergadering te doen afzien. Naar bet Scheen niet zonder succes, want men "zou, de voor andersdenkenden, dit is dus geloovigien in een land, dat nog den naam van Christennatie draagt 'kwetsende woorden wegla ten, al kon het 'houden van de verga dering zelf niet worden belet, gezien, dat we ieders vrijheid eerbiedigen, Toen werd een Joodsdhe advocaat in 'de zaak gemoeid, en deze verklaar de, dal ook bet aankondigen van rede voeringen over kwetsende onderwer pen niet door de p'olitie zou kunnen worden belet, omdat geen wet of po litieverordening het verbiedt. Majesteitschennis 'kan wel worden verboden en gestraft, en zou dan schennis van de (hoogste Majesteit in een nog den Christus belijdend volk niet strafbaar zijn? Thans komt Mr T. J. Idenburg', in de „Nederl." onder den titel: een leemte in onze strafwetgeving een ju ridisch betoog (houden, waarin bij erop1 wijst, dat volgens Rijkswetgeving open bare godslastering 'niet strafbaar is. Hij is echter van moening, dat de Ge- méentewetgever wel degelijk het recht heeft hier regelend op te treden. Dit feschicdl dan ook' Feeds in onderschei en gemeenten, waar een vloekVerbod in de politieverordening, of ook in be stekken van voor gemeenterekening uit te voeren werken wordt opgenomen. Mr Idenburg eindigt zijn artikel imet deze woorden: „Mogen wij de bescherming Van de heiligheid van Gods naam en de diep ste gevoelens van een deel der bevol king overlaten aan het toevallige in zicht van het Gemeentebesluur of de meerderheid daarvan? Wij leven in een land, waarin alle levens- en we reldbeschouwingen vrij kunnen wor den .aangehangen. Anderen zullen wij onze overtuiging niet-opdringen. Ook openlijke kwetsing van 't diepste in een groot, deel der bevolking zal niet mogen worden 'getolereerd. „Ik ontveins mij niet, dat het niet, gemakkelijk is voor wettelijke bepalin gen over dit onderwerp de gewensebte lormnleering te vinden en dat hoe die formuleering ook zijtoepassing altijd veel tacit zal blijven vereiscbein. Doch mag! dit ©en reden zijn om ge heel van regeling af te zien? Zeer juist 'schreef Mr. B. Gewin, de te vroeg gestorven Christen Strafrechfcgeleerde „Het ontbreken van een strafbepaling in ons Wetboek' is niet te verdedigen. Moge de 'Regeering medewerkten, dat deze leemte in onze strafwetgeving spoedig worden aangevuld!" Dien weg moet het uit. Een chris telijke overheid, die belijdt, dat zij haar gezag ontleent aan 'den Eeuwigen Rechter, die regeert, bij de gratie Gods, kan in een Christenland toch niet toelaten, dat de Naam van Hteml, dien zij belijdt te eeren, door de gods lasterlijke propaganda, van Dageraad- mannen openlijk wordt gehtoond. Of heeft een groep Dageraads'man- nen meer vrijheid, 'mleer rechten dan de groo-te gelukkig nog in God 'ge-' laovende meerderheid des volks „O m. d e konijnen.,, Zekere .heer C. ;Sip!kes schrijft aan het Hbld. een artikel, om te betwis ten de meening van den Hoefijzer-cor respondent als zou het zoo'n vaart niet loopen met de (schade, die het wild aan den landbouw toebrengt. Bedoelde oor respondent, zoo schrijft dhr. S., 'kent den toestand alleen maar van Wal cheren, en daar heeft 'hij er toch nog' een onjuisten kijk op gekregen. In zoo verre geef ik toe, dat het in hoofd zaak konijnenschade is, maar deze is ook zoo erg en het gevolg van de ge wone jacht, die de natuurlijkte vijanden kostbare paarian, verborgen onder de stille, diepe wateren. De ernst en terug houdendheid van zijn karakter, de be dachtzaamheid van zijn woorden, die zulk een sterk contrast vormden met Leo's openh'artigen gullen aard en Victors vurig warm gemoed, hadden ongemerkt een scheidsmuur opgetrokken tusschen zijn hart en het mijne. Dien avond werd hij afgebroken om nooit weer te verrijZen. Die woorden, die hij' toen tot miij sprak heb ik nooit vergeten en aal ze ook' nooit vergeten. Het was niet voor het laatst, dat ik hem op die wijze hoerde spreken, m'aar wat kan ooit vergeleken worden bij de teug waters, die den bezwijkenden rei ziger in de heete zandwoestijn op het onverwachtst aan zijn lippen wordt gezet. Die avond wierp ook al mijn plannen in kluigen. Ik had nog allerlei in orde te brengen, voordat ik Parijs verlaten kon, hoiowel Leo en Nina gewenscht hadden, dat wij' allen te Zamien terstond na hun huwelijk Zouden opbreken. Daar oom Louis echter van plan was te blijven, en ik nog alles moest inpakken, had ik besloten eerst een week later te komen. Daar kon even wel niets van gebeuren. Ilc was waarlijk niet in staat om ,icts ta doen, en de dok ter gebood mij twee dagen rust te nemen, en dan naar St Claude te vertrekken. 1 Toch was mijn gezondheid niet de eeni ge reden van ons overhaast vertrek. De Van het konijn als hermelijnen en we zels doodt, dat het nooit mogelijk zal zijn, een scheiding te maken en de jacht te ontzien en toch de overbevol king van konijnen tegen te gaan. Schrijver dezes was in 191819 cul tuurchef bij de N. V. Geneeskruid tui nen „Walcheren" te Oostkapelle en heeft zelfs in een veld lupinen 90 pet. schade gehad. Bedenk wel, geach te redactie, wat dit beteekent wanneer 9/10 van het gewas vernietigd is. En dit alles gebeurde 's nachts, door de konijnen van een naburigen jager. De slimme diertjes merkten heel gauw, dat ik na zonsondergang niet meer schieten mocht en kwamen voor dien tijd niet te voorschijn. Nu wil ik graag gelooven, dat het verder van de duinen zoo erg niet is, maar ons land bestaat voor het groot ste deel uit zandgronden, en moet daar nu niet radicaal een eind aan gemaakt worden. Dat bet daar op Walcheren ook nog al welletjes was bij anderen bleek mij, toen ik met een request lei' teekenihg rond ging. De meesten teeltenden, en kelen durfden niet tegenover hun pachtheer, i.e. „jachtheer Dit request was gericht aan het bestuur van „Pol der Walcheren", die de duinen ook als zeewering onderhoudt, die op Walche ren zoo 'sterk van de konijnen geleden heeft, maar het leverde niets op, oml- dat dit ook uit jagers bestond. Indirect is er ook „jaehtschade" om dat de zeewind het gewas dikwijls doet verbranden, wat niet in die mate bet geval zou zijn, wanneer de duinen met dennen beplant waren, zooals do Staat het doet bij Scihoorl en op veel andere plaatsen en eenige particulie ren in Kennemerland. En daar is dil nog lang niet zoo urgent als op de smalle Walcherscbe duinenrij. En deze beplanting is alleen onmogelijk door de konijnenjacht. De Hoefijzer-correspondent schrijft onder dit stuk!-. Weet de beer Sipk'es niet, boe bet kwam 'dat zijn zaaisels vernield wer den? Dan wordt het lijd, dat, hij het nu eens verneemt. Zijn eigen perso neel had gaten gemaakt in de afras tering om de konijnen binnen te laten en ze, zoo, gemakkelijk te kunnen klemmten. Dat de heer S. niet veel Succes had op zijn request agitatie verwondert ons geenszins: Er wonen daar, aan den Dostklappelschen duinrand, nagenoeg geen boeren. En degene wiens pacht heer tevens jachtheer is, moet daaf met een lantaarn te zoeken zijn. Mooie „dierenbescherming", die de dieren wil laten beschermen tegen den ervaren jager om ze te laten uitmoor den door jan-en-alleman. Wezels en hermelijnen zijn er vrij wat daarginds, maar worden in de jacht of door de jachtopzieners nage noeg nooit (geschoten. Door de laatsten niet omdat de vellen niets meer waard zijn. Misverstand of.»..? AVij lezen in d® „Tijd": Men zit in België nog maar steeds in het warnet van dwaasheden en valsch- heden met betrekking tot de verhouding der beide Regeeringen van 's Gravenhage en Brussel'. Het bericht, dat Minister Theunis een be drag van rond 51/4 miUioen francs heeft aangevraagd, te verrekenen op de kosten van het Staatsarmbestuur, heeft aanleiding ge- gjeven lot de schunnigste verwijten aan het adres van „nos généreux frères hollandais", diio aan de lezers der dagbladen worden voorgesteld als echte duitendieven, als „pro- Poches". Het stuit ons tegen de borst om daar tegen te moeten schrijven, omdat wij weten, dat er zoovele eerlijke en rechtschapen Bel gen Vlamingen in hoofdzaak zijn, die de schouders ophalen over den nonsens van Gérard Harry, den Brusselschen medewerker van de Luiksche „express". Maar de hoop, dat men in het Vlaamsche land althans van de waarheid, in cijfers uitgedrukt, zal kennis nemen, legt ons den plicht op om do puntjes op de !te zetten. slaat van zaken werd in de stad elkenj dag meer gespannen. De oneenigheid tus- stfhen het Gouvernement en de Bellevil- listen over het wegnemen van eenige ka nonnen wes nog niet beslecht; de ge vreesde Rooden werden bij' den dag on beschaamder, en zij, op wier oordeel wij ons gerust verlaten konden, voorspelden veel ellende voor de ongelukkige stad. Dokter yaud was oen van hen. Toen het vreeselijk' Verleden nog de gesluierde Toe komst was, hadden zijn gezond verstand en juiste blik meermalen voorzien wat gebeuren zou. Zoodra hij ons dus ernstig en dringend aanraadde zoo spoedig mo gelijk te vertrekken, voordat de aandrij vende storm losbarsten zou, en tevens be kende, dat hij' om1 diezelfde reden op Leo's huwelijk 'aangedrongen had, beslo ten wij' zijn raad te volgen. Vrijdags ver lieten wij Parijs; August, Arnold en ik. Met een gemengd gevoel van verrui ming en weemoed zag ik de muren der stad uit het gezicht verdwijnen, terwijl de trein ons stiel meevoerde. Was Zij het tooneel geweest van onze ellende, zij be vatte ook het stof van onze dierbaren. Buiten Parijs gekomen zag ik telkens weer die lange smalle grafheuvels, waarop geen namen vermeld stonden onder een van die rustte onze Victor en overal zag men sporen van de verwoesting des oorlogs. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1923 | | pagina 5