I)E ZEEUW
TWEEDE BLAD.
^"feuilleton.
Buitenland.
Dit de Pers.
BINNEN IJZEREN MUREN
VAN
ZATERDAG 3 MAART 1923. - No. 129.
GODSDIENST EN SOCIALISME.
„Het Zeeuwsclie Volk", weekblad voor
de arbeiderspartij, houdt zich in verkie
zingsdagen o. m. onledig met de verdedi
ging van de stelling dat Christendom en
Socialisme wel vereenigbaar zijn.
Grofheden en groote woorden aan het
adres van „de Zeeuw", die onlangs heel
bescheiden de weerlegging van de roode
stelling had overgelaten aan eigen (roode)
partijgenooten. Niet waar, dat kan er mee
door. In 1923 verkondigt men in z'n kie
zerskrant dat Christendom en Socialisme
Ie vereenigen zijn; een partijorgaan van
geheel andere richting beziet zoo'n rede-
neering in 'j licht van de uitspraken der
voormannen in de roode gelederen. En nu
zijn ze boos. Nu beginnen de voorlichters
van „de arbeiderspartij" te vertellen, dat
die aanhalingen van roode voormannen
oudbakken kletskoek zijn. De Zeeuw-
redactie moest toch weten dat 't Chris
tendom geen richtsnoer is voor het een.
of ander economisch stelsel en dat in de
laatste eeuwen ook tijdens het Christen
dom verschillende maatschappelijke stel
sels elkander hebben afgewisseld.
Do roode stelling intusschen behoeft
eenig bewijs, dal gevoelen de hecren zeer
wel. Aan den kop van het artikel staan
de woorden Godsdienst en Socialisme,
in hel stuk te lezen in het blad van
24 Febr. 1923 loopt 't over Christen
dom en Socialisme.
Het bewijsmateriaal wordt ontleend aan
wijlen Ds S. K. Bakker, Ilerv. pred. te
Zwolle, tijdens den wereldoorlog leger-
predikant, en aan eenigc uitspraken van
Ds A. R. de Jong, gewezen predikant te
Vechel en bevorens o.a. te 's-Heercn-
hoek. De uitspraken dezer heeren zijn,
naar de roode redactie meent, met vele
te vermeerderen. (J
Nu weten de rooden, zoo goed als wij,
zeer wel, dat de woorden Godsdienst en
Christendom allerminst, aan elkander ge
lijk zijn.
't Maakt toch verschil of men aan alle
metaphysica en dogmatiek den rug toe
keert, de identische religie laat opgaan in
gemoedsstemmingen, en met verlooche
ning van het bijzonder karakter van het
Christendom, de verbroedering van allen
godsdienst wil, vooral met dien van
Boeddha en Mohammed, of men zich God
pantheïstisch, deïstisch, monotheïstisch of
polytheïstisch denkt.
Men moet zich verklaren of men de
wereld in haar geheel en in al haar dee-
len beschouwt als bet werk van Gods
handen^ dan wel of men meent dat de
wereld ontstond en bestaat builen God.
Men moet weten of eigen godsdienst,
de Christelijke, even objectief beschouwd
wordt als dien van Hottentot of Papoea,
dan wel liet Christendom als de hoogste
de absolute godsdienst.
Welke waarde en waarheid afhangt van
den godsdienst, moet zoo goed bekend
zijn als het besef aanwezig dient te zijn
van Gods bestaan en kenbaarheid.
Deze en dergelijke vragen dringen zich
om antwoord op.
En wanneer men wil doen uitkomen
wat Christendom inhoudt, dan moet over
dacht zijn de openbaring Gods in de na
tuur, in de historie en vooral in Christus
zelf; in hoeverre het een beroep doet op
en zich aansluit bij den mensch, die naar
Gods beeld is geschapen en die, hoe ook
gevallen, goddelijken oorsprong, natuur en
bestemming niet uitwisschen kan. De
Christen kan zoolang hij waarlijk Christen
is, niet anders dan in het Christendom
zich thuis weten en veilig.
De volheid van het Christendom laat
zich niet uitputten, niets kan op aarde
die volheid omvademen, waar zij omvat
de lengte en breedte en diepte en hoogte
van Christus' liefde.
Zóó gezien zullen de roode heeren ook
niet met de oppervlakkige opmerking dat
„qll£s" onder het Christendom zich ver
staan laat, datzeive op zijde kunnen
schuiven.
Maar ook komt duidelijk uit, dat het
Een verhaal uit den Fransch-
Duitschen oorlog.
door
ANNIE LUCAS.
Uitgave Neerbosck' boekhandel.
86.)
Ik was ook werkelijk blijde voor Nina
en Leo; m'aar toen ik1 mijn eigen voetstap
pen in de holle kamers hoorde weerj-
klinken, en mij'n lange rouwjapon met
somber en dof gerujsch over den grond
sleepte, overviel mij een gevoel van zwak
te, van flauwte, van ontzetting. Mijn hoofd
duizelde, mijn geheele lichaam trilde.
Waarheen ik mijn oogen wendde alles
herinnerde mij aan onze lieve dooden.
Elk stukje huisir'aad» al wat wij tot ons
dagelijksch gebruik noodig, hadden, scheen
oen nieuwe beteekenis voor m'ij gekregen
te hebben; nieuw en toch oud. Met wan
kelenden stap ging ik van de eene ka
mer in de andere en trachtte tevergeefs
die smlartelijke herinnering uit mijn hoofd
te verbannen. Een stilte als des grafs
drukte loodzwaar op de atmosfeer. Ein
delijk zonk ik op den grond neer in moe
ders zitkamer en verbergde mijn gelaat
beklimmen van een Mu' assin (de galerij
van een Minnaret.) om het „azan" uit te
zingen, door den Mohammedaan iets an
ders is dan het neerknielen bij dat bloed-
roode kruis, waarvan voor vele milli-
oenen de ecuwen door het heil kwam.
Hier is het uitgangspunt voor do berede
neering der verschillen die in de practijk
zich overduidelijk afteekenen.
Wat bekommert zich het Socialisme om
do heiliging van den Zondag? En stel
daartegen de afzondering door het Chris
tendom van dien dag geheiligd door Chris
tus' verrijzenis uit de dooden.
Het Socialisme verzuimt niet volle aan
dacht te wijden aan liet onderwijs. Im
mers den lagerslaanden moet niet alleen
de weg door het leven gebaand worden;
het klassebewustzijn moet als ge
volg van goed onderwijs worden versterkt
en zoo moet do kracht van de aangeslo
tenen worden verhoogd.
Het Christendom ei sclit nevens maat
schappelijke kennis opkweeking in Chris
telijke deugden, van der jeugd af een
vastsnoeren aan den geloofsstani in Chris
tus als Koning.
Het Christendom houdt vast aan Chris
tus' Koningschapop ieder levensterrein;
wat van Christus afzwerft komt in het,
kamp van twijfelaars of Sociaal-Democra
ten ten slotte terecht. Het rnoct voor hen,
die Christendom on Socialisme vereenig
baar achten, de grootste vreugde zijn om
tot de laatste letter deze stelling van
haar zenuw te bcrooven.
Onder den Islam blijft de meest afge-
wekene, de verst afgezworvene, hoe ook
beïnvloed door de „Westersche" cultuur,
nog altijd den blik richten naar Mohammed.
Hoe staat het ten dezen in Nederland
om ons daarbij te bepalen dat nog
altijd heet een Christenland, waar zelfs de
Socialisten Christendom vereenigbaar ach
ten met Socialisme? Richten de Socialis
ten nog altijd den blik naar Christus?
Voelt men aan de Socialistische bewe
ging, dat de eere van Christus op het hart
van de leiders, op aller hart weegt? Vindt
het Socialisme in het Christendom zijn
hechtsten wortel?
Zal men al erkennen wij geven dat
gaarne toe dat de Christelijke zedcleer
hier en daar nog voorstanders bezit, of
schoon de behandeling der Bioscoopwet
in de Tweede Kamer daar is om te be
wijzen dat de Socialistische leiders in dat
opzicht weinig gronden ontleenden voor
hun betoogen aan de Christelijke zede-
wet. Maar voor Christus' Koningschap,
voelt daar het Socialisme voor, voelen
daarvoor de leiders dezer beweging?
't Moet den menschen worden aange
praat door menschen, die het ambt uit
oefenen van bedienaar des Goddelijken
Woords.
De autoriteit van S. K. Bakker en A. K.
(wordt misschien bedoeld A. R. de Jong,
voorganger van den Ned. Prot. Bond te
Bussum) de Jong treedt op. En daarmede
moet men het doen.
Wij willen daarlaten de richting van
de laatste autoriteit. Wij meenen, dat Ds
de Jong zich niet van moetaf bij de,
Sociaal-Democratie in Nederland als lei
der en woordvoerder betoonde. In hoe
verre hij nu daarbij is georganiseerd en
betrokken is ons niet bekend. Doch het
wil ons voorkomen, dat men met uit
spraken van iemand, die buiten het partij
verband en wezen der Socialistische be
weging staat, niet veel kan uitrichten.
Maar dan nog dit daargelaten
merken wij op, dat bij menschen als Ds
Bakker en Ds do Jong nagenoeg alles los
is van de Christelijke traditie, dat men
over Christus, als de gezalfde Vorst en
lieere van heel het zijn aller dingen, een
voudig z w ij g t. Plet geheele doen en la
ten dier menschen gaat buiten Christus
om. Dat bewijzen o. m. de aanhalingen
uit. de geschriften „Naast liet Kruis de
Roode Vaan" cn „Maar één uitweg".
Wij willen laten schieten wat de Re
dactie als haar meening verkondigt in de
redeneering „dat het Christendom geen
richtsnoer is voor het een of ander eco
nomisch stelsel" en de tegenspraak daar
tegen in een aangehaald citaat uit „Maar
één uitweg", waarin betoogd is, dat door
socialisatie „alleen" in vervulling kan
gaan „wat het Evangelie in economisch
opzicht eischt". Dat moeten de heeren
met zichzelf uitmaken, evenzeer of wij
onze lezers rijp zien voor Vrederust wan
neer wij een wereldbeweging als de So-
in do kussens van de kanapé, waarop
die geliefde moeder zooveel weken lang
haar leed geduldig had gedragen.
Nooit zal ik de kracht en het geweld
vergeten, waarmede de stroom der herin
neringen mijn iarm hart toen overstelpte.
Voor het oog mijns geestes verrezen in
'akelig schrille kleuren de droevige too-
neelen van de afgeloopen maanden. De
bange uren en dagen, in spanning door
gebracht» gedurende moeders langzaam
wegkwijnen, de heftige smart op het ver
nemen van Victors gewelddadigen dood,
de schrik over kleine Lili's plotseling heen
gaan, dat alles scheen in een enkel uur
samengeperst te zijn. Ik schreide niet, ik
had geen tranen. Maar het was mij', alsof
van mijn levenspad elke bloem, elke knop
zelfs weggenomen was. want in de bit
terheid mijns gemoeds beschouwde ik Nina
en Leo ook1 als vooir m'iji verloren. En
dat terwijl mijn gelaat nog de sporen
droeg van Nina's tranen, mijn hand nog
Leo's teederen druk voelde, hun beider
stetmtoen mij nog zoo liefdevol in do
ooren klonken; Zuster kom toch zoo spoe
dig mogelijk'. Wat was ik ondankbaar. Ik
tekende hen voor m'ü verloren evenals
do dood an.
Maar ik wil niet langer stilstaan bij mijn
zwarte gedachten en gevoelens. Ik zon
digde grootalijks dooi' zelfzucht. Wel mag
do herinnering daaraan mij nederig hou-
ciaal-Democrafie bestrijden met materiaal,
ontleend aan het roode tuighuis.
De roode vogelaar behoeft reclame in
de verkiezingsdagen onder het arbeiders-
volk, dat nog vraagt naar Christus' Ko
ningschap. Dat is niet de eerste keer.
Doch wanneer de prullemanden eens kon
den spreken, wat zouden zij zich hebben
te beklagen over de klandizie van socialis
tische zijde, vooral wanneer de platte-
landspropagandisten der partij een we
reldbeweging als het Christendom moeten
gaan bestrijden I
Het socialistisch einddoel voert naar
een samenleving, waarin niemand meer
iets voor zal hebben bij een ander en
ieder in zijn naaste zal huldigen een god
op aarde.
Het Christendom is gericht op één hoog
en heerlijk einddoel; den wil van God.
In dit besef zullen de Christenen, de voor
gangers en leiders niet het minst, ijveren
om toestanden en instellingen te verbe
teren, iets goeds tot stand te brengen,
dat beantwoordt aan de Goddelijke wet.
De Christen zal nooden lenigen, tegen
stellingen opheffen zooveel mogelijk is,
boter armverzorging, woningtoestanden en
arbeidsvoorwaarden trachten te bewerk
stelligen, echter steeds de uitkomst over
latende aan God, steeds doende zijn
plicht. Aan maatschappelijke redding doet
de Christen niet .gelijk het Socialisme
om den mensch, doch enkel en alleen
om de belemmeringen voor geestelijken
groei weg te nemen. Het Christendom ge
looft niet aan de toekomst van de „maat
schappij" of van 'n maatschappij, het ge
looft aan een eeuwig willen van God hier
op aarde en dat voert er toe sociale mis
standen onder oogen te zien en aan te
pakken. Vergeleken bij wat het Christen
dom de eeuwen door reeds deed, is het.
door het Socialisme gewrochte geen schijn
of schaduw daarvan.
Hot Socialisme roept om recht, om der
menschen recht. Dat op zichzelve veroor
deelt het reeds. In hejt. Christendom leert
men niet zoeken naar zijn recht, maar
wordt .beleden, dat ajlen het zoeken en
vragen naar recht aan God, hun God en
Vader zullen overlateh. Er is_geen vader
die beter voor zijn kinderen zorgen kan
dan de Vader in de hemelen.
In het Christendom is vervat wat eeu
wig waar isin het Socialisme vinden
nieuw opgekomen denkbeelden heden het
gezag als waarheid, morgen worden ze,
verouderd zijnde, vergeten.
V, i e r pi i 11 i o e n, e n drie t a n.
Het Maandschrift bevat een inte
ressant artikel van Mr P. A. van Too-
renburgi over cle werklooisbeidsverzeke-
rnm
Wij kunnen, zegt Patrinioaiurni, niet
alle cijfers overnemen. Slechts, op een
paar gegevens willen wij de bijzon
dere aandacht, Vestigen. Het aantal ver
zekerden steeg van 43.000 op 1. Jan.
1911 tol 398.300 op 1 Januari 1921.
Sedert trad een daling in. Op 1 Octo
ber 1922 wals ihet. aantal verzekerden
342.300. De igroote sprong werd ge
maakt in de jaren 1919 en 1920. Van
groot belang] voor de waardeeringi der
werkloosheidsverzekering zijn de bij
dragen der arbeiders'.
Voor de inwerkingtreding van het
werkloosheidsbesluit 1917 kwa'm voor
rekening van de kassen f335.700 -in
1913, f905.400 in 1914, f146.200 in
1915, f103.700 in 1916, f268.900 in
1917 en f45.200 in 1918. De bijdragen
der leden van volgens genoemd besluit
gesubsidieerde vereenigin'gen belie
pen: in 1917 f 48.400, in 1918
1497.300, in 1919 f 1 152.500, in 1920
f2.704.200, in 1921 f 3.252.600 en in
1922 (schatting) f4.300.000.
In 1922 hebben de arbeiders dus
4 imillioen en 3 ton gecontribueerd.
De critici van de werkloosheidsver
zekering mochten voor deze praiestatie
wel w:a,t meer waardeering toornen!
Openbare Godslastering.
Voor eenige weken terug Werd in
de hoofdstad des lands met groote
letters op 'muren en s tra,a trecla,me zui
len aangeik'ondigd, dat door de Vrij-
denkersvereeniginig „De Dageraad" in
den. Ik, die zooveel dankensstof had, die
'de ster der hope had zien opgaan in den
duisteren nacht, smeekte Hem, Wiens ge
nade en lietfde ons staande gehouden had
temidden van onweerswolken en regen
vlagen ook mijn loven te nemen, nu Hij
m'ij toch alles ontnomen had, wat mij het
leven aangenaam maakte.
Maar Hij heeft medelijden met onze
zwakheden. H|ij weet van welk maaksel wij
zijn, gedachtig Zijnde, dat wij stof zijn.
Wij hebben geen Hoogepriestei', die niet
zou kunnen medelijden hebben met onze
zwakheden. Zijn barmhartigheden zijn vele.
Mij zond Hij leniging van smart, heeling
van krankheid. Tot mijn oproerig gemoed
sprak Hij woorden van vrede en liefde.
Die tijd kroop voorbij, maar nog altijd
wroerde ik mij niet, totdat een hand
op mijn schouder gelegd werd en een
vriendelijke stem zacht tot mij zeide: Re-
née, mijn arme Rienée!
Die woorden verbraken de betoovering
'die mij gebonden hield, en ontsloten de
bron mijner tranen.
August richtte mij teeder op, plaatste
m'ij op de canape en sloot mij in zijn ar
men. Ik voelde zijn tranen op mijn gelaat
vallen, en terwijl mijn hoofd op zijn schou
der leunde, schreide ik lang en onge-
stoofld. Hij liet mij uitschreien. Tot op
dat uur had ik nooit ten volle den rijkdom
van zijn liefhebbend hart gepeild, de
bet Paleis Van. Volksvlijt, een open-
bare vergadering zou worden 'gehou
den, waarin gesproken zou worden
over„God is bet kwaad".
Dit .Godslasterlijke woord wekte, en
terecht, bij zeer velen ergernis. Men
vroeg zien af, of de O verbeid hier
niet werend bad kunnen en moeten
optreden.
Bij onderzoek bleek, 'dat de Hoofd
commissaris van politie nog getracht
had, Idoor overreding, de beleggers van
deze vergadering te doen afzien. Naar
bet Scheen niet zonder succes, want
men "zou, de voor andersdenkenden,
dit is dus geloovigien in een land,
dat nog den naam van Christennatie
draagt 'kwetsende woorden wegla
ten, al kon het 'houden van de verga
dering zelf niet worden belet, gezien,
dat we ieders vrijheid eerbiedigen,
Toen werd een Joodsdhe advocaat
in 'de zaak gemoeid, en deze verklaar
de, dal ook bet aankondigen van rede
voeringen over kwetsende onderwer
pen niet door de p'olitie zou kunnen
worden belet, omdat geen wet of po
litieverordening het verbiedt.
Majesteitschennis 'kan wel worden
verboden en gestraft, en zou dan
schennis van de (hoogste Majesteit in
een nog den Christus belijdend volk
niet strafbaar zijn?
Thans komt Mr T. J. Idenburg', in
de „Nederl." onder den titel: een
leemte in onze strafwetgeving een ju
ridisch betoog (houden, waarin bij erop1
wijst, dat volgens Rijkswetgeving open
bare godslastering 'niet strafbaar is.
Hij is echter van moening, dat de Ge-
méentewetgever wel degelijk het recht
heeft hier regelend op te treden. Dit
feschicdl dan ook' Feeds in onderschei
en gemeenten, waar een vloekVerbod
in de politieverordening, of ook in be
stekken van voor gemeenterekening uit
te voeren werken wordt opgenomen.
Mr Idenburg eindigt zijn artikel imet
deze woorden:
„Mogen wij de bescherming Van de
heiligheid van Gods naam en de diep
ste gevoelens van een deel der bevol
king overlaten aan het toevallige in
zicht van het Gemeentebesluur of de
meerderheid daarvan? Wij leven in
een land, waarin alle levens- en we
reldbeschouwingen vrij kunnen wor
den .aangehangen. Anderen zullen wij
onze overtuiging niet-opdringen. Ook
openlijke kwetsing van 't diepste in
een groot, deel der bevolking zal niet
mogen worden 'getolereerd.
„Ik ontveins mij niet, dat het niet,
gemakkelijk is voor wettelijke bepalin
gen over dit onderwerp de gewensebte
lormnleering te vinden en dat hoe die
formuleering ook zijtoepassing altijd
veel tacit zal blijven vereiscbein.
Doch mag! dit ©en reden zijn om ge
heel van regeling af te zien? Zeer juist
'schreef Mr. B. Gewin, de te vroeg
gestorven Christen Strafrechfcgeleerde
„Het ontbreken van een strafbepaling
in ons Wetboek' is niet te verdedigen.
Moge de 'Regeering medewerkten, dat
deze leemte in onze strafwetgeving
spoedig worden aangevuld!"
Dien weg moet het uit. Een chris
telijke overheid, die belijdt, dat zij haar
gezag ontleent aan 'den Eeuwigen
Rechter, die regeert, bij de gratie
Gods, kan in een Christenland toch
niet toelaten, dat de Naam van Hteml,
dien zij belijdt te eeren, door de gods
lasterlijke propaganda, van Dageraad-
mannen openlijk wordt gehtoond.
Of heeft een groep Dageraads'man-
nen meer vrijheid, 'mleer rechten dan
de groo-te gelukkig nog in God 'ge-'
laovende meerderheid des volks
„O m. d e konijnen.,,
Zekere .heer C. ;Sip!kes schrijft aan
het Hbld. een artikel, om te betwis
ten de meening van den Hoefijzer-cor
respondent als zou het zoo'n vaart niet
loopen met de (schade, die het wild aan
den landbouw toebrengt. Bedoelde oor
respondent, zoo schrijft dhr. S., 'kent
den toestand alleen maar van Wal
cheren, en daar heeft 'hij er toch nog'
een onjuisten kijk op gekregen. In zoo
verre geef ik toe, dat het in hoofd
zaak konijnenschade is, maar deze is
ook zoo erg en het gevolg van de ge
wone jacht, die de natuurlijkte vijanden
kostbare paarian, verborgen onder de
stille, diepe wateren. De ernst en terug
houdendheid van zijn karakter, de be
dachtzaamheid van zijn woorden, die zulk
een sterk contrast vormden met Leo's
openh'artigen gullen aard en Victors vurig
warm gemoed, hadden ongemerkt een
scheidsmuur opgetrokken tusschen zijn
hart en het mijne. Dien avond werd hij
afgebroken om nooit weer te verrijZen.
Die woorden, die hij' toen tot miij sprak
heb ik nooit vergeten en aal ze ook' nooit
vergeten. Het was niet voor het laatst,
dat ik hem op die wijze hoerde spreken,
m'aar wat kan ooit vergeleken worden bij
de teug waters, die den bezwijkenden rei
ziger in de heete zandwoestijn op het
onverwachtst aan zijn lippen wordt gezet.
Die avond wierp ook al mijn plannen in
kluigen. Ik had nog allerlei in orde te
brengen, voordat ik Parijs verlaten kon,
hoiowel Leo en Nina gewenscht hadden,
dat wij' allen te Zamien terstond na hun
huwelijk Zouden opbreken. Daar oom Louis
echter van plan was te blijven, en ik nog
alles moest inpakken, had ik besloten eerst
een week later te komen. Daar kon even
wel niets van gebeuren. Ilc was waarlijk
niet in staat om ,icts ta doen, en de dok
ter gebood mij twee dagen rust te nemen,
en dan naar St Claude te vertrekken.
1 Toch was mijn gezondheid niet de eeni
ge reden van ons overhaast vertrek. De
Van het konijn als hermelijnen en we
zels doodt, dat het nooit mogelijk zal
zijn, een scheiding te maken en de
jacht te ontzien en toch de overbevol
king van konijnen tegen te gaan.
Schrijver dezes was in 191819 cul
tuurchef bij de N. V. Geneeskruid tui
nen „Walcheren" te Oostkapelle en
heeft zelfs in een veld lupinen 90
pet. schade gehad. Bedenk wel, geach
te redactie, wat dit beteekent wanneer
9/10 van het gewas vernietigd is. En
dit alles gebeurde 's nachts, door de
konijnen van een naburigen jager. De
slimme diertjes merkten heel gauw,
dat ik na zonsondergang niet meer
schieten mocht en kwamen voor dien
tijd niet te voorschijn.
Nu wil ik graag gelooven, dat het
verder van de duinen zoo erg niet is,
maar ons land bestaat voor het groot
ste deel uit zandgronden, en moet
daar nu niet radicaal een eind aan
gemaakt worden.
Dat bet daar op Walcheren ook nog
al welletjes was bij anderen bleek mij,
toen ik met een request lei' teekenihg
rond ging. De meesten teeltenden, en
kelen durfden niet tegenover hun
pachtheer, i.e. „jachtheer Dit request
was gericht aan het bestuur van „Pol
der Walcheren", die de duinen ook als
zeewering onderhoudt, die op Walche
ren zoo 'sterk van de konijnen geleden
heeft, maar het leverde niets op, oml-
dat dit ook uit jagers bestond.
Indirect is er ook „jaehtschade" om
dat de zeewind het gewas dikwijls doet
verbranden, wat niet in die mate bet
geval zou zijn, wanneer de duinen
met dennen beplant waren, zooals do
Staat het doet bij Scihoorl en op veel
andere plaatsen en eenige particulie
ren in Kennemerland. En daar is dil
nog lang niet zoo urgent als op de
smalle Walcherscbe duinenrij. En deze
beplanting is alleen onmogelijk door
de konijnenjacht.
De Hoefijzer-correspondent schrijft
onder dit stuk!-.
Weet de beer Sipk'es niet, boe bet
kwam 'dat zijn zaaisels vernield wer
den? Dan wordt het lijd, dat, hij het
nu eens verneemt. Zijn eigen perso
neel had gaten gemaakt in de afras
tering om de konijnen binnen te laten
en ze, zoo, gemakkelijk te kunnen
klemmten.
Dat de heer S. niet veel Succes had
op zijn request agitatie verwondert ons
geenszins: Er wonen daar, aan den
Dostklappelschen duinrand, nagenoeg
geen boeren. En degene wiens pacht
heer tevens jachtheer is, moet daaf
met een lantaarn te zoeken zijn.
Mooie „dierenbescherming", die de
dieren wil laten beschermen tegen den
ervaren jager om ze te laten uitmoor
den door jan-en-alleman.
Wezels en hermelijnen zijn er vrij
wat daarginds, maar worden in de
jacht of door de jachtopzieners nage
noeg nooit (geschoten. Door de laatsten
niet omdat de vellen niets meer waard
zijn.
Misverstand of.»..?
AVij lezen in d® „Tijd":
Men zit in België nog maar steeds in
het warnet van dwaasheden en valsch-
heden met betrekking tot de verhouding der
beide Regeeringen van 's Gravenhage en
Brussel'.
Het bericht, dat Minister Theunis een be
drag van rond 51/4 miUioen francs heeft
aangevraagd, te verrekenen op de kosten van
het Staatsarmbestuur, heeft aanleiding ge-
gjeven lot de schunnigste verwijten aan
het adres van „nos généreux frères hollandais",
diio aan de lezers der dagbladen worden
voorgesteld als echte duitendieven, als „pro-
Poches".
Het stuit ons tegen de borst om daar
tegen te moeten schrijven, omdat wij weten,
dat er zoovele eerlijke en rechtschapen Bel
gen Vlamingen in hoofdzaak zijn, die
de schouders ophalen over den nonsens van
Gérard Harry, den Brusselschen medewerker
van de Luiksche „express". Maar de hoop,
dat men in het Vlaamsche land althans van
de waarheid, in cijfers uitgedrukt, zal kennis
nemen, legt ons den plicht op om do puntjes
op de !te zetten.
slaat van zaken werd in de stad elkenj
dag meer gespannen. De oneenigheid tus-
stfhen het Gouvernement en de Bellevil-
listen over het wegnemen van eenige ka
nonnen wes nog niet beslecht; de ge
vreesde Rooden werden bij' den dag on
beschaamder, en zij, op wier oordeel wij
ons gerust verlaten konden, voorspelden
veel ellende voor de ongelukkige stad.
Dokter yaud was oen van hen. Toen het
vreeselijk' Verleden nog de gesluierde Toe
komst was, hadden zijn gezond verstand
en juiste blik meermalen voorzien wat
gebeuren zou. Zoodra hij ons dus ernstig
en dringend aanraadde zoo spoedig mo
gelijk te vertrekken, voordat de aandrij
vende storm losbarsten zou, en tevens be
kende, dat hij' om1 diezelfde reden op
Leo's huwelijk 'aangedrongen had, beslo
ten wij' zijn raad te volgen. Vrijdags ver
lieten wij Parijs; August, Arnold en ik.
Met een gemengd gevoel van verrui
ming en weemoed zag ik de muren der
stad uit het gezicht verdwijnen, terwijl
de trein ons stiel meevoerde. Was Zij het
tooneel geweest van onze ellende, zij be
vatte ook het stof van onze dierbaren.
Buiten Parijs gekomen zag ik telkens weer
die lange smalle grafheuvels, waarop geen
namen vermeld stonden onder een van
die rustte onze Victor en overal zag men
sporen van de verwoesting des oorlogs.
(Wordt vervolgd.)