IIE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.""
BINNEN IJZEREN MUREN
VAN
ZATERDAG 6 JAN. 1923. No. 81.
DE SPOORWEG OP ZUID-BEVELAND.
Misschien heeft het velen verwonderd
en waarschijnlijk is het voor een teeken
van zwakte aangezien, dat ik zoo wei
nig van mij liet hooren in den strijd,
die nu weder woedt over den spoorweg
aanleg in Zuid-Beveland. Ik was evenwel
niet vrij1 in mijn bewegingen. Via den
Raad van Toezicht op de Spoorwegdien
sten heeft Z. E. de Minister van Water
staat het advies mijner maatschappij ge
vraagd op' het door den heer Labrijn en
38 anderen ingediende adres. Ook Gede
puteerde Staten vroegen advies. Aan het
opstellen van deze adviezen ben ik bezig
en nu is het eenmaal niet gebruikelijk
dat men intusschen over hetgeen, waar
over advies moet worden uitgebracht, in
het openbaar gaat spreken. Maai' na de
ingezonden stukken in het opt 30 De
cember 1.1. verschenen nummer van dit
blad en nu ik vrees dat de bevolking
van Zuid-Beveland, onder den invloed van
allerlei, ten deele onwaardige, ten deele
onjuiste, voorstellingen over den spoor
weg, die haar bij voortduring worden
bijgebracht op allerlei wijze, eene nood
lottige vergissing zal begaan, meen ik
over alle formeele bezwaren te moeten
heenstappen en althans eenige opmer
kingen te moeten maken.
Met groote verontwaardiging stelt de
heer Meulenberg tegenover elkander hoe
de voorstanders van den spoorweg hun
kracht zoeken althans zoo eegt hij
in persoonlijke aanvallen, terwijl de tegen
standers enkel met zakelijke argumenten
strijden. Eilieve, is dit waar; is niet
veeleer het omgekeerde het geval?
In het op 23 October verschenen num
mer van dit blad heeft de heer Labrijjn
naar aanleiding van des heeren Welle-
man's omschrijving van het zuidelijk ge
deelte van Zuid-Beveland als „de zak
van Zuid-Beveland", geschreven: „Is
Zuid-Beveland's „zak" en zijn mogelijk
ook andere „zakken" in afwachting van
betere tijden niet doeltreffender te hel
pen dan door een noodlijdende spoorlijn."
Is dit een zakelijk argument? Immers
neon. Het is niets anders dan eene zeer
duidelijke, buitengewoon ernstige insinua
tie tegen door ieder als het ware met den
vinger aan te wijzen ptersonen. Kon de
heer Labrijn, zonder de kans te loopen
om dadelijlcvoor den rechter te worden
geroepen, duidelijker de verdachtmaking
van, laat ons zeggen, „zakspekkerij" onder
de bevolking in omloop brengen?
In hetzelfde ingezonden stuk heeft de
heer Labrijn ook geschreven: „Want dat
de lijn zich bedruipen zal, gelooft wel jnie-
mand en stellig niet de Directie der Ne-
derlandsche Spoorwegen. Wat kan het
haar schelen? De Staat garandeert im
mers toch het dividend der aandeelcn en
bij de 33 millioen tekort kunnen nog
wel enkele." Ik vraag met allen nadruk,
is dit een zakelijk argument al! alleen
een ernstige verdachtmaking van perso
nen, die toch waarlijk niet de eerste
de beste zijn. En deze personen krijgen
die beleed i ging' naar het hoofd enkel om
dat zij, die toch meer deskundig zijn in
spoorwegzaken dan de heer Labiijn, min
der ongunstig over de rentabiliteit der
Zuid-Bevelandsche lijnen denken, dan
deze heer.
Bekend is, uit de laatste weken, de aan
val op de heeren, die, pui verzoek mrjnei
maatschappij, de waarde der voor den
spoorwegaanleg benoodigde gronden heb
ben geschat. Is het een zakelijke argumen
tatie als over deze, bijna allen een of
meer openbare betrekkingen bekleedende,
alom in het eiland gerespecteerde man
nen aan Gedeputeerde Staten wordt ge
schreven dat zij „bezoldigd" zijn door
mijne maatschappij en niet meer geacht
kunnen worden „onpartijdig" te zijn. Ik
onderschrijf geheel de meening van de
Redactie van „De Zeeuw" dat tegen de
Een verhaal uit den Fransch-
Duitschen oorlog',
door
ANNIE- LUCAS.
Uitgave Neerbosch' boekhandel.
61.)
Het is needs laat, ik moeit mij dus bekor
ten -en zlal met weinige woorden ons ge
sprek mededOelen. Hij vert 1de mij, dat
langzamerhand zijn schitterende voorstel
ling van zegepraal en overwinning ver
bleekt was, dat de veelkleurige sluier
van bedriegelijk vertrouwen, die de waar
heid vo-or Zijn oogen verborgen had ge
houden, van-eengeret-en was en dat hij
bij het ontwaken uit dien schoonOn droom
Beer bedroefd was, dat hij zag, dat het
tegenwoordige Frankrijk niet het roem
volle Frankrijk van het- verleden was.
En als hij zoo denkt, hij; nog zoo jong
en vol van overdreven verwachtingen, hoe
naakt en open moet dan niet de waarheid
zijn voor hen, die voor zichzelvm ome
kansen van welslagen kunnen wikken en
wegen?
Hebben wij dan niet vele en dapper^
soldaten? vraagde ik. Hij antwoordde:On
getwijfeld zeer veel in aantal en voor het
meerendeel ook zeer dapper; maar totaal
bedoelde toeren een ongepast* besehuldi
ging is ingebracht.
Ik moge verder vragen of het een
zakelijk argument is, dat de heer Labrijn
allen, die voor den spoorweg zijn als niet
„welmeenende" inenschen durft aandui
den en -of het een zakelijke wederlegging
is, als de heer Labrijn over de adressen
dergenen, die voortzetting van den spoor
wegaanleg hebben gevraagd smalend
zegt„Zij bewijzen alléén met welke licht
vaardigheid zulke speculatiën op- het
egoïsme der massa worden ondernomen"
(zie De Zeeuw Van 8 Nov.) Ikvoeg er de
vraag bijmet welk recht verlangt hij
nu wel gehoor voor het adres van hem
en zijn medeonderteekenaars? Zijn hij en
zijn medestanders de eenige menschen
in Zuid-Beveland, die weten wat zij on
derteekenen?
Ten slotte nog dit: De heer Welleman
heeft als voorzitter van het bestuur dei-
Coöperatieve Suikerfabriek Zeeland in de
laatste campagne een inspectiereis ge
maakt langs de havens. Hij vertelt dat zijn
auto op dien tocht tot tweemaal toe
in den modder is blijven steken. Onmid
dellijk antwoordt de heer Labrijn (zie dit
blad van 2 Januari) „Dat de heer W.
op zijn snoepreisje per auto tot tweemaal
in den modder bleef steken, wettigt de
vraag: „op welke allerzonderlingste we
gen begeeft de heer Welleman zich, als
hij auto-snoepreisjes maakt".'" Is dat een
zakelijk argument? Neenl Het is een in
sinuatie, waarvan ik den aard niet wil
omschrijven.
Maar niet de heer Labrijn alleen bezigt
andere dan zakelijke argumenten. Wat is
de vraag van den heer P. van 't West
einde in zijn ingezonden, stuk in het
nummer van dit blad van '30 December
„Zou de heer Labrjjn alleen den knuppel
hanteeren of .zouden er honderden gereed
staan dit met hem 'te doen, wanneer
de gelegenheid hun slechts werd gebo
den" anders dan eene ophitsing? Is men
onder de tegenstanders van meening dat
knuppels ook al toelaatbare zakelijke ar
gumenten zijn om te bewijzen dat verdere
voortgang van 't werk niet gewenscht is?
Destijds hebben de Directie der Neder-
landscho Spoorwegen en ik het stilzwijgen
bewaard. Aan dergelijke aantijgingen
wordt geen tijd verspild. Wij' zijn reeds
gewend geworden aan laster en verdacht
making. Ook thans vindt geen onzer het
noodig om zich daartegen te gaan ver
dedigen. Maar nu letterlijk iedereen be
lasterd wordt, die iels ten gunste van dep
spoorweg durft zeggen, meen ik te moeten
spreken ter wille van anderen en moet de
bevolking van Z.-Bevelend er ten slotte
eenmaal op gewezen worden, hoe de strijd
wijze van dhr. Labrijn en zijn medestan
ders (alle?) is. Beoogt men daarmede nu
werkelijk alleen maar om een zuivere
zaak te dienen? Dan is voorwaar het mid
del erger dan de kwaal.
De Redactie van dit blad heeft de vraag
gesteld, of de heer Labrijln zich wel be
wust. was van de draagwijdte zijner woor
den. Genoemde heer en de heer Meu
lenberg vinden dat een persoonlijken
aanval en hebben haast geen woorden
genoeg om van hun verontwaardiging te
doen blijken. Ik vind die verontwaardiging
geheel misplaatst. Wat de Redactie
schreef is veeleer een verdediging van
den heer Labrijn. Op zachtzinniger wijze
kan wel niet worden gepoogd om diens
geschrijf, waarvan ik boven enkele staal
tjes gaf, te verklaren.
De Redactie van dit blad heeft aan
den heer Meulenberg categorisch de vraag
gesteld -of hij geïnteresseerd is in menige
autobusonderneming. Genoemde heer
heeft dit verontwaardigd, maar stellig,
ontkend. Zijn ontkenning moet worden
aanvaard, al geeft zjj', hoe stellig ook,
niet al het licht, dat noodig is. Maar
ik moge hem opmerken dat alweder voor
spjn verontwaardiging geen plaats is. Vast
staat, ik bezit de desbetreffende schrifte
lijke mededeeling, dat hjij te samen met
den autobusondernemer Krijger een be-
zoeik gebracht heeft bij een der burge
meesters om diens medewerking te vragen
tot de actie tegen de spoorwegen. Die
burgemeester hoeft mij nadien nog mede
gedeeld, dat hij van de heeren meende
te hebben verstaan, dat zij te zamen naar
het buitenland waren geweest om auto
bussen te koopen. Misschien heeft hij
ongeschikt om Bich te meten niet de ver
wonderlijk goed gedisciplineerde U'oopen
van het Duitsche leger. Die Nationale Gar
de, aeide hij, bestaat bijna zonder uitzon
dering, uit dappere, eerlijke mannen, maar
zij zijn eenvoudig burgers in uniform, en,
hoewel brandend van verlangen om hun
haardsteden te verdedigen, geheel onbruik
baar in den krijg, omdat Bij volstrekt
onbekend Bijn mot de militaire oefening
en niet gewoon aan ontberingen. De linie-
troepen zijn of jonge, ongedresseerde sol
daten, of bet schuim van de eerste legers.
Do mobielen zijn goede, sterke mannen,
geduldig en verdraagzaam, maar onwe
tend en zonder ondervinding. Van ver
scheidene regimenten Bijn do officieren
al even onkundig als de manschappen. Die
drie verschillende groepen gaan gebukt
onder deaclfde fouten: gemis aan discipline
■en aan vertrouwen op elkander en op de
aanvoerders. Sommige regimenten strijden
'altijd goed, andere gaan bij de.i eersten
aanval doodelijk verschrikt op de vlucht
zondek hun dappero kameraden bij te
springen. Natuurlijk moet dan de terug
tocht door allen worden aangenomen, op
dat de scherpziende vijand hen niet zou
omsingelen en gevangen nemen. De ma
nier van krijgsvoeren is ook veranderd.
OnBe troepen, hoe ongeoefend ook, blij
ven toch Franschen. De oude geestdrift
bezielt hen nog. Evenals in vroeger tijd
Bijn zij nog bereid den naderenden vijand
tegemoet te snellen met de bajonet in de
nog wel meer dergelijke bezoeken anti
burgemeesters gebracht. Heeft hij, te sa
men, er op uitgaande met den heer Krij
ger,' dan evenwel niet. zelt het kwaad ge
rucht gewekt?
Waarlijk ,de heer Meulenberg steke de
hand eens in eigen boezem. En als hij
zich dan in geweten vrij weet van eiken
geldelijken band met den heer Krijger; als
hij ook tegenover zich zeiven kan volhou
den dat hij alleen strijdt uit pure liefde
voor wat in zijn oogen is de goede zaak;
als hij geen beleediging of verdachtma
king van personen wil bezigen als strijd
middel, maar enkel zakelijke argumenten
dan ga hij er niet meer met den heer
Krijger op uitdan make hij zich los
van den heer Labrijnen van die
anderen, die achter de schermen blijven.
Van die laatsten blijkt hij niet los te
zijn. Immers hij weet van hun handelin
gen wat niemand nog wist. Hij wist
en vertelt het in liet nummer van 30
December, dat ook zij zich gewend heb
ben tot Gedeputeerde Staten om te vra
gen dat toch vooral de poldervergade
ringen bijeen zouden worden geroepen.
Ziet de bevolking nu nog niet in wat
daarvan het doel is? Zij heeft in vele
adressen gevraagd om voortzetting van
den bouw. Met behulp' van de stemmen
van uitwonende eigenaren, waarover de
bedoelde heeren door hun rentmeester
schappen en andere relaties beschikken;
met behulp ook van de verdere dwang
middelen, die zij' tegenover velen heb
ben, willen zij1 „het egoïsme der massa",
d.w.z. den wensch der bevolking bekam
pen; willen zij besluiten trachten door
te drijven, die dan aan met Zeeuwsche
toestanden niet van nabij bekende autori
teiten als de meening der bevolking voor
gelegd zullen worden.
Maar nu eenige zakelijke mededeelin-
igem aan de bevolking van Zuid-Beve
land
De heer Van 't Westeinde schrijft: „Ik
ben het volkomen met den heer Labrijn
eens, dat de ingelanden de betalende
personen zijn. Zij' zrjn bet, die in deze
moeilijke tijdon den spoorweg in hoofd
zaak leggenHet meeste misbaar te
gen de actie-Lab rijn e.a. komt van niet-
belalenden". Is het waar wat de heer
Labrijn heelt gezegd en wat blijkbaar
door den heer Van 't Westeinde reeds
voor vaste waarheid wordt aangenomen?
Laat ons de cijfers doen spreken.
Voor den aanleg van den spoorweg
werd in 1920 noodig geacht f6.420.00Ö.
De Minister heeft aan mijn maatschappij,
als voorwaarde voor zijn medewerking
gesteld dat dit bedrag niet overschreden
mag worden. Van de bepaling dat zoo
noodig door alle partijen meer zou wor
den gegeven nrocht geen gebruik wor
den gemaakt. Die voorwaarde is door de
maatschappij aanvaard; er wordt bij alle
werkzaamheden rekening mede gehouden.
Van dit bedrag zal worden gegeven:
door het Rijk f2.325.990
door S.S. -1.770.000
door de Provincie -1.252.000
door de streek -1.073.000
Te zamen f 6.420.000
Door de streek alzoo de kleinste portie!!
Dus nog geen 17 pet.I! En van die por
tie der streek hebben de gemeenten nog
een deel voor baar rekening genomen.
Omdat de polders bovendien niet alle heb-
hen willen geven wat hun billijk aandeel
werd geacht, hebben eenige particulieren
dit tekort gedekt. De grondeigenaren in
gelanden der waterschappen en polders
en de particulieren betalen van de ge-
heele aanlegkosten van deze spoorwegen
slechts ongeveer 14 pet. en de gemeenten
slechts ongeveer 3 pet.
De ingelanden zijn het dus
niet, Zelfs niet de ingelanden
en de gemeenten te zamen, die
den sp oorweg in hoofdzaak 1 g-
g e n. Wie dat zegt, brengt aan de bevol
king een verkeerde voorstelling van za
ken bij. Zeer zeker doet dhr Labrijn ook
hetzelfde en wel in hooge mate, als hij
roept van „ongetelde millioeaen, niemand
weet n.Qg hoevele!" Ook de bui'gemeestor
van Ellewoutsdijk was mis, toen hij in de
raadsvergadering (Zie „De Zeeuw" van
4 Nov.) er bovendien nog op wees, na
alles wat hij reeds tegen den spoorweg
had geBegd, „dat de kans bestaat, dat
vuist; maar Zij kunnen niet stil blijven
staan onder het doodelijk vuur van een
onzichtbaren vijand. Dit, misschien moer
dan iets anders, zeide Victor, is de oorzaak
van al onzen tegenspoed.
Nog veel meer verhaalde hij mij' en toen
vraagde ik: Wat blijft ons dan nog over
Victor?
Strijd, antwoordde hij met droeve en
toch fonkelende oogen. Strijd tot het uiter
ste! Onze overmoedige en zegepralende
vijanden zijn vast besloten om ons clen
beker der vernedering tot den bodem te
doen ledigen. Doch van ons zullen er1
slechts weinigen overblijven om dien bit
teren drank te drinken. Al kunnen wij
Frankrijk niet redden, wij kunnen tenmin
ste voor het vaderland sterven.
Maar de legers uit de provinciën?
Die bestaan misschien alleen in onze
'verbeelding, antwoordde hij, en zoo zij
het ook in werkelijkheid doen, waarin, kun
nen Zij dan van onze troepen verschillen?
En Europa?
Europa Zal Frankrijk wel aan z'jn lot
■overlaten en op een veiligen afstand blij
ven staan om niet bespat te worden met
'Frankrijks edel bloed. Neen, de oude rid
dertijden Bijn voorbij, Renée. De sterkste
heeft het recht aan Bijn zijde.
Is er dus geen hoop meer?
Alleen op God! antwoordde hij ernstig
en plechtig. Helaas, morgen gaat hij weer
naar zijn post terug, misschien om, zoo-
'als hij zeide, voor .Frankrijk' te sterven.
selfs nog 40 pet gelegd moet worden op
de toch reeds hooge subsidie".
Zeer terecht heeft de Redactie van „Do
Zeeuw" gevraagd: „Zal Zuid-Bevelaud
de toegestoken hand mij dunkt, bij
aanbieding van 83 pet mag men zelfs wel
van twee handen spreken terugwijzen
en daarmede de beschuldiging onderschrij
ven, dat 's lands gelden in dit eiland wor
den vermorst? Ik voeg er bij: Zal Zuid-
Beveland van zichzelve getuigen, dat het
niet de moeite waard is geholpen te wor
den?
Ik heb vernomen dat de bevolking wordt
opgezweept door verhalen over verschrik
kelijke verhooging van den hoofdelijken
omslag, die noodig zal zijn, om dc bij
dragen der gemeenten in den spoorweg
aanleg te betalen. Al die verhalen zijn
onwaar. ..De redactie kan niet zooveel
ruimte voor mij beschikbaar stellen, dat
ik hier een volledige lijst va.n de jaar-
lijksehe bijdragen kan geven. Ik moet
mij bepalen tot enkele grepen. Goes zal
geven f2.758.35, Oveaande f415.10, El
lewoutsdijk f244.65, Wemeldingef800.80
's Heer Abtskerke f 111.Kortgene
f 131.80. Zijn dit nu Zulke ondragelijke
lastenEn deze bij d ra gen zullen
later niet verhoogd moeten
w orde n. Veel eer is vermindering waar
schijnlijk. En latere bijbetalingen, om te
korten op de exploitatie te dekken, zullen
nimmer worden gevraagd. Ik zal uiteen
zetten, waarom niet. Wat ik nu ga zeg
gen geldt ook voor de bijdragen van wa
terschappen en polders.
De 'exploitatie der spoorwegen op Zuid-
Beveland aal niet zijn eten afzonderlijke
onderneming. Zij zlal een deel zijn van het
bedrijf der Nederlandsche spoorwegen.
Deze onderneming heeft zich tegenover
den Staat en tegenover mijne maatschap
pij, in een bij de wet goedgekeurde over
eenkomst contractueel tot die exploitatie
verbonden, mot teding, dat zij die ex
ploitatie niet Zal mogen staken, maar
steeds zfcil moeten blijven voeren, geheel
■en bij voortduring voor haar risico en
dat zij' in stand zal moeten houden een
dienstregeling, die door den Minister van
Waterstaat zal worden vastgesteld; ter
wijl die dienst zlal moeten geschieden met
materiaal en over een baan, die steeds
ten genoege van dien Minister onderhou
den en aangevuld ziulten moeten worden.
Ter, minste vijf treinen Bullen eiken werk
dag in elke richting mooter rijden. De
toestand, zooals deze nu bjj allerlei tram
lijnen bestaat, dat met uiterst gebrekkig
en verouderd materieel een slechte dienst
wordt onderhouden, kan dus niet ont
staan. Al wat dhr Krijger aanvoert over
den slechten dienst op dei lijn Tholen
Bergen op Zoom en op andere lijnen
is dus hier niet toepasselijk en kan slecht
de bevolking verkeerde denkbeelden bij
brengen; beoogt slechts om de bevolking
voor den spoorweg bang te makel i. De
toestand, dat door allerlei buitengewone
subsidies en bijdragen een noodlijdende
dienst nog zoo'n beetje in stand wordt
gehouden, Bal evenmin kunnen ontstaan.
Het bedrijf zal geschieden met dezelfde
degelijkheid als op de bestaande hoofdlijn
en de tarieven zullen dezelfde zijn als op
de overige spoorwegen gelden. Ik heb
ook al verhalen gehoord, dat de tarieven
zoo hoog zullen zijn. Ook dit is onwaar.
Toegepast zullen worden de gewone ta
rieven, die op de spoorwegen gelden. Als
eerlang tariefsverlagingen tot stand komen
of, zooals de Minister in de Kamer in
uitzicht heeft gesteld, weder buurtverkeer -
kaarten verkrijgbaar gesteld worden, zullen
deze ook op de Zuid-Bevelandsche lijnen
worden ingevoerd.
Nu iets over het goederenvervoer. Al
lerwegen wordt aan de bevolking verteld,
dat dit niets te beteekenen zal hebben.
Zonder personenvervoer en zonder goe
derenvervoer, zal de te maken spoorweg
eene noodlijdende, voortdurend de open
bare kassen ruïneerende mislukking wor
den. Dit wordt zoo vaak en zoo luid ge
zegd. dat velen het werkelijk gaan ge-
looven. Wat is evenwel de waarheid?
Het is aan de bevolking van Zuid-
Beveland voldoende bekend, dat de Direc
tie der Nederlandsche Spoorwegen in het
afgeloopen najaar, behalve voor en na
de tarieven voor het vervoer van andere
producten, ook de vrachttarieven voor
beetwortelen aanzienlijk heeft verlaagd. De
Ach, weet God het wel en heeft Hij mede
lijden met ons, nu al deziet dingen zoo
Bijn?
8 November. Victor is vertrokken en
'de stilte, die nu in huis heierscht, ver
plaatst mij in mijn verbeelding in de
dagen, die op Leo's vertrek volgden. Ik
beef, als ik er aan denk. Zou het een
voorgevoel zlijn van naderend onheil?Neen
het zou zwak en bijgeloovig zijn aan die
'gedachten toe te geven. Maai" dit Bijn
dagen, waarin het hart week is en men
van zijn eigen schaduw schrikt. Het is
een natuurlijke reactie na de vorige week
toen wij nog hoop mochten koestenen
op een spoedigen vrede en wij yroolijk
gestemd waren door het bijziijn van Vic
tor en Karei Erhardt. Wel waren er zor
gen, maar Bij hadden niet de bovenhand.
Het afscheid tusschen mceder en Vic
tor was bij'zionder aandoenlijk. Telkens als
hij thuis komt, vindt hij haar Beer ver
minderd. Ach, ik weet maar al te goed,
dat Graaf Bismarck's weigering tot het
sluiten van een wapenstilstand, behalve
op Bijn eigen wroette en onrechtmatigs
eischen haar doodvonnis goteekend heeft.
Wij overigen kunnen het vrij wel houden
bij het vreemdsoortige voedsel, dat Jus
tine met Zooveel vernuft toebereidt cn
waarover wij' maar geen nadere vragen
doen; maar het voedsel, dat een zieke
zoo hoog noodig heeft, is zelfs niet voor
geld te verkrijgen. Wij zien dat kostbaar
leven langzaam verkwijnen en staan er
ervaring heeft daarna geleerd, dat de boe
ren toen dadelijk de gelegenheid weder
hebben aangegrepen om groote hoeveel
heden beetwortelen per spoor te verzen
den wijl dit voor hen gemakkelijk en voor-
deelig was. Als men nagaat hoeveel bieten
dit jaar over de Zeeuwsche lijn zijn ver
voerd, kan met zekerheid worden bere
kend, dat over de nieuwe lijnen ten min
ste 120.000 ton bieten per jaar vervoerd
zullen worden; in jaren van grooten ver
bouw of groote opbrengst waarschijnlijk
tot 150.000 ton. Dat beteekent ten minste
40.000 ton per maand of berekend over
26 werkdagen ongeveer 1500 ton per dag
of 100 waggons van 15 ton elk. Dat wil
zeggen twee volle treinen elk van 50
waggons. Eene evenredige hoeveelheid
pulp zal worden teruggevoerd van de fa
brieken naar de boeren. Stel daarnaast al
het fruit dat van Juni af vervoerd zal
worden en al de aardappelen, Uien en
andere landbouwproducten. Ook de aan
voer van kunstmeststoffen en wat meer
voor de boerderij noodig is. Dan nog
bouwmaterialen, steenkolen en zooveel an
dere goederen. Waarlijk de spoorwegauto
riteiten, die met kennis van al wat langs
den spoorweg vervoerd pleegt te worden,
als hun deskundig oordeel uitspraken, dat
Zuid-Beveland voor een spoorweg rijp
was, zijn geen „spoorwegmaniakken", zoo
als de heer Lahrijn ze nu laatstelijk weder
heeft betiteld. Zij spraken hun oordeel niet
lichtvaardig uit. Zij durven immers zeiven
de exploitatie aan en willen de volle
risico op zich nemen. Zal de bevolking
van Zuid-Beveland al de voordeelen, die
zij door aanleg van een vollen spoorweg
kan verkrijgen, nu willen verwerpen? Men
zie toch naar het station Noord-Kraaijert.
Binnen enkele jaren na de opening heeft
zich daar een voor de Nederlandsche
Spoorwegen zeer loonend vervoer ontwik
keld en heeft de omgeving al de voor
deden van gemakkelijk spoorwegvervoer
leoren waardeeren. Toch zijn ook in de
nabijheid van dit station havens. En niet
eens een dorp.
Wie heeft het station Noord-Kraaijert
tot stand gebracht? De Directie der Ne
derlandsche Spoorwegen, die tot groote
ergernis van den heer Labrijn exploiteert
hij vergunne mij een kleine bloemlezing
uil zijne geschriften den „loggen spoor,
trein", het „verouderde vervoermiddel",
„de plompe dure stoomwagens", die op
de spoorwegen onderhoudt een „duur",
„goor", „log" spoor- en tramverkeer. De
onderstelling, dat de heer Labrijn de be-
teekenis zijner woorden niet ten volle be
seft, is wel eene zeer zachtmoedige ver
klaring van dergelijke uitdrukkingen. Maar
die uitdrukkingen zijn niettemin gevaarlijk,
want zij brengen velen, die misschien niet
van nabij met spoorwegen bekend zijn en
aan den heer Labrijn, wegens zijn ambte
lijke positie, eenig gezag in deze zaken
toedichten, slechts in verwarring.
Diezelfde Directie voor wie het station
Noord-Kraaijert eene proef is geweest om
trent het in het Zuid-Bevelandsche land
te verwachten vervoer; die reeds meer
dan ééne „millioenen verslindende anae-
mische secundairb.aan" in bedrijf heeft, is
met volle kennis van zaken overtuigd,
dat aanleg en exploitatie van de Zuid-
Bevelandsche spoorwegen voordeel zal
brengen. Hebben tegenover hare deskun
dige meening, de beweringen van den
volslagen o ndeskundigen heer Labrijn
eenig gezag? En wie van de andere te
genstanders weet iets van spoorwegexploi
tatie I
Op ééne van de vele verkeerde voor
stellingen en onjuiste beweringen van die
tegenstanders wil ik hier in het bijzon
der wijzen. Luide wordt verkondigd, dat de
suikerfabriek te Goes niet is tot stand
gekomen en dat „dus" de nieuwe lijnen
aeon bielenvervoer van beteekenis zullen
rijgen. Dit is onwaar, en ieder in Zeeland
/eet dat ook wel. Maar de bewering
moet dienst doen daarbuiten.
Het, is voor Goes stellig te betreuren,
dat destijds in den Goeschen gemeenteraad
eene meerderheid heeft bestaan, die den
bouw eener suikerfabriek aldaar onmo
gelijk heeft gemaakt. Het is ook te be
treuren voor de boeren, die nu hoogere
vrachten moeten betalen, omdat de bieten
zooveel verder vervoerd moeten worden.
Maar het is geen nadeel geweest voor de
Nederlandsche Spoorwegen, die nu uit het
machteloos bij. Mijn hart is. tot over-
Ioopens toe vol van glooieaden haat en
afkeer van die wreede Duitschers. En
toch hielden wij Booveetl van Karei Er-
hardt
Ik ben blij, dat Nina eenige afleiding
zal hebben. Hedenmiddag waren wij in
de voorkamer en was Nina bezig met haar
gewone werft, windsels en pluksel voor
de gewonden te maken. Dat werk houdt
de vingers alleen in beweging, terwijl
hoofd en hart geheel vrijgelaten worden.
Ik sloeg haar ongemerkt gade en toen ik
de lustelooBe beweging harer handen, de
afgetrokken uitdrukking van haar bleek
en droevig gelaat opmerkte, besloot ik,
dat er iets gedaan moest worden om een
nieuwen werkkring voor haar te zoeken,
die haar de aoo noodige afleiding zon
■kunnen geven. Juist op dat oogenblik!
werd mevrouw Ricordier aangediend. Zij
kwam Nina en mij vragen, of wij ons bij
een gezelschap wilden aansluiten, aan
welles hoofd Bij stond. Die vereeniging
had zich ten doel gesteld de vele armen
in onze wijk op te zoeken, aan de cantine
levensmiddelen en soep uit te deelen,
en tevens behulpzaam te zijn in de nieuwe
ambulance, die men opgericht had in de
groote open plaats bij' het Luxemburg.
Die behoefte is groot en de helpsters
gjijn weinigen, zeide Bij.
(Wordt vervolgd).