%o 01
Maandag 11 Hecember 1923
37e Jaargang
Buitenland.
Drukkers-Exploitanten
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Postrekening No. 36000.
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg1. Tet'. no. 259
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f 3.
Losse nummersf 0.05
P r ij s der Advertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 ct.
Bij abonnement belangrijke korting.
WIJZIGING DER LAGER-ONDER WIJS-
WET 1920.
Nu de Memorie van Antwoord op
het bovengenoemd wetsontwerp met
een gewijzigd ontwerp Van wet is ver
schenen,' blijkt het duidelijk', dat de
overal in den lande gevoerde agitatie
tegen de zoogenaamde technische her
ziening (feitelijk een wijziging ter be
zuiniging door de tijdsomstandigheden
noodzakelijk "geworden en waarvan te
vens gébruik is gemaakt tot het aan
brengen van eernge technische verbe
teringen) der Lager-onderwiiswet sterk
overdreven of althans voorbarig was.
Aan de meeste opmerkingen van be-
teekenis toch in het Algemeen Verslag
en in adviezen aan den Minister ge
maakt, is door Zt.Exc. zooveel mo
gelijk tegemoet; gekomen.
Dat men van links niet bereid zal
zijn dit toe te geven, blijkt wel uit "de
Dinsdagmiddag in de Tweede Kamer
gevoerde disoussie over de regeling der
werkzaamheden. Voor uitstel der be
handeling tot het volgend jaar was
toch' allerminst reden, terwijl' zulk' een
uitstel bij de onzekerheid, die er ten
gevolge van de nog niet in alle onder-
deelen doorgevoerde werking der La-
ger-onderwijswet van 1920 in tal van
opzichten op onderwijsgebied heerscht
en de opvolging der voorschriften be
lemmert, uiterst verderfelijk zou heb
ben gewerkt.
Wanneer men toegeeft, dat in de
Memorie van Antwoord aan de meeste
der gemaakte opmerkingen zooveel
mogelijk werd tegemoet gekomen, mag
men twee dingen niet uit het oog: ver
liezen.
N.l. dat de toestand van onze fi
nanciën zeer ongunstig is en dat de
wet over de wijziging waarvan gehan
deld wordt, eerst twee jaar geleden als
zoogenaamde pacificatiewet tot stand
kwam.
We kunnen het dus begrijpen, zoo
de Minister, hoe noode ook, de op
vatting deelt van hen, die meenen, dat
onder de bestaande omstandigheden
bezuiniging op het gebied van het
onderwijs niet uit kan blijven. Onder
wijzers en schoolbesturen zullen die
noodzakelijkheid met den Minister be
treuren, maar moeten toegeven, dat
het niet anders kan.
En we kunnen ook begrijpen, dat,
waar het geen bezuiniging' of tech
nische herziening betreft, de Minis
ter toot wijziging van een wet, nog
zoo (kort in werking, weinig gevoelt.
Dat hij dus, om een paar voorbeel
den te noemen, niet geneigd is, een
voorstel te doen tot wederinvoering;
van het Fransch in de leerjaren bene
den het zevende, tot wijziging van het
schooltoezicht jof tot wederopenstel-
ling Van de gelegenheid om ambulan
te hoofden aan te stellen.
Ook wie, als de ondergeteekende,
van taeening is, dat met de afschaf
fing van het Fransch in de lagere leer
jaren een toegeven aan de ge
droomde eenheidssclhool, die overal,
waar ze ingevoerd werd, een misluk
king bleek' ons onderwijs een groe
ten stap achteruit heeft gedaan, ook
wie, gelijk zoovele voorstenders van
openbaar en vooral van bijzonder on
derwijs, met mij oordeelen, dat het
schooltoezicht met heel wat minder
kosten, heel wat doeltreffender had
kunnen worden ingericht, ook wie de
overtuiging deelt, dat ieder organisme
om zijn roeping te kunnen vervullen,
krachtige leiding behoeft, en dat dit
dus ook met de school hét geval is,
zal zich derhalve daarbij wel moeten
neerleggen.
Niet al onze wenschen, ook niet al
le desiderata, door mij in het voorjaar
yfv in een 4-tal artikelen in
„De Zeeuw" over „Reorganisatie van
ons lager onderwijs" ontwikkeld, wer
den door de paciticatiewet bevredigd.
Zinspeelde ik toen op een oplossing;,
waarop ten minste een 50 jaar zou
kunnen worden voortgebouwd, het is
nu wel reeds gebleken, dat de wet van
1920 een dergelijke oplossing niet
bracht.
Dankbaar kan daarom kennis wor
den genomen van 'des Ministers bereid
verklaring „te overwegen of en op
welke wijze een onderzoek ware in
to stellen" naar een mogelijke herzie
ning' van de wet ten einde „met in
achtneming van de beginselen in art.
192 der Grondwet neergelegd, zoowel
voor het openbaar als voor het bij
zonder onderwijs tot meerdere vrijheid
te geraken", ook al zouden wij be
treuren, dat hij de urgentie van zoo
danige herziening niet kan inzien.
Maar we kunnen het ook begrijpen,
wanneer hij er op wijst, dat „een der-
nikte ingrijpende wijziging niet in het
bestek van het onderwerpelijk wets
voorstel past" en hel. hem daar olm;
voorkomt, „dat het tot begrenzing van
de débatten wénschelijk is de beraad
slaging te beperken tot de artikelen,
die in den considerans zijn opgesomd."
En (als !men met dit standpunt reke
ning houdt, moet ieder onbevooroor
deelde inderdaad erkennen, dat de Mi
nister, zooals ik in den aanvan'g
zeide, aan de gemaakte opmerkingen
zooveel mogelijk tegemoet is gekomen.
Imlmers de voorgestelde wijzigingen
van de artikelen 56 (gelegenheid om
bij stijging van hét leerlingenta.1 rijks
vergoeding te ontvangen voor een on
derwijzer "boven de formatie), art. 72
(vergoeding van de kosten van aan
schaffing van nieuwe scjhoolmeubelen
aan reeds bestaande scholen, artt. 89
en 101 (het schoolbestuur niet lan
ger aansprakelijk voor oninvoxderbaar
gebleken schoolgelden), art. 125 (weg
lating van de eerst voorgestelde in
menging van Gedeputeerde Staten)
zijn evenzoovele verbeteringen.
D-e thans voorgestelde wijziging van
,a,rt. 28 (aantal onderwijzers) zal wel
niet allen bevredigen, maar is veel
gunstiger clan de eerst voorgestelde
en, althans wat de kleinere scholen
betreft, ook gunstiger dan de vóór
1920 vigeerende wet.
Minder gelukkig schijnt het wegval
len der artt. 61 en 98, die op de ge
meente nieuwe financiëele lasten legt
en -aan het vervolgonderwijs zeker niet
ten goede zal komen. Maar waar dit
uitsluitend uit zuinigheidsredenen ge
schiedt, valt er niet veel tegen in te
brengen.
f
Het zijn vooral de wijzigingen in
de artt. '73 en 75 voorgesteld, waar
tegen, naar ik ineen, de vrienden van
het bijzonder onderwijs zich krachtig
zullen moeten verzetten.
We hebben er hier op te letten,
dat, wat de wet van 1920 ons in de
artt. ,19 en 73 gaf ten aanzien van
het aantal leerlingen, voor het oprich
ten of instandhouden eener school bte-
noodigd, de pacificatie was die ik
mocht .er bij de behandeling der onder-
wij sbegroo'ting in de Kamerzitting van
24 Januari 1913 op wijzen al wil
'men ze gelijkstelling noemen, toch
eigenlijk een meten toet twee maten
is. Een openbare school moet blijven
bestaan, zoolang voor enkele kinderen
(in de wet van 1920 bedraagt hun ge
tal 8) openbaar onderwijs wordt ver
langd, een bijzondere school, mag niet
worden opgericht met minder dan 40
leerlingen. Die pacificatie bracht ons
feitelijk in ongunstiger toestand dan
waarin we Man 1 Januari 1890 af had
den verkeerd, want de wet-Macfcay
eischte voor het oprichten eener bij
zondere school (maar 25 leerlingen.
In het eerste ontwerp tot wijziging
van de wet van 1920 waren de cijfers
in het 2de lid van art. 19 verhoogd,
maar nu die aanvankelijk voorgestelde
verhooging werd teruggenomen en de
ei sdh voor de oprichting of instand
houding eener openbare school ge
steld, dus dezelfde blijven mag, waar
de Minister in de Memorie van Ant
woord zelf zegt elke reactie tegen de
pacificatie ontoelaatbaar te pehten,
ook' de oprichting van bijzondere scho
len niet moeilijker wo-rden gemlaakt.
Immers, dat zou geen „beperking van
de uitgaven voor het lager onderwijs
over de igeheele linie zijn, maar een
zeer eenzijdige beperking van de uit
gaven voor het bijzonder onderwijs.
Nu stelt het gewijzigd ontwerp voor
den slotzin van art. 73, 1ste lid, te
vervangen door de bepaling: „Onder
de leerlingen, bedoeld onder a en o
mogen niet worden Wiedegerekend leer
lingen, die in dezelfde gemeente reeds
een lagere school bezoeken".
Daarmede wordt op kleinere plaat
sen in de toekomst het oprichten van
een bijzondere school zoo goed als on
mogelijk [gemaakt.
Ik herinner hier slechts aan de ge
schiedenis van de school te Ovezande,
die thans 72 leerlingen telt, maar bij
dit voorschrift nooit tot stand had
kunnen komen.
Want als men alleen leerlingen mia|g
meetellen, die nog niet hebben school
gegaan, dan zou 'men om er 40 bijeen
te krijgen in werkelijkheid moeten
kunen rekenen op een school van
ongeveer 200 leerlingen voor de ver
schillende leerjaren.
Daar zijn er, die meenen, dat, dewijl
art. 73 onder Titel IV der wet voor
komt „lagere school" hier zou betee-
fcenen „bijzondere lagere school". Ik
acht die opvatting onjuist, want in
andere artikelen van Titel IV der wet
van 1920 wordt toch wel gesproken
van „bijzondere lagere school" Tartt.
72, 84, 98) Man bijzondere school (artt.
88, 95, 97) of van openbare school
(artt. 100, 106).
Evenwel al stond hier „bijzondere
lagere school" dan bleef het nog be
zwaar opleveren. Denk maar aan de
toepassing in uitgestrekte gemeenten,
zooals er in Friesland voorkomen,
waar b.v. Hennaarderadeel met 5000
inw. en Wonseradeel, met 13000 inw.
6, in Wijmbritseradeel met, 12000 inw.
zelfs 7 scholen van C. V. O. worden
gevonden. Deze zijn toch zieker niet
uit noode!oo'ze zucht tot versnippe
ring ontstaan, maar een gevolg van
de groote uitgestrektheid dier gemeen
ten. Ook in Gelderland heeft men ge
vallen van dien aard en in Noord-Bra
bant zal :het, met de Room'sclhe scho
len wel evenzoo' zijn gesteld.
Ook de wijziging in art. 75 voorge
steld, 'komt mij weinig gelukkig voor.
„Binnen den tijd van zeven jaren, te
rekenen van liet in werking treden
dezer wet", zoo lezen we daarin, „zal
de medewerking tot de stichting eener
nieuwe school of tot uitbreiding van
het gebouw eener bestaande school
ten behoeve van leerlingen, die de
door hen bezochte bijzondere school
verlaten, doch voor wie op die school
telegenheid tot plaatsing blijft, wor-
en geweigerd, tenzij aanzienlijke uit
breiding van de bebouwde kóm der
gemeente stichting der nieuwe school
of uitbreiding eener bestaande school
noodzakelijk maakt'
De Minister heeft zich hierbij, naar
uit de Memorie van Antwoord blijkt,
laten leiden door het bij onze tegen
standers aangeheven geschreeuw over
„noodelooze versnippering", die voor-
kooien moet worden. Maar bet is
Z.Exc. toch wel niet onbekend, dat
dit wapen door links nu al meer dan
25 jaar wordt gehanteerd en, schoon
honderdmaal weerlegd door er op te
wijzen, 'dat de kleine schooltjes in
veel grooteren getale bij het openbaar
dan bij het bijzonder onderwijs wor
den gevonden, toch voor deze gele
genheid weer naar voren is gebracht.
Nu Imoet men met het schijnbaar
tegengaan van die versnippering voor
zichtig wezen, wil men het beginsel,
waarop de wet van 1920 heet te be
rusten, geen geweld aandoen. De
schoolopvoeding, zal ze goed zijn,
moet zicli zooveel mogelijk aanslui
ten aan de huiselijke opvoeding, en
men ikan het betreuren, dat er op het
gebied van den godsdienst hier te lan
de zooveel verschil wordt gevonden,
maar dit is nu -eenmaal een feit, dat
men niet veranderen -kan en waar
mede -dus rekening dient te worden
Ëehouden. Waar de gewenschte ver-
oudingen bestaan, za.1 samenwerking
desondanks mogelijk zijn en het ver
schil wel niet tot versnippering leiden.
Maar het kan ook anders zijn. Er kan
op een plaats een bloeiende Hervorm
de school gevonden worden en tpch
kan zich de behoefte doen gevoelen
aan een school, behoorende tot het
„Gereformeerd Schoolverband". Er
kan een goede Gereformeerde school
zijn en toch naar een Hervormde wor
den verlangd. Dikwijls zal, wanneer
aan die behoefte kan worden voldaan,
de onderlinge waardeering grooter en
de samenleving beter zijn, dan
wanneer tot samenwerking Wordt
gedwongen. 'Om te kunnen beoordeelen
of het zoo of anders is, moet men van
de plaatselijke toestanden en verhou
dingen volkomen op de hoogte zijn.
Wettelijke voorschriften van "uit Den
Haag kunnen dat niet bewerken.
Bet-er zou het, dunkt me, daarom
zijn het 2de lid van art. 75 aldus te
formuleeren„De medewerking wordt
slechts geweigerd, wanneer niet aan
de in art. 73 omschreven eischen is
voldaan, of wanneer de gemeenteraad
van oordeel is, dat wegens het be
staan van een soortgelijke school in
de nabuurschap aan de te stichten
school geen behoefte bestaat. De wei
gering [geschiedt bij een met redenen
omkleed besluit."
In dat geval toch kan volgens art.
76, '2de lid, zooals dat thans voorge
steld wordt, het schoolbestuur binnen
30 dagen van een eventueele wijzi
ging bij Gedeputeerde Staten in beroep'
komen.
Ongewijzigd kunnen de artikelen 73
en 75, zóoals ze thans worden voor
gesteld, door de voorstanders van het
bijzonder onderwijs wel niet worden
geaccepteerd. Daarom is het te hopen,
dat door de samenwerking van Minis
ter en Parlement hier nog verbetering
'worde aangebracht.
J. H. BLUM.
Verslechtering?
Hét geroep is algemeen „tegen ver
slechtering" van het onderwijs.
En dat vooral omdat een onderwijzer
-een paar leerlingen moer onder z,ijn hoede
krijgt dain vroeger. Wij kunnen niet inzien,
dat dit verslechtering behoeft te zijn. Am
bitie, energie, aanpassingsvermogen, meer
lust en ijver, alles aan de zijde van den
onderwijzer, kunnen die „verslechtering"
best tegenhouden of misschien wel in
haar tegendeel doen verkeeren.
Misschien kan onderstaande aanhaling
uit „H-et Handelsblad", een nuchter woord
van zijn Haags enen Redacteur den heer
Elout, in sommige kringe-n als olie op
de golven dienst doen.
„Nu ier aan het aantal leerlingen
dat vexeis-cht wordt voor een nieuwe
school, nagenoeg niet meer wordt ge
raakt, beeft het ontwerp zijn zwaarte
punt gehéél gekregen in de vermeer
dering van het aantal leerlingen per
onderwijzer. Daaruit moeten de milli-
oenen nu voornamelijk komen. En
daartegen richl zich dan nu ook de
aanval der onderwijsmannen, die zich
reeds geuit heeft in een petitie met
bijna 600.000 handteekeningen.
Wij doen aan die beweging
niet mee.
Het heet flat 'het onderwijs „ver
slechterd" zal worden.
Wij nemen dat aan. Het onderwijs
zal, in klassen van gemiddeld 40 leer
lingen, misschien wel iets minder goed
zijn dan in klassen van gemiddeld 35.
Heel veel zal het er techter toch niet op
achteruitgaan. En dit moeten wij aan
vaarden.
Het zal wellicht allorijselijkst klin
ken, maar wij durven dit neer te schrij
ven: Het onderwijs moet „slechter"
worden, Dat wil zeggen: minder in de
puntjes verzorgd, minder vertroeteld dan
bet tot nu toe waS. Dat kan nu eenmaal
niet anders, omdat onze finan
ciën het eischen. Met den heer
Colijn zeggen wijEr moet op alles
bezuinigd worden. Welnu, dan moet er
op het Onderwijs, dat Wé steeds hebben
geperfectioneerd, dat altijd zóóveel pleit
bezorgers buiten en in de Kamer heeft
glebad als geen enkel ander volksbe
lang, zeker óók bezuinigd worden. Daar
kan best wat at, het kan best wat
„slechter" worden lees: minder ver
troeteld vóór het slecht zou wor
den. En er is dus niet de minste reden
om voor het gerucht - der onderwijs-,
mannen uit den weg te gaan en het
Onderwijs te plaatsen buiten het bereik
v,am den minister van Financiën."
Nog eens: een nuchter woord van eén
liberalen woord- en penvoerder, niet de
eerste de beste, kan allicht nog van in
vloed zijn op de geestesstemming der be
oordeelaars van 't bezuinigingsontwerp.
Het „groene kwaad".
Het meeste karikaturen van de re
volutie over bet tsaristische regiem
stelden, aldus de N. R. Ct., den tsaar
voor met een brandewijnflescih als ver
giftiger des volks. Het staatsalcobol-
mono-polie werd, b'oewel 't bij bet be
gin van den oorlog afgeschaft was,
als -een der grootste misdaden van bet
monarchistische Rusland voorgesteld.
Naar een artikel van de „Prawda"
van 2 November te oordeelen, is nu
in bet bolsjewistische Rusland echter
de drankduivel, de „groene draak1",
niet alleen weer sterk aan het woe
den, -miaar zou ook het staatsaloohol-
monopolie weer op komst zijn.
D-e „Prawda" schrijft, dat h-et „groe
ne kwaad", de eigen bereide brande
wijn, samogonnka. -geheeten, het Rus
sische volk weder in de 'macht heeft.
Nog geen tiende gedeelte van bet aan
tel, dat zich geregeld bedrinkt, is be
kend, daar men eigenlijk alleen van
h-et drink-en in de steden gewag .ge
maakt beeft, waar het bereiden van
brandewijn sterk bestreden wordt door
de militie en doo-r de rechtbanken.
Maar in de dorpen, waar feitelijk geen
militie is -en de rechtbanken ver af
zijn, wordt de samogonnka openlijk be
reid en verkocht.
Ten bewijze van de ongehoorde af
metingen, die de drankzucht in de
dorpen aangenomen heeft, worden dan
aanhalingen gegeven uit brieven van
boeren.
Een boer uit het gouvernement Ka-
loega schildert den voorzitter van het
uitvoerend comité: Hij zegt: men weet
niet meer hoe- de man er in nuchte-
ren toestand uitziet. Op den laatsten
marktdag lag hij op het plein; de boe
ren en vrouwen o-m hem heen, als
vliegen öm een stuk suiker, lieten den
dronkenlap allerlei stukken teekenen.
Een boer uit Smolensk schrijft: Se
dert het voorjaar houdt de dronken
schap 'niet op. De lieden van de sta
tistiek; zijn er geweest; men heeft ze
onder den drank gezet. De commissie
tot controle van den oogst is er ge
weest; algemeene dronkenschap. De
commissieleden werden onder den arm
vastgehouden hij een tocht door de
velden. En zoo- verder. Wat zal men
nog meer zeggen. Wij leven als in
den ouden tijd."
De redacteur van de „Prawda" be
sluit dan:
„Wij komen voor dit noodlottige pro
bleem'te staan of wij miaar niet tot h'et
staats-alooho'lmonopcilie moeten over
gaan, wanneer wij niet in staat zijn
de samogonnka te bestrijden".
Van twee conferenties.
Over de- conferentie van Lausanne is
weinig nieuws te melden. Alleen wordt ge
seind, dat de geallieerde en dé Turköche
[militaire- en marine-experts Zaterdagmor
gen het vergelijkend onderzoek van dé
'geallieerde en Turksche voorstellén heb
ben voortgezet. De algemeené indruk is,
dat de beide partijen tenslotte tot eén
accoord zullen komen.
Van 23 tot 26 Diec. zullen geen zittingen
worden gehouden. Men wil geen lange
vacantie ne-men, om maar vooral partij te
trekken van de tegemoetkomende houding
der Thrken. Men verwacht het einde der
conferentie tegen 15 Januari.
Intusschen is in Londen een nieuwe
'conferentie begonnen, n.l. van de gealli
eerde premiers. 'tGaat hier méér over de
Diuitsche schadeloosstelling, ©en onderwerp
dat reeds menige conferentie heeft doen
mislukken, Men hoopt nu maai', dat de
nieuwelingen Bonar Low en Mussolini da
zaak Bullen weten af te werken. Van Duit-
sche zijde is de bekwamie Bergmann afge-.
vaardigd. Ji
Een Duitsche nota met voorstellen is
inmiddels ingekomen, maar Mussolini liet
zich uit, dat de voorstellen' onaanneme lijk'
waren.
Men kan nu in Londen zich ook bezig)
houden over de persartikelen van Lloyd
George. D'eze ex-premier toch is gaan'
schrijven m allerlei, ook in Duitsche bla
den ien hij zegt aan 't adres van Frankrijk
allesbehalve lieve dingen. Zijn leugens,
zegt Poincaré, en deze zal ze niet weer
sproken laten. We zullen er dus de éérst-;
volgende dagen en weken wel méér van
hooren.
Bulgarije.
Gewapende boeren zijn Sofia binnen
gevallen, waar boedige botsingen hebben
plaats gehad met de burgerlijken en de
aanhangers der oppositie. Vele huizen zijn
geplunderd. De winkels zijn gesloten. EJf
zijn dooden ©n gewond-en gevallen; het
Fransche gezantscliapsgebouw is vernield
ten d-e gezant is vertrokken. Des avonds
zijn nieuwe bend-en Macedonische komitad-
ji's naar Sofia opgerukt.
De lersche quaesfie.
Opstandelingen deden eergisterenavond
een posttrein, uit W-est-Ierland komende,
buiten Dublin stoppen. Zij gelastten da
passagiers naar de achterste wagens over
te gaan, besprenkelden de rest van den
trein imet benzine en staken dien in brand.
Daarna brachten zij den locomotief in gang.
De reizigers sprongen uit de brandende
rijtuigen; velen werden gewond.
Korte berichten.
Tn het district Nagasaki (Japan) is
een hevige aardschok waargenomen. Hon
derden huizen zijn verwoest. Een aantal
personen zijn gedood en gewond. In het
dorp Arima zijn 15 personen omgekomen.
-Terwijl zich de kolenontploffing-en
(gelijk m-en weet, hoeft men de D-uitschers
van deze lage moordaanslagen verdacht)
nog steeds voordoen, is hij een bewoner in
Frankrijk, in -een der buitengemeenten van
Parijs, een granaat van 37 m.M. in de
Engelscbe anthraciet gevonden. D-e rechtér
van instructie heeft onmiddellijk een onder
zoek ingesteld.
Ten gevolge van zware sneeuwstor
men is het telegraaf- en telefoonverkeer
in Duitschland erg gestoord. Vooral te
Berlijn en in Zuid-Duitschland viel veel
s-neeuw.
In Ierland is over vier der bekendste
rebellenleiders de doodstraf voltrokken.
De voormalige Sultan van Turkije
beeft de uitnoodiging van koning Hoes
sein aangenomen om in Mekka te wonen.