DE ZEEUW TWEEDE BLAD. VAN DONDERDAG 27 APRIL 1922, No. 176. Anti-Rev. Partijdag. Middagvergadering. Vóór de heer v. d. Voort v. Zijp het woord verkreeg, werd op voorstel van den voorzitter, den heer D. Mulder, on der applaus besloten het volgende tele gram aan den heer H. Colijn, voorzitter van het Centraal Comité, te zenden: De Antirev. kiesvereienigingen in de provincie Zeeland in Partijdag te Goes bijeen, spreken haar blijdschap uit over Uw optreden als leider onzer partij en bidden U Gods zegen toe. Dhr. v. d. Voort v. Zijp begon met te zeggen, dat in onze dagen de zorg aan de deur klopt. Niet alleen, dat de denk beelden zich ontzaglijk hebben gewijzigd fen dat verhoudingen zijn ontstaan, waar aan men niet zou hebben durven denken, maar het ontbreken van nuchterheid en omzichtigheid, het zich niet rekenschap geven van den tijd, waarin we leven, is het meest bedenkelijke. De oorlog heeft een eind gemaakt aan den voorspoed. Wie leven thans in een tijd van verarming. Onze begrooting is gestegen van 236 tot 790 millioen. En nog durft men van so cialistische zijde op verhoogingen aan dringen. We zijn iechtor niet alleen finan cieel maar ook moreel achteruitgegaan. Er „is zedelijk verval, niet alleen in de steden, maar ook op het platteland. We hebben, als Christenen, in zulk een tijd wel eien zware taak. Ook op politiek terrein is 't 'er niet beter op geworden. Zieker, ©r zijn ook goede dingen te vermelden. Het einde van den schoolstrijd is gekomen. Maar over 't al gemeen is er ook politieke achteruitgang- te constateeren. Wij, als Anti-Revolutionairen mogen echter niet ontmoedigd zijn. De ledige plaats van dr. Kuvper is ingenomen door den beer Colijn. Welke partij, aldus spr., kan op zulk een leider bogen? Een leider als Troelstra blijkt zich telkens te vergis sen en hij is het na vier jaar nog niet met zichzelf over de revolutie eens. En als spr. ziet op de gisting in de R.-K. Partij, dan is onze partij in haar leider gelukkig te prijzen. Ook de leiding bij den Vrijheids bond is allerminst in vaste hand. In nu bij ons, vraagt spr., alles zoo naar wensch? En dan wil hij niet ontkennen, dat de laatste jaren eenige ontmoedigende stemmen werden gehoord. Maar de laatste Deputaten-Vergadering heeft weer de ou de bezieling gewekt. Natuurlijk zijn er vele onvervulde wenschen en de vraag js wel eens gesteld, of we ons nieti in onze tenten moesten terugtrekken. Maar we heb ben geen A.R. kabinet gehad en dat zullen we ook wel nooit krijgen. De A./R,. Ka merclub heeft telkens weör met allerlei coalitie-moeilijkheden tie worstelen gehad. En 't is niet voor niets, dat spr. voor 2 jaar beeft bedankt als voorz. der A.iR,. Ka- m'erclub. 't Doet spr. b.v. leed, dat de Zondagswet nog steeds niet is tot stand gekomen. Maar dit alles mag ons nooit ontmoedigen. Wie mogen ons niet dan in 't uiterste geval terugtrekken. Een Anti-Revolutionair heeft geen ge>- nootschap voor zedelijke volkspolitiek noo- dig. In het beginsel onzer pai-tij, de er kenning van de Souveireiniteit Gods op elk gebied, ligt de kracht voor steeds nieuwe actie. Het gaat nog altijd om het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtig heid. En daarom mag de A.-<R. partij weer dankbaar ten strijde trekken. Spr. Vergelijkt daarna de programs van enkele andere partijen met dat der A.R. Partij. Twee vijlanden bestrijden ons, n.l. de Vrijheidsbond en de S- D. A. P. Waar de Vrijheidsbond nu spreekt over de groote waarde der geestelijke goederen, is het dubbel oppassen. Deze Bond is in fwezen niets anders dan het oude libera lisme en geestelijke zegeningen zal hijl ons allerminst brengen. Liberalisme in den staat en modernisme in de kerk hebben nooit anders gedaan dan den weg gebaand voor socialisme en communisme. Het pro gram van den Vrijheidsbond komt met bijna niets anders dan met bezuiniging. 5)E ONTAARDE VADER. Een verhaal uit den tijd der Hervorming. 2). Nog liever geen kroost, dan een kind, Een zoon, die kettersch is gezind- 't Is mij ©en ©er van hem te scheiden." Zoo geeft hij aan zijn wraakzucht lucht- En Adriaan weent stil en zucht, Bezwaard om 't lot dat hem verbeidde. Geboeid, alsof men roovers scheen, Voert men Gods volk ter kerker Ook Adriaan en Boekhalt beiden. Zij deelden in hetzelfde lot Van hunnen Heiland, Heer en God, Dien men gebonden benenleidde. Slechts weinig dagen gingen door, Of men nam 't tweetal in verhoor, Begon met hen t© ondervragen Aangaande hun geloof en leer, En biecht en mis en wat al meer Bij 't onderzoek werd voorgedragen. Aan hen werd Jezus' woord vervuld: En vreest niet wat ge spreken zult, Ik zal u mond en wijsheid geven. Geen .priesterlist of leugenvond, Die men niet krachfelijk weerstond, Met 's Heilands woord: „Er staat ge schreven." Van groote beginselen leest men weinig. De andere vijand, de S. D. A. P., komt met socialisatie en ontwapening. Niettegenstaande men in de verste verte nog niet weet, hoe socialisatie practisch uitvoerbaar is, schrijft men dit punt toch in 't program. En de ontwapening is niets anders dan een waagstuk. Men staat stom van verbazing, als men leest, hoe deze zaak op- 't Arnhemsche congres is (behandeld. Het blijkt wel in Genua, dat de mentaliteit der volkeren nog niets is veranderd, en toch waagt men het er maar op Tegenover al deze vaagheden en waag stukken toont onze partij in haar p/ogram dat ze weet, wat ze wil. Ons beginsel ligt in het Woord van onzen God, en het is geen wonder, dat tnenigeen van vrijzinnigen huize van den Vrijheidsbond g,enoeg heeft en het zegt, rechts te zullen stemmen. Van onze men- schen is, Gode zij dank, in November 1918, de kracht uitgegaan, om in de revolutiedagen stand te houden. Toen is het gebleken, wat ons beginsel waard is, ook in bange dagen. En als er iets in onze Woelige, ernstige tijden noodig is, dan ïs het vastheid. Alle partijen, die uitgaan van het revolu tionaire beginsel, zeggen het: maak het gezag los- Wij echter wenschen handha ving en bevestiging van het gezag. De A.R. partij is zich van haar beginsel zeker. Met haar leider durft zij1 den strijkt aan. Met onze vrouwen gaan wij ten strijde voor de eere Gods. Hijf zal het ons doen gelukken. (Applaus.) De volgende spreker was dhr. A. Co lijn. Men noemt, aldus spreker, onzen tijd groot en grootsch. Spr. wil hem1 noe men (groot in moeilijkheden. Er is alom een ontevredenheid met het bestaande. We nemen waar een zucht tot materialis me, niet alleen bij arbeiders ook die zullen niet vrij uit gaan maar dat zoeken naar eigenbelang is ook te vinden bij de beter gesitueerden, ook bijf de boe ren. De moeilijkheden, aldus vervolgt spr., zijn inderdaad groot. Ge vindt ze in land bouw, handel en industrie en angstig vraagt men zich Wel eens af, waar "het heen moet. Vele landbouwers hebben voor veel te hoogen prijs hun grond moeten koopen. De grondhypotheken zijn in 1919, 1920 en 1921 toegenomen met resp. 100, 130 en 170 miljoen. Bezuiniging zal ook voor den landbouw het wachtwoord zijn. Niet alleen en niet in de eerste plaats op de loonen (hoewel dit b.v. in do bouwvakken noodig zal zijn), want liet is onbillijk, om de arbeiders direct de dupe te laten worden vau de malaise. 'Ook zijn in de oorlogsjaren de loonen eerst gestegen toen het leven duurder Werd, zoodat ook eerst de levensstandaard dient te dalen, willen de loonen omlaag kunnen. We moeten bij de bezuiniging bij ons zelf beginnjen. We moefcen een offer willen brengen. Dan moet bv. het presentiegeld voor de Kamerleden niet worden verhoogd en in dit opzicht is spr. verheugd, dat dit deel dier Grondwetswijziging van de baan is en spr. zou het beneden de waar digheid der Kamer achten, indien ze daar over weier ging beraadslagen. Spr. komt daarna tot de ontevreden heid der boeren, veroorzaakt, naar men zegt, door de vele crisismaatregelen en de sociale wetten. De boerenziel, aldus spr., is een wonderlijk ding. In wezen is het landbouwbedrijf nog vrijwel onveranderd gebleven en vandaar het conservatisme der boenen. De boerenstand is echter over 't algemeen beginselvast. Misschien heeft hij de vrijheid wel wat te veel lief, maar anderzijds is toch altijd de grondtrek van den Antirevolutionairen boer geweest: God vreezen en geen mensch ontzien. Wat het zegieltjesplakken betreft, geeft spr. toe, dat hetzelfde doel (verzekering van den arbeider) op gemakkelijker en goedkoopier wijze kan worden bereikt. En daarom geeft spr. den mopperaars hierin gelijk. Wat de bepierking van den arbeidsduur aangaat, erkent spr., dat deze beperking in sommige takken van arbeid noodig is (bv. mijnwerkers). Maar wat voor den ©en ©en zegen is, is voor den andier een vloek, al moeten we oppassen niet mee te doen aan de oud-liberale handelwijze van te halen uit den arbeider, wat maar te halen is. Sterk komt spr. op tegen de belangen- Bezield door 's Heeren goeden Geest, Mocht men de waarheid onbevreesd Vrijmoediglijk met kracht verkonden. Beleed Gods Zoon als 't Hoofd der Kerk! In wiens verdienste, bloed en werk j Hun hope was, zij vrede vonden. Men maakt een einde aain 't verhoor, - Doch legt alsnu de vraag hun voor: Noemt ons de namen van die allen, Die uw vervloekte ketterij, Oprecht zijn toegedaan, als gij, De moederkerk zijn afgevallen. Hiertoe is 't tweetal niet geneigd, En schoon nnen hen ook dringt en dreigt, Men weigert zulks te openbaren. 'j Zich schuldig maken aan verraad Vau broeders, 't zij met woord of daad, Daarvoor moog' hen de Heer bewaren. j En daar verwijt noch dreiging baat, i Besluit de rechterlijke raad, Door harde straffen hen te dwingen. Volvoert al spoedig dit besluit, i Bn rekt hen op de pijnbank uit, j ten prooi aan wreade folteringen. Na deze wreede pijniging, verzwaart een scherpe geeseling Hun zwaar, schier onuitstaanbaar lijden. Doch onder al die smart en pijn, Mocht men getrouw aan Jezus zijn, Aan Wien men ziel en lichaam wijdde. partijtjes der landbouwers, nl. de pariij- Braat en de partij-Teenstra. Indien Braat een vertegenwoordiger is van het platte land, dan is hij dat toch zeker wel van het allerplatste platteland. Noodig zijn de b-elangenpartijtjes niet, want ook onder ons zijn er mannen, die gaarne aandacht aan de belangen van den boer willen schenken. Gevaarlijk zijn z© wel, want ze ziin door en door materia listisch, omdat het beginsel geheel op zij geschoven wordt. Ook hekelt spr. de me thode van Braat, die bv. 50 pCt. van de staatsbegrooting wilde schrappen. Ook is hij meer links dan zuinig, want hij stem de vóór het amendement-Otto inzake de onder wij zer s salari s sen Hoe dwaas het ook is om belangten- i groepen te scheppen, toont spr. aan. Spr. j berekent, dat als alle boeren en tuinder^ I in ons land hun belangencandidaat stem- j den, er 11 a 12 boeren in de Kamer zou- j den zitten. En wat zou dat groepje dan j alleen nog kunnen uithalen? Bovendien zouden ook arbeiders, onderwijzers, bar biers, enz. het voorbeeld volgen, wat de verwarring nog grooter zou maken. Ernstig waarschuwt spr. dan ook tegen bet steun verleenen aan dergelijke belan genpartijen. Liever gaan wij inet opge wektheid in het vuur voor onze A.-R. candidaten. Het zal ook hier weer blijken, dat het principe boven het belang gaat, omdat het beginsel eeuwig is. (Applaus.) Laatste spreker was de heer Mr. J. A. d© Wilde. Heel de wereld, aldus spr., krijgt in onze dagen aanschouwelijk onderwijs in de leer der ellende. Daarom is het nu zoo buitengewoon leerzaam om kennis te nemen van hetgeen er in het buitenland geschiedt. Lees b.v. wat er op de con ferentie van Genua verhandeld wordt. Nog steeds hoopt men, dat enkel© knappe men- schen de wereld-economie zullen herstel len. Maar de ware geest van schuldbe sef en broederlijke liefde is nog altijd zoek. Voor Christus is geen plaats open gelaten en daarom zal liet resultaat niet groot zijn. Ook bij ons volk ontbreekt het vertrouwen en is de toestand pre cair, hoewel we dankbaar mogen zijn, omdat onze economische toestand gunsti ger is dan in menig ander land. Op politiek gebied is oveneens de toe stand onzeker. We hebben nu vier jaar een Christelijke regeering gehad. Spr. is daarvan geen voorstander geweest, om dat er geen rechtsche meerderheid was. 't Is ©en opofferende daad geweest van onze ministers, dat z3j in 1918 een ka binet wilden vormen. En hoe het straks gaan zal, gesteld, dat er eens een rechtsche meerderheid van 51 a 52 zetels kwam, kan niemand zeggen, daar in de R. K. Partij een scheuring is uitgebroken, waarvan nie mand dien afloop durft raden. De linkerzijdie viertoont echter nog veel meer verdeeldheid en ruzie, waartoe spr. wijst op de verhouding tusschen S. D'. A. P. en S. D'. P., Marchant en Teion- stra, zelfs in den Vrijheidsbond onder ling. Aan het program van dezen Bond heeft men geen houvast, 't Is zooveel als: 't kan vriezen en 't kan dooien, wat ook niet te verwonderen is, als m©a weet, welke elementen die Bond herbergt. Kwam er dus een linksche meerder heid, dan was er nog geen regeeringspaxtij. die in staat zou zijn een kabinet te vor men. Een parlementair linksche rögee- ring is onmogelijk nu het liberalisme wei nig meer beteekent. Troelstra denkt er dan ook niet meer aan, om met Mar chant ©n Dresselhuijs te spreken over bet vormen van een regeering. Hij werpt liever aardige lonkjes naar Rome. In Duitschland regeeren immers ook Roomsch en Rood samen, dus wil Troelstra even eens in dit opzicht het Duitsche voor beeld navolgen, gelijk hij het in 1918 met de revolutie ook probeerde. Daarom rust nu in de gegeven om standigheden, op ons Antirevolutionairen een zware taak. Spr. zelf z'ou het liefst terugwillen naar de tent. Maar de om standigheden gedoogen dat niet. Als spre'- ker's wensch vervuld werd, dan kwam er nooit meer één Antirevolutionair in het ministerie, 't Gaat er immers niet om of er A.-R. ministers zijn, maar of eir een volk is, dat vraagt naar Gods or dinantiën. Spr. zegt dat alles in allte vriendschap^ want door de samenwerking van rechts is veel tot stand gekomen. I UWUPJll Wl 11 II ■MI'WPrWUMW IMliim IJ.i^.N.MMI«MnjU»l4 j En nu eens luide, dan weer zacht, Zond men gebed en jammerklacht, j Zoo roerend smieekend naar den Hooge, Dat één der rechters, zichtbaar bleek, Op hun geroep ter zijde week, En benenging, op 't diepst bewogen. Hij kreeg, zooals het Judas ging, Berouw van zijne handeling, Doch zocht bij Jezus geen genade. En riijp, wanhopig in zijn lot: „Ik heb gezondigd tegen God, Ik heb onschuldig bloed verraden!" Hij rukt het haar zich uit het hoofd, Wordt weldra van 't verstand beroofd, Is woest en wild en ijlt bij vlagen, 't Geweten plaagt hem dag en nacht, En d' arme man, in satans macht, Stierf na verloop van weinig dagen. Ditvreemd en treffend sterfgeval, Maakt indruk bij het récht'rental, En doet het rechtsgeding vertragen. Helaas! een indruk die vergaat, Geen vrucht ten goede achterlaat, j Daar men het booze na blijft jagen. En opgehitst door ketterhaat, Vergadert d' Inquisitieraad Opnieuw en zal het vonnis vellen. Men zal in naam van Spanje's vorst, Die naar het bloed der ketters dorst, Naar zijne wet de uitspraak stellen. Dat moet zelfs een S. D. A. P/er (als bij tenminste in 't buitenland spreekt voor de Nederlandsche S. D. A. P.'ers wordt de regeering altijd voor reactio nair uitgekreten) erkennen. Doch moet er weer een rechtseh kabinet komen, dan op de voorwaarde van goed, vast ac- coord. Onze partij mag dat eischen. Onze deputaten-vergadering is schitterend ge slaagd. Als partij staan we sterk. Daar om geen herhaling van moeilijkheden, zoo als nu met de Zondagswet is gebeurd. Wat de .malcontenten aangaat, hun roept spr. toe: ga naar 't buitenland kijken, dan zult ge zien, dat 't overal slechter dan hier is. Een land gaat te gronde, als allerlei groepen elkaar gaan bestrijden. Daarom geen belangenpartijxjes. Wat de oriënteering naar links betreft, zegt spr. dat de liberalen hebben uitgediend en spr. zou water en bloed zweeten, als hij een pTopagandarede voor den Vrijt heidsbond zou moeten houden. De sterkste vijand is de S. D. A. P., die moet trachten de massa, door het liberalisme jarenlang geestelijk uitgehongerd, te voe den. Wat echter de practij'k van het so cialisme is, laat Duitschland zien. Daar verslaat het kapitalisme, onder socialis tisch regime, zijn tienduizenden, als ten minste waar is, dat bij ons dat kapitalisme zijn duizenden verslaat. Verwijst men de socialisten naar Rus land, dan neemt men ons dat kwalijk. Maar in 1917 sprak men in de S. D. A. P. anders over Rusland en zijn revo lutie dan nu. Voor spr. zijn Troelstra en Wijnkoop echter even dezelfde, al is de een wat verstandiger dan de ander. Ten slotte keerde spr. nogmaals tot de A.R. Partij! terug. Spr. leeft tegenwoordig dag aan dag onder ons A.R. volk en hij mag met vreugde constateeren, dat onze partij kerngezond is. Er is een mystieke band, die ons samenbindt en die ons sterkt in den komenden strijd. Bij; de sociaal-democraten is slechts een materia listische band, meer niet. Het geestelijke wordt bij de linker partijen absoluut ge mist. De toekomst mag daarom donker en onzeker zijn, wij staan sterk in ons be ginsel en Christus woord zij ons tot troost: Zij't getrouw en Ik zal u geven de kroon des levens. '(Applaus.) Nadat nog een door ds. J. L. Klomp te Schore gestelde vraag door mr de Wilde was beantwoord, bracht de voorzit ter in zijn slotwoord den sprekers dank voor hun woord. We hebben, aldus spr. nu onze landdagen gehad, eerst de Gene rale en nu de Provinciale. Er zijn woor den gesproken, die ons hart goed heb ben gedaan. De taak van mannen, zoowel als vrou wen, is nu ijverig te propageeren voor onze partij en onzie candidaten. Gezon gen werd nu Ps. 68:10 en dhr. v. d. Voort v. Zijp eindigde met dankgebed. Spontaan werd daarna nog aangeheven „Mijn schild en mijn betrouwen". Hiermede behoord© deze naar wensch geslaagde partijdag, die zeer goied (ook door „de vrouwen) bezocht was, weder tot het verleden. S De treurige houding van Christelijk Volksonderwijs. De „Waarheidsvriend" schrijft: Zooals men Weet heeft de Schoolraad alle mogelijke moeite gedaan om te ko men tot samenwerking met alle Protes- tantsch Christelijke Schoolvereenigingen, om dan voor aUen als tusschenschakel te dienen tusschen de 'Regeering en het Protestantsch Christelijk Onderwijs. 'Zooiets hebben de Roomschen al lang. Die hebben een Bureau van advies en alles wat de Roomsche scholen betreft gaat door dat Bureau naar den Minister, die dan weet, dat hij met alle Roomsche Scholen en alle vrienden van het Roomsch Bijzonder Onderwijs te maken heeft. Eendracht maakt macht, hebben de Roomschen gevoeld. En eendracht bevordert de gemeen schappelijke belangen, bevordert het Roomsche Onderwijs in alle geledingen. Nu heeft onder ons, Protestanten, de Schoolraad daar al lang op aangestuurd 'om zooiets ook onder ons te krijgen. Een gemeenschappelijk Bureau, gelijk d© Schoolraad heeft in Den Haag, ddar En 't vonnis, dat de bloedraad velt, Dat Adriaan en Boekhalt geldt, Die in hun afval samenspanden, Verachten wat de Kerk gebood, Hel luidt: „Veroordeeld tot den dood! Hen eerst te worgen, dan verbranden." Stil en gelaten hooren z' aan Het vonnis dat de rechters slaan, Wat lot hen eerlang stond te wachten. Te sterven op het moordschavot, Vervulde hen met dank aan God, Die hen d>eez' ©ere waardig achtte. Daar sprak Boekhalt: „Ik dank U Heer! Uw beil'gen Naam zij lof fin eer, Die mij dit voorrecht doet verwerven. De 'eere gunt, waarnaar ik haak, Om voor Uvv dienst en woord en zaak, Om Christus' wil te mogen sterven. Wij lijden om Gods wil en woord; Maar gij, o rechters!" ging hij voort, „Gij moogt wel voor uw sterfuur beven. Bedenkt nog heden wat gij doet; Vlucht met uw schuld tot Jezus' bloed', Opdat uw zonde wordt vergeven." „Och heeren!" zeide Adriaan, „Hoort naar de stemme van vermaan, Verhardt u niet, maar laat u leiden. Voor ons is 't sterven wis gewin, Wij gaan met vreugd den hemel in, Zoodra wij uit dit leven scheiden. waar de Minister ven Onderwijs resideert. En dan alle Scholen met den Bijbel aan gesloten bij dat ééne Bureau, dat dan de scholen, alle Protestantsch-Christelijke Scholen, met advies kan dienen en voor alle Protestantsch-Christelijke Scholen bij' de Regeering kan optreden. Maar helaas! zijn we nog zoover niet. Wel zijn bijna alle Schoolvereenigingen toegetreden, uit den kring van de Chris telijke onderwijzers èn uit den kring der Besturen èli uit den kring der School vereenigingen is de grootst mogelijke sym pathie en de meest hartelijke samenwer king. Maar Christelijk Volksonderwijs, waar zoolang mannen als Dr. de Visser en Ds. van Noort, het hoofd, de ziel en de hand van zijn geweest, heeft tot nu toe geweigerd om toe te treden; en wel om oorzake, dat Christelijk Volksonderwijs Hervormd is en dat Hervormd karakter verbiedt om samen t© werken in het Bu reau van den Schoolraad te's-Gravenhage, waar de Hervormde predikant Ds. J. L. Pierson, de zoon van den ouden voortrek ker op schoolgebied, Dr. H. Pierson, van Zetten, voorzitter is. Het Hervormd karakter staat dus in den weg om samen te werken met alle Pro testantsch-Christelijke Scholen en verce- nigingen in den Schoolraad! Is het niet ongelukkig en treurig? En dat in deze tijden, nu alles ons toeroept, dat we toch zullen trachten om zooveel mogelijk de éénheid te bewaren tegen over dat vele dat ons saam bedreigt? Temeer, waar men een eigen School- vereeniging blijven kan. Christelijk Volksonderwijs behoeft als eigen vereeniging niets, niets te verande ren, en kan dus volkomen intact blijven. Dal maakt het nog treuriger, dat men geen samenwerking wil met den School raad. Dat is antipathie, dat is pikanterie, dat is kerkelijke hartstocht van zeer beden kelijk kaliber! En we willen met alles wat in ons is daartegen protesteeren. Hier is haat tegen wat men noemt „de doleerenden". 'Hier worden op een terrein waar dat geheel overbodig is, „oud© koeien uit de sloot gehaald", vooral door de ouderen in Christelijk Volksonderwijs, die dan bo vendien Hervormd opvatten als te zijn ethisch. Ethisch het Hoofdbestuur; Ethisch de Kweekscholen; Ethisch alles wat de klok slaat. We vinden de houding van Christelijk Volksonderwijs eenvoudig treurig. En dat ze zelf een beetje verlegen zit met deze houding blijkt wel uit het offi- cieele antwoord, dat aan den Schoolraad is gezonden. Want anders weet men zich, vooral van die zjjde, zoo gedistingeerd en zoo fijn gestyleerd voor ta doen en uit te drukken. Maar nu zat men blijkbaar niet weinig er mee, om aan de zaak een gceden vorm te geven. Neem de beid© laatste zinnen maar van het officieele stuk, dat gepubliceerd is in de Mededelingen van den Schoolraad; no. 31, Maart 1922. De vóórlaatste zin is: „Het Hoofdbestuur is dan ook in daartoe leidende gevallen tot samenwerking gaarne bereid". En de laat ste zin is dan: „Daarom moeten wij U mel den, dat onze vereeniging den tijd nog niet rijp acht voor samenwerking met Uwen Schoolraad". Dat „daarom", waarmee de laatste zin wordt ingeleid, is niet zoo heel duidelijk. Wil de Vereeniging geen samenwerking, omdat het Hoofdbestuur soms „wel samen werking wil? Is dat de verklarende zin zin van het woordje „daarom"? 't- Zal wel niet. De twee laatste zinnen van het antwoord zullen wel tusschengeschovcn zijn, omdat men zelf voeld©, dat men toch nog iets vriendelijks moest zeggen. Maar de laatste zin is 't geen waar het op aankomt. En dat is: geen samenwerking terwijl men voelt, dat het toch eigenlijk moest op dit terrein. We vinden het een zotte houding, die Christelijk Volksonderwijs aanneemt. We vinden het in één woord treurig; vooral waar men de lading dekt met de vlag: wij zijn Hervormd. We zouden zoo z'eggen, dat er voor Hervormde Scholen wel beter plaats is dan bij Christelijk Volksonderwijs, dat Her vormd bovendien veelszins opvat als te zijn ethisch. Maar u wacht eeuw'ge zielesmart, Zoo g' in uw vijandschap volhardt, Niet vlucht tot Jezus als verloor'nen. Het bloed der bloedgetuigen schreit Om wraak tot Gods gerechtigheid, Hij twist den twist der uitvierkoor'nen." Dan, 't ernstig en vermanend woord, Werd met verachting aangehoord, Men lachte om hun dwaze reden. En 't tweetal dat den dood verbeidt, Wordt naar den kerker heen geleid, Vervuld met blijdschap, rust en vrede. i In onderwerping aan Gods wil, - En altijd wijs bestuur, Wacht men gelaten, lijdzaam, stil, Het komend stervensuur. De bloedraad wijst den datum aan; En dra wordt hun bekend, Wanneer hun aardsche levensbaan, Aan worg- en brandpaal endt. Hun laatste avondstond daalt neer, Nog slechts een enk'le nacht, En rijst een nieuwe morgen weer, Dan daalt hun stervensnacht. (Slot volgt)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1922 | | pagina 5