BATO
No 153
Woensdag ^9 Maart 19SÏ
36e Jaargang
Reclames.
A
FEUILLETONS.
John Ward en züne Vrouw
A
RIJWIELEN
nt-Ta te Settenl
Gemeenteraad van Middelburg.
Drukkers-Exploitanten
OOSTERBAAN LE COINTRE GOES
Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes
Tel.: Redactie no. 11; Administratie no. 58
Bijkantoor te Middelburg:
Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 259
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden, franco per post, f 3.—
Losse nummersf 8.0$
Prijs der Advertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 ct
Bij abonnement belangrijke korting.
Met vaste hand.
Reeds bij de behandeling der Dienst
plichtwet is het duidelijk geworden, dat
we in minister van Dijk een man hebben,
die weet wat hij wil.
Na de crisisperiode aan Oorlog en Ma
rine drong zich al meer iep meer de
noodzakelijkheid op om met deze porte
feuilles iemand te belasten, die' blijk gal:
van een helderen blik in de zaken en
daarbij geen. speelbal werd der golven te
midden van het storm getij.
Noodig was iemand, niet alleen toege
rust met kennis van zaken betreffende
Oorlog en Marine, maar die ook in de
Kamer het oorlogsrumoer wist te beheer -
schen en het vaarwater terdege kende.
Zulk een man vond men in minister
van Dijk.
Men heeft het optreden van dezen be
windsman als minister ©en vondst ge
noemd.
En de feiten hebben deze uitdrukking
als juist aangemerkt.
De wijze van voorbereiding van het
Dienstplichtontwerp, het zoo ruim 'en
openhartig verstrekken van gegevens -en
inlichtingen, de krachtige verdediging van
het ontwerp in. dc Kamers dit alles
deed stormenderhand de sympathie win
nen voor dit departementshoofd.
Tegenstanders verklaarden onomwon
den, dat. de ruiterlijke manier van voor
lichting van dezen minister aangenaam
aandeed.
Van haast alle kanten werd den nieu
wen minister hulde gebracht.
En wat de verdediging der Begrooting
van Financiën ons thans deed zien van
den kant van minister van Dijk. was al
even forsch en kloek en krachtig.
De minister durft het zeggen, hij staat
z'n man.
Dit ervoeren zijn diverse tegenkantcrs,
waarvan hij den een na den ander in het
zand deed bijten.
Voor ieder een woord naar zijn aard.
Voor de Muralt en Kruijt, voor Staal
man en ter Laan.
Met klimmend enthousiasme, jnet stij
gende sympathie leest, men het heldere
betoog, de kloeke verdediging van dezen
man-uit-één-stuk.
Zóó iemand hadden we juist noodig
in ©én tijd, waarin men onze' landsver
dediging vóór alles wenscht op te offeren
aan den algemeenen bezuinigingsdrang.
.Zóó iemand hebben we noodig, nu zelfs
wat in het hart reactionair is den arge-
loozen kiezer in het gevlei tracht te ko
men met een roekelooz© beknotting van
het budget van Oorlog en Marine.
Zoo iemand hebben we Gode zij
dank in minister van Dijk, die. het
uitsprak, hoe hij verdediging onzer erve
acht een taak, ons van God opgelegd
Aan Oorlog hebben we ©en koen strij
der en verdediger, die voor ons zelfstandig
volksbestaan op de bres springt!
Bij Marine staat een man aan het ro-fr!
De zilveren koorde.
Wie niet de kerk, maar de belijdenis
van primordiale beteekenis acht voor de
uitbreiding van het Koninkrijk Gods, moei
onaangenaam verrast zijn door hetgeen
Mr Schokking, de Voorzitter der Chr.-
Dist. Kamerfractie, sprak aangaande den
band tussehen Kerk en Staat
Met het oog op den financiëelen toe
stand der Kerken, speciaal der Ned. Herv.
Kerk, .wtenschte de heer Schokking de
uitkeeringen van Staatswege te zien ver
groot.
Naar het Engelsch van
MABGARETHA DELAND.
116)
De nacht ging traag om. Gifford had
op de trap voor de deur postgevat; de
dokter kwam, en ging bedaard naar be
neden, waar hij z.ch in Johns studeer
kamer den tijd verdreef met een boek
dat hij daar vond.
Toen het eerste flauwe licht van - den
dageraad aan den hemel was en. de kille
ochtendlucht zich in het stille huis deed
gevoelen, kwam Helena uit de gesloten
kamer. Zij legde hare hand op Giffords
schouder. „Ga wat rusten" zeide zij; ,,'t is
niet noodig hier langer te zitten. John is
heengegaan."
HOOFDSTUK XXXI.
Toen alles was afgeloopen, wilde Hele
na's familie dat zij weder naar Ashurst
kou gaan.
„■Te kunt hier niet blijven, drong Louise
aan - zij was met Dale gekomen, zoodra
men m Ashursl het bericht van John
Wards overlijden ontvangen had „je
Deze meening grondde zich dan op de
omstandigheid, dat de regeering haar be
langstelling toont voor onderwijs én kunst,
die met uitkeeringen en subsidies gesteund
worden.
Welnu, evenals onderwijs en kunst, was
ook de Kerk voor de ontwikkeling van
het volksleven van het grootst© belang-
Men ziet het, hier speelt de idee van
do „volkskerk" den confessioneelen heer
Schokking parten.
Het beroep op onderwijs en kunst als
factoren, die evenals de Kerk tot cultivee-
ring van bet volksleven bijdragen, gaat
dan ook niet op.
Hier bestaat een zuiver principieel on
derscheid-
De vraag is niet in de teerste plaats, of-
er invloed uitgaat van de kerk, maar of
de belijdenis binnen de kerk wel zuiver is-
En voorts, dat de tijden, moeilijk zijn
voor de kerk en nog moeilijker worden,
is niet .te verhelpen met meerdere
Staatshulp.
Naar den oorsprong terug; het kwaad
in den wortel aangetast!
Dan is het middel niet: uitbreiding der
financieel© zorgen van den Staat, doch:
opheffing dier bemoeienis.
Dat kan langs den weg, door Dr Scheu-
rer aangewezen, van kapiialisc-eren der
gelden.
Zóó stond ook Dr Kuvper het voor-
Dien kant moet het uit, wil de k-erië
zichzelve zijn en haar belijdenis hand
haven
DE INNEMING VAN DEN BRIEL.
Het motet een eigenaardig schouwspel
geweest zijn voor den Briel op den mid
dag van 1 April 1572.
Óp de breede, woelige Maas lag daal
de vloot der Geuzen. Andere schepen wa
ren niet te zien, want ©en oud kroniek je
van Rotterdam vermeldt, dat op den lsten
April ©enige Spaan schvaarders en andere
schepen van Den Briel voor de stad ge
komen waren, die daar niet hadden durven
blijven liggen, omdat de Watergeuzen het
anker voor liet Brielscbe hoofd hadden,
laten vallen. Hadden de Watergeuzen de
schepen reeds verdreven door hun ge
ducht-en naam, zoodat het wijde water vrij'
voor hen lag ook aan de oevers had
hun komst- beroering gewekt. Zooals Bor
ons meedeelt: „Die van den Briele en die
van iVtaselandsn Sluis waren sieer ver
wondert van so veel schepen, te sien. in
komen".
Maar wie.vreesde, wie ook week - niet
de koene veerman, Jan Pieterszoon Cop
pelstock. Toen de kooplieden in zijn veer
schuit „niet verder en wilden: hij dan die
verlaten hebbende, roeide daer na toe".
Daar schiet zijn bootje al door de woelige
Maas, regelrecht op die Geuzenschepe-n
af. Want hij heeft aan boord een hoogen
kennis, Willem Blois, gezegd -van Tres
long, wiens vader Baljuw in de stad was
geweest. De begroeting was zeer harte
lijk „bij Jiem gebracht zijnde, heeft hem
wélkomen geheten". Waarschijnlijk heeft
toen Coppelstock hem de gunstige kans
opengelegd, want Treslong bracht den
veerman bij Lumey, aan wien hij werd
aanbevolen, als „bëquaieoi om hem t'ern-
plóyeeren tot haer voornemen". Het denk
beeld wordt opgevat, om in den naam van
den Prins de stad te eischen. Met Tres-
krngs, ter Briels-che stede welbekenden
zegelring, wordt Coppelstock nu stede-
waarts gezonden. Reeds schiet wederom
zijn bootje door het water. Hij baant zich
kunt onder die m-enschen niet wonen,
Helena."
Maar Helena schudde het hoofd. „Die
menschen zijn Johns gemeente. Ik kan
nog niet heengaan."
Dale drong niet op haar- terugkomst
aan: hij Jcende haar te goed. Hij zeide
slechts toen hij heenging, terwijl zij haar
handen in de zijné hield en haar aanzag
met tranen in zijn vriendelijke oude
oogen: „Hij is nu geheel de uwe, mijn
lieve; de dood. heeft u gegeven, wat het
leven u niet schenken kon. Óm 't even
waar ge zijt, niets kan dat volkomen
bezit veranderen."
Een vluchtige, blijde glans was in de
oogen, die zij even tot hem opsloeg, maar
zij gaf geen antwoord.
Eerst was zijals verbijsterd en ver
doofd geweest; zij kon de werkelijkheid
van haar droefheid nog niet recht besef
fen; zij vond een gekunstelden mo-ed in
het denkbeeld dat John nu van alle
smart bevrijd was, en de meedoogenlooze
alledaagsche bemoeiingen, waarmede zij
zich overstelpt zag, verborgen haar ge
moedstoestand voor haarzelve.
Zij was in de kleine pastorie achter
gebleven met niemand anders tot gezel
schap dan Alfaretta; maar Gifford kwam
haar eiken dag bezoeken. Eens beant
woordde zij zijn stille sympathie met te
zeggen
JJL
vernietigen de bacterid W
mond en keel en beschermer?
tQcjQrt Besmetthig^
met zijn forsch lichaam en-zijn gespierd©
armen oen weg door de nieuwsgierigen
op het havenhoofd. Wel vindt hij de
Noordpoort gesloten, maar hij wordt bin
nengelaten; ieder, kent den veerman, die
toen woonde op het Havenhoofd- In de
stad gekomen, ontbreekt, het hem niet
aan belangstelling „elk liep hem na om
te hoorenwat hij zou willen zeggen".
Van alle. kanten gonst het in zijn ooren;
ieder vond het noodig zijn meoning te
uiten: „d'eèn sprak hein wel toe, de an
der kwalijk". Spoedig heeft hij het stadhuis
bereikt in de kleine stad. Daar vértoont hij
aan de vergaderde magistraat Treslongs
zegelring en verzekert aan den verbaasden
raad, dat er wel vijfduizend mannen aan
boord zijn. „Hy, meer uit losheid, dan
uit list, zeid, wel vijf-duizend mannen"
verzekert ons Hooft. Want in werkelijk
heid was het aantal veel minder. Hoeveel
dan wel? De laagste opgave is 250, de
hoogste 1100in elk geval heeft men het
kleine getal van 250 in twijfel getrokken-
Dan hoie groot der Geu'zenmacht ge
weest zij, zeker is, dat het getal 5000 een
groeten schrik bracht bij de vroede va
deren: het getal maakte terstond een
„vreeselijke vervaardheid". Die ontzetting
bracht de magistraat er toe, om althans
te onderhandelen, overeenkomstig den
last, dien Coppelstock had meegekregen-
Twee leden van den Raad moesten buiten
aan het havenhoofd komen, om met de
Geuzeinboofden. te spreken. Niet gemakke
lijk was het dit tweetal te vinden: „dezelve
schrik maakte hen zoo beteutert, dat er
niemand geiernie aankwam". Eindelijk kreeg
echter de veerman er twee met zich. Veel
moed schijnen deze vroede mannen ech
ter niet gehad te hebben. Ter stadspoort
uitgekomen, durfden ze. nauwelijks ver
der en waagden hst niet naar het haven
hoofd te gaan, in do onmiddellijke nabij
heid dier gevreesde geuzen. Neen, ze ble
ven liever halverwege., „in e©n huisinge
tussehen het hoofd en de stad". De voor
waarden, die de woeste Lumey aan do
ytwee vreesachtige burgers gaf, was kort
yen bondig: m©n eischt de stad op in
naam van den Prins van Oranje, als de
stadhouder des konings, geeft voorts twee
uren van beraad. Nu mogen de beide ma
gistraten weer naar het Stadhuis terug.
Maar nauwelijks .is de tijding in de stad
gebracht, of de verslagenheid is algemeen.
„Schrik en vrees was zeer groot" en in
een verwarde vlucht willen velen nog lijf
©n goed redden, ,,'t Gaat op een zakken,
pakken, vluigten, te wage, te paarde, de
Zuidp-oort uit". En de stadsraad is in
verklaarbare besluiteloosheid. De Heercn
van Den Briel weten geen raad- Zij zijn
tussehen twee vuren geplaatst- Voldoen
zij aan de opeisching, dan wordt hun dat
over ©enige dagen door de Spanjaarden
ingepeperd. Zoo vreezen zij. Voldoen zij
er niet aan, dan komen straks de Geuzen
en jagen den rooden haan op de daken- In
elk geval: dit laatste gevaar is het meest
„Ik be;n blijde dat het John is in plaat,s
van mij; hij beeft die droefheid niet."
„En hij is nu zooveel gelukkiger,"
waagde Gifford aan te merken; „hij moet
nu zoo helder zien, en het leed van vroe
ger is in vreugde verkeerd."
„Ja," troostte zich Helena, „eeuwige
blijdschap zal daar op zijn voorhoofd we
zen. Ik gun hem de rust zoo, die er voor
hem overblijft." En zij luisterde in aan
doenlijk stilzwijgen naai- alle bijzonder
heden van Johns leven, gedurende haar
afwezigheid, die Alfaretta of Gifford haar
kon mededeielten. Een weinig later vroeg
zij hun alles op te schrijven, wat zij' zich
van zijn laatste dagen herinnerden. Zij
durfde niet alleen op haar hart vertrou
wen om zijn nagedachtenis te bewaren,
uit vrees dat de jaren daar iets van zou
den nutwiSBichen. En toen raapte zij al-
langs al de haar geschonken genad© om
te berusten bijeen en ging naar Ashurst
terug. Dien laat sten avond in de pastorie
was Alfaretta zelfs niet bij haai-. Gifford
verliet haar op den drempel, met een ver
slagen hart; vroeg in den ochtend kwam
hij weder aan de deur; maar zij ontmoette
hem .kalm, met ©en volkomen begrijpen
van de bezorgdheid, die op zijn gelaat te
lezen stond.
„Je behoeft over mij niet ongerust te
zijn," zeide zij. „Ik zou mij niet aan laf
hartigheid schuldig willen maken, want
nabij en het voorstel om de stad over te
geven, wordt daarom' in stemming ge
bracht. De oudste burgemeester, Jan Pie-
lei'sze Nicker, stemt het eerst voor én do
heer Klaas Janszoon Koekëbakfoer volgt
hem, daarna ook al de anderen. Doch de
Magistraat mart (1) met. antwoorden. Want
„bemerekende dat de rijkste borgerije vast
Verliep en dat de andere genegen waren
om hen-luiden in te nemen, verliepen
mede en sagen om ©en goed heen komen".
Die h©erem kozen het hazepad!
O-nderlusschen. zijn de twee uren be
denktijd verstreken. Ongeduldig zijn daar
om de Watergeuzen, aan land gegaan; ze
kregen geen antwoord en vreesden, dat
'de stad zich misschien versterkte. Toen
de zeelui echter onder de wallen ver
schenen, vonden zij enkele inwoners van
de mindere klasse, die hen van boven
aanstaardenvan de burgers waren wei
nige in de stad gebleven. (Slot volgt.)
(1) Van marren (dralen, talmen) Denkt
aan Vondels Gijsbrecht van Amstel:
Het is geen marrenstijd.
Ga schildknaap, ga met spoed
naar Diogenes' tent,
Zog dat ik hem verbeide zoo haastig
hier ter steie
Heden vergaderde de gemeenteraad on
der voorzitterschap van den beer Mr A. A.
de Veer, loco-burgemeester.
Ingekomen was een schrijven van Ged-
Staten, waarin deze mededeelden, zich 23
Dec. tot burg. en weth. te hiebben gericht
met een. brief van den volgenden inhoud
„Naar ons ter oor© gekomen is, zou d©
gemeente hare ambtenaren de jaarwedden
bereids op- den voet der nieuwe ïege-ling
bebbcti uitbetaald, zonder de vereischte
goedkeuring van ons college opi de daar
voor noodig© wijziging der gemeentebe-
grooting af te wachten. Mocht dit inder
daad het geval zijn, dan kunnen wij
niet nalaten onze ernstige afkeuring uit
te spreken over deze laakbare handeling
van uw bestuur. Zij moge a.l volkomen
te goeder trouw zijn. g schied, zijl is desal
niettemin in strijd met de wet, terwijl
juist van liet. bestuur eener gemeente
verwacht mag worden, dat jblet de wet
handhaaft."
Bij een op 23 December gehouden con
ferentie met leden van het dagelijkscb
bestuur der gemeente hebben Ged. Staten
in denzelfden geest van hun ernstig mis
noegen doen blijken. Intusschen heseffen
Ged. Staten de moeilijkheid om van de
ambtenaren, beambten en werklieden der
gemeente het geld terug te vorderen, het
geen in .strijd met de wiet is uitbetaald.
Evenzeer zijn er bezwaren om do uit
betaalde bedragen te verhalen pp de leden
van het college van bet dagelijkscb be
stuur al zouden clezc- persoonlijk verant
woordelijk gesteld kunnen worden. Ged.
Staten hebben daarom aanleiding kunnen
vinden zij het al, dat de reden voor
niet goedkeuring eener begrooting', Waarin
een salarisverhooging is opgenomen, ook
nu nog, waar zelfs sedert dien de prij
zen der levensmiddelen nog meer zijn
gedaald, uit den aard der zaak onverzwakt
geldt hunne goedkeuring te verleenen
aan het besluit ran; 1 Feta., waarbij van
den post voor onvoorziene uitgaven 1921
wordt beschikt tot een bedrag van
f 17095,25, tot reguleering van bedoelde-
uitgaven.
Ged. Staten deelen mede, ongegrond
te h'cbben v-crklaard bet beroep van A.
ook ik heb den H-eere gezien. Hij zal mij
geleiden tot den dood toe."
En toen liep zij naar het station, zond-er
een terugblik te slaan op bet huis, waar
zij haar grootste vreugde en haar grootste
gïioefheid gekend had.
De zomer had d-e lente reeds ver achter
zich gelaten, toen Gifford Woodhouse te
Ashurst kwam.
Hij kon in Bockhaven niet blijven; de
treurige geschiedenis van John Ward had
ook op hem haar schaduw geworpen. Men
vergat niet dat hij de vriend van mevrouw
Ward was, en bij de meesten leed het
geen twijfel of de zaakwaarnemer Wood-
house was ook ©en ongieloovigte. Dus be
sloot hij zich te Mercer te vestigen. Daar
door was het hem. mogelijk, eiken Zater
dag te Ashurst te komen, en tot Maandag
bij zijn tantes t-e zijn.
Misschien wist hij het niet, maar de
schaduwzijde van Lockhav-en schoen don
kerder dan zij werkelijk was, omdat Mer
cer slechts twaalf mijlen van Louise Howe
af was. Dat kon echter niets meer betee-
kienen dan alleen het genoegen van haar
soms te zien. Giff-ord hield zichzelven
voor dat hij geen hoop had. Hij zocht te
vergeefs in de brieven, die hij nu en dan
van haar ontving, den minsten wenk dat
zij blijde zou zijn hem te zien. „Als er de
Tegen verstopping l f
gebruike men Foster's Maag pil ten, een
uitstekend, geen gewoonte vormend
laxeermiddel. Prijs f0.65 per flacon,
alom verkrijgbaar. (5)
Passenier tegen het besluit van den raad,
waarbij hij1 oneervol ontslagen welïd als
onderwijzer.
Ingekomen Waren do jaarverslagen van
het gymnasium, do burgeravondschool, do
avondschool voor handwerkslieden en de
afd. Middelburg van het Centraal Genoot
schap voor kinder-vaeanti© en -hei'stel-
lingskolonies.
Van het Nat. verbond van Gemeente
ambtenaren kwam oen motie in, waarin
geprotesteerd Wordt togen bezuiniging ten
koste van de bestaansvoorwaarden van
de ambtenaren.
De hoofdingenieur van don Rijkswater
staat bericht dat 'hij machtiging heeft
gevraagd tot het doen uitvoeren van een
grondwerkje- bij den Sloedam, teneinde de
Middelburgsche Werkloozen aan we'rk te
helpen.
De minister van Waterstaat bericht
niet le kunnen voldoen aan hot verzoek
om bij -de Werken voor do Vlissingsche ha
ven zooveel mogelijk Middelburgschei
werkloozen aan het werk te stellen.
liet. bestuur van den Eersten Zeeuw-
schen speel- en werktuin te Middelburg
vraagt nader ©en oprichtingssubsidie van
flOOO en beschikbaarstelling van grond
in de gedempte Damp-oortvest tegen 1 Va'
cent per vlerk. M.
Overgelegd wordt hel; contract door de
gemeente aangegaan met de firma Bod-
daert en Co-, voor leveling van electri-
schen stroom tegen 2 cent boven inkoop-
per K.W.U.
Door burg. en w*eth. is naai aanleiding
van het ontwerp zomerdienst vool de Ne-
derlandsche spoorwegen een schrijven ge
licht tot den directeur-generaal der spoor
wegen -en leen tot den minister. In het laat
ste wordt -steun gevraagd voor verbetering
van hetgeen in bet eerste als een fout
wordt aangemerkt. In het eerst© schrijven
'wordt er op gewezen, dat, de aansluiting
ya,n uit en naar Zeeland te Roosendaal
met België' voel te wtenschen overlaat. Ko
mende uit Zeeland bereikt men Roosen
daal o.a. te 7.06, 7.18, 8.25, 8.33, 1.42,
en heeft dan resp. eerst aansluiting te
8.13, 8.13, 9.50, 9.50, 3.10. Verder ko
men er treinen uit Zeeland te Roosendaal
aan te 10.32, 4.50 en 6.39, nadat resp.
treinen naar Birusse-1 zijn vertrokken te
10.23, 4,07 en 6.18.
Te Roosendaal komen tremen aan uit
België te 7.12, 10.09, 1.25, 2.17, 6.19 en
8.22 die resp'. eerst aansluiting geven
ite 8 u„ 11.1-6, 3.10, 3.IQ, 7.24 en 9.34.
Het antwoord van de directie der spoor
wegen luidde, dat tussehen aankomst van
een trein uit Zcela'nd en vertrek naar Bel
gië minstens 15 minuten moet v-erloopen
voor het vervullen van do douane- en pas-
formaliteiten, terwijl daarvoor in omge
keerde richting minstens 30 minuten moet
worden gerekend. De directie geeft toe
dal er zeker reden is voor een verbete
ring van de verbinding. Tot haar spijt ziet
zij echter geen kans voor een afdoend©
voorziening, daar zoowel bij den loop
der treinen op de Zeeuwsche lijn als op
het baanvak RoosendaalEsscben in de
eerste plaats gelet moet worden op goede
verbinding met bet noorden en oosten
van ons land. Toch komt er h'.i. reedsi
geringst© kans op was," zeide hij, mtet een
zucht, „zou ik het natuurlijk weten. Dat
heeft zij beloofd. Zij moet dan wel ver
schrikkelijk aan dien kwaiongen gehecht
geweest zijn!"
Ondanks zijn hopeloosheid ging hij ech
ter naar Meroer, en weldra sprak het van
zelf dat hij eiken Zondag in de pastorie
aanliep en den avond met Helena door
bracht, nadat Dr Howe en Louise naar de
kerk waren gegaan.
Zij zaten in de portiek van dje pastorie;
de laatste gloed der ondergaande zon ver
dween achter de heuvels, en de avond
schemering, met haai.- uit den tuin opstij
gend© geuren, begon voor het licht der
komend© maan t-e wijken. Helena had een
dunnen witten doek over haar zwarte
kleeding geslagen, maar Gifford had het
koel genoeg gevonden om ©en grijze sjaal
over haar voeten te leggen; hij was zelf
blootshoofds -en zat op d-e bovenste trede
van de stoep, met zijn handen zijn knieën
omklemnfende. Zij spraken over het geloof.
„Ja," zeid-e Helena, „ik geloof dat ik ben
als iemand, die in 't donk-er loopt en toch
naar het Oosten ziet. Ik-wil mij niet troos
ten met kaarsjes der herinnering of van
verlangen, en zeggen: „Dat is licht!" Ik
heb Hem leeren kennen, die het licht
der wereld is en zijn Woord is mij een
licht op mijn levenspad."
(Wordt vervolgd.)