i\o hH Dinsdag Januari 30e Jaargang Reclames. Buitenland. FEUILLETON. John Ward en zijns Vrouw. Drukkers-Exploitanten OOSTERBAAN LE CO'INTRE GOES Bureaux: Lange Vorststraat 68—70, Goes Tel.: Radactie no. II; Administratie no. 58 Bijkantoor te Middelburg: Firma F. P. DHUIJ, L. Burg. Tel. no. 25» VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG Abonnementsprijs: Per 3 maanden, franco per post, f 3. Losse nummersf 0.0$ Prijs der Advertentiën: il—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 e4 Bij abonnement belangrijke korting. ZORGVOLLE TIJDEN. In een artikel in „De Christen-Patroon", waarin de Overheidsbemoeiing met betrek king tot het sociale leven wordt geschetst, Schrijft de heer H. Colijn: Nu is duidelijk in Nederland de neiging aanwezig om te veel te regelen en zeer stellig,houden vele regelingen geen reke ning met de practische levenseischen. In tegendeel, het schijnt soms of men in Overheidskringen van oordeel is dat een regeling beter is, naarmate hare banden knellender zijn. Er zullen er ten onzent niet zoo heel veel zijn die niet de wenschelijkheid erken nen om een norm te stellen voor den ar beidsduur voor volwassenen, maar dat dit nu geschieden moest op de starre wijze waarop het bij ons is gedaan, ka(n toch tenzij bij de afgodendienaars van het Staatssocialisme bezwaarlijk ernstige verdediging vinden. Tk laat me hier niet in met de vraag of de Wet niet beter had gedaan de 48-urige werkweek als norm te stellen dan de 45- urige; maai* dat het zoo moeilijk is om langer te laten werken dan de wettelijke vastgestelde werkduur, zelfs dan wanneer beide partijen het er over eens zijn dat dit gewenscht of zelfs noodzakelijk is, gaat boven het begrip van een normaal verstan dig mensch en is van Christelijk Sociaal standpunt onverdedigbaar. Dit Christelijk Sociaal standpunt wil bovenal rekenen met menschen van vleesch en bloed; niet met een starre, dorre abstractie. Wij aanvaarden de wenschelijkheid om ook voor den volwassen arbeider door de Overheid zekere normaal-regelen voor den arbeidsduur te doen vaststellen. Maar tege lijkertijd willen wij de toepassing dier re gelen en tijdelijke afwijkingen er van, vesl meer dan nu geoorloofd is, overlaten aan het gemeenschappelijk overleg tussche,n de werkgevers- en de werknemers-organisa ties. Dat is een Christelijke oplossing van het vraagstuk. De doodende uniformiteit die nu bij ons gezien wordt, is met de rijke variëteit van het leven in strijd en dus onchristelijk van aard. En wat hier ter illustratie in zake den arbeidsduur werd opgemerkt, gaat door over de geheele linie van het industrieele leven. Wij erkennen het recht der Overheid om ter bescherming van het zwakke in te grijpen in het bedrijf; wij beseffen dat zulke bescherming, om effectief te kun nen zijn, dikwerf de noodzakelijkheid doet ontstaan om in het bedrijf regelend op te treden; om het te onderwerpen aan allerlei soort van verordening. Maar wij handhaven tegelijkertijd dat er tusschen ondernemers en werklieden in een bedrijf zooveel gem enech pp lijk b !an a nwe ig is, dat bij de uitvoering van alle door den Staat uitgevaardigde verordeningen voor zoover die rechtstreeks op het bedrijfs leven betrekking hebben, aan het gemeen schappelijk overleg tusschen ondernemers en werklieden (organisaties) een zeer rui me plaats moet worden ingeruimd. Van het militarisme worden we hoe langer hoe meer afkeerig. Het gedrild worden gedurende enkele maanden in de kazerne strijdt in toenemende mate tegen Nederlandschen vrijheidszin. Maar dat de dril-sergeant ons heele leven naast ons loopt schijnt velen te ontgaan en wie het meeste tegenzin openbaart tegen militaire dril blijkt in den regel warm voorstander van plagerig narijden op sociaal terrein. Naar het Engelsch van M AEG ARETHA DEL AND. 74) „Hij wilde zijn hengel daar niet gaarne den heelen nacht laten liggen," zeide hij; „hij wist wel dat hij hem den volgenden ochtend kon gaan halen, maar als het niet te veel moeite was, zou hij Gifford zeer verplicht zijn, als die hem wilde brengen. En er waren twee florellen in de mand; misschien zou hij wel zoo goed willen zijn ze met zijn compliment aan de dames Woodhouse ten geschenke te geven." Gif ford ging den hengel halen, maar kon niet terugkomen zonder naar de dames in de pastorie te vragen. „Zooals ik tegen mijn broeder 'gezegd heb," zeide mevrouw Dale, „Arabella For sythe heeft veel kans om er niet van op te komen, 't Is heel erg met haar, Giff. Louise is volstrekt niet bezeerd, wat wel te verwonderen is; maar zij is, natuurlijk, zeer bedroefd, want zij geeft zichzelve van alles de schuld." „Hoe zoo?" vroeg Gifford. „Wel, natuurlijk," antwoordde mevrouw Dale, haar neus met haar zakdoek wrij vende, en veelbeteekenend knipoogende1 Waar- het gaat om meer vrijheid van be weging, om losmaking van hatelijke boeien van Staatsvoogdij, moeten de Christelijke werkgevers zich niet laten lokken op de platgetreden paden van de Manchester School, die, zoo zij al niet het recht tot Staatsbemoeiing geheel ontkent, die toch slechts met grooten wrevel aanvaardt. Daartegenover moeten wij telkens d© soli dariteit van belangen naar voren brengen en voor soepelheid en meer bewegings vrijheid pleiten op voorwaarde van ver- kregen overeehstemminng tusschen onder nemers en arbeiders. Niet op halfslachtige wijze, maar zonder aarzelen. En dit met te meer recht aan gezien zij geen reactie wenschen, geen gelegenheid zoeken om de heilzame ge volgen van menigen socialen maatregel ongedaan te maken. Wij willen alleen e©n gezonde toepassing. De huidige vorm van onbeperkte Staats- dwinglandij bij' de sociale wetgeving is bezig zich zelf te dooden. Dat kan een vrij langdurig proces zijn, maar de uitkomst schijnt mij' niet twijfelachtig. Het wordt van tweeën één. In revolutionairen zin eindigt het in dwangarbeid (Rusland); in reactionairen zin schudt men het dwang buis op een goeden dag, af en blijft er niets van beteekenis over. Tusschen die twee uitersten ligt de Christelijke vrijheid op het terrein van het bedrijfsleven. Erkenning van de zonde en dus terugwijzing van ongebonden vrijheid; erkenning van den plicht der Overheid om de gevolgen dier zonde tegen te gaan; er kenning dus ook van een grens aan de vrijheid in het bedrijfsleven; erkenning ook van het recht der Overheid om die gren zen in het algemeen aan te geven. Maar daarnaast: onderworpenheid op een be paald punt sluit niet in een volledige ondergeschiktheid en sluit niet uit de er kenning van het recht op eigen zeltf- standig leven. Het bedrijfsleven heeft zijn eigen sfeer. In de sfeer van het bedrijf openbaart zich, omdat men met menschen te doen heeft, nu en dan strijd en daarom grijpt de Overheid soms verordenend in. Dat in grijpen beperkt de vrijheid. En die vrij heidsbeperking aanvaarden wo zonder be denken, indien men aan den anderen kant maar niet uit het oog verliest, dat er ruimte moet blijven voor de ontwikkeling van het begrip dat er, ondanks conflic ten, bovenal een belangengemeenschap aanwezig is. Dat nu wordt in Nederland veelal over het hoofd gezien. Onze vrijheidsbeperkin gen dragen een socialistischen stempel. Dien van het Staatssocialisme. Zij zijn in wezen on-Nederlandsch; ze zijn zeker niet Anti-revolutionair (Christelijk Histo risch). Onze beperkingen "van de vrijheid zijn ingegeven door een doodelijke vrees dat iedere vrijheid gevaarlijk is. Men is niet tevreden met te zeggen dat de wan delaar een bepaalden weg te volgen heeft en welken kant van den weg hij houden moet, maar men schrijft hem het tempo van snelheid voor, de kleur van z'jn das, de vorm van zijn hoed, de snit van zijn jas, enz. Dit, zoo vreezen we, voert op den duur tot onuitstaanbare dwinglandij, of tot wilde reactie. Alleen door de beide kanten van het vraagstuk voortdurend in het oog te houden en door aan het gemeenschappelijk overleg grooten invloed toe te kennen bij de uitvoering der verschillende sociale maatregelen, kan de vrijheid zoowel wor den gered als beperkt. „het was dan ook hare schuld, maar wij moeten haar niet laten merken dat wij dat denken. Ziet ge, zij mende (ik heb al ij tl g.eaegd dat vrouwen niet kunnen mennen, daar zijn zij niet beredeneerd genoeg voor); zij lette niet op, en 'liet ■een leidsel Uit hare h.apd glippen, en voordat zij het weer kon opnemen, werd het paard schichtig van eene krant, die langs den weg woei. Nu, het overige "weet ge. Maar Louise weet niet dat wij 't er voor houden dat het door haïe on voorzichtigheid is." Gifford aarzelde een oogenbli'k, en zeide toen langzaam: „Maar zou het niet beter zijn haar te helpen om de waarheid nu in 't aangezicht te zien? Het baat niet zelf verwijtingen, die op feiten gegrond zijn, te willen ontgaan." „Gekheid," antwoordde mevrouw Dale scherp; „ik dacht dat ge meer sympathie hadt." Gifford vertelde zijne tantes van het ongeluk, toen hij haar de twee kleine flo rellen bracht, en de dames waren zeer bedroefd en vol bezorgdheid. Zij gingen dadelijk naar de pastorie, om te zien of zij ook van dienst konden gijn, hoewel, zooals Miss Deborah tot hare zuster zeide, „als Adèle Dale er bij' is, blijft er niets meer te wenschen over." Niettemin kwam M:ss Ruth den volgenden ochtend 'n kom wijngelei van Miss Deborah brengen, en kreeg de boodschap terug dat mevrouw GRIEP> Als voorbehoedmiddel wordt geprezen: „Vul een glas halfvol met warm water en roer daarin een eetlepel Abdijsiroop. Hiermede vijf maal daags goed gorgelen. Rijksmiddelen De opbrengst der Rijksmiddelen in De cember van 't vorige jaar bleef weer na genoeg drie miljoen gulden ten achtier bij die van December 1920. En zulksi in weerwil dat de Inkomstenbelasting ruim teen miljoen, de successierechten en de suiker zelfs elk ruim een en een kwart mil joen meer opbrachten, en nog enkele mid delen eten a twee ton naar boven gingen, onder anderen gingen de wijn drie kwart ton, de vermogensbelasting ruim een ton, de domeinen anderhalve ton en bet bier circa tweie ton vooruit. De depressie blijft niettemin zoo groot, omdat achteruitgingen o.a. de registratie rechten circa 3 millioen, het gedistilleerd een en een kwart miljoen, de dividen- en tantièmebelasting ruim 8 ton, zegelrech ten izes Ion, het geslacht circa een half miljoen, grondbelasting een ton, statistiek- ïeclit anderhalve ton, en personeel nage noeg drie ton. - Zoo komt men aan een opbrengst van 38 miljoen, tegen 41 miljoen in December 1920. Voor 'teerst sinds enkele jaren is de t otaal opbrengst der middelen over een gansch jaar lager dan over 't naast voor afgaande. In 1920 toch was die opbrengst noig 439 en ruim een half miljoen; en in 1.921 slechts even 438 miljoen. Onze ver wachting dat zij nog even hooger zo'u zijn, heeft zich derhalve niet bevestigd ge.zien. De oorlo,:swinstbelasting wordt zacht jes aan de kosten van binnenhalen niet meer waard. In December bedroeg; zij ruim 24 miljoen; thans, December 1921, even drie miljoen; en over 't geheele jaar 1920 ruim 168 miljoen tegen 82 miljoen in 1921. Het totaalcijfer van de gewone en de buitengewone middelen, met inbegrip van de baten uit het leeningsfonds, heeft in het vorige jaar f 637 millioen bedragen, tegen f652 millioen in 1920. DE BARRIèRE KERKEN. XIV. Vervolg van de handelingen op 12 April Waarop de kerkeraat heeft goetgevon- den om door de Predicant en Ouderling an de Heer Gouverneur te verionen, dat die Eijsch al te exorbitant was, den op stel scandeleus, waarom hij Audt. de selve niet hadde durven teijkenen, en 't geheele ontwerp niet anders konde die nen als tot bespottinge van de ros. van de krijgsraat van den 4-Nov. laas tl. (die an de Kerkeraat toestaat, dat geen ver dere onkosten ten laste van die- weesen souden gebragt worden) van de Raat van Staten van den 18 Nov., dio approbeert het gedisponeerde bij de krijgsraat en ook <geensins voldoenende is an de ordres van de Gouverneur, die segt op 't requeste Forsythe' „nog ademhaalde" en dat men voor mijnheer Denner het ergste vreesde. Miss Deborah wachtte in de voorkamer; zulk eene gewichtige gelegenheid scheen de waardigheid van de voorkamer te ver- eischen; en in een leuningstoel met hoogen rug en hare voeten op een voetbankje, en een schoonen z:*«loek in hare hand, luisterde zij naar het verhaal, dat Miss Ruth haar, ontroerd en onder het storten van tranen, deed. „Ik zal voor William Denner wat vla klaarmaken," zeide zij, toen Miss Ruth haar verhaal gedaan had, „en 'die zullen wij hem van middag brengen". „Maar, zuster," bracht Miss Ruth daar aarzelend tegen in, „ziou je niet denken dta het beter was als wij zouden wij het Giff niet liever laten brengen „Waarom?" vroeg Miss Deborah. „Hij is immers in staat ons te spreken?" „Dat bedoel ik niet," hernam de jongere zuster, Zenuwachtig, terwijl zij haar hoed afzette en de linten stijf om hare vingers draaide, „maar hij is in zijne kamer, zuster. Zou het wel waj,voeglijk zijn?" „Dat geloof ik wel," zeide Miss Deborah, haar hoofd zeer rechtop houdende; „we zijn oud genoeg." „Jij misschien wel," antwoordde Miss Ruth hierop scherp, „maar ik niet." (Miss Deborah bewaarde een oogenblik het stilzwijgen; toen zeide zij: „Welnu, misschien heb je gelijk, Rnth; maiar hij van de kerkeraat qvan den 8 des-es dat den Aud. word geordonneert om binnen drie maal vier en twintig Uiren de vereijste reekeningie over te geven. Dat daarom de kerkeraat versogto, dat hun krijgsraat op de volgende dagh over dese saaken rnugte verleent worden. Waarop de Gouverneur heeft geant woord, dat hij hijr over den Audt. soude spreken. Den 13 dito heeft den Audit, twe posten dagen uitstel van de Heer Gouverneur versogt en sijn hem toegestaan, waarvan de Predikant an de kerkeraat heeft rap port gedaan. Den 26 dito sijn gecommitteert de Predt. en Ouderling om op nieuws we derom te insteeren op hun .voorige ver soek bij requeste gedaan op den 8 April en nader door hun gecommitteerde op den 12 April deses jaars. Den 29 dito hebben de geoommitteerle wederom instantie gedaan bij den Gouver neur om krijgsraat te erlangen, welke an de kerkeraat is toegestaan en is op den 1 Maij gehouden, waarin goet gevonden is dat den Auditeur dertig guldens soude genieten voor sijne vacatiën. 'T Welke hem op 't goetvinden van de Eervv. kerkeraat door den Predicant sijn voldaan op den 5 Maij bij quitanlie onder do resolutie van de krijgsraat van den 1 deses te sien is. Owdat liet de bedoeling is met deze mededeeling de interne zaken der kerk te Veurno af te handelen, zullen wij als slot de naamlijst der predikanten laten volgen en zien, tot welke opmerkingen deze aanleiding geeft: Gerlacus Roering 24 Oct. 171425 Mei 1733; Petrus Rosier 25 Sept. 1733 16 April 1744; J. C. v. Bijier 27 Julius 17493 Oct. 1751; ïlieodorus van Effen 15 Oct. 1751—3 January 1776; Abraham van den Brugge 7 Junij 177623 April 1782. Als wij de verschillende data nagaan, valt het op, dat de nieuwe predikant telkens vlug dg plaats inneemt van den vertrokkene, behalve na het vertrek van Ds. Rosier. Wij zouden in dit geval oogen- schijnlijk kunnen spreken van een vaca ture, die ruim vijf jaren heeft geduurd. De geschiedenis leert ons echter, dat er van een vacature geen sprake is. Wij hebben na al, wat over de Barrière-kerken aan het licht is gebracht, heel goed be grepen, dat deze onafscheidelijk verbonden waren aan de garnizoenen in de respec tieve steden. Toen dan ook in 1744 de Barrière-steden onderhevig als ze wa. ren aan het wisselend krijgsgeluk in handen vielen van den Franschen koning, moesten de troepen deze steden verlaten en hield daarmede tegelijk het bestaan der kerk ter plaatse op. Eerst na den vrede van Aken, 18 October 1748, werden de oude toestanden en daarmede ook do kerken hersteld. Het vertrek van Ds. Rosier geschiedde dus uit geheel andere oorzaak dan in gewone omstandigheden en daarom rust ten toen op hem ook verplichtingen, die andere predikanten bij hun vertrek niet gekend hebben. Van een dezer verplich tingen getuigt onderstaand afschrift: Ree. 30 Nov. Inventaris van de 1744. Goederen en Effec ten, toebehorende an de Gereformeer de Kerk van Vurne. 1. Een Silver Schotel. 2. Twee Silvere Beekers. is toch heel ziele, en hebben zij niet ge zegd, dat hij in de boekerij was?" „Ja," antwoordde Miss Ruth, „hij is heel ziek, maar dat zijn bed in de boekerij is gebracht verandert er niets aan. Als er iets treurigs mocht gebeuren dat zou een onderscheid maken." „Natuurlijk," beaamde Miss Deborah. „Zie je," verklaarde Miss R,uth, „als wij hem zagen, en hij werd weer bet^r, dan zou het erger zijn." „Dat is waar," zeide Miss Deborah. „On gehuwde vrouwen kunnen in zulke zaken niet te kiesch zijn. Wij zullen Giff de vla laten brengen. Die arme William Dienner!" HOOFDSTUK XX. Het was voor Louise Howe een zware spanning van onzekerheid. Als mevrouw Dale haar uit de zieken kamer joeg om een luchtje te scheppen en wat lichaamsbeweging te nemen, zwierf zij onrustig door den tuin van de pastorie of ging naar de woning van Denner, om aan de deur een bemoedigend woord van Mary te hooren, of een oogenblikkelijken troost te vinden in de boodschappen, die hijizelf gaf, dat het beter met hem ging, dat zij zich volstrekt niet ongerust over hem moest maken, want dat het niets te beteekenen had niets hoegenaamd. Gifford was bijna altijd bij hem, en ver liet hem nauwelijks om Louise door den (Beide gemerkt met het wapen van de Generaliteit.) 3. Nog een Zilvre Becker, gekogt van de Arme penningen. 4. Zeventien Bibels in Quarto. 5. Een doodskleed van Saai ter be waring van de hoete-Feu. 6. Een Uirglas. 7. Een koper-Doopvat. 8. Een ijzer Beugel. 9. Twee trijpke Beurse. 10. En een houte Armbus. 11. Twee Tafellakens. 12. Vier Ser- vietten. Beide tot het bedienen van 't Hei lig Avondmaal. 13. Het Kerk, Doop en Trouwboek. Dee,ze bovenstaande goederen zijn door mij ondergeschrevene heden an de Secretarije van hunne Edele Mo gende Ileeren overhandigt. Actum, 's Ilage, den 30 Nov., 1744. (was geteekent) PETRIJ ROSIER, geweze Predikant te Fürnes. Dit afschrift is later op de volgende wijze aangevuld: item. 14. Een tinne kan met een Tuijte uit de arme penningen gekogt den 6 Octob. 1754 tot 'tH. Avondmaal. 15. Ook een swart Lakens Doodkleet bij de k.k.e. van Veurne berustende, be- hoorende in de Eerste plaats an de Waal- sche Gemeinte te Veurne; Maar door con ventie volgens k.k. boek communicativé met de Nederduitse, dus relative. (In verband met 5 vinde hier vermel ding, dat in het Bezoldigingsbesluit Bur gerlijke Rijksambtenaren 1920, St.bl. No. 37 o.a. genoemd wordt: Assistent-bode of boute-feu bij een De partement van Algemeen Bestuur, de Iloogc Colleges van Staat en het kabi net der Koningin.) De staking in Zuid-Afrika. (Johannesburg zit Zonder trams. De elec- trische kracht wordt voor de verlichting gereserveerd. De stakingsonderhandelingen hebben tot nog toe geen resultaten opgeleverd. Er werden nieuwe grieven naar voren ge bracht. De gemeenteraad is erin geslaagd een voldoenden kolenvoorraadte verkrijgen, om de licht- en watervoorziening te hand haven. Reeds 20.000 inboorlingen-arbeiders zijn in de afgeloopen week naar hun land ver trokken, hetgeen beteekent, dat duizenden blanken werkloos zijn, zelfs wanneer de staking eindigt. De stakers gedragen zich tot nog toe rustig en ordelijk. Na 's Pausen dood. Omlrent de verschillende plechtigheden,, die na 's Pausen dood plaats vinden, mel den wij het volgende: Den tweeden dag na den dood wordt het stoffelijk overschot naar de St. Pieter overgebracht, waar het voor het volk ten toongesteld wordt. Bij het binnengaan der Sacramentskapel door den luisterrijken stoet met brandende toortsen luiden de doodsklokken. In den loop van den dag wordt het volk tot de kapel toegelaten, n.l. tot bij het hek, waarachter het lijk is tentoongesteld. Het lijk wordt -zóó geplaatst, dat de voeten des Pausen buiten het hek steken, hetwelk de kapel afsluit, opdat zij1 door de 'geloovigen zouden kunnen worden ge. kust. tuin naar den straatweg te brengen. Toen het Zondag was, ging hij laat in den na middag met haar naar huis; want Dale was gekomen en zou eene poos bij Denner zit ten, dus begreep Gifford dat hij gemist kon worden. :Het was een van die eigenaardige Zon dagnamiddagen, wanneer er zulk eene rust en kalmte heerscht dat zelfs de kre keltjes en de vogels de stilte niet schijnen te durven storen. Een frissche geur steeg uit het gras op, nog ivoehtig van eene donderbui, die de lucht gezuiverd had. Hunne schaduwen vielenlang op den weg, terwijl de zon een stroom van geel licht achter hen schoot. Louise liep alsof zij zeer vermoeid was, en sprak niet an ders dan om op vragen van haar metgezel te antwoorden. „Is er wat verandering in mevrouw Forsythe?" vroeg hij belangstellend. Louise .schudde haar hoofd. „Neen," zeide zij. „Heeft uw vader haar zoon nog nipt geschreven?" „Neen," zeide Louise weder. „Wij heb ben tweemaal getelegrafeerd, maar hij schijnt uit de stad te zijn, en niemand weet zijn adres." 'Gifford zeide hierop niets. (Wordt vervolgd:

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1922 | | pagina 1