fto 17 Donderdag SO October 10S1 36e «laargang FEUILLETON. John Wart en zijne Trouw. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGtO, gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes LANGE YORSTSTRAAT 70, (Telefoon No. 11). Bureau te Middelburg-. FIRMA F. P. DHUIJ L. BURG. Drukkers Oosterbaan &Le Cointre, Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Prijs per 3 maanden fr. p. post f3. Losse nummersf0.05 Prijs der Advertentiën: 14 regels fl.20, elke regel meer 30 ct Bij abonnement belangrijke korting. Bewijsnummers 5 Cent. Concept-program. Het concept-program van actie onzier partij is door de secretarissen onzer Kies- vereenigingen en Centrales ontvangen. Onlzé besturen kunnen) derhalve aan het bostudeeren van de daarin genoemde-pun ten. Hun verdere weg is hun voorts aan gewezen. De KiesVereenigingen bij elkan der roepen ter bespreking van It concept; en aan de leden gelegenheid geven om advies te geven of voorstellen te doen! tot wijziging of aanvulling van con cept-program op bepaalde punten. Voorlcopig zlij onzerzijds opgemerkt, dat dit eerste oonceptprograim van het Cen traal-Comité onder leiding van onzen nieu wen leider, het eerste na. het overlijden van onzen diepbetreurden dr. Kuyp-er, eien goeden indruk maakt; er spreekt .iets in van de bondigheid van vroegere concepten, het houdt zich, wat de inkleeding aan gaat, Zooveel mogelijk aan zijn voorgan gers; en legt kort en klaar de beginselen bloot, die de antirevolutionaire partij bij het uitspreken van har© verlangens op bepaalde punten leiden. Het concept-program vraagt op'cussing o.a. in zlalke Zondagsrust; Vaocinedwang; Stemplicht; Doodstraf; Onzedelijkheid; On- derwijswetgeving; 's Lands weerkracht; Sabmwerking met andere partijen. Aan 't laatste punt is ruime aandacht gewijd, en terecht. Wij komen op dit concept-program terug; en Volstaan op dit oogenblik slechts met overneming van de kloeke beginsel verklaring, waarmede dp partij in dit oo,n- ceptprogpalm hare weniscihen inleidt. „De A.-R-. partij, saamgekomen in haar DeputatenVergadering, ter voorbereiding voor de algemeene verkiezingen, verwijst in verband daarmede allerees't naar haar Program van beginselen. De nood der tijden roept, met gron- ter aandrang dan ooit te voren, om een ■zuivere begins el p|oliti ek; om vastheid van grondslag; om een onwankelbare overtuiging. Tegenover hen, die de bron van het recht zioeken in den mensch, stelt dat Beginselprogram de uitspraak, da,t alle recht uit God is. Tegenover de soeve reiniteit van den mensch handhaaft het de volstrekte souvereiniteit Gods over al het geschapene. Tegenover de onstand vastigheid der menschelijke vindingen op staatkundig terrein plaatst het de eeu wige beginselen van het Woord des Hee- ren. Waai' de geest uit den afgrond in onze dagen er zich op toelegt om de grond slagen van bet gezinsleven to ondermij nen, daar vraagt dat Program om waar borgen, ten 'einde het Christelijk huis gezin te beschermen tegen zoo boözen aanslag. Het komt op voor bescherming en sterking van het maatschappelijk zwak ke, maar handhaaft niet minder het recht der persoonlijkheid tegenover de gemeen schapsidee. D© beginselen van dit Program -zonder schipperen met beslistheid te handhaven cn daardoor vast te houden aan den Cal- vinistischen grondtrek in ons volkskarak ter, wordt door de Depirtatenvergadering- in toenemende mate als hoofdZaak beschouwd bij alle politieke actie. Daarnevens acht .zij het, met het oog op do politieke werkzaamheid in de ko mende vierjarige .periode, gewensoht zïcih uit te- spreken over de navolgende op den voorgrond tredende punten van staatsbe leid. Naar het Engelsch van MAEGARETHA DELAND. 14.) *-o Alfaretta bad hare theedoeken, warm van den zonneschijn en naar klaver rie kend, op bare helder geschuurde recht bank nedergelegd, en zich omgekeerd, om hare meesteres verwijtend aan te zien. „Ik w-eet niet wat ik beginnen m-oet als ik mij niet kan oefenen." zeide zij. „Je wilt toch niet zeggen dat je dat in de kerk zingt?" riep Helena uit. „Naar welke kerk ga je?" „Wel, naar uwe kerk," zeide de nog gegriefde Alfaretta „naar de kerk van mijnheer. Daar zingen wij Zondags dat gezang „Och, dat moet een vergissing zijn," bracht Helena hiertegen in. „Mijnheer zal dat vers zeker niet opgemerkt hebben." „Maar 't is allemaal zoo; verder volgt er „Zeg mij er maar niets meer van," her nam Helena. „Ik heb al genoeg gehoord. Ik dacht niet, da,t er zulke verschrikkelijke woorden geschreven waren. „Eensklaps Gemeenten en Jiaar autonomie In de laatste jat'en is de quaesti-ei van samenvoeging van gemeenten aan de orde gekomen, ook in onze provincie; terwijl in onze omgeving nu oioik het vraagstuk van de annexeering aan de orde is gesteld. Laat ons bij -fret laatste beginnen. De practische vraag of 't gewensch-t is 't Zand bij Middelburg te voegen, laten wij >een oogenblik ruisten. Maar de prin- cipiëele zijde van dit Vraagstuk staat reeds van den aanvang van het optreden onzer partij zoo klaar voor ons, dat wij op idit punt althans geen tegenspraak behoeven te Vreezen. De. anti-revolutionaire partij vraagt eer bied voor historische rechten; een van deze, is do gemeentelijke z-elfreg-eering, met een vreemd woord autonomie. Evenals de Staat is de Gemeente een rechtspersoon. Zij heeft, gelijk dr. Kuyp-er nog in izijn laatste levensjaren zoo- duidelijk en klemmend heeft uiteengezet, zij heeft -een eigen terrein, waarop haar leven ontstond en zi.ch voortzet, en opl dit erf, dat haar gebied vormt, h-eeft zij een bevolking, waarover ze gezag uit oefent, zij heeft e-en -eigen regeering, (auto^ nomie) om voolr Ihet publiek© l-even op haar erf pegel-en en ordonnantiën uit te- vaardigen. Die te noemen, zal Wel ortnoodig zijln. Ieder kent ze; en vat ze saam onder den naam historische rechten. Van ouds heeft 't onder-ons anti-revo lutionairen vastgestaan, dat, bij de be antwoording dezer vraag ©erbi-ed vo-or 't historisch gewio>r-dene behoort voorop te gaan. D-e „-gemeenten" (o-m dezen -Thor- beckiaanschen naam nu -eens even vast te houden) zien terug op een bestaan van eeuwen. Hare oud-e vormen en in stellingen hebben -een langdurige proef doorstaan. De bestuursinstellingen hebben zich aan de gesteldheid der bevolking aangepast, en deze -op haar beurt is aan -deze instellingen gehecht. Eene gemeente, die dit alles gaat prijs geven, een gemeente, die er de grijpvin gers naar uitsteekt, mag zich wel twee maal bedenken, eer zij er toe overgaat. Toch is 't in den loo-p der jaren her haalde malen geschied, doch nimmer zon der* protest van anti-revolutionaire zijde. Dit iis begrijpelijk. Want gelijk het huis recht van -den ingezetene eerbiediging' vT'aagt, zoo vraagt o-o-k iedere gemeente eerbiediging van haar grenzen. Het is naar de anti-revolutionaire opvatting en zede dezen -eiseh zoo van personen als gezinnen, van kringen, zoo- van gemeente al-s van gewest krachtig te steunen. Graaf v. Ljj'nden zeide zo-o terecht in de Tweede Kamerde menschen zijn nu eenmaal ge-en schapen, die men in zoo groot mogelijken getale in een stal drijft ten gerieve der herders. Men -spreekt aan de zijde der voorstan ders van opslokking der kleinere gemeen te -do-oir de aan wonende grootere, van een ideëel-en toestand. Maar deze o-pslok- m-ethode is de i-deë-ele niet. Wat toch' kan er vo-o-r ideëels in zijn dat te-en groots gemeente -een aangrenzende met haar overwegende landbouwbevolking, hetzij geheel, hetzij voor een deel op-hapt; een gemeente, gegroeid tot dusver -in de le venspositie en levenssfeer, waarmee voor eeuwen reeds een begin was gemaakt, in te lijven bij een gemeente, welker inwo ners heel andere belangen hebben, in heel andere omstandigheden zich hebben ingeleefd, bij gansch and-ere zeden zijn gro-ot gewörden zweeg zij, en zij gevoelde haar standpunt als de vrouw van een predikant zooals zij het zich nooit had kunnen voorstellen. Alfaretta's vader was ouderling in J-o-hns kerk, wat haar een zekere vrijmoedigheid gaf om met hare meesteres te spreken, waarin echter niet de minste oneerbiedig heid lag. „Zijn het de w.o-orden, die u niet beval len?' 'vroeg Alfaretta, ©enigszins gerust gesteld, -omdat er op haar zingen geen alanm-erking was gemaakt. „Ja," antwoordde Helena, „het zijn de woorden. Gev-oel je zelve niet hoe ver schrikkelijk ze zijn?" Alfaretta stond met hare mollige roode lianden op hare heupen en zag mevrouw Ward met belangstelling aan. „Ik heb er nooit over gedacht," zeide zij'. „Ja, me vrouw, ze zijn eigenlijk wel akelig," en op hare hielen heen en weer zwaaiende en de oogen peinzend op de zoldering gevestigd; zeide zij1: „Daar zinkt de ziele, in snelle vaart Ter -neer in 't ijzig diep, Waar 't kroost der duiv'len haar om- waart „Ja, dat klinkt akelig. Het ergste is, dat m-en er zoo aan gewoon geraakt. Ik heb dat gezang wel twaalfmaal in de kerk En nu zwijgen' wij nog van de over wegingen, die tot del-gelijke inlijvingen vaak leiden. Bijvoorbeeld: de op annexeerimg belus te gemeente heeft behoefte aan uitbrei ding van haar belastinggebied. Er staan aan ha:i"e belangen of belangetjes hinder palen in den weg, die dooir de inlij ving zoo gemakkelijk zouden Wouden weg geruimd. Men zag 't in Amsterdam en Rotter dam, in wélke laatste gemeente overigens de annexatie door de in te lijven gemeen ten zeiven werden toegejuicht. Men zag 't ook "in Delft, waar zij er zeer tegen waren. Wanneer schier de ganschte bevolking izich niet wit laten inlijven, en m-en dan toch doorzet, afgedacht van 't beginsel- bezwaar, is 't dan nog gewcnscht er mee vo-oirt te gaan? Onze conclusie kunnen wij niet beter dan in d-e eigen woorden va,n dr. Kuy- per uit het jaar 1917 weergeven: 0-ok de autonomie en 'tzelfbestuur van de Gemeente kan .zeer ernstige gebreken vertonnen, maar toch belooft een krach tig Gemeenteleven, al is 't dat 't aan ge breken lijdt, v-oor de toekomst van land en volk ongelijk veel hoo-g-er bloei dan 't omzetten van de hi.storisc.be Gemeen ten in een nieuwmodisch Staatscreat'uur. Zeer zeker moet ook de Gemeente zich voegen naar het algemeen belang, maar j-uist dit „algemeene belan-g" lijdt onherstelbare schade, zoo 't het ges tel der Gemeente ver zwak t. Pas dit nu toe op de gemeente Ko-ude- kerke, en misschien ook wel op de ge meente Middelburg. Be vrouwen op de Deputatenverga. dering. Ja, h-eusch, lezer en lezeres, het staat e-r goed, wrijf uw o-ogen gerust tee-ns uit. en kijk ter dege: de vrou wen oip de Deputatenvergadering. Het gaat dus 'niét ofh ihet program der ver gadering, o-m de voorstellen inziaJke het passief vrouwdraiesreciht, neen, heit gaat om het bezoeken van onze jongste Beputatendag door vrouwen. Ze waren er. In to-taal: drie. TtHoó-rde fluisteren, dat er noig 'e-en vierde heel bescheiden in teen hoekje weggedoken was, m'aar dat heb- 'k -niet gezien. Die drie waren er. En zie mochten er zijn. Niet alleen o-mdat zie wettige vertegenwoordigsters waren, afgevaardigd op een pure oranje-kaart door een der aangeslo ten kiesvereeniigingen, maar zé- rrio-clh- tiein er o-ofc zijn, omdat er heel Wat anderen snellijk' de plaat gepoetst zou den heb-ben, als zie hadden ervaren wat dit -edel drietal wedervoer. V rees el ijke dingen Ocih neen, iriaar wel der vermelding waard, omdat zie karakteristiek zijln. Men denke over de vrouw en de kie- zierij- zo-oals men wïl, maar ieder zal den e-isdh der hoffelijkheid jegens da mes willen handhaven. Wie hebben een dezer dames ge ïnterviewd over baar ervaringen "en zie vertelt er met sm'aafc het vo-lgende van: De- po-rtier van het hek vroeg ons heel beleefd naar ons bewijs van toe gang, op vertoon daarvan wees *hij ons, dat we recht doorloo-p-ende, den ingang van de zlaal zouden vinden. Daar geko-mtein bevonden zich in de gezongen en er no-oit over gedacht wat het beteekende. Daar heb-t u bij voorbeeld, Tom Davis, die is meestal dronken, maar hij heeft een paar keere-n in het koor ge zongen (hoewel hij nog in 't geheel niet beikeerd is, en hij is werkelijk heel slecht;' hijl doet niet anders dan vloeken en drin ken). Maar ik geloof niet dat hij ooit op de woorden van het gezang gelet heeft en ik weet toch dat hij het gezongen heeft want hij' ,gaat m-aar voort met zon digen, en dat kon hij niet doen, ziet u, mevrouw, als hij- dat gezang begreep." Helena liet Alfaretta alleen, om over het gezang -na te denken en ging naar het stu deervertrek terug; maar de deur was ge sloten en zij hoorde het -krassen van Johns pen. Zij verwijderde zich, want zij had in ©en predikantsbuishouden gewoond en was er in opgevoed om te weten dat een man, die een preek schrijft, niet ge stoord moet worden. Maar John had schie lijk de deur opengedaan. „Had je me willen spreken, lieve?" vroeg hij onder aan de trap staande, met zijn pen nog tuss-che-n zijne vingers. „Ik' hoorde uw stap". „Maar ik moet u niet storen," zeide zij', hem over de leuning toelachende „Je stoort me nooit. Ko-m in de studeer kamer en zeg me wat het is?" „Ik wilde u alleen maar iets vragen vestibule ee-n. flink aantal heeren, wte-lke waarschijnlijk allen een meer of minder gewichtige taak badden te vervullen, o.a. o-m legen afgifte van het bewijs van toegang een ander kaartje daarvoor in ae plaats te ge ven. U 'hadt eens moeten zien, wat een vroolijke gezichten die gewichtig doende h-eeren" in eens zetten, toen wij, dairies, binnen kwamen stappen en hun bovendien een oranje-kaart toonden, bewijzende daarmede, dat we stemgerechtigde afgevaardigden .wa ren. We wilden, evenals anderen vóór ons dat gedaan hadden, onzie kaart afgeven en daarvoor een andere- in ontvangst nemen. Maar neen, h-o-or, men liet ons staan, terwijl een der hoeren uitriep: „Neen! neen! dames, wacht elens, da,t k'an tooh niet, dairies kunnen toch geen stern-gerechtigde- af gevaardigden zijn? Neen, neen, dat is te gek!" En eerst, nadat enkele- andere naderbij gek'oimen heeren hem verzekerden, dat het zee-r wel ko-n, dat vro-uwel ijkte- afgevaardigden stem gerechtigd waren, eerst toen Konden We genadiglijk een ander kaartje krij gen. Ik kon niet nalaten dien c.o-n- troleéréuden heer toe- te voegen, dat bij zich eerst ter dege had mogen o-riënteeren. Zo-o kwamten we dus in de zaal en daar werden we begluurd door Ik weet ni-et hoeveel paar oogen van en kel heeren, die op -eens, net als school kinderen doen, acht er de-hand elkan der iets toefluisterden en daarna la chende-gezichten zetten. Diaar ston- -de'n we nu met z'n drieën vrouwen, bij al die heeren, waarvan er niet éein de beleefdheid had ons een plaats je- aain te wijzen, Wij! besloten dan maar o-m te gaan fitten. Er stonden gelukkig een paar ledige stoelen in onz-e nabijheid en verder zouden wie maar afwachten de dingen, die ke rn iein zouden. We hadden wei een heel slechte plaats, waardoor we de spre kers slecht zouden kunnen verstaan, maar -zittende 'konden we tocih niet door zo-ovele-n bekeken worden. Maar -gelukkig, daar ontdekte één onzer een goede kennis, di-e dadelijk bereid was een betere plaats- voo-r o-ns tel zoeken. Spoedig hadden we dan ook e-en aardig hoekje gevon den, waar we- net no-g konden zitten, maar er moesten dan twee stoelen bij- konten. Nu, dat was 'geen bezwaar, wie waren dien heer dankbaar voor z,'n vriendelijke hulp en togen er op, uit o-iri twee stoelen, er bij te k'rijfglen. Al lo-opénde langs de tafeltjes om te zi-e'n of er soms bi-er of daar nog- -een ledige stoel te bemachtigen was-, had leien- der daar zittende heeren de beleefdheid omeen stoiel voo-r ons tie hal-en-denkt u? Gelen sprake van. Neen, hij- voegde- o-ns, wijzend o-p een jong deputaatje toe: „Hier juf, hij is in:og onge trouwd!" E-en eindje verder: ,,0, u is zieker toekomstig kamérlid „Pardon", we-rd he-m geantwoord „ik bein gehuwd en zo-u neusch niet wetein hoe ik' èn de zorg voor mijn huishouding èn lid van de Kamer zou kunnen z'ijn." Eeln and-er meende te- moeten z'eg!- g,ten: „U koarit zéker in den gemeente raad, is 'knielt? Anders zriudt u hier ni-et zijn!" W-cer een andere depritaat hield omtrent een gezang, dat, zooals Alfarettq zegt, Zondags gezongen w-ordt," zeide- He lena. „Het moet, natuurlijk, een misver stand zijn, maar Alfaretta zegt, dat het koor het repeteert, en ik weet dat je 't niet z-oudt willen hebben." „Kunt ge u herinneren wat het was, lieve?" „Ik kan het niet opzeggen," antwoord de Helena, „maar het begon met zoo iets akeligs van „dood en Gods gericht"." „O, ja, ik weet het," en langzaam liet hij er op volgen: „Waarom bevalt het u niet, Helena?" Zijl zag hem verbaasd aan. „Wel, het is ongerijmd, het is afschuwelijk." John bewaarde ee-nige oogenblikken het stilzwijgen, en zeide toen zuchtend: „Wijj zullen het niet zingen." „Maar, John," riep zij uit, „hoe is zulk gezang ooit gedrukt kunnen worden? Ik weet, natuurlijk wel, dat de menschen zoo iets plachten te denken, maar ik dacht volstrekt niet, dat iemand tegenwoordig nog aan de hel geloofde. Als er zulke gezangen gedrukt worden, moet ik echter veronderstellen, dat die leer nog gepreekt wordt." i - i - I - j J „Ja," zeide John, „die leer is tegenwoor dig nog even waar als God zelf dat is zij altijd geweest en dat moet zij altijd blijven; en zij wordt door Christenen zoo o-ns in de p-au-zé staande met de vraag, heel vriéndelijk gesteld hoor!: ,,U is zieker op! een toee-1 slimrite manier hier binnien gekomen!" En toen hem ver- zlefcerd werd, dat we eerlijk op een ora'njiekaart waren gekomen, geloofde hij oins niet en vroeg zélfs onze kaart jes te m-ogen zien. Elön ander vrool-ijk moment, bezorg de ons een deftig 'uitziend heer, die, toén. wij passeerden, in eens be-e-1 luid ruchtig iriet zijn buurman bleek te discus-sieeren 'over„kousen s'lopipten". Wat hijl er precies vatn zéi, verstond ik hielp maar bij praatte vast. en ze ker o-ver dinjgen, waar hij' niet veel verstand van heeft. Ilnitussch-en we hebben een ge noeglijken dag gehad. Werden de zris- teten door de broederen niet geheel „oomm-e il faut" behandeld, de lezing van „Ant. Marg;aretha: Vormen ein -manieren" zij hun dringend aan bevolen 'tis ze in deze dagen van spanning o-vér de vrouwenkwestie niet zoo erg kwalijk te- in.em-en. Wij, vrou wen toch hebben heel die historie op -ons geweten, want waren wij er ni-et de vrouwenkwestie zon er im'nters o-ok niet -zijn? Maa,r zoo-als ik 'ziedWe hadden- vée-1 genoegen. 'tZal wel aan onzè domheid in die dingen liggen, dat we bijv. 'niet begrep-en, waarom' voor- en tegenstanders van het passief vrou wenkiesrecht hun ijver in het ver dedigen beloond z'a-gen met evenveel applaus. Maar wé hébben er veel schafc om gehad. Dén volgenden Deputatendag, voor jaar 1922, hoplen we zeker weer present, te z'ijn. Bo-venstaand vraaggesprek ontleen den wij aan Di e R o-11 e r d a Iri m e r. Wij lazen 't.mét belangstelling. Het wélkte- een. verscheidenheid van ge dachten bij ons op. Wij' dachten zlóo: waaroiri verwondert, m-en zich niet, wanneer men vronwen in de verga deringen der 'geloiovigen, of van onze- kiesvereeoigingen e-n centrales, of' in de o-penbare politieke vergadering-en of in onzé schoolvergaderingen, zen- din'gsvérgaderingensociale congres s-en, vergaderingen der gemeente ter b-esprefcinig van allerlei belangen, aari- w-ezig ziel, én waarom wel wanneer zij in leen deputafcnvetrgadering1 plaats -némen. Wij- verm-oeden da.t de- vrouw, die den redacteur van „De Rotte-r- da-m-rner" inlichtte, wel wat eenzijdig g-e'rapporteerd heeft. Wij -meeuen dich ter b-ij de waarheid té zijh.,' do-or te Vérohcterstellen dat zeer vele rriannen mét genoegen dezle- vrouwen als d-epu- tateri! ziagien plaats nemen. Ook' wij z,a- fe-n versclh ederie veribaasde gézienten och di-e verbazing zal wel gevolg z-ij'n geweest van 'het feit, niet dat -e-r vro-uwén, m'aar dat er zloo weinig vro-Uwiein aanwezig waren. Dé vrouw diie- -ter deputatenvergade- rinjg heit woord voe-rde, heet. Bre-ed- v-eld, mogelijk dez'elfde, die door „De Ro-iterdamimier" is geïnterviewd ofte wel ondervraagd. No-mén si,t outenHe-t wordt tijd dat onzie antirevolutionaire mannen een „breed (ge-ziclhlts) veld" krijg-en, hun gezichtsveld wat uilbrei- dén, nu ook o-n-zle- vrouwen „kiezers" géworden -zlijn. Eére aan de vrouwen, di-e op- het „bree-de veld" der politiek den weg, voor hare zusteren heb-ben geëffend. v-ast geloofd als ooit. Dat kan niet anders, Helena." Hellena zag hem ernstig aan. ,,'t Is.ver schrikkelijk; maar, o, John, wat moet dat een verheven geloof zijn, hetwelk nog droomt van gericht en eeuwige straf; en van kastijdingen, als die ik zoo even hoor de bezingen." John's gelaat klaarde eensklaps op. Kastijdingen in den tijd, is hee-1 iets anders dan eeuwige straf; ofschoon beide recht vaardig zijn. Doch wat eerstgenoemde aangaat, daarin is Gods barmhartigheid heerlijk. „Hoewel Hij, mij' kastijdt, stel ik op Hem mijn vertrouwen", voegde hij er aan toe, met de een voudigheid van zekerheid. Maar toen hij weder aan zijn preek ging, hield hij zich overtuigd verstandig gedaan te hebben met het onderricht in eene leer, waaraan zij-ne vrouw zoozeer behoefte had, nog eene poos1 uit te stellen.' „Ik had gelijk," dacht hij; „het licht moet van lieverlede komen; de plotselinge glans der waarheid zou hare oogen voor de volmaaktheid der rechtvaardigheid ver blinden. Zij zou niet begrijpen, dat er ook barmhartigheid was." Dus werd bet koor aangezegd, dat het een ander gezang zo uzijn; dat dan ook meer in overeenstemming met de preek was. 'Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1921 | | pagina 1