IVo «58
Donderdag 4 Augustus 1921
35e Jaargang
Buitenland.
FEUILLETON.
DEED ik een goede keus?
Uitgave van
je Ito®3'- Venn. LUCTOR ET EMERGrO,
gevestigd te Goes.
"Hoofdbureau te Goes
LAJTftH VORSTSTRAAT 70.
(Telefoon No. "11).
Bureau te Middelburg
FIRMA F. P. DHUIJ b. BURG.
Drukkers
Qoeterbaan &LeCointre, Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Prijs per 3 maanden fr. p. post £3.
Losse nummersfO.OÖ
Prijs der jldvertentiën:
14 regels fl.20, elke regel meer 30 et
Bij abonnement belangrijke korting.
Bewijsnummers 5 cent.
£en paar herinneringen aan Prof. Bavinek.
Nu ook deze groote, edele man ter
juste is gelegd, en zij;, die hem het meest
nabij stonden, gesproken hebben, zij1 het
ook mij 'vergund een twieetal herinnerin
gen, die mij dierbaar zijn, aan anderen
'mede te deelen.
Ik had eene lezing gehouden te Kam
pen. ia "ie aula der Theologische School.
Ik kan niet meer zeggen, wanneer' en
waarover, maar de geheele Faculteit was
na mijne lezing op een nabroodje bij1
Bavinek aanwezig. Vooral'hij', mijn
gastheer, en Prof. Biestei'veld staan mij
nog levendig in hun gesprekken, in hun
beminnelijke hartelijkheid voor den geest.
Wij spraken .over tal Van theologische
kwesties, maar 'geen enkel woord werd
gezegd, dat niet van de grootste welwil
lendheid getuigde. Al die broederen waren
hun gezelschap ten volle waard, maar
ik gevoelde toch aanstonds van Dr. Ba
vinek: „die man is hier facile princeps".
Den volgenden morgen aan het ontbijt
ging hij 'voor 'ja innig gebod en beval
zijn „geliefden medebroeder aan Uwe
rijke barmhartigheid aan, o Heere!" Hij
bracht .mij naar het station en toen ik
in den wagien stapte, zeide hij mij nog:
„hoe heerlijk te weten, dat wij: beiden
tot de ééne Katholieke Kerk behooren,
broeder 'Gunning 1"
Ik zal hem nooit vergeten.
Ook mijn vader heeft eens te Kampen
gelezen. Ik weet niet of het voor dien
zelfden kring, of voor een ander Comité
was. Maar ik 'weet wel, dat hij, destijds
„Synodaal" Professor, des morgens een
collego van Prof. Bavinek wilde bijwo
nen. Vergeet nu niet, dat destijds da
tegenstellingen veel- scherper waren dan
nu, en men nog vrij menigvuldig sprak
van „Synodale doggen" en wat de ker
kelijke strijd verder aan liefdeloosheden
opwierp. De heeren wandelden samen
op naar de collegekamer en zonder mijn
vader or iets van gezegd te hebben, zeide
Prof. Bavinek, toen hij op' zij'n katheder
stond: „Mijne Heeren, wij hebben het
zeldzame voorrecht Prof. Gunning van
Amsterdam in ons midden te hebben
en ik waag het dien hoogvereerden broe
der te vragen of hij dit uur mijne plaats
wil innemen".
Natuurlijk deed mijn vader' dit gaarne,
en aoo heeft een „Hervormde" Hoog|Ieer-
aar tot „Gereformeerde" studenten ge
sproken in gemeenschap des geloofs en
der liefde.
Eere zij beider nagedachtenis!
J. H. GUNNING J.I-Iz.
Seïooskerke (W.), 3 Aug. 1921.
DE MORAAL VAN DEN KOEKOEK.
Tot half Juni hoort men hem: „Koe
koek"
't Is een eentonig gehoor en toch, als
na den langen winter voor 't eerst de
koekoek weer roept, dan klopt het hart'
des menschen sneller, wijl dan allerlei
lentcgedachten en lentoverwachtingen bij
hem levendig worden.
„KoekoekI koekoek!" hij houdt niet op'.
Minnaars van statistiek, die verliefd
zijn op cijfers en getallen,, gelijk een
jong -student op een aardig- gezichtje,
hebben staan uittellen, dat hij' zelden
pphoudt, of hij moet zijn eigen naam
een dozijn keeren hebben uitgeroepen.
Soms wéét hij van geen ophouden 1
Luisteraars hebben vijftig keer geteld.
-Ia, een sterkademige heeft het naar
onwedersprekelijk is geconstateerd to-t
tachtig keer „koekoek!" achter elkaar ge
bracht.
55.)
staken nu den top van den berg
Wor, en begonnen de westzijde af te
dalen langs hetzelfde pad, dat David nam,
,oes vluchtte voor Absabom. We lezen,
dat. hij opging door den opgang der olijven,
arrovoets, en met zijn hoofd bewonden,
Renende over de ondankbaarheid en
w®telheid van zijn zoon.
nij hadden nu een ander uitzicht, en
och oen zeer schoon. De stad Jeruzalem
dS aan onze voeten, verscholen tusschen
de heuvels.
.^'Amd-om Jeruzalem zijn hergen; alzoo
aai i f t?eere rondom zijn volk, van nu
ot. m der eeuwigheid,' zeide mijnheer
1Jiioy tot Evelijn en mij, terwijl hij tus-
n® .ons in reed.
u1 .^i skchts daaraan dachten,"
mik6'^' ^0e -gelukkig zou ons dat
't ina'" iZeide mijnheer Stanley, „dat zou
te wet1 maar-is 'tniet een troost,
CfflBn a' Hii rondom ons is, hetzij wij
denken of niet? De bergen gaan
Men weet: deze vogel heeft den tijd.
Heeft slechts de zorg voor zichzelf.
Want doordat hij zijn eieren legt in
het nest Van een roodborstje, 'n gras-
musch of een kwikstaart, behoeft hij
zelf geen poot voor zijn nakomelingschap
uit te steken.
Hij is de groote vogel-klaplooper.
En nu héb ik weieens verklaringen
gelezen, waaruit volgen zou, dat dit wer
kelijk de eenige manier' is, waarop er
nog wat van die nakomelingschap kan
terechtkomen, en ik gelóóf ook wel dat
er een goede 'reden voor zal zijn, want
de natuur i,s vol wonderen en God heeft
alles met wijsheid gemaakt.
Maar de koekoeksdaad blijft ar, ge
meten naar de moraal, die onder ons,
menschen, geldt even leelijk voor: als
de vogel een mensch was, zou 't een
ploertenstreek zijn, kort en goed.
De koekoek wil een ei leggen.
Hij wil, wel niet zelf een koekoeks-
gezin vormen, maar dan toch het zijne
doen voor de instandhouding van het
koekoeks geslacht.
Nu zocht hij 'n nest met eitjes op1.
't Vogel paar is er niet op; zie zoe
ken voedsel in *t rond.
Haastig gooit de klaplooper een of
meer eieren uit (het nest en legt er
't, zijne voor in de plaats.
Dan kijkt (hij er niet meer naar om.
't Kan 'm van z'n nakroost niets sche
len
Daar zoirgt een ander voor!
En het arme, kleine vogeltje broedt
een koekoeksei uit en de pleegouders
straks, werken zich half dood om het
zooveel grootefo en niet te verzadigen
koekoeksjong van voedsel te voorzien,
ten koste vaak van hun eigen, wettige
nakomelingschap1.
De wereld is vol yan zulke koekoe
ken!
Koekoeken ook in monschelijke ge
daante.
E,n dat niet nu alleen, maar zoolang
de zonde heerscht is ook die koekoeks
trek onder de menschen zichtbaar ge
weest, de Heiland in een Zijher ge
lijkenissen heeft zulke menschen getee-
kend als degenen, die willen maaien,
waar zij niet gezaaid hebben.
Dezulken zijn er velen!
En ook in allerlei soort en graad.
Onlangs herinnerde ik reeds aan een
soort; van ontaarde ouders, die al in
zeer 'letterlijken zin de koekocks-metlio-
de in praktijk brengen.
Kinderen hebben zij»: niet weinige.
'Maar ze zijn hun tot een last.
Liever verspelen en verbrassen ze hun
inkomen, dan dat ze zorgen, dat Vrouw
en kindereu het noiodigé krijgen en niet
zelden is de vrouw geen haar beter dan
de man.
De kindei's- worden schandelijk ver
waarloosd.
Maar geen nood! er is- een wet, en
dat'weten die slampampers ook wel en
daar 'is 't hun net om! te doen, een
wet, die hen uit de ouderlijke macht
ontzetten kan.
Dat is hun een lot uit de loterij!
Dan izijn m van hun landers af!
Hün ei ligt dan in anderei' nest.
Want wel worden ze dan in den
regel ook veroordeeld, om zóó- en zóó
veel 's "Weeks in de kosten bij te- pas
sen, maar zij kennen alle gaatjes en
mazen der Wet en in negen van de tien
gevallen, leert de eïVaring, komt er van
betaling voor de kindeïs eenvoudig niets
terecht.
Die gaatjes en mazen zijn vele
niet van hun plaats, al verbergen ook
ook de wolken hen voor ons gezicht."
„Ik zal dezen rit nooit vergeten," zeide
E velijn, na een poosje.
„Ik weet zeker, dat ik !hem nooit zal
vergeten!" zeide mijnheer Stanley.
„Maar ik dacht zeide Evelijn.
„Wat dacht ge, juffrouw Trafford?"
„Ik dacht, dat 'het op u niet zulk een
indruk zou maken als op ons. Ik dacht
dat gij er aan gewoon geraakt zoudt
zijn, dat ge er niet zooveel van genieten
zoudt." 1
„O. ten opzichte van den Olijfberg ge
voel ik dat nooit," zeide mijnheer Stan
ley, „ik geef toe, dat iandere ^plaatsen
in Jeruzalem in mijn oogen wel wat van
hun heiligheid hebben verloren, maar de
Olijfberg schijnt mij altijd heilige grond
toe. Ik geloof, dat we nooit kunnen ver
geten, dat dit de laatste plaats was, die
de voeten van den Heere Jezius aanraak
ten, voor Hij ons verliet, en dat hietj
de allereerste plaats zal zijn, die ze zullen
aanraken, wanneer Hij wederkomt; want:'
„Zijne voeten zullen te dien dage staan op
den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt,
tegen het oosten."
„Maar vandaag," voegde hij er na een
poosje bij, „heb ik er vooral van geno
ten."
Zij nemen dan -b.v. geen vast em
plooi 'Itiaar zoeken werk als „losse" of
als „los-vaste" of iets dergelijks en in
dat geval Ischijnt het voor hen al heel
gemakkelijk te zijn om van hun wette
lijke verplichting al te komen en voor
de autoriteiten al heel moeilijk, om geld
van hen los te krijgen.
En ;t'ls ze vaste vakarbeider zijn
Ja, daar klaagde o.a. nog p-ais de al.-r.
mi". Briët, uit Leiden over op de bijeen
komst van secretarissen van voogdijra
den 1
Zie, zei 'hij', dat gaat zóó.
Zoolang ze werk hebben, vast werk
met vast loon, dan gaat het nog zoo wat.
Maai' dan word en zo werkloos.
Dan krijgen ze hun uitkeering.
Bijna alle vakarbeiders, zeide hij!, trek
ken hij1 Werkeloosheid f 18 pet' week uit
een der werkloo-zenkassen, wier fondsen
voor een groot deel bestaan uit bijdragen
van rijk en gemeenten. Zelfs zei hij1,
maar dat klinkt mij toch wat erg apo-
krief! zelfs wordt deze uitkeering
vaak verstrekt als de arbeider vrijwillig
het werk heeft neergelegd!
Maar Wat is nu het geval?
Op dat geld is geen verhaal.
En de eenige Weg, die nog, langs den
rechterstoel heen, zou kunnen baten, is
zoo omslachtig en zoo- lang, da,t er vol
gens mr. Briët in do piraktijk geen ge
bruik van wordt gemaakt geen won
der, als zulke elementen, zoolang de uit
keering duuirt, er al heel weinig .voor
gevoelen om weer aan 't werk te gaan
of „werk 'te zoeken.
Hün ei 'ligt in andermans nest.
Zij hoeven er niets voor te doen.
En anderen zorgen voor hun kroost!
Dit ïs dus al zeer letterlijk, maar ook
in figuurlijken zin zij'n duizenden ei* op
uit om hün koekoeksei in andei'er nest
te leggen; om anderen te laten opdraaien
en opdokken voor 't geen hün ten goede
komt.
Die ander, zegt men, is dan ook Wel
een sukkel
Zeg dat niet te gauw.
Geval herhaalt zich' telkens1, dat de
zoon of ook wel de dochter pr maar
op los leeft, geen geld kent en gedurig
weer de ouders z ij1 n rekening effen ma
ken laat.
't Is ten slotte toch hun kind.
Totdat, ze de anderen te na, komen
gouden of uitgeput zij'n, maar noem
hen nu niet „sukkel", want sterk is
-de liefde der ouders voor hun kroost.
Maar ik idoel ook nog op1 wat anders.
Men legt dan zij'n koekoeksei in 't
groote „nest van 't algemeen."
Zelf (offert men zoo min als 't kan.
Maar dan Verder gaat men naar den
„Staat", d i e moet steunen, verreweg
't grootste deel der kosten betalen, elk
nadeelig saldo aanvullen, enz. enz.
Sums is daar zeker reden voor.
Laat ik maar zeggen vaak.
Dan n.l. als het werkelijk geldt een
zaak, rakende het „algemeen belang".
Maai' soms ook is dit „algemeen belang"
de leugen-lange, de koekoeks-roepi, waar
onder het eigen ei gelegd wordt in het
vreemde nest.
En dat is gewoon een bederf!
Want langs dezen Weg komt men dan
van 't een op 't ander, zelfs tot ei'ger
dan koekoeks-manieren.
Tot "die der tfoofwespde Chrysis.
Ja, ik heb 't ook gelezen en ik kom
er dus moe 'uit de tweede hand, maar
mijn bron is vertrouwd en die wesp
maakt bet nog wat erger dan de koekoek,
welke izicli hoogstens aan een paar eieren
Claude en Alice verlieten Jeruzalem den
volgenden dag, om hun reis door Samaria
te vervolgen; en 'hief speet ons niet, al
léén te zijn, toen we de andere hoogst
belangrijke plaatsen in en nabij Jeruzalem
bezochten. Het bezien van merkwaardig
heden ïn Palestina is, in dit opzicht, geheel
verschillend van het bezien van merk
waardigheden op .andere plaatsen; tenzij1 er
eenige gemeenschap des harten is tus
schen u en hen, die met u zijn, tenzij'
zij' het Boek en den Naam liefhebben,
die iedere plek, rondom u zoo heilig ma
ken, kunnen hun opmerkingen en de ge
heele toon van hun gesprek u niet andehs
dan pijn aan doen, en eenigszins verdrietig
en vervelend voor u zijn.
Nadat zij heengegaan waren, genoten wij
ten volle van "Onze dagelijksche uitstap
jes in de stad en haar omstreken. Of
schoon mijnheer Stanley betrekkelijk een
vreemdeling was, zoo hadden we hem in
die weinige weken al zoo goed leeren
kennen, dat hij meer een oud en beproefd
vriend scheen! Hij was voor ons een
uitnemende hulp bij onze 'Onderzoekingen
in de stad, want niet 'alleen kende hij
zelf Jeruzalem goed, maar, gedurende zijn
lang verblijf hier, had hij zich vele vrien
den gemaakt onder de bewoners der stad,
die voor ons toegang verkregen tot ver-
vergrijpt, terwijl de chrysis, die b.v. in
onze duinstreken voorkomt met den dood
van andermans kind de levenskans rooft
voor eigen nakomelingschap.
Dat, gaat (als volgt in zijn werk.
Want ook het stille, ja ondergrondsclie
leven in de insectenwereld kan zoo zijn,
dat 't tot een spannend drama leidt.
In dat zand leeft ook de Bembex
rostrata, óók een roofwesp, maar klei
ner en minder ^terk.
D i e zorgt goerl voor zijn nakomeling
schap.
Eerst maakt zij een gang in 't zand.
■Dan gaat ze heen, sluit de opening
goed af, 'gaat op: roof uit, verovert een
vlieg, die ze met een steek bedwelmt
en meesleept naar de onderzandsche gang.
Daar vormt zij op deze wijze een soort
spijskamer en legt dan haar ei. Weldra
komt uit dit ei een larve te voorschijn,
die zich veertien dagen lang aan de
rondom liggende vliegen te goed doet
en zich dan verpopt.
Maar nu de grootere wesp Chrysis.
Die hoeft, om wat reden dan ook,
geen lust of ^een tijd om zelf: voor de
toekomst zijner larven te zorgen en zet
zich nu op de loer, tot de Bembex, met
een veroverde vlieg de opening van haar
voorraadschuur binnengaat.
Dan de ChrySis en direct achteraan.
En in alle haast legt ook zij' haar
„koekoeksei" bij de verzamelde vliegen
neer.
Men begrijpt wat straks gebeurt.
Beide larven ontwikkelen even snel.
Eerst hebben ze beide te eten, maar
als de voorraad slinkt en 't kind van
de Chrysis zooveel forscher en sterker
geworden is dan dat van de Bembex,
dan ontbrandt daar onder den grond een
strijd op leven en dood, waarbij de larve
van- de indringster in den regel de over
hand heeft. Die van de wettige eige
nares vindt een ontijdigen dood.
Ook d i t weerspiegelt zich in de men
schenwereld.
Ga de geschiedenis maar na!
Ongelukkig mag wel het kleine volk
genoemd worden, dat zwakker is dan zijn
buren en op Welks grondgebied begeer
lijke schatten gevonden worden
Transvaal heeft het ondervonden
En vele andere voorbeelden zijn er
van. i
De wespenwereld strijdt om vliegjes
De menschenwereld doet het om goud
aderen, steenkoolmijnen, olievelden, enz.
maar de methode is ijl beide wereld en
vrijwel gelijk: het recht van den sterkste
en de wet van ruw geweld worden in
praktijk gebracht.
En niet slechts tusschen volken on
derling
Ook tusschen groepen en individuen.
Daar i s een leer, die dat heel na
tuurlijk vindt. Zij: noemt het ,/len strijd
om het bestaan"; het zwakker© iisi nlu
éénmaal bestemd om wat sterker is ten
prooi te vallen; dat is zoo 's werelds
beloop.
Ik acht dit een duivelsche levensbe
schouwing en als de zonde niet in de
wereld gekomen ware, zou zij1 stellig nooit
eenige toepassing gevonden hebben.
Nü zal ze Isteeds schaamteloozer in
praktijk worden gebracht, hoe meer wij
met de wereldgeschiedenis opschuiven
naar de voleinding.
In de menschenwereld 't geraffi
neerdst.
De dierenwereld beeldt het af:
Omdat het gansche schepsel te zamen
zucht en te zamen als in barensnood
is tot nu toe, vanwege de zonde,
scheidene plaatsen, die voor gewone rei
zigers gesloten zijn.
Een van deze, een Duitscher, was zoo
vriendelijk, ons naar verscheidene zeer
belangrijke plaatsen te geleiden, en, onder
anderen, naar de Steengroeve van Sa
lomo.
„Zoudt ge gaarne de Steengroeve van
Salomo willen zien?" zeide op zekeren'
dag mijnheer Stanley tot mijnheer William.
„De Steengroeve v&n Salomo!" herhaal
de mijnheer William; „waar mag die toch
ziju?"
„Ze is onder de stad," zeide mijnheer
Stanley, „en het is een zeer vreemde
en. belangrijke plaats. Mijn vriend, die
ons daar ten gids zal zijn, heeft die
plaats zeer nauwkeurig onderzocht, en hij
heeft een uitstekende schets ervan ge
maakt, zoodat hij iedere gedeelte ervan
van stukje tot beetje kent."
Maar is het werkelijk de Steengroeve
van Salomo?" zeide-mijnheer William on-
geloovig.
„Waarschijnlijk wel, want het ïs duide
lijk, dat er steen uit is genomen voor het
een of ander groot gebouw, (en ge her
innert u toch wel, wat van den Tempel
van Salomo gezegd is; „Het huis nu,
als het gebouwd werd, werd met volmaak
ten steen, zooals dezelve toegevoerd was,
die de jgiensch in de wereld bracht.
En zoo verwachten Gods kinderen, mèt
hei zuchtende schepsel, de openbaring
hunner heerlijkheid, wanneer alles „vre
de" zij'n zal, Under alle schepsel, op
den gansch'en berg van Gods heiligheid.
(Friesch Dagblad.)
De Toestand.
Maandag «al dan de Opperste Raad
bijeenkomen om Opper-Sile,zië tusschen
de twistende Polen en Duitschers te ver
deden. Dat alleen is reeds buitengewoon
moeilijk, maar oudergewoonte heeft men
de agenda weer willen overladen en er
nü ook op geplaatst de kwestie van het
nabije Oosten (het Grieksch-Turksche
vraagstuk) en die van den Russischen
hongersnood. Het eene vraagstuk is al
moeilijker dan het andere en het is te
vreeizen, dat het resultaat van deze con
ferentie niet veel grooter zal zijn dan
dat van hare voorgangsters.
Wat betreft het Opper-Silezische vraag
stuk zijn niet minder dan vier oplossingen
aan de hand gedaan. Daar is allereerst
het plan Percival-de Marinis, een En-
gelsch-Italialansch plan dus, dat uitgaat
van het denkbeeld, dat het Opper-Sile-
zische industriegebied eigenlijk één geheel
uitmaakt en niet in stukken' mag; worden
verdeeld; het wil daarom vrijwel dat heele
gebied aan Duitschland toewijzen, zóó,
dat Polen slechts een derde zou krijgen
van de streken, die zich bij de volksstem
ming voor dat land hebben uitgesproken.
Het plan-Korfanty overdrijft weer aan den
anderen kant en gunt Polen een heel
stuk gebied, dat in meerderheid Duitsch
gestemd heeft, ook al uit overweging,
dat er geen scheiding te maken valt.
Het midden tusschen de,ze plannen hou
den die van Stanza, en Lerond. Sforza,
wil het industriegebied precies volgens
de resultaten der volksstemming verdeelen
of anders het heele gebied aan Duitsch
land laten en Polen schadeloos, stellen
door het landbouwgebied in het Noorden
en Oosten van Opper-Silezië toe te staan.
Lerend is daarentegen weer veel gunstiger
voor de Polen gezind.
Met de moeilijkheden betreffende de bei
de andere agendapunten is het niets be
ter gesteld. Wij willen nu alleen wijzen
op de laatste kwestie, die van den Rus
sischen hongersnood. Men vraagt zich af,
hoe het mogelijk zal zijn, ook maar eenige
hulp te bieden aan dit kolossale rijk, dat
vroeger een korenland bij uitnemendheid
was. En bovendien hoe hard het ook
klinke er zal met de Bolsjewistische
bewindvoerders gepraat moeten worden
over de voorwaarden, waaronder hulp zal
worden verleend. Zonder Mikken of blozen
hebben deze gewetenlooze lieden jaren
lang alle verplichtingen aan hun 'laars
gelapt, en menigeen in financieelen kom
mer gebracht, zoodat, nu de rollen zijn
Imgekeerd en zij de slachtoffers geworden
zijn, eerst wel eens een hartig woordje
mag worden gewisseld.
Hoe het zij, de toestand in. Rusland
is vrceselijk en het geweldig fiasco van
het bolsjewisme en communisme is wel
duidelijk aan den dag getreden.
De laatste berichten uit Rusland mel
den, dat het aantal der hongerlijdenden
reeds boven de drie miilioen gestegen is.
Dinsdag«ds het voor de eerste maal op
de lijn MoskouOronesch tusschen vluch
telingen uit de hongerdistrictien en de
roode troepen tot bloedige botsingen ge
komen, waarbij van beide zijden dooden
vielen.
gebouwd; zoodat geene hameren, noch
bijl, of eenig ijzeren gereedschap géhoord
werd in ihet huis als het gebouwd werd.
Nu hebben we slechts naar de steenen
te kijken, die nog over zijn op den muur
van den tempel, dien Salomo bouwde,
om te zien, dat de steenen, die hij ge-'
bruikte zóó buitengewoon groot waren,
dat men ze van een grooten afstand niet
had kunnen vervoeren. Alleen om ze te
bewegen, vereischte verbazend groote in*
spanning, en het is altijd een raadsel
geweest, hoe zulke groote blokken uit
een rots konden worden gehouwen, bin
nen korten afstand van het gebouw, zoo-
dat ze gemakkelijk ernaar vervoerd kon
den worden, en toch zóó ver er vandaan,
dat geen geluid van bijl of hamer in
den Tempel zelf kon worden gehoord."
„Ik begrijp het," zeide mijnheer Wil
liam, „en de ontdekking van de steen
groeve lost het raadsel op, want de stee
nen konden onder den grond worden ge
houwen en afgewerkt, en dan naar de
oppervlakte gebracht, en dadelijk op 'hun
eigen plaats gebracht worden. Hoe inte
ressant."
(Wordt veriolgd.)