IVo «58 Donderdag 4 Augustus 1921 35e Jaargang Buitenland. FEUILLETON. DEED ik een goede keus? Uitgave van je Ito®3'- Venn. LUCTOR ET EMERGrO, gevestigd te Goes. "Hoofdbureau te Goes LAJTftH VORSTSTRAAT 70. (Telefoon No. "11). Bureau te Middelburg FIRMA F. P. DHUIJ b. BURG. Drukkers Qoeterbaan &LeCointre, Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Prijs per 3 maanden fr. p. post £3. Losse nummersfO.OÖ Prijs der jldvertentiën: 14 regels fl.20, elke regel meer 30 et Bij abonnement belangrijke korting. Bewijsnummers 5 cent. £en paar herinneringen aan Prof. Bavinek. Nu ook deze groote, edele man ter juste is gelegd, en zij;, die hem het meest nabij stonden, gesproken hebben, zij1 het ook mij 'vergund een twieetal herinnerin gen, die mij dierbaar zijn, aan anderen 'mede te deelen. Ik had eene lezing gehouden te Kam pen. ia "ie aula der Theologische School. Ik kan niet meer zeggen, wanneer' en waarover, maar de geheele Faculteit was na mijne lezing op een nabroodje bij1 Bavinek aanwezig. Vooral'hij', mijn gastheer, en Prof. Biestei'veld staan mij nog levendig in hun gesprekken, in hun beminnelijke hartelijkheid voor den geest. Wij spraken .over tal Van theologische kwesties, maar 'geen enkel woord werd gezegd, dat niet van de grootste welwil lendheid getuigde. Al die broederen waren hun gezelschap ten volle waard, maar ik gevoelde toch aanstonds van Dr. Ba vinek: „die man is hier facile princeps". Den volgenden morgen aan het ontbijt ging hij 'voor 'ja innig gebod en beval zijn „geliefden medebroeder aan Uwe rijke barmhartigheid aan, o Heere!" Hij bracht .mij naar het station en toen ik in den wagien stapte, zeide hij mij nog: „hoe heerlijk te weten, dat wij: beiden tot de ééne Katholieke Kerk behooren, broeder 'Gunning 1" Ik zal hem nooit vergeten. Ook mijn vader heeft eens te Kampen gelezen. Ik weet niet of het voor dien zelfden kring, of voor een ander Comité was. Maar ik 'weet wel, dat hij, destijds „Synodaal" Professor, des morgens een collego van Prof. Bavinek wilde bijwo nen. Vergeet nu niet, dat destijds da tegenstellingen veel- scherper waren dan nu, en men nog vrij menigvuldig sprak van „Synodale doggen" en wat de ker kelijke strijd verder aan liefdeloosheden opwierp. De heeren wandelden samen op naar de collegekamer en zonder mijn vader or iets van gezegd te hebben, zeide Prof. Bavinek, toen hij op' zij'n katheder stond: „Mijne Heeren, wij hebben het zeldzame voorrecht Prof. Gunning van Amsterdam in ons midden te hebben en ik waag het dien hoogvereerden broe der te vragen of hij dit uur mijne plaats wil innemen". Natuurlijk deed mijn vader' dit gaarne, en aoo heeft een „Hervormde" Hoog|Ieer- aar tot „Gereformeerde" studenten ge sproken in gemeenschap des geloofs en der liefde. Eere zij beider nagedachtenis! J. H. GUNNING J.I-Iz. Seïooskerke (W.), 3 Aug. 1921. DE MORAAL VAN DEN KOEKOEK. Tot half Juni hoort men hem: „Koe koek" 't Is een eentonig gehoor en toch, als na den langen winter voor 't eerst de koekoek weer roept, dan klopt het hart' des menschen sneller, wijl dan allerlei lentcgedachten en lentoverwachtingen bij hem levendig worden. „KoekoekI koekoek!" hij houdt niet op'. Minnaars van statistiek, die verliefd zijn op cijfers en getallen,, gelijk een jong -student op een aardig- gezichtje, hebben staan uittellen, dat hij' zelden pphoudt, of hij moet zijn eigen naam een dozijn keeren hebben uitgeroepen. Soms wéét hij van geen ophouden 1 Luisteraars hebben vijftig keer geteld. -Ia, een sterkademige heeft het naar onwedersprekelijk is geconstateerd to-t tachtig keer „koekoek!" achter elkaar ge bracht. 55.) staken nu den top van den berg Wor, en begonnen de westzijde af te dalen langs hetzelfde pad, dat David nam, ,oes vluchtte voor Absabom. We lezen, dat. hij opging door den opgang der olijven, arrovoets, en met zijn hoofd bewonden, Renende over de ondankbaarheid en w®telheid van zijn zoon. nij hadden nu een ander uitzicht, en och oen zeer schoon. De stad Jeruzalem dS aan onze voeten, verscholen tusschen de heuvels. .^'Amd-om Jeruzalem zijn hergen; alzoo aai i f t?eere rondom zijn volk, van nu ot. m der eeuwigheid,' zeide mijnheer 1Jiioy tot Evelijn en mij, terwijl hij tus- n® .ons in reed. u1 .^i skchts daaraan dachten," mik6'^' ^0e -gelukkig zou ons dat 't ina'" iZeide mijnheer Stanley, „dat zou te wet1 maar-is 'tniet een troost, CfflBn a' Hii rondom ons is, hetzij wij denken of niet? De bergen gaan Men weet: deze vogel heeft den tijd. Heeft slechts de zorg voor zichzelf. Want doordat hij zijn eieren legt in het nest Van een roodborstje, 'n gras- musch of een kwikstaart, behoeft hij zelf geen poot voor zijn nakomelingschap uit te steken. Hij is de groote vogel-klaplooper. En nu héb ik weieens verklaringen gelezen, waaruit volgen zou, dat dit wer kelijk de eenige manier' is, waarop er nog wat van die nakomelingschap kan terechtkomen, en ik gelóóf ook wel dat er een goede 'reden voor zal zijn, want de natuur i,s vol wonderen en God heeft alles met wijsheid gemaakt. Maar de koekoeksdaad blijft ar, ge meten naar de moraal, die onder ons, menschen, geldt even leelijk voor: als de vogel een mensch was, zou 't een ploertenstreek zijn, kort en goed. De koekoek wil een ei leggen. Hij wil, wel niet zelf een koekoeks- gezin vormen, maar dan toch het zijne doen voor de instandhouding van het koekoeks geslacht. Nu zocht hij 'n nest met eitjes op1. 't Vogel paar is er niet op; zie zoe ken voedsel in *t rond. Haastig gooit de klaplooper een of meer eieren uit (het nest en legt er 't, zijne voor in de plaats. Dan kijkt (hij er niet meer naar om. 't Kan 'm van z'n nakroost niets sche len Daar zoirgt een ander voor! En het arme, kleine vogeltje broedt een koekoeksei uit en de pleegouders straks, werken zich half dood om het zooveel grootefo en niet te verzadigen koekoeksjong van voedsel te voorzien, ten koste vaak van hun eigen, wettige nakomelingschap1. De wereld is vol yan zulke koekoe ken! Koekoeken ook in monschelijke ge daante. E,n dat niet nu alleen, maar zoolang de zonde heerscht is ook die koekoeks trek onder de menschen zichtbaar ge weest, de Heiland in een Zijher ge lijkenissen heeft zulke menschen getee- kend als degenen, die willen maaien, waar zij niet gezaaid hebben. Dezulken zijn er velen! En ook in allerlei soort en graad. Onlangs herinnerde ik reeds aan een soort; van ontaarde ouders, die al in zeer 'letterlijken zin de koekocks-metlio- de in praktijk brengen. Kinderen hebben zij»: niet weinige. 'Maar ze zijn hun tot een last. Liever verspelen en verbrassen ze hun inkomen, dan dat ze zorgen, dat Vrouw en kindereu het noiodigé krijgen en niet zelden is de vrouw geen haar beter dan de man. De kindei's- worden schandelijk ver waarloosd. Maar geen nood! er is- een wet, en dat'weten die slampampers ook wel en daar 'is 't hun net om! te doen, een wet, die hen uit de ouderlijke macht ontzetten kan. Dat is hun een lot uit de loterij! Dan izijn m van hun landers af! Hün ei ligt dan in anderei' nest. Want wel worden ze dan in den regel ook veroordeeld, om zóó- en zóó veel 's "Weeks in de kosten bij te- pas sen, maar zij kennen alle gaatjes en mazen der Wet en in negen van de tien gevallen, leert de eïVaring, komt er van betaling voor de kindeïs eenvoudig niets terecht. Die gaatjes en mazen zijn vele niet van hun plaats, al verbergen ook ook de wolken hen voor ons gezicht." „Ik zal dezen rit nooit vergeten," zeide E velijn, na een poosje. „Ik weet zeker, dat ik !hem nooit zal vergeten!" zeide mijnheer Stanley. „Maar ik dacht zeide Evelijn. „Wat dacht ge, juffrouw Trafford?" „Ik dacht, dat 'het op u niet zulk een indruk zou maken als op ons. Ik dacht dat gij er aan gewoon geraakt zoudt zijn, dat ge er niet zooveel van genieten zoudt." 1 „O. ten opzichte van den Olijfberg ge voel ik dat nooit," zeide mijnheer Stan ley, „ik geef toe, dat iandere ^plaatsen in Jeruzalem in mijn oogen wel wat van hun heiligheid hebben verloren, maar de Olijfberg schijnt mij altijd heilige grond toe. Ik geloof, dat we nooit kunnen ver geten, dat dit de laatste plaats was, die de voeten van den Heere Jezius aanraak ten, voor Hij ons verliet, en dat hietj de allereerste plaats zal zijn, die ze zullen aanraken, wanneer Hij wederkomt; want:' „Zijne voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten." „Maar vandaag," voegde hij er na een poosje bij, „heb ik er vooral van geno ten." Zij nemen dan -b.v. geen vast em plooi 'Itiaar zoeken werk als „losse" of als „los-vaste" of iets dergelijks en in dat geval Ischijnt het voor hen al heel gemakkelijk te zijn om van hun wette lijke verplichting al te komen en voor de autoriteiten al heel moeilijk, om geld van hen los te krijgen. En ;t'ls ze vaste vakarbeider zijn Ja, daar klaagde o.a. nog p-ais de al.-r. mi". Briët, uit Leiden over op de bijeen komst van secretarissen van voogdijra den 1 Zie, zei 'hij', dat gaat zóó. Zoolang ze werk hebben, vast werk met vast loon, dan gaat het nog zoo wat. Maai' dan word en zo werkloos. Dan krijgen ze hun uitkeering. Bijna alle vakarbeiders, zeide hij!, trek ken hij1 Werkeloosheid f 18 pet' week uit een der werkloo-zenkassen, wier fondsen voor een groot deel bestaan uit bijdragen van rijk en gemeenten. Zelfs zei hij1, maar dat klinkt mij toch wat erg apo- krief! zelfs wordt deze uitkeering vaak verstrekt als de arbeider vrijwillig het werk heeft neergelegd! Maar Wat is nu het geval? Op dat geld is geen verhaal. En de eenige Weg, die nog, langs den rechterstoel heen, zou kunnen baten, is zoo omslachtig en zoo- lang, da,t er vol gens mr. Briët in do piraktijk geen ge bruik van wordt gemaakt geen won der, als zulke elementen, zoolang de uit keering duuirt, er al heel weinig .voor gevoelen om weer aan 't werk te gaan of „werk 'te zoeken. Hün ei 'ligt in andermans nest. Zij hoeven er niets voor te doen. En anderen zorgen voor hun kroost! Dit ïs dus al zeer letterlijk, maar ook in figuurlijken zin zij'n duizenden ei* op uit om hün koekoeksei in andei'er nest te leggen; om anderen te laten opdraaien en opdokken voor 't geen hün ten goede komt. Die ander, zegt men, is dan ook Wel een sukkel Zeg dat niet te gauw. Geval herhaalt zich' telkens1, dat de zoon of ook wel de dochter pr maar op los leeft, geen geld kent en gedurig weer de ouders z ij1 n rekening effen ma ken laat. 't Is ten slotte toch hun kind. Totdat, ze de anderen te na, komen gouden of uitgeput zij'n, maar noem hen nu niet „sukkel", want sterk is -de liefde der ouders voor hun kroost. Maar ik idoel ook nog op1 wat anders. Men legt dan zij'n koekoeksei in 't groote „nest van 't algemeen." Zelf (offert men zoo min als 't kan. Maar dan Verder gaat men naar den „Staat", d i e moet steunen, verreweg 't grootste deel der kosten betalen, elk nadeelig saldo aanvullen, enz. enz. Sums is daar zeker reden voor. Laat ik maar zeggen vaak. Dan n.l. als het werkelijk geldt een zaak, rakende het „algemeen belang". Maai' soms ook is dit „algemeen belang" de leugen-lange, de koekoeks-roepi, waar onder het eigen ei gelegd wordt in het vreemde nest. En dat is gewoon een bederf! Want langs dezen Weg komt men dan van 't een op 't ander, zelfs tot ei'ger dan koekoeks-manieren. Tot "die der tfoofwespde Chrysis. Ja, ik heb 't ook gelezen en ik kom er dus moe 'uit de tweede hand, maar mijn bron is vertrouwd en die wesp maakt bet nog wat erger dan de koekoek, welke izicli hoogstens aan een paar eieren Claude en Alice verlieten Jeruzalem den volgenden dag, om hun reis door Samaria te vervolgen; en 'hief speet ons niet, al léén te zijn, toen we de andere hoogst belangrijke plaatsen in en nabij Jeruzalem bezochten. Het bezien van merkwaardig heden ïn Palestina is, in dit opzicht, geheel verschillend van het bezien van merk waardigheden op .andere plaatsen; tenzij1 er eenige gemeenschap des harten is tus schen u en hen, die met u zijn, tenzij' zij' het Boek en den Naam liefhebben, die iedere plek, rondom u zoo heilig ma ken, kunnen hun opmerkingen en de ge heele toon van hun gesprek u niet andehs dan pijn aan doen, en eenigszins verdrietig en vervelend voor u zijn. Nadat zij heengegaan waren, genoten wij ten volle van "Onze dagelijksche uitstap jes in de stad en haar omstreken. Of schoon mijnheer Stanley betrekkelijk een vreemdeling was, zoo hadden we hem in die weinige weken al zoo goed leeren kennen, dat hij meer een oud en beproefd vriend scheen! Hij was voor ons een uitnemende hulp bij onze 'Onderzoekingen in de stad, want niet 'alleen kende hij zelf Jeruzalem goed, maar, gedurende zijn lang verblijf hier, had hij zich vele vrien den gemaakt onder de bewoners der stad, die voor ons toegang verkregen tot ver- vergrijpt, terwijl de chrysis, die b.v. in onze duinstreken voorkomt met den dood van andermans kind de levenskans rooft voor eigen nakomelingschap. Dat, gaat (als volgt in zijn werk. Want ook het stille, ja ondergrondsclie leven in de insectenwereld kan zoo zijn, dat 't tot een spannend drama leidt. In dat zand leeft ook de Bembex rostrata, óók een roofwesp, maar klei ner en minder ^terk. D i e zorgt goerl voor zijn nakomeling schap. Eerst maakt zij een gang in 't zand. ■Dan gaat ze heen, sluit de opening goed af, 'gaat op: roof uit, verovert een vlieg, die ze met een steek bedwelmt en meesleept naar de onderzandsche gang. Daar vormt zij op deze wijze een soort spijskamer en legt dan haar ei. Weldra komt uit dit ei een larve te voorschijn, die zich veertien dagen lang aan de rondom liggende vliegen te goed doet en zich dan verpopt. Maar nu de grootere wesp Chrysis. Die hoeft, om wat reden dan ook, geen lust of ^een tijd om zelf: voor de toekomst zijner larven te zorgen en zet zich nu op de loer, tot de Bembex, met een veroverde vlieg de opening van haar voorraadschuur binnengaat. Dan de ChrySis en direct achteraan. En in alle haast legt ook zij' haar „koekoeksei" bij de verzamelde vliegen neer. Men begrijpt wat straks gebeurt. Beide larven ontwikkelen even snel. Eerst hebben ze beide te eten, maar als de voorraad slinkt en 't kind van de Chrysis zooveel forscher en sterker geworden is dan dat van de Bembex, dan ontbrandt daar onder den grond een strijd op leven en dood, waarbij de larve van- de indringster in den regel de over hand heeft. Die van de wettige eige nares vindt een ontijdigen dood. Ook d i t weerspiegelt zich in de men schenwereld. Ga de geschiedenis maar na! Ongelukkig mag wel het kleine volk genoemd worden, dat zwakker is dan zijn buren en op Welks grondgebied begeer lijke schatten gevonden worden Transvaal heeft het ondervonden En vele andere voorbeelden zijn er van. i De wespenwereld strijdt om vliegjes De menschenwereld doet het om goud aderen, steenkoolmijnen, olievelden, enz. maar de methode is ijl beide wereld en vrijwel gelijk: het recht van den sterkste en de wet van ruw geweld worden in praktijk gebracht. En niet slechts tusschen volken on derling Ook tusschen groepen en individuen. Daar i s een leer, die dat heel na tuurlijk vindt. Zij: noemt het ,/len strijd om het bestaan"; het zwakker© iisi nlu éénmaal bestemd om wat sterker is ten prooi te vallen; dat is zoo 's werelds beloop. Ik acht dit een duivelsche levensbe schouwing en als de zonde niet in de wereld gekomen ware, zou zij1 stellig nooit eenige toepassing gevonden hebben. Nü zal ze Isteeds schaamteloozer in praktijk worden gebracht, hoe meer wij met de wereldgeschiedenis opschuiven naar de voleinding. In de menschenwereld 't geraffi neerdst. De dierenwereld beeldt het af: Omdat het gansche schepsel te zamen zucht en te zamen als in barensnood is tot nu toe, vanwege de zonde, scheidene plaatsen, die voor gewone rei zigers gesloten zijn. Een van deze, een Duitscher, was zoo vriendelijk, ons naar verscheidene zeer belangrijke plaatsen te geleiden, en, onder anderen, naar de Steengroeve van Sa lomo. „Zoudt ge gaarne de Steengroeve van Salomo willen zien?" zeide op zekeren' dag mijnheer Stanley tot mijnheer William. „De Steengroeve v&n Salomo!" herhaal de mijnheer William; „waar mag die toch ziju?" „Ze is onder de stad," zeide mijnheer Stanley, „en het is een zeer vreemde en. belangrijke plaats. Mijn vriend, die ons daar ten gids zal zijn, heeft die plaats zeer nauwkeurig onderzocht, en hij heeft een uitstekende schets ervan ge maakt, zoodat hij iedere gedeelte ervan van stukje tot beetje kent." Maar is het werkelijk de Steengroeve van Salomo?" zeide-mijnheer William on- geloovig. „Waarschijnlijk wel, want het ïs duide lijk, dat er steen uit is genomen voor het een of ander groot gebouw, (en ge her innert u toch wel, wat van den Tempel van Salomo gezegd is; „Het huis nu, als het gebouwd werd, werd met volmaak ten steen, zooals dezelve toegevoerd was, die de jgiensch in de wereld bracht. En zoo verwachten Gods kinderen, mèt hei zuchtende schepsel, de openbaring hunner heerlijkheid, wanneer alles „vre de" zij'n zal, Under alle schepsel, op den gansch'en berg van Gods heiligheid. (Friesch Dagblad.) De Toestand. Maandag «al dan de Opperste Raad bijeenkomen om Opper-Sile,zië tusschen de twistende Polen en Duitschers te ver deden. Dat alleen is reeds buitengewoon moeilijk, maar oudergewoonte heeft men de agenda weer willen overladen en er nü ook op geplaatst de kwestie van het nabije Oosten (het Grieksch-Turksche vraagstuk) en die van den Russischen hongersnood. Het eene vraagstuk is al moeilijker dan het andere en het is te vreeizen, dat het resultaat van deze con ferentie niet veel grooter zal zijn dan dat van hare voorgangsters. Wat betreft het Opper-Silezische vraag stuk zijn niet minder dan vier oplossingen aan de hand gedaan. Daar is allereerst het plan Percival-de Marinis, een En- gelsch-Italialansch plan dus, dat uitgaat van het denkbeeld, dat het Opper-Sile- zische industriegebied eigenlijk één geheel uitmaakt en niet in stukken' mag; worden verdeeld; het wil daarom vrijwel dat heele gebied aan Duitschland toewijzen, zóó, dat Polen slechts een derde zou krijgen van de streken, die zich bij de volksstem ming voor dat land hebben uitgesproken. Het plan-Korfanty overdrijft weer aan den anderen kant en gunt Polen een heel stuk gebied, dat in meerderheid Duitsch gestemd heeft, ook al uit overweging, dat er geen scheiding te maken valt. Het midden tusschen de,ze plannen hou den die van Stanza, en Lerond. Sforza, wil het industriegebied precies volgens de resultaten der volksstemming verdeelen of anders het heele gebied aan Duitsch land laten en Polen schadeloos, stellen door het landbouwgebied in het Noorden en Oosten van Opper-Silezië toe te staan. Lerend is daarentegen weer veel gunstiger voor de Polen gezind. Met de moeilijkheden betreffende de bei de andere agendapunten is het niets be ter gesteld. Wij willen nu alleen wijzen op de laatste kwestie, die van den Rus sischen hongersnood. Men vraagt zich af, hoe het mogelijk zal zijn, ook maar eenige hulp te bieden aan dit kolossale rijk, dat vroeger een korenland bij uitnemendheid was. En bovendien hoe hard het ook klinke er zal met de Bolsjewistische bewindvoerders gepraat moeten worden over de voorwaarden, waaronder hulp zal worden verleend. Zonder Mikken of blozen hebben deze gewetenlooze lieden jaren lang alle verplichtingen aan hun 'laars gelapt, en menigeen in financieelen kom mer gebracht, zoodat, nu de rollen zijn Imgekeerd en zij de slachtoffers geworden zijn, eerst wel eens een hartig woordje mag worden gewisseld. Hoe het zij, de toestand in. Rusland is vrceselijk en het geweldig fiasco van het bolsjewisme en communisme is wel duidelijk aan den dag getreden. De laatste berichten uit Rusland mel den, dat het aantal der hongerlijdenden reeds boven de drie miilioen gestegen is. Dinsdag«ds het voor de eerste maal op de lijn MoskouOronesch tusschen vluch telingen uit de hongerdistrictien en de roode troepen tot bloedige botsingen ge komen, waarbij van beide zijden dooden vielen. gebouwd; zoodat geene hameren, noch bijl, of eenig ijzeren gereedschap géhoord werd in ihet huis als het gebouwd werd. Nu hebben we slechts naar de steenen te kijken, die nog over zijn op den muur van den tempel, dien Salomo bouwde, om te zien, dat de steenen, die hij ge-' bruikte zóó buitengewoon groot waren, dat men ze van een grooten afstand niet had kunnen vervoeren. Alleen om ze te bewegen, vereischte verbazend groote in* spanning, en het is altijd een raadsel geweest, hoe zulke groote blokken uit een rots konden worden gehouwen, bin nen korten afstand van het gebouw, zoo- dat ze gemakkelijk ernaar vervoerd kon den worden, en toch zóó ver er vandaan, dat geen geluid van bijl of hamer in den Tempel zelf kon worden gehoord." „Ik begrijp het," zeide mijnheer Wil liam, „en de ontdekking van de steen groeve lost het raadsel op, want de stee nen konden onder den grond worden ge houwen en afgewerkt, en dan naar de oppervlakte gebracht, en dadelijk op 'hun eigen plaats gebracht worden. Hoe inte ressant." (Wordt veriolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1921 | | pagina 1