4,5
Donderdag 2Juli 1921
gan-
FEUILLETON
DEED ik een goede keus?
Binnenland,
Uitgave ra»
de tteamt. Venn. LUCTOR ET EMRRGO,
gerestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAÏTG* VORSTSTRAAB 70.
fTelefoon No. '11).
Bureau te Middelburg:
F1RMA F. P. DHUIJ - U BURG.
Drukkers:
Qosterbaan Le Gointre, Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementspr^s:
Prfjs per 3 maanden £r. p. post f3.
Losse nummersf0.05
Prijs der ^.dvertentiën:
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 ct
Bij abonnement belangrijke korting.
Bewijsnummers 5 cent.
VOOR DE UNIE.
jjir. Mr. de Savomin Lohman spreekt
Naai' aanleiding van de zes1 artikelen
Tan het Moderamen der Unie „Een
School met den Bijbel",' die men dn
ons1 blad heeft kunnen lezen, heeft Jhr.
Mr. A. F. de Savoirnin Lohman, oud-
Voorzitter der Unie, aan dat Moderamen
een schrijven gericht, dat. we hier laten
rolgen
's-Gravenliage, 6 Juli 1921.
Aan het Moderamen van het Hoofd
bestuur dei' Unie „Een School met
den Bijbel".
■Hooggeachte Broeders 1
Nu in Uwe artikelen betreffende het
roortbestaan der 'Unie herinnerd is aan
'hetgeen ik dn do eerste Vergadering van
de Unie daaromtrent heb gesproken, moge
het niet als een onbescheidenheid Worden
aangemerkt, wanneer ik aan wat ik des
tijds als (mijn gevoelen uitsprak enkele
voorden toevoeg, daarbij tevens mijne
blijdschap te kennen gevende, dat ook
fijj op dat "Voortbestaan aandringt.
Wat is het eigenaardige van de Unie?
Ontsproten uit het Volkspetitionnement,
dat uitging van de leden van allerlei
Pïotestantscho Kerken of Kerkgenoot
schappen, Was zij het kostbaarste bewijs,
dat wij Protestanten, hoe ook in onze
beschouwingen over de Schrift uit-
eenloopende, tóch, deze alsi het hoog-
'Ste gezag aanvaardende, ons in
wendig één gevoelen. 'Zij' immers brengt
ons tot Jezus Christus zelf. Aan haar
behoeft niets te worden toegevoegd; van
baai' mag mets worden afgedaan; met
baai' istaan wij dus vast tegenover Rome
zoowel als tegen allen die haar gezag
verwerpen.
Waardoor ontstond de Schoolstrijd?
Doordat le. vele Protestanten In de
Openbare Scholen in strijd met -den Bij
die I een zoogenaamd Christendom boven
geloofsverdeeldheid trachtten in te voe
ren; 2e. de Roomsch-Katholieken den
Bijbel uit die ook door hun kinderen
bezochte Scholen trachtten te verwijde
ren. Toen laatstgenoemden zich met een
derde groep, die niets, van „den Bijbel
hp School" wilde hebben, hadden ver-
.eenigd, is in 1857 de Bijbel uit de Volks
school verdwenen. Met het gevolg, dat
een groot deel des volks den Bijbel niet
meer kent,, en dientengevolge niet ont
vankelijk is geworden voor het Evangelie.
De istrijd loopt «dus sinds 1857 niet
meer lover het brengen in de School van
zekere al of niet Kerkelijke opvattingen,
maai' over het al of niet onttrekken
■van (ons volk aan het Evangelie zelf. Al
zijn 'de voorstanders van de School zon
der Bijbel niet allen vervreemd van het
Evangelie, de School zonder Bijbel moet
ons volk op den duur tot het heidendom
terugvoeren, en heeft het voor een deel
reeds gedaan.
Wij (staan dus voor een veel feller
strijd tegen het Christendom dan ooit
te voren, en onze eeïlste plicht is dus
den Bijbel zelf weer op allo Scholen terug
te brengen, voor zoover althans1 de ouders
daartegen geen bezwaar hebben. Maar
dan moet in dien strijd niet allereerst
op Kerkelijke verschillen de nadruk ge
legd worden, maar moet het ons: om ver
spreiding van Bijbelkennis onder heel het
iVolk te doen zijn. De theologie is een
(Voortreffelijke Wetenschap1 om ons dieper
in te leiden in de Schriften des 0. en
N. Verbonds, maar zij1 is, evenmin als
,49.)
—O
Het Was een vermoeiende wandeling,
want de straten van Jaffa zijn bedekt
met heet, brandend zand, waarin met
'ederen stap, die men doet, de voeten
wegzinken. Zij zijn zeer nauw, en tel-
®ns_ keken wij om, om dan tot de ont
dekking te komen, dat we bijna terneer-
geworpen zouden zijn door een zeer groo-
en kameel met koffers op zijn rug, die
over het zachte zand onhoorbaar achter
°ns aan was gekomen, of door een muil-
€zel, die beladen met goederen, en woest
)"0°rtsnellende, besloten had, ons voorbij
e gaan, en ,al stootende, zijn weg baande
"uilden tusschen ons door op de meest
Ouverschrokken manier.
Mijnheer Stanley had ons aangeraden,
'en dag tot aan Rama te gaan, daar het
fierhg mijlen rijdens is van Jaffa naar
enizulem, en hij dacht, dat wij te ver-
da°el(|«ouden zijn, indien wij op één
g zóó ver gingen. Dienovereenkomstig
ons riien namiddag paarden voor
en stegen wij op voor onzen eersten
ri Palestina.
Paard WaS geen gemakkelijke taak, onze
den te besturen door de menigte van
de philoisofie, datgene Waaraan de jeugd
op de Lagere School behoefte heeft.
Eerst op lateren leeftijd kan zij met
vrucht daaTvan kennis nemen, mits zij
in meerdere of mindere jnato met den
inhoud des Bijbels bekend zij. De vragen
die thans zoo vele Protestanten ver
deeld houden, behoeven niet, kunnen zelfs
niet op -zoo jeugdigen leeftijd worden be
handeld. De Bijbel spreke allereerst voor
zichzelf. Als de jeugd gewezen is op
de historische feiten, die aan de ver
schijning van den Christus zijin vooraf
gegaan, op (het leven en de woorden van
Jezus, ook op het leven der Apostelen
en ,op dat van vele Christusbelijders na j
hen, dan zal zij genoegzaam voorbereid j
zijn .om, op lateren leeftijd, al of niet
onder leiding van anderen, over verband
en samenhang van al deze feiten n a
te denken.
Wel 'verre van te meenen, dat de taak
van de Ü-nie is afgeloopen, ben ik van
meening, dat zij eerst nu goed aanvangt.
Niet meer een strijd tegen onrecht,
maar voor „de verbreiding van Bijbel
kennis onder heel de natie". De Unie
moet $ijn „de Zaaier, die uitging om te
zaaien". Zij moet heel het volk door
dringen van het besef, dat alleen het
leven van den Christen zooals blijkens
de (Schriften Jezus zelf en Zijne Apostelen
dit hebben verstaan, ons volk in betere
banen 'kan leiden. Zij moet tegenover
de kunstmatige, vaak op wreedaardige
wijze tot .stand gebrachte e e n he id der
Roomsrile Kerk niet stellen de een
heid der "Protcstansche Kerk, omdat eene
zoodanige Kerk niet bestaat noch ooit
bestaan zal, vermits de vrijheid van on
derzoek noodzakelijk leidt tot verschil
van inzicht. Maar wél moet zij daartegen
over staan die hoog ei'e eenheid,
die ontstaat door het leven naar
de Schriften. Dat deze reeds nu
zich openbaart, daarvan is onze Unie
zelve het bewijs.
Ook zal 'geenszins de Augustus-collec-
te (overbodig zijn. In de normale behoeften
moge uit de publieke kassen worden
voorzien; den Schoolbesturen mogen, ter
wering van unfaire concurrentie, op fi-
nantiëel gebied eenige belemmeringen in
den weg zijn gelegd niets kan ons
verhinderen, waar noodig uit eigen beurs
Scholen en onderwijzers te steunen en
alzoo de liefde te toonen voor hetgeen
door (Gods goedheid, na zoo langen strijd,
is verkregen.
iHet zijn deze gedachten, hooggeachte
Broeders, die ik meende aan Uwe aan
dacht te mogen onderwerpen.
A. F. DE, SAVORNIN LOHMAN,
Oud-Voorzitter van do Unie: „Een School
met den Bijbel".
Voor De Vries De Geer.
Met 't optreden van Jhr de Geer
als jniinisl.er van financiën is hel, Ka
binet een ernstig, degelijk', hoogst be
kwaam! staatsman en financier rijker
geworden.
Het vaderland is met dezen nieuwen
minister te feliciiteeren.
Wij! merken dit oip inlet groot© Inge
nomenheid.
Wij handhaven echter onzie her
haalde opmerkingwaarom moest deze
bewindsman zijn voorganger Konten
vervangen? Waarom moest mr de
Vries weg, die hoegenaamd niets ge
daan had, wat naar onze meening
die vervanging noodziakelijk maakte
Arabieren, de troepen kameelen en muil
ezels, en de hoopen vuilnis in de stra
ten van Jaffa. Wij waren blij, toen wij de
stad verlieten en op den weg waren,
die ons leidde door een der oranjebosch-
jes, waardoor Jaffa is omgeven. Alles
zag er zee vreemd en Oostersch uit, en
de geur der sinaasappelen was heerlijk.
Wij kwamen door de vlakte van Saron,
en omstreeks vijf uur in den avond be
reikten wij Rama, na meer dan vier uur
gereden te hebben.
HOOFDSTUK XIV.
Jeruzalem.
Er zijn in ons leven oogpnblikken, die wij
onmogelijk kunnen beschrijven. Wij ver
geten ze nooit, en de indruk, dien ,z.ij
achterlaten, verdwijnt nooit uit ons geheu
gen; maar toch, wanneer wij beproeven,
er tot anderen over te spreken, zelfs
tot hen, die wij het meest liefhebben, ont
breken ons de woorden, en schijnen
deze te zwak, om uit te drukken, wat
wij bedoelen.
Ik wil daarom niet, trachten te beschrij
ven, welk een gevoel mijn hart door
stroomde, toen ik, voor het eerst, Je
ruzalem in 't .gezicht kreeg. Anderen, die
een gelijk voorrecht hebben gehad, zullen
begrijpen, wat ik gevoelde, toen mijnheer
Stanley ons onze paarden op den top
van een heuvel, ongeveer een halve mijl
van de stadspoort, deed stilstaan, en tot
Ook De Middelb. Courant
vraagt: „de minister van financiën,
die zelfs door de afstemlming van 'de
grondbelasting niet week1, waarom hij
nu toch weggaat zonder reden?"
„Wij z'ullen dit vermoedelijk pas
hooren in September".
Bij deze opmerking sluiten wij ons
aan.
Wij houden tot zóó lang onze op
merkingen voor ons.
Wij handhaven alleen onze mee-
nin/g, dat minister de Vries hij. toe
neming, vooral in het laatste zitting
jaar, gebleken is voor zijn taak bere
kend te zijn. Bij de verdediging van
zijn laatst© finahoiëele ontwerpen, in
gesloten ook, ©n niet 'tminst zelfs,
zijn groindbelastingontwerp, de stof be-
heerschte, zeer zakelijk poneerde, en
de oppositie krachtig beantwoordde.
Natuurlijk veronderstellen wij niet,
dat het Réclhtsche kabinet, onder den
indruk van den tegenzin der Roode
partijen tegen de Vries, tot zijn advies
zal gek'omen zijn om dezen zondebok
de woestijn in te sturen.
Doch wij protesteeren bereids tegen
de poging van De Tij d, om 'door de
aflezing van zijn zondenregister, in
den schimpnaam j,onbekwaam'' saam;
te vatten, het odium van diens los
lating te leggen op den nu oud-mi
nister, en derhalve bereids het kabi
net te bedeelen met de mooie rol
in dit bedrijf.
De Toestand.
De Britsche en Fransche regeering
zijin 'teens geworden over het tijd
stip van bijeenfclolrnst van den Opper
sten Raad 'in zake Opper Sileizië. De
datum is 4 Augustus. Dit is eenklein
overwinnin'kje voor den Engelsdhen
minister, al heeft hij zlijn datum', 28
Juli, er voor moeten loslaten, voor
't Fransche voorstel om nog een oom
missie te benoemen, die vóór 4 A ug.
de quaesti© van Opper-Silezië mioet
bestudeeren. In die clopiimissie zullen
ook drie Engelschlen zitting hebben,
die nu .zullen .moeten zoeken naar'
een uitwieg. Er zijin economische be
zwaren tegen de verdeeling van het
industriegebied. Er zijn dus drie mó
gelijkheden, dat Opper-Sileziscihe in
dustriegebied toewijden aan Dnitsch-
land, het toe wijzien aan Polen of Op
per-Silezië te m'alken tot een neutraal
gebied onder bestuur der geallieerde
mogendheden of van den Volkenbond.
Tegen het eerste denkbeeld zijn de
Fransohen gekant, tegen 'het tweede
verzetten zich de andere gedelegeer
den die het een schending zenden
achten van de uitspraak' van het ple
bisciet en tegen het derde 'dénk-
beeld hebben alle partijen bezwaren,
zoodat het wel tot ©en compromis
(een-overeenkomst met loslating aan
beide partijen van sommige harer
eischen) zal moeten komen. De toe
stand is daar echter zoo critiek, dat
zelfs liet onvoordeeligste compromis
ter plaatse nog beter geacht wordt
dan de huidige toestand van onzeker
heid, die de wederzijdsche verbitte
ring tot het kookpunt opvoert.
Intusschen is door de Fransche re
dering, in afwachting van de bijieen-
:©mst van den Oppersten Raad van
troep en versterking aldaar afgezien; dit
vraagstuk zal in dien Raad nader
worden besproken.
Eergisteren eindigden wij onzfe be
schouwing met de opmerking, dat het
Grieksche vraagstuk ook eeu sta-in-
den-weg is voor de. Entente; vooral
voor Engeland.
Frankrijk staat een sterke Turksche
oppermacht in Klein-Azië voor en ver
heelt zijn afkeer van Grieksche toe
neming niet; terwijl Engeland, ken
nende het fanatisme van Turken en
Klein Aziaten, met 'toog op de vei
ligheid van zijn eigen bezittingen al-
I daar, heimelijk pp suc'ces der Griek
sche wapenen hoopt, en de Fransche
staatkunde ten aanzien van de Kema-
listen met leede ooigen aanziet. Ver
dubbelde waakzaamheid heeft Enge
land derhalve noodig; en de onzeker
heid van 't oogenblik wie biet winnen
zal, doet de Britsche staatslieden in
duizend vreezen verkeeren.
Ook de pers moiet ten aanzien van
dit vraalgstük alleen maar afwachten;
want zekerheid beslaat nog niet, naar
wel'ken kant de evenaar zal overslaan,
al mag men uit de mededeeling dat
de Tufkscihe National© Vergadering te
Angotra haar zetel naar Siwas zou
overbrengen, op!m:aken, dat de Kema- i
listen ondanks hun successen, het ze- jj
kere voor het onzekere willen nemen.
Korte Berichten. i
De Mauretania, die deze week ver
brand is, was de snelste boot der wereld.
De Berlijnsche timmerlieden beslo
ten wegens loongeschilten tot staking over
te gaan. Hierdoor ligt het bouwbedrijf
in Berlijn stil. I
De op het eiland Wusterau bij
Brandenburg gelegen vroegere kruitfabriek
Plauen, waar thans oorlogstuig wordt ver
nietigd, is in de lucht gevlogen, waarbij
een arbeider werd gedood, en drie zijn
gewond.
De voorloopige overeenkomst, ge
sloten tusschen Duitschland en Tsjecho-
Slowakije betreffende de overdracht van j
een deel der Elbevloot aan de republiek,
zal 1 Januari 1922 van kracht worden, i
Aan de toestemming van den Amerikaan-
schen scheidsrechter wordt niet getwij'-
feld. j
Een Fransch consortium wil zich
interesseeren bij den bouw van een mo< s
derne haven te Pressburg, waarin het
voor 20 millioen frs. wil deelnemen.
- Men heeft in de bergen in Tirol j
ten Noorden van Wörgl, aan de Ache,
dicht bij de uitmonding van die rivier in j
de Inn, een net. van grotten ontdekt, dat j
zich tot 600 M. onder de oppervlakte uit- f
strekt. Bij het afdalen in een der vijf f
schachten ontdekte men een groot ijs- i
paleis, een reusachtigen koepel boven een
ijszee. Men zet de onderzoekingen voort. j
Grieksche palroeljeschepen hebben 5
een kemalislisch stoomschip met solda-
ten aangehouden, waarbij zij voor een i
groot bedrag Russische en Turksche gom
den ponden en Turksch papiergeld heb
ben buitgemaakt.
ons zeide: „Wel, hoe vindt ge Jeruza
lem?"
Noch Evelijn, noch ik konden hem ant
woorden. Mijnheer William had vele vra
gen te doen omtrent de huizen en de
gebouwen aan den weg, dié naar de Jaffa
Poort leidde, maar wij hoorden nauwe
lijks wat zij zeiden. Wat het huis van
den Oostenrijkschen Consul was, wat de
landelijke residentie was van den Pacha,
wat de Duitsche diaconessenschool was,
en wat de Russische kerk en kloosters
waren, scheen ons op het oogenblik een
zaak van zeer weinig belang. Later, toen
wij meer bekend waren met Jeruzalem,
stelden wij wel belang in deze bijzonder
heden; maar op dat oogenblik, toen wij'
voor de eerste maal in ons leven kon
den zeggen: „Dat is Jeruzalem 1" had
den wij noch tijd, noch gedachte over voor
eenige belangstelling in de nieuwere ge
bouwen van de stad.
Wij reden zwijgend voort, terwijl we,
als in een droom, de groepen menschen
zagen, die op den weg naar Jaffa hun
avondwandeling deden menschen uit
talrijke natiën, en van ieder gedeelte van
den aardbodem, en in kleeding zoo ver
schillend als de kleuren van den regen
boog.
Toen'wij de Jaffa Poort doorgingen, reed
mijnheer Stanley dicht bij mij, en zeide,
op zachten toon: „ik weet juist, hoe
gij u gevoelt, juffrouw Lindsay; het is,
inderdaad, een wonderlijk oogenblik in
iemands leven."
Het kostte ons eenige moeite om door
de poort te komen, want een aantal
kameelen en muilezels, zwaar beladen met
goederen, kwam terzelfder tijd uit de stad.
Toen gingen wij de Stad Davids door, en
sloegen een straat in, waar het hotel
stond, waarin mijnheer Stanley kamers
voor ons besteld had. Hij nam hier af
scheid van ons, daar hij in het Roomsche
Klooster .zou togeeren, dat. in een ander
gedeelte van de stad was, en waar hij
tijdelijk verblijf had gehouden, toen hij
den laatsten keer in Jeruzalem was.
De waardin van het hotél was een
Schotsche vrouw, en ze was zeer vrien
delijk en beleefd. Onze kamers waren
zeer zindelijk, met witte steenen vloeren,
witte muren, witte gordijnen voor de ra
men, en witte spreien op de bedden.
Wij sliepen dien nacht niet veel. De
vermoeienis en opwinding, di.e wij den
vorigen dag 'hadden doorgemaakt, Zouden
al voldoende geweest zijn, om ons wakker
te houden; maar zelfs al hadden wij ons
tot slapen geschikt gevoeld, denk ik
niet, dat wij het hadden kunnen doen,
want de geluiden in de stad, gedurende
den nacht, waren zoovele en zoo ver
schillend, dat het ons toescheen, dat, de'
omstandigheden in aanmerking genomen,
het zeer moeilijk zou zijn, den slaap te
vatten. Onze waardin had ons gezegd,
De nieuwe Min f ster s.
De heer J. J. C. van Dijk is geboren
in 1871. Hij werd tot 2en luitenant be
noemd 13 October 1892. 20 October 1890
tot len luitenant en 23 Sept. 1908 volgda
zijn benoeming tot kapitein.
Na ©enigen tijd leeraar te zijn geweest
aan do militaire school te Haarlem werd
hij benoemd tot leeraar aan de Kon. 'Mi
litaire Academie te Breda. In 1908 werd
hij benoemd tot onder-directeur van de
topografische inrichting en op 1 April 1913
volgde zijn benoeming tot directeur dier
inrichting, op welk tijdstip hij ontslag uit
den militairen dienst, als officier nam.
Hij is lid der A. R. Partij, Secretaris
van den tijdelijken Raad van Beheer der
Dr Abraham Kuyper-Stichting. Voorzitter
van de Nat. Christen Officierenvereeml-'
ging, Voorzitter van het Christ. Militair
Verband en lid van het Hoofdbestuur Ned.'
Mil. Bond. Ook bewoog hij zich op het'
terrein van verzorging van krankzinni
gen.
In Anti-Revolutionaire kingen is de
heer Van Dijk een zeer gezien persoon.
Hij heeft zitting in het bestuur van ver
schillende Christelijke scholen. De reor
ganisatie en uitbreiding der topografische
inrichting is geheel zijn werk.
Juist nu 't nieuwe gebouw der topogra
fische inrichting gereed is, is' zijn benoe
ming tot Minister van Oorlog gekomen.
Hem was de leiding der laatste volkstel
ling opgedragen, die volgens een geheel
nieuw, door hem ontworpen systeem werd'i
uitgevoerd.
De niéuwe minister van Oorlog heeft
zich steeds door groote werkzaamheid ge
kenmerkt.
Jhr. Mr. D. J. de Geer werd 14 Decem
ber 1870 te Groningen geboren. HS be
zocht het Erasmiaansch Gymnasium te
Rotterdam en het Gymnasium te Arnhem,
waarna hij te Utrecht aan de Hoogeschool
in de rechten studeerde.
Hij wa slid van den Gemeenteraad van'
Rotterdam van 19011908, tevens was
hij lid van de Gezondheidscommissie te
Rotterdam, sedert 1902 lid der Provinciale
Staten van Zuid-Holland en vele jaren
lid van God. Staten van Zuid-Holland.
In 1907 werd hij tot lid der Tweede Ka
mer gekozen. Hij was lid geweest van de
volgende staatscommissies: de leger-com-
missie voor de Drinkwaterleiding, Com
missie tot herziening der Grondwet en
de Commissie tot herziening der Ge
meentewet. Ook is hij nog lid geweest
van de Staatscommissie tot voorbereiding
van het Evenredig kiesrecht en van de
Staatscommissie tot voorbereiding der
Oorlogswinstbelasting.
Sedert 8 Mei 1920 is bij burgemeester
van Arnhem.
Zoo schrijft De Standaard.
En Het Handelsblad meldt
In 1898 bezocht de heer Van Dijk,
di ein 1896 tot 1ste luitenant was bevor
derd, de universiteit te Leiden, tot het
volgen van colleges in de rechten. Na
in September 1898 werkzaam te zijn ge
steld aan de Koninklijke Militaire Acade
mie te Breda, werd de heer Van Dijk
dn 1899 leeraar aan die academie en
kwam- hij tegelijkertijd werkzaam bij de
aan die militaire onderwijsinrichting ver
dat zij hoopte, dat. wij niet schrikken
zouden van het een of ander geluid, dat
wij 's nachts mochten hooren, want er
werd bruiloft gehouden in een huis, daar
dicht bij, en de feestelijkheden .zouden
tot den morgen aanhouden.
Zoo werden wij, gedurende vele uren,
wakker gehouden door de drukte van mu
ziek en zang, door het slaan op kleine
trommels, en door het schreeuwen van
bruiloftsgasten. Maar, naarmate de mor
gen aanbrak, werden de bruiloftsgasten
kalmer, en hoopten wij te kunnen slapen.
Nu echter werden wij gestoord door het;
gehuil en geblaf van de honden op straat,
dat nu en dan werkelijk oorverdoovend
was. Deze honden hebben geen eigenaars,
maar handelen als de straatreinigers, al
les etende, wat zij tusschen het afval
en het vuil der straten kunnen vinden.
Elke hond heeft in de stad Zijn aange-'
wezen plaats en er schijnt onder hen een
cere wet te zijn, dat geen hond in een
andere wijk der stad mag gaan dan in die*
waarin hlji is geboren en opgevoed, en
waarin hij gewoonlijk zijn levensonder
houd vindt. Wanneer ergens een vreemde
hond uit een andere wijk van Jeruzalem
verschijnt, wordt hij door al de honden
der straat, waarin hij een inval heeft ge
daan, met vereende krachten weggejaagd,
terwijl zij daarbij genoeg leven maken,
om de geheele stad te doen ontwaken.
(Wordt vervolgd.)