Donderdag Juni 1921
S5r Jaargang
deed ik een goede keus?
FEUILLETON.
Buitenland.
I Evelijn lachte hartelijk.
Uitgave van
Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO,
158 gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
UNGE VORSTSTRAAT 70,
(Telefoon No. 11).
Bureau te Middelburg:
F[RMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers
Oosterbaan Le Cointre, Goes.
Zij, die zich met 1 Juli op ons blad
abonneeren, ontvangen de tot dien datum,
verschijnende nummers gratis.
De Rijksmiddelen.
Niemand vernacht dat nog 'langer het
accres de kurk zal zijn, waarop de Staat
gedeeltelijk .zal kunnen drijven. Toch
bracht de laiatstworige maand nog de aan
gename verrassing: dat de gevreesde de
pressie nog was uitgebleven.
Op 't ©ogenblik schijnen wij echter aan
de depressie toe gekomen, tenminste Mei
bracht ruim 3 miljoen minder op dan
Mei '1920. De registratierechten gingen
ruim drie en een half miljoen terug; de
aegelrecliten met ruim een en een kwart
miljoen; de grondbelasting ging met ruim
anderhalf miljoen terug; de suikeraccijns
en de invoerrechten, elk met circa twee
en een kwart miljoen; gedistilleerd met
circa een half miljoen; gpslac-ht met ruim
drie en een halve tonstatiistiekrecht ruim
twee en een halve ton, successierecht
ruim een ton; dat is te ramen, met 'tte
kort op de overige middelen, een achter
uitgang van ruim tienmiljoen. Hiertegen
over staat alleen een beduidende opklim
ming van ruim vijf miljoen op de inkom
stenbelasting; van ruim zeven ton op
de dividenden en tantièmes, en op de
vermogensbelasting; het gedistilleerd klom
met circa een half miljoen; het bier met
ruim een ton, en de opbrengst der loods
gelden met 70 duiizend g'ulden.
De totaal-opbrengst bedroeg: 41 miljoen
gulden in Mei 1920; en n'u 38 miljoen
in Mei 1921.
Het vijf twaalfde der raming! wlas 167
miljoen, over de 5 eerste maanden van
dit jaar. De opbrengst is nog daar boven,
want zij beloopt 174 miljoen; dat is no:g
nagenoeg 7 miljoen er boven. Doch dit
getal zal wel spoedig tot nul geredu
ceerd zijn.
De opcenten ten bate van het Leening-
fonds 1914 bedroegen 12 miljoen. De op
brengst der Oorlogswinstbelasting, die bij
voorbeeld in October 1920 nog ruim acht
tien miljoen hooger was dan in October
1919, bedroeg nu in 't geheel slechts 5
biljoen 1 En 'dat terwijl er nog zooveel
noodig is. Want Onderwijs; Staatspensio-
fleering, Ilooge en hoogere Bezoldigingen,
«Sullen steeds luider om geld roepen.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Prijs per 3 maanden fr. p. post f3.
Losse nummersf0.09
Prjjs der Advertentiën:
14 regels fl.20, elke regel meeir 39 ct
Bij abonnement belangrijke korting.
Bewijsnummers 5 cent.
terstond een wetsontwerp indiende, om
do jnlijving dezer tienduizend niet te
doen" plaats hebben.
Wat er uit een „hol vat" al niet voort
komen kan
Men weet dat mr. Marc'hant, de leider
der vrijzinnig-democraten, op den hem
eigen beminnelijken toon, welken dr. Beu-
mer kort geleden bij hem veronderstelde,
dezen slimmen Haarlemmer in de zitting
van 14 Juli als zoodanig en als een leeg
hoofd signaleerde. Een inzicht dat blijk
baar onjuist was.
Wie was 'tiook weer (De Maas
bode die de opmerking zich veroor
loofde dat mr. Merchant de laatste jaren
aanmerkelijk ouder van uitzicht, doch niet
wijzer van inzicht geworden was?
Wij laten de opmerking! voor hetgeen
zij is; al kunnen wij1 de vrees niet van
ons zetten dat sind® het heengaan van
mr. Drucker de vrijzinniig,-demiocratische
partij aan invloed verliest; wij verbeel
den ons althans dat de partijleiding bij
dezen hümanen Groninger van toen veili
ger was dan bij den iizegri'mimigen Overij'se-
laar yan tegenwoordig.
Doch dit blijve tot daaraan toe.
Hoofdzaak is dat nu*. Bomans door zijn
haastig ingediende voorstel de(n) terug
tocht der tienduizend heeft mogelijk ge
maakt, en een onrecht hoopt weg te ne
men, hetwelk 'door de verwerping van
het dienstplichtontwerp is in 't leven ge
roepen.
Wordt dit wetsontwerp-Bomans aange
nomen, dan zijn, althans voor dit jaar, de
tienduizend teleurg;estelden blij gemaakt.
De Kamer kan, dunkt ons, in dit geval,
niet anders doen, dan het ontwerp zon
der hoofdelijke stemming, aannemen. Doch
tevens zal zij zich hebben te haasten, dat
niet ook in het volgende jaar een dergelijk
ontwerp noodig! blijft.
De tijdelijke maatregel welke, wel niet
nu (omdat wij wegens de mobilisatie nog
een corps flink geschoolde landsitormers
zijn lijk gebleven) maar dan toch in de
naaste toekomst tot verzwakking onzer
weermacht leiden zou, mag niet langer
dan hoogst noodzakelijk is worden be
stendigd.
te zorgen, en nimmer, vooral n'u niet
in dezen gevaarlijken tijd van nanvals-
en oorlogsdreigingen, .deze te verzwakken.
Geschiedt dit ook nuf weer niet, en krijgt
men weer een minister van landsverdedi
ging, die de zuinigheid boven de wijsheid
stelt, dan loopt het weer mis. En wat
de ofdeeling „financiën" aangaat, past
't ons ernstig te protesteeren tegen de
poging om den tegenwoordigen minister
eruit te zetten.
Het kan best waar zijn dat er een en
ander hapert aan zijn beleid, aan de vast
heid zijner lijnen, aan zijn inzicht in de
eischen van 't «ogenblik, een man die
in deze tijden van financieelen druk ad
ministreert en igpuvemeert als hij, ver
dient nochtans niet met één pennesitreek
onmogelijk te worden gemaakt.
Minister De Vries m.oet wel naar steeds
meer en andere middelen uitzien om den
geeuwhonger der Staatskas te stillen, het
welk grootendeels een gevolg is van de
buitensporige uilgaven, de vermeerdering
onzer Staatsschuld, en den druk der oor
logsjaren.
Wordt er niet enorm bezuinigd, worden
de eischen der volksmenners in en builen
de Kamer niet afgewezen, wordt de macht
der ambtenarij niet gebreideld, al kwlamen
dan de beste financiers aan 'tnoer, het
Land .zou bij den ruil toch niet wèl
varen.
Ons advies zou derhalve, gesteld dat
het gevraagd werd, luiden: behoud dit
kabinet, en zoek voor Pop een ander,
doch niet een in diens geest; en liefst een,
die de oplossing van 't defensie-vraagstuk
zoekt in de richting van het plan v. Veen.
Een reddingsplank.
Toen 15 dezer het Dienstplichtontwerp
van „de regeering" van de baan gestemd
werd, werden op eenmaal tienduizend
menschen 'drenkeling gemaakt.
Volgens artikel 2 der wet tot tijdelijke
afwijkingen van de militiewet is de lich
tingsterkte met tienduizend man vermin
derd, wijl ize van 23 duizend op 13 dui
dend is teruggebracht; een bepaling1, die
echter, ook weer volgens ditzelfde arti
kel 2 met 1 Sept. a.s. ophoudt van kracht
te izpn, indien niet vóór 'dien datum de
lichtingsterkte nader bij de wet zal zijn
geregeld.
In dit stadium verkeeren nU deze tien
duizend jongelui van de lichting 1921.
Het ontwerp dienstplichtwet is verwor
pen, derhalve blijft het lichtingscijfer ge
lijk het in de Militiewet luidt: 23 dui
dend. De tienduizend jongelui moeten der
halve dit jaar worden opgeroepen voor
de oefeningen.
Daar liggen zij nü.
Wie biedt hier nu een reddingsplank
aan, .zoo was terstond de gedachte. En
gelukkig, die plank is er. Daar zorgde
het Roomsche Kamerlid Bomans voor,
die met zijn geestverwant dr. Deckers
In reparatie.
Het kabinet heeft .zijn ontslagUaianvrage
bij de Koninjgjn ingediend. Wat echter niet
zeggen wil dat dit ontslag ral verleend
worden.
De staatslieden van links hebben hun
advies al lang gereed. Marchant, Schaper,
Wijnkoop, benevens de „helden" van den
Vrijheidsbond, die O; zoo bang zijn dat
z ij tot de reg;eering' zuilen worden ge
roepen, zij allen, op Wijnkoop, den herrie
maker na, die de herrie van vervroegde
verkiezingen verkiest boven de stilte der
kabinetswisseling, vragen „reconstructie"
van het kabinet; hetwelk hierop neerkomt
dat het tiental opnieuw zal worden inge
huurd, met uitzondering dan natuurlijk
van de twee stouten Pop en De
Vries die de crisis hebben veroor
zaakt.
Het kabinet is derhalve op het oogfin-
blik in reparatie.
Wij hopen Zeer dat de te ondergane
reparatie in werkelijkheid repareert. Het
bon wel eens zijn, zooals de linksehe
pers fluistert, dat in den val van het
kabinet zich de fout wreekt dat het bij
zijn samenstelling ontbroken heeft aian
een vast accoord. Zeer zieker zal de raad
pleging wel zijn achterwege gebleven op
het punt der landsverdediging. Het zou
anders toen reeds wel zijn uitgekomen
dat twee partijen der coalitie principieel
gehouden zijn om voor onze weermacht
22.)
S
-O
„Arm schepsel!" zeide ik; „houdt ze
zeer veel van 'hem?"
.'■Och, niet van hem in "t bijzonder,"
zeide Evelijn, lachend; „maar ge ziet, dat
?c arme Alicia oud begint te worden;
D). -Werkelijkheid is ze het al, ofschoon
zeer boos zou worden, indien iemand
j0® ^t zeidd, en ze wil zeer giaarne
r°U\ven, en een eigen huis hebben."
«et speet mij niet, dat Evelijn mij vter-
om h,aar meid, Clemenoe, te
bellen, en ik vrijheid had, om naar
tin eigen kamer te gaan, want ik was
eer. vermoeid, na al hot reizen en dei
opwinding van dien dag.
Iter ^^rende ve^16 uren wakker,
yT ik het flikkeren van de vlammen
l ,e yuht gadesloeg, en naar het tikken
erde van een groote klok in de vesti-
elke'cjW^er ^eP®> klankvolle toon men in
ktoren^66^ Van groote huis kon
morgen ontwaakte ik,
"et licht was, en ik was reeds
langer dan een uur gekleed, voor Cle-
mence kwam, om mij naar de kleedkamer
harer "jonge meesteres te geleiden. Ik
vond Evelijn op een sofa Jjggen, die bij'
het vuur stond, gekleed in een keurige,
rose ochtendjapon, terwijl haar haar in
lange, golvende lokken neerhing. Ze ge
leek volkomen een beeld, dacht ik, 'en well
zulk een, waarin ieder kunstenaar beha
gen zou scheppen, om het te schilderen.
Ze scheen verheugd te zijn, mij te zien,
(maar ze was lusteloos en vermoeid en had
niet zooveel neiging tot praten als den
vorigen avond.
'Spoedig, nadat ik binnen gekomen was,
werd het ontbijt boven gebracht, en, ter
wijl wij bezig waren het te nuttigen, ging
de deur open, en kwam een bejaard heer
de kamer binnen. Hij was klaarblijkelijk
in zijn jongere jaren zeer knap geweest,
en op zijn gelaat lag een bekoorlijke, aan
gename opgeruimde uitdrukking, die hem
er jonger deed uitzien dan ik mij voor
stelde dat hij werkelijk zou zijn.
„O, papa," zeide Evelijn, terwijl haar
gezicht opklaarde, toen ze hem zag, „wat
ben ik blij, dat u zijt gekomen I Hoe
ondeugend van u, om gisteren avond niet
te komenIk wilde zoo gaarne, dat u
juffrouw Lindsay zoudt zien „May,
^©euwseh© Stemmed.
CCXXXXI.
Gelijk wij allen weten, hebben wij ent
kele maanden geleden weer de tienjaaxi
lijksche volkstelling gehad en ofschoon
de officieele cijfers en getallen nog wel
geruimen tijd zullen uitblijven we zijn
er allen van overtuigd, dat de Nederland-
sche ambtenaar nu eenmaal niet vlug
Iwerkt zijn er toch nu reeds voorloopige
uitkomsten gepubliceerd. Zo.o geeft prof.
fdr. C. A. Verrijn Stuart, in „de Economisclh-
Statistische Berichten" een statistiek
waaruit de snelle aanwas der bevolking!
blijkt. Hij toont ;aan, dat onze bevolking
in ongeveer 11 jaar met 1 millioen zie
len is toegenomen, terwijl ongeveer 90
jaar geleden het 40 jaren duurde vóór zij
met ditzelfde .aantal was vermeerderd. En
de professor voorspelt, dat, indien geen
belangrijke factoren inwerken op geboorte
en sterftecijfers, het in de naaste toe
komst nog vlugger gaan zal. Dan zal
men zelfs geen 11 jaar noodig hebben
voor een aanwas van 1 millioen zielen.
Er zullen, zoo betoogt onze professor
verder, maar weinigen zijn, die zich over
zulk een snelle bevolkingsvermeerdering"'
verheugen. De ontzettende kapitaalvernie
tiging, welke in den oorlog heeft plaats
gehad, de vermindering van de productie
kracht en productielusit, gepaard aan de
moordende buitenlandsche concurrentie,
stemmen reeds tot ernstig nadenken.
Het vraagstuk van kapitaal en arbeid"
wordt nog moeilijker, indien men be
denkt, dat die aanzienlijke bevolkingsver
meerdering overwegend in de kringen der
minder gesitueerden moet hebben plaats
gehad. De professor weet dus met de
toenemende arbeidersbevolking geen raad.
Trouwens, zoo g;aat hij alarmeerend
voort, in 't algemeen is zulk een toename
niet alleen ongewenscht, maar op den
duur ook onhoudbaar. Gaat het zóó door,
noem ik haar nu," voegde ze er lachend
.aan toe.
Mijnheer William gaf mij zeer vrien
delijk de hand, en zeide, dat 'hij hoopte,
dpi ik mij spoedig tehuis zou gevoelen
en dat zijn dochtertje mij niet door haar
gebabbel zou vermoeien.
„Och kom, papa, wat onzinI" zeide Eve
lijn vroolijk; „M.ay was hier al tehuis,
toen ze hier tien minuten w,as geweest,
nietwaar, May? En ,zij 'houdt evenveel Van
praten als ik. U praat juist, alsof ze „de
bruine, lakensche" was, van wie ik u
vertelde. Maar zij lijkt er niets op; ze is
zoo lief, papa, en wij kunnen het best met
elkander vinden."
„Mooi zoo," zeide mijnheer William, ter
wijl hij op de sofa gjnig zitten; „en hoe
gaat het van morgen met mijn kleine
poes?"
„Slechts w,at vermoeid, papa," zeide zif,
uitgeput; „de pijn hield mij v,an nacht
wakker."
Hij keek zeer angstig naar haar, dacht
ik, terwijl hij zich over haar heenhoog,
en zachtjes haar kussens opschudde, zóó
zorgvuldig en teeder, alsof een vrouw
het deed.
„Houd u van morgen zeer rustig,
lneisje, zeide hij; „ik wil niemand van
dan zou Nederland over ruim 49 jaar in
bevolkingsaantal verdubbeld zijn en telt
ons land over twee eeuwen 110 millioen
inwoners. Hoe moeten die, zoo vraagt
hij angstig, een menschwaardig bestaan
vinden? Emigratie (landverhuizing) betee-
kent natuurlijk wel iets, maar zou toch
op deze cijfers geen noemensw.aardigen
invloed uitoefenen.
Er moet dus raad worden geschaft,
en nu komt de aap uit de mouw.'.
Er blijven dan slechts twee wegen open,
waarlangs een daling van het toenemings-
cijfer zou zijn te bereiken: vermeerderde
sterfte of verminderde geboorten. Den
eersten weg, veronderstelt prof. Verrijn
Stu,art, zal wel niemand willen kiezen.
Men is in de ongeloovige wetenschap al
een heel eind gevorderd, naar men meent,
maar men durft toch nog niet in haar
n,aam gelasten, dat oude of zwakke men
schen moeten worden afgemaakt, gelijk
dat onder de wilde, Heidensche volken
wel gebeurde. Misschien komt men daar
later wel eens aan toe, als die lastige
Christelijke zede geen hinderpaal meer
is op den weg der evolutie! Maar voorals
nog zal men de eerste schrede op dien
wég nog maar niet zetten.
Blijft over: de daling van het geboorte
cijfer. Die kan de oplossing van het be-
n.auwend probleem brengen. Die gjeboorte
moet dus worden beperkt en is 'het nu
niet, alsof Malthus uit zijn graf isi op
gestaan en nog eens weer zijn theorieën
staat te verkondigen?
O, ik weet het wel, professor Verrijn
Staart beveelt het NeiOi-Malthüsiianisme
niet mét zoovele woorden pan. Maar zijn
redeneering zal wel weer dienen tot een
sterking van deze practrjken. Doch ook
Malthus zelf ging zoover niet. Die hield
zoo ongeveer halt, waar nu de genoemde
professor eveneens zijn betoog beëindig!
En hoe hebben ook zijn woorden eien
uitwerking gehad!
Och, wat is de moderne mensch toch
eigenwijs. Daar is nu een land als Frank
rijk, waar men zich hoogelijk bezorgd
in,aakt over den teruggang van het be
volkingscijfer, waar de staatslieden bet
hoofd moe peinzen om maatregelen uit
te denken, 'teneinde ,-um het Neo-Malthu,-
sianisme p'aial en perk te stellen. En daa.r
zijh verder de waarschuwende stemmen
uit and ere landen en ook uit ons eigen
land, dat het Neo-Malthusianisme bezig is
de Europeesche volken uit te moorden.
En dan publiceert een geleerd man zulk
een artikel!
Deze zoogenaamde professorale bezorgd
heid is dan ook in den grond der zaak
niets anders dan de waanwijsheid van den
mensch, die meent het lot in eigen hand
te moeten en te kunnen nemen. V,an
de wet v,an Gods Woord „Wees :niet be
zorgd voor den dag van morgen; Elke
dag heeft aan zijn eigen kwfaad genoeg;
Zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijn
gerechtigheid", wil men niets weten. Daar
rekent men buiten. Die heeft men op
zij gezet. De moderne mensch k,an in eigten
hoogheid zijn toekomst bepalen en hij
lacht om een wandelen in gehoorzaamheid
aan de ordinantiën Gods.
En toch, in dien weg kunnen wij alleen
vrede hebben. Als maar gevraagd wordt
naar Gods Woord en Wet, och, dan komen
lal die andere dingen wel in orde. Die 'laten
wij gerust over aan Hem, die het al
iregeert en die wiel wegen en middelen zal
weten en ons ^aanwijzen, wiaardoor ons
leven en d,at van de volken verzekerdis.
Nog eens: de moderne mensch is nog
niets veranderd, is nog even waanwijs
•als door alle tijden heen. Als nu ons ge
loof ook maar even vast en onveranderd
de bezoekers hij u toelaten; juffrouw Lind
say zal u voorlezen, en ge kunt volkomen
stil liggen."
„O, neen, dank u, papa,' 'zeide zij vroo
lijk, „l,aat ze allen komen; het doet mij
goed, als er menschen bij mij in- en
uitloopen; bet vermaakt mij; ze zijn zoo
grappig, sommigen ervan, nietwaar papa?
Maken ze u niet somtijds aan 'tlachen?"
Mijnheer William gaf een eenigszins ont
wijkend antwoordden sloeg een vluchtigen
blik naar bet einde der kamer, waar ik
zat te werken.
„O, u behoeft niet op haar te letten,
papa," zeide zij luide, „ze is niet „de
bruine lakensche". Ik ben voornemens,
haar alles te vertellen, en juist hetzelf
de te zéggen, als ze in de kamer is, als
wanneer ze er uit is."
Mijnheer William scheen de vriendschap;
die reeds zóó spoedig tusschen ons was
ontstaan, nog al vermakelijk te vinden;
maar het scheen hem niet te mishagen,
want hij glimlachte mij vriendelijk toe,
en, toen hij de k,amer verliet, heette hij
mij met een paar woorden welkom. Maar
toen hij hij de deur w,as gekomen, zieide
hij ernstig:
„Lord Moreton verlangt zeer, u van
morgen te zien, Evelijn; z,al ik hem laten
blijft, zullen wij de w,aarheid ondervinden
van het Bijbelwoord: „De vreeze des
Heeren'is het beginsel der wijsheid".
JAN VAN 'T LAND.
De strijd om Opper-Silezië.
De „Berl. Lokalanz." brengt een opzien
barend artikel over den toestand in Opt-
per-Silezië, waar, naair het blad zegt,
bolsjewisten heer en meester zijn. De
eens .zoo bloeiende industrie ligt verwoest.
De bevolking, uitgeplunderd door de in-
surgentenbenden, gaat thans noodgedwon
gen zelf op1 rooftocht uit en zoo ziet
men alom, troepen van 10 a 50 man
sterk de dorpen afloop'en, om er wat
van hun gading is, weg te halen.
In de .mijnen zijn nog ongeveer 80
percent der arbeidérs aan het werk, maar
de productie bedraagt nauwelijks twee
derde van vroeger. Toch liggen de depots!
overvol bij gebrek aan voldoende trans
port, naar een of ander afzetgebied. Kor-
fanty laat groote voorraden kolen .over
tie grens brengen, zonder deze nochtans
te betalen. In enkele mijnen verkoopen
de mijnwerkers zelf de kolen. Elders haalt
men ze in karren wieg; zonder te betalen.
De mijnindustrie lijkt den ondergang nabij.
Ook de kalkindustrie, die in de laatste
jaren in Oppter-Sileziö tot zoo hoogen
.bloei kwam, is totaal vernietigd. Be kalk
ovens zijn ingestort o£ althans gedeelte
lijk verwoest. E,en ontzettende werkloos
heid 'met al de gevolgen daarvan isi
onvermijdelijk. De totale schade, door de
Opper-Silezische industrie, sinds den op
stand geleden, bedraagt na,ar schatting
reeds' meer dan 3 milliard mark.
De commtaisten vieren reeds hun over
winning. Een deel der arbeiders heeft
hier en daar reeds: het mijnbedrijf in
exploitatie genomen, en het zal niet zooi
gemakkelijk .zijn deze nie'uwe exploitanten
terug te dringen. De laatste 10 weken
werden 15 millioen mark voor commu
nistische propaganda uitgegeven. In Glsi-
witz heeft de Fransch'e bezetting zich
met de insurgenten verbroederd. Hetzelf
de wordt uit Hindenburg gemeld en uit
Kattowitz.
Te lang reeds hebben, dat blijkt meer
en meer, de geallieerden in Opper-Silezië.
getalmd. Willen ze het gebied van den
totalen ondergang nog redden, dan is
onverwijld ingrijpen absoluut nood
zakelijk.
Noodtoestand in Weenen.
De N. R. C. is' in staat uit een parti
culier schrijven ih'et volgende over te
nemen
Ik ben nu ruim '4 weken in Oosi-
tenrijk en vindt den toestand afschuwe
lijk. Een ongelooflijke verarming, totdusr
ver terend op de besparingen van vroe
gere generaties; de kroon is Va ct. en
in koopkracht ongeveer 1 ct. Zie daar de
bron van verarming; de vreemdeling leeft
hier, tot zijn (schande, goedkoop, de inlan-
der lijdt honger door de duurte in Kronen,
s waarnaar hij zijn inkomen telt. De ar-
beidsmassa leeft boven haar stand, ver,
boven 1'913 uit en luiert, de middenstand
j lijdt gebrek; de goede families en de
adel kwijnt wieg in mansardes, het open-
baar leven wiordt beheerscht door O. W.-
j ets en Joden van het gemeenste soort;
alles is hier inferieur, het geld, de men-
j schen, fret eten; er is iets raadselachtigs!
in als men ziet dit heerlijke vruchtbare
land, met zijn prachtig klimaat, dat ten
i ondergang opgeschreven is door ih'et ge-
j zwel, da.t men nog altijd Weenen noemt,
komen, pis ge in de andere kamfer zij't?"
„Ja, als het hem genoegen doet, papa,"
5 zeide zij „ik weet zeker, dat hij mij
verm,aakt. O! als u hem onlangs gezien
I had; hij kwam boven, toen Alicia Hay,
I npast mij" zat, en geen van beiden sprak
een woord. Hij z,at naar mij te kijken, en
l zij' z;at naar hem te kijken! en zé waren
beiden geheel en al stom."
„Lord Moreton is een zeer waardigle,
jonge man, Evelijn," .zeide haar vader
j ernstig.
S „O, een zeer w,aardige, jonge man,"
herhaalde zij precies op denzelfden toon,
zóó precies, dat ik nauwelijks mijn lachen
kon inhouden; „maar het ergste is, papa,
da't ik niet houd van zeer waardige, jonge
m.annen; ze zijn zoo verschrikkelijk saai
ten minste .als Lord Moreton een voor
beeld is ze zitten ,aan te kijken,
en schrapen dan hun keel, en pogen de
een of .andere flauwe opmerking te maken,
én blijven dan in het midden ervan steken,
O! het is vermakelijk. Neef Donald doet
zoo iets nu nooit; hij kan zich aangenaam!
voordoen; ik wenschte dat hij mij kwam
bezoeken."
(Wor3i r«Toif<3}