No $4
Donderdag SO Januari Ittïl
35e Jaargang
f E UI L l" ET ON
GITH A.
agnes giberne.
Zeeuwsche Stemmen.
ccxxv.
de
Uilsave van
«.ami. Venn. LUCTOR ET EMERGO,
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
jANGE VORSTSTRAAT 70,
(Telefoon No. Hl-
Bureau te Middelburg:
A F. P- B H U IJ L- BURG.
firm
Oosterbaan
Drukkers
Le Cointre, Goes.
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Prijs per .3 maanden fr. p. post f3,
Losse nummersf'0,05
Prijs derAdvertentiên:
1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 cent.
Bij abonement belangrijke korting.
Bewijsnummers 5 cent.
moeiliike keuze.
een moeilijke keuze wordt over
h»l de wereld de arbeidersklasse ge-
=teld ook in Nederland, ten gevolge der
ntwrirhting van het oeconomische leven,
p heer Wibaut wees hierop zeer terecht
j. Het Volk van 28 Dec. Volgens hem
Ltaat de keuze tusschen „het waar-
srhiin'iik tijdelijk aanvaarden van uitge
breide werkloosheid in een aantal in
dustrieën met de daaraan gepaaide ramp
van wellicht of waarschijnlijk met vol
doende wierkloosheidsuitkeenng, of het
aanvaarden van «en stelsel van weren
van buitenlandsche industriieproclukten".
Het laatstgenoemde kwaad acht de heer
Wibaut 't grootst. Maar nu komt,,in Het
Volk de ingenieur Du Croo nog een
derde kwaad noemen, en de keuze er
van aanbevelen. En dat is: breken me t
den achturigen werkdag.
Met den roep om meer productie ver-
I eenigt hij zich niet, want, zegt hij, 't gaat
niet3om meer productie, het gaat in
laatste ontleding om goedkoop©, d.w.z.
I economische productie. Is die be-
reikt, dan volgt van zelf, door de grootere
vraag ,de meerdere productie.
Tol goedkoopene, meer economische pro-
f ductie komt men door:
a. intensievieren arbeid;
b. langeren arbeid;
c. betei' georganiseerdein arbeid.
zult me toegeven, zoo gaat de twer
du Croo voort, dat het met a. en b.
al zeer treurig gesteld is. Terwijl de on
zinnige oorlog de wereld in haar geheel,
genomen door kapitaalvernietiging verarmd
heeft (dien enkelen O. W.er uitgezonderd),
gaat men minder werken dan vóór den
oorlog! Wat in 1914 mogelijk was, toen
de weneld kapitaalkrachtig was, is niet
meer mogelijk nu de wereld verarmd is.
„Een uwer partijgenooten maakte mij
onlangs het verwijt, d a t i k veranderd
was. Vóór den oorlog, o.a. in 1913, ijver
de ik voor den achturigen werkdag, in
1920 was ik er fel tegen! Mijn antwoord
was daarop, dat ik niet veranderd was,
doch de omstandigheden! En om nu vooral
met deze dwaasheid van verkorten ar
beidstijd niet tie laat te komen, gooit het
politieke Nederland er nog een schepje
op. Wij dwazen gaan 45 uur werken tegen
een loon van 20 dollarcenten, onder een
stuggge wet, terwijl onze vlijtige buur
man 48 uur werkt voor 10 dollarcenten
ondereen soepele wet! En nu zijn wij hard
op weg heeiemaal niet meer te gaan wer
ken, wachtende, totdat ons de gebraden
duiven in den mond vliegen."
Dit is^ nu eens een oordeel van een
onpartijdig, praktisch man, een man niet
van de studeerkamer, maar een die met
kide boenen, met hoofd en hart in het
volle arbeidsleven staat; die den achturi
gen arbeid voorstaat, doch in dezen rijd,
nu de omstandigheden drukken, en de re
sultaten voorloopig niet schitteren, waar
schuwt om deze proief op dit oogenblik
met door te zetten.
De lieer Wibaut zegt er niet veel tegen,
óijn zwaarste argument, dat de regeling
door den heer du Croo gewenscht (45
uur gemiddeld, dus in de drukke we
ken b.v. 60 en in de slappe weken b.v.
l'm' werken in de industrie) een ideale
opvatting is, zegt al heel weinig; en zijn
an<fere, dat de opvatting van den
schrijver niet is die van de arbeiders; en
por dezen aan zijn raad om afscheid te
emen van dien verkorten arbeidsdag geen
6e\oio zal worden gegeven, zeggen zoo
goed als niets.
n toch schijnt 't niet onmogelijk, dat
sommige bedrijven de arbeider zal moe-
60)
—O—
madanrn" beb b!aal' "-ooit anders gekend,
dal zoo a' "Een Mjdlang ging
de 7.w,L y en .toen kwam op eens
nc4'e\fjn ?en uitbarsting. Lady Alio-
Som t Margaret de m's zou
slist, Elk^T §aret Weigerde dit be-
ifidcren i ag ocdervroeg zij haar, en
CtfS* WCTd zij boozel Eindelijk
gewoon h;imgaret °p zekeren daë buiten-
den v,;|,,en waarschuwde haar voor
het wederom11 loch Waagde zij
Kn h,'i i ongehoorzaam te zijn.
de'laakt! en ,ayondraaaltijd het was
'aat zaeen 3d' waarbij w'ï haar ge-
'riendeifiic Margaret bleek en
de «eede Pn\ fra nietS terug 0p al
1 ®oedci- lm hatelijke woorden, die haar
'lag aanm.?,1' toevoegde. Toen de volgende
"laai' on 'i zij niet naar de mis,
"taakte nm f^frhk* dat ik mij gereed
,0°> nam Saalb kwam zij naar mij
'U m'l frtJ de hand, err zeide tee
sclien drie kwaden, en dat tijdelijke op
schorting van den achturendag die derde
kwade zal "zijn.
Vain den beginne is door de pers van
alle richtingen aangedrongen op meer in-
tensieviein arbeid, op levering van 'i be
wijs dat bij korteren arbeidsdag de ge
presteerde arbeid ongeveer gelijk blijft.
Doch hiervan is weinig te: zien geweest.
Dit is geen reactie. Evenmin als het
reactie was van den beer du Croo om
te beweren, dat op dit oogenblik, nu 't op
de concurrentie met het buitenland aan
komt, doorvoering van den achturlendag
over de geheel© linie niet gewenscht is.
Economische wetten, zoo merkt deze so
ciaal-democraat terecht op, zijn nu een
maal niet door politieke papieren wetten
te dwingen. Ook zou 't dwaasheid zijn de
thans heerschiende malaise te wijten al
leen aan de achturenwet. Terecht toch
merkt de schrijver in Het Volk op
„Niet omdat, de Marhenkoers zoo laag
is, is Duitschland in staat zoo goedkoop
te leveren, maar omdat de Duitsche ar
beider en de Duitsche intellektueel ge
noegen neemt met een veel lager levens
peil dan de Nederlander. Indien de Duit-
scher juist zooveel vléesch, en boter en
sigaren, en kleederen, en juist zulk goed
brood als de Nederlander zou eischen,
zou de Nederlandsche industrie weer kun
nen concurreieren. Wil de speciaal Neder
landsche malaise verzacht worden, dan
dienen, óf de Duitsche loonen verhoogd,
óf de Nederlandsche loonen verlaagd te
worden .Zoolang Washington of Genève
naast een maximum wierktijd niet een mi
nimum loon voorschrijft, zoolang zal er
naast de algemeene wereldmalaise, in Hol
land een malaise heerschen, die om bo
vengenoemde redenen verscherpt zal wor
den. Die werkloosheid duurt zoolang tot
dat de levensomstandigheden in Duitsch
land en Holland gelijk zijn."
Het is er mee als met den vrijhandel.
Jaren aaneen heeft Nederland zich aan
vrijhandel gehouden terwijl alle omliggen
de landen voor Europa een streng tarief
van invoerrechten handhaafden. Gevolg
was dat het buitenland profiteerde van
onze onnoozelbeidvrijen invoer ten on
zent; en zeer bez warenden invoel' bij den
buitenlander.
Houdt nu ten onzent streng de regee
ring vast aan den achturigen arbeidsdag
hij hoog levenspeil, terwijl de buitenlan
der lagere loonen uitbetaalt en langer laat
werken, dan komen wij evenals in 't bo
vengenoemde geval op een eiland te wo
nen, en overstroomt de buitenlander ons
met zijne producten en kunnen wij de
onze niet aan hem kwijt.
Wanneer nu deze diep treurige toestand
lang moet aanhouden, welk van de ge
noemde kwaden moet men dan kiezen?
Wibaut zegt: werkloosheid; een ander
zegt: bescherming; doch du Croo besluit:
„Alvorens een internationale conferentie
minimum bestaansvoorwaarden vaststelt,
moet, (Innkt men, een derde kwaad geko-
-zen worden, d.w.z. langer arbeidstijd en
lager loon."
Hetwelk neer zou komen op intrekking
van de arbeidswet. Doch deze reactie ver
langen wij niet. Intrekking van deze wet
zou minstens even dwaas zijn als hare
strenge doorvoering.
Wat wij vragen mogen is ,op grond van
veler ervaring in onze omgeving, een meer
dere soepelheid in de toepassing, een be
tere aanpassing van deze wet aan hel
leven, opdat zij niet dat leven hinder®,
maar sterke, m het bedrijf niet dood©,
maar handhave.
Alle socialistische propagandisten schel
den conservatief en arbeide rsvijandig al
derlijk: „Kus mij, Eva, want ik weet
niet, wanneer ik u terug zal zien." Ik
klemde mij toen angstig aan haar vast,
maar zij wees mij van zich en glimlachte
tegen mij als een laatst vaarwel. Toen
wijvan de mis terugkwamen, was Mar
garet dan ook nergens te zien noch
zagen wij haar later weder."
„Durfde niemand naar haar vragen,
damoiselle Eva?" vroeg Lady Cobham.
„Neon, madame behalve in h'et eerst,
maar ons werd op ruwen toion bevolen
over Margaret te zwijgen. Waar zij ech
ter is, weten vrouwe Alionore en pries
ter Scrope zonder twijfel heel best. Maar
de anderen hier in huis weten het niet,
of durven niets zeggen."
„Sir Reginald weet ongetwijfeld alles",
zeide Lady Cobham. „En hoewel hij niet
zoo vriendelijk meer is als 'vroeger, toch
geloof ik niet, dat hij zou willen, dal
haai eenig kwaad geschiedde. Ik houd
het er voor, dat zij bezig zijn te pro-
beeren haar van gedachten te doen ver
anderen, om haar te redden uit de han
den, die haar zelfs ter dood zouden wil
len brengen, en dat binnenkort".
Beiden, Githa en Eva beaamden deze
veronderstelling, en maakten zich diets,
dat zij mogelijk 'waarschijnlijk neen,
degenen die in dezen geest zich tot de
regeering wenden. Doch dit schelden heeft
geen zin, wijl 't bekend is, dat de so
cialistische arbeider in een socialistische
maatschappij zelf niet tegen een twaalf-
urigen arbeidsdag zal opzien, omdat hij
dan werkt voor „de gemeenschap"; en
in Rusland de arbeider tot de positie
van erger nog dan loonslaaf is terugge
zonken, gedwongen als hij is tot twaalf-
urigen arbeid met de revolver achter en
den gevangenis wagen naast zich.
Daarom geen afschaffing. De wet is nog
veel te kort in werking om nu reeds een
oordeel over hare werking ons te kun
nen aanmatigen. Maar met 't oog op de
concurrentie van 't buitenland, en de be
langen van bepaalde bedrijven, wij denken
hier aan den landbouw en de be
drijven die met den landbouw in nauwe
betrekking staan, vragen wij een verstan
dige uitvoering der wet; en protesteeren
wij bereids tegen'onverstandige, zij het ook
al door de wat gepermitteerde, processen
met name aan den landbouw en de be-
Nog een kwaad.
De heer Wibaut wijst in Het Volk op
nog eeai- vierde „kwaad", de keuze waar
van in do kringen der sociaal-democraten
overwogen wordt. „Hiet is nu tijd" zegt
©r eten, „voor den eisch aan de regee
ring: de fabrieken open. Gebeurt dat niiet,
dan moeten wij ons beraden de arbeiders
op te wefckten de fabrieken te gaan bezet
ten, met hief uitgesproken vredesdoel
Meer produktila!"
Hier komt de aap uit de mouw.
De fabrieken open! Dat wil zeggen de
socialisatie van de industrie, afschaffing
(zie ons. vorig no.) van privaatbezit en
ondernemerswinst, 'de productiemiddelen
aan de producearders. -
Staat de 'regeering dit niet toe, dan
maar revolutie! „de arbeiders de fabrie
ken beziatten"; en dan wie 't leest, ge-'
looft haast zijn oogen niet „mieter pro
ductie"
Natuurlijk wijst de heer W. voorloopig
dit advies van zijn partijgenoot af.
Wij leven, zegt. hij, nog niet in het socia
lisme, maar nog in het kapitalisme. En in
onzan tijd en in da bedoelde stopgezette be
drijven is het onmogelijk. Maar voegt hij
er geruststiedlend bij, wij bedoelen niet
dat de arbeiders in de werkloosheid be-
rustien;'want dit zou beteekenen de onder
gang van het gezin niiet alleen, „doch
ook v a in de organisaties, dus
van de macht der arbieiders." En
hij voegt er aan toeZulk berusten zouden
wij niet gaarne voorstaan.
De conclusie luidt dei-halve afwijzend;
maar of de revolutie, ook met de conces
sie van „niet-blerusten" hiermee bezworen
is, valt zeer te; betwijfelen.
Wij zijn een klom pen volk. Van deze
typeeren.de uitdrukking vertelde ik een
vorig maal de bel eekenis en kon ik
helaas de waarheid bewijzen. Toch
raakte het mee rondeel van het toen
genoemde slechts den buitenkant van
het leven, de wellevendheid en be
schaafdheid. Er is echter nog een
andere, een ypel ernstiger zijde der
zaak. En wel deze dat wij zelfs bij
de heiligste verrichtingen, bij: de uit
oefening valn onzen eeredienst nog be
hagen schijnen te scheppen in het
leelijfce en niet als bij intuïtie gevoelen,
dat hier als vanzelf gestreefd moet
bijna zeker, de ware was. Geen moeder
of broeder kon wenschen, dat een, die
zij liefhebben, hoe kettersch haar mee
ningen in hun oogen dan ook waren,
tel' dood gebracht zou worden. Zij waren
ongetwijfeld overtuigd, dat, indien zij zelf
niet handelden, iemand anders het doen
zou, en daarom verkozen zij wijselijk
de zaak niet uit hun handen te geven.
Maar konden zij de zaak in hun eigen
handen houden? Zou priester Scrope dat
lijdelijk toestaan?
De veronderstejling van Lady Cobham
was bemoedigend, maar zij rustte op zeel'
lossen grond.
Wat echter priester Serope's geheime
plannen mochten geweest zijn ten op
zichte van Margaret Robham, hij was
in elk geval niet van plan voorloopig een
martelares van Githa Cheyne te makon.
De scherpe blik van den man had hem
reeds op een geheel ander spoor ge
bracht. Hij had het nieuwe zwakke punt
in Gilha's wapenrusting ontdekt, eer zij
zelf wist, dat het bestond. Sir Walter
de Malmayns was een eenvoudig, geloo-
vig Katholiek, en kon als een uitstekend
wapen in de hand van den listigen pries
ter gebruikt worden, Niet, dat priester
Scrope voor een lid van zijn kudde eerï
worden naar bet meest verheven
schoonheidsideaal.
Vele Christenen verkeeren blijk
baar in de meening, als ze den drem
pel van een kerkgebouw betreden, dat
ze een vergaderlokaal binnenstappen.
Ja, :ze hebben o zoo rap hun tegen
werping: „Da's allemaal Rooimsoh"
gereed; als ze worden aangemaand
tof een zich beleefd gedragen in de
kerk. 'tls wed treurig... omdat men
met zulk een uitvlucht er finaal
naast is.
(Gelooft ge dat niet? Wel, lees dan
zoodra ge maar ©enigszins gelegen
heid hebt, het zoo mooie boek van
dr. Kuyper er maar eens op na: „Onze
Eeredienst". Daar kunt ge 'L te weten
komen of hel zoo Calvinistisch is,
zich in de kerk nog onwelvoegelijker
te gedragen dan in onze woningen.
Die hooggeleerde en geliefde schrij
ver zal 't u wel anders vertellen.
Van dat boek knapt ge zoo op. En
waarom schreef dr. Kuyper het Om-
dal; bij' Hervormden en' Gereformeer
den in den Eeredienst werkelijk alles
ter eere Gods was? Och neen, omdat
daaraan nog zoo veel, zoo heel veel,
ontbrak. En omdat hij, de man met
het zoo teere religieus gevoel, be
sefte, welke dure plichten ook in de
uitoefening van onzen godsdienst op
der Christenen schouders rustela.
Wat gaat er toch niet een onge
meen©, onzegbare bekoring uit van
een eeredienst, die op1 't .schoon© en
harmonische is ingericht. Hoe welda
dig doet hij het Christelijk gemoed
aan. Zij, die (n het buitenland dan
ook eens een dergelijke, meest litur
gische; godsdienstoefening, bijWoon-
tlten, werden gegrepen door den ernst
en de wjjding, daarvan uitgaande.
Ook in ons land zijn er reeds ker
ken, waar in dit opzicht gezegende
verbeteringen zijn ^ingebracht. Hoe
treft het b.v. niet, als "daar na het
lezen van een Schriftgedeelte, de pre
dikant zegt: „Laat ons belijdenis van
ons geloof afleggen" en de geboete
gemeente als vanzelf verrijst, slaande
de voorlezing der 12 Geloofsartikelen
aanhoort en onmiddellijk daarna in
valt met hel. biddend zingen van: „O,
Lader, dat Uw liefde ons blijk", enz.
Hoe stemt het tien hoorder niet tot
ernst, als, na het eindigen der predi-
oatie, terstond na het „Amen" zacht
orgelspel nog een wijle de aandacht
der gemeente bepaalt, bijl de geboorde
prediking. En ook, al wordt over de
eigenlijke liturgische godsdienstoefe
ning verschillend geoordeeld, hoe kun
nen het indrukwekkende oogenblikken
zijn als de gemeente, staande als voor
het Aangezicht des Heeren, bet g,e-
bed door den prediker uitgesproken
of het Schriftgedeelte, door hemivoor
gelezen, afwisselt met het biddend of
dankend zingen van een psalm- of
gezangvers. Wie zulk een dienst heeft
bijgewoond, wordt des te pijnlijker ge
troffen door het gemis aan wijding
en stemming, dat nog zoo vaak zoo:
vele onzer godsdienstoefeningen ken
merkt.
Maar ook zonder de invoering van
liturgie zou In vele onzer kerken de
eeredienst nog zooveel meer het ide
aal kunnen benaderen. Daar is b.v.
het gezang en het orgelspel. Reeds
bij! de eerste Christenen vormde het
gezang een deel van de godsdienst
oefening. Bekeind uit die dagen is o.a.
het „Wij loven U, O' God, wij prij
zen Uwen Naam". Later is daar het
Lollard tot vrouw begeerde of toegestaan
zou hebben. Maar hjij wist best nie
mand beter dan hij wat hij deed.
HOOFDSTUK XXV.
In een van de eerste dagen der vroege
lente, was vrouwe Cheyne opgestaan van
den avoiiddiseh, en op hiet punt zich
naar de achterkamer te begeven. Zij was
over 't algemeen niet veel verouderd sinds
wij haar het laatst zagen, hoewel zorgen
en angst rimpels in haar voorhoofd ge
ploegd, en grijze strepen in het bruine
haar te voorschijn geroepen hadden.
„Anna Tufton, ik zou u straks nog
eens even willen spreken," zeide zij.
Er was klaarblijkelijk de eene of an
dere geheime verstandhouding tusschen
haar beiden. Anna Tufton knipoogde veel-
beteekenend, en zij knikte met haar hioof'd.
„Zeker, ik zal mij haasten madame, en
bij u komen."
„Wanneer denkt gij dat Sir William bij
mij terug zal komen, Anna?"
Een treurig glimlachje speelde om de
lippen dei' arme vrouw. Zij had nu reeds
zoo lang, zoo heel lang gewacht op de
komst van haar echtgenoot en kinderen.
E|en bange vrees was haar hiart binnen*
orgel bij: giekomen, dat het kerkgezang
oneindig Verbetert etn verfraait. Maar
waar is heit kerkgezang, gelijk heit
kan zijn? Hier zijn gemeenten, waar
mien zoo saai zingt, aat men er zich
zelf niet toe krijgen kan, zijn stem
aan zulk een „koor" te paren. Op
andere plaatsen zingt men weer even
luid of heit een lofpsalm dan wel eeW
'gebedspsalm geldt. Daar is het vaak!
meer gillen rlan zingen en schijnt
men maar weinig tei heseffen, dat onzte
God ook de taal den*- lippen hoort.
[Onze kerkmuziek en ons kerkge
zang moeten aan hoogie eischen vol
doen. Zijl moeten den menseh uit het
stof opvoeren naar hooger sferen, naar
den Schepper aller dingen en wie wel
eens die machtige orgelklanken, voort
gebracht door meesterhand, door de
hooge gewelven eener majestueuze
kathedraal heeft hooren ruischen,
weet, dat dit kan.
Zonder liturgie kan nog veel meet
verbeterd worden. Er zijn b.v. plaat
sen in ons land (ik .denk aan enkele
plattelandsgemeenten in Zuid-Holland)
waar vóór het aanvangen der gods
dienstoefeningen voor de kerk meestal
een lange; of dikke Eerewacht, (over
gezet zijnde „de zwarte garde") plaats
heeft genomen.
Ik denk verder aap de wonderlijke
houding, die de „luisterende" schare
tijdens de godsdienstoefening Ie aan
schouwen geeft. Aan het in Zeeland
zooi bijzonder inheemlsche kwaad van
„slapen in de kerk", dat. zöo wonder
veel bijdraagt to|t ontstichting! van den
eeredienst. Ik denk aan zekere hond
jes, die in sommige kerkgebouwen
blijkbaar noodzakelijk zijn, met vrien
delijk en beleefd verzoek om zekere
onk'iesohe, onhygiënische kroegbezig-
heid na te laten, en die voor een
zeker deel der kerkgangers niet veel
meer dan een brevet van schandelijke
ongemanierdheid beteekenen. Ik denk
aan de ergerlijke gewoonte in som
mige dorpen om rookende de kerk
binnen te komen en te blijiven roe
ken, tat de voorzang wordt opgegeven
en waar men na het einde van den
dienst, terstond na het. uitspreken van
de zegenbede sigaar of sigaret weer
opsteekt. En daaraan denkende kaja
ik begrijpen, dat iemand er toe kwam!
te schrijven„Hiet, Bedehuis, waarin
men de beelden en schilderijen heeft
stukgeslagen en er alles uit verban
nen heeft, wat maar. tot verfraaiing
zou kunnen dienen, daar mag men
wel tot par lie al ter genoegen zijn ta
bakswolken opjagen. Dat is wèl Pro
testants ch, dat isi dan wèl naar den
eisch."
iDaarom nogmaals, voor den eere
dienst bestaan .vasle grondregelen. De
vrome dichter klaagt: „Wie zal U lo
ven in het graf? Neen, terwijl wij
ons lichaam bezitten, zullen wij' God!
loven. Bovenal in den Eeredienst, ge
lijk onze God' dat ook wil. Met onze
mond. en kteiel, met stem; en snaren,
met orgel en cimbaal. Maar daarmede
mogen danonze manieren, ons ge
drag, onze houdingl niet vloekten. Dat
dan eindelijk pens eenige verbetering:
hierin moge gezien worden en dat
predikant, ambtsdragers en gemeente-
leden gezamenlijk de hand aan den
ploeg slaan, 'tls noodig, broodhoodig.
I JAN VAN 't. LAND.
geslopen, eii had de hoopvolle verwach
ting. die daar heerschte, verdrongen, toen
dag op dag voorbij ging en zij maar
steeds niet Jpwamen.
„Misschien van avond wel, madame",
zeide Anna Tufton bemoedigend. „Wat
weten wij er van? Er zjjn honderd din
gen, waardoor zij onderweg misschien
opgehouden zijn. Ik twijfel er niet aan,
of God zal ze u veilig terug brengen."
„O, het is niet, dat ik aan Zijn goed
heid 'twijfel", zeide vrouwe Cheyne. „Maar
gij weet zeer goed, Anna, dat Hij de
Zijnen dikwijls smart toezendt. Dat weet
gij best."
„Ja, dat weet ik wel. En als de smart
komt, dan moet zij uit Zijn hand wor
den aangenomen zonder murmet'eei'en.
Maar lieve madame, de smart is nog
niet gekomen. En hoewel God kracbit naar
kruis belooft, herinner ik mij niet dat
Hij kracht belooft ,jm een beproeving
te dragen, die Hij nog niet heeft toege
zonden."
„Maai' zjj zal komen," zuchtte Lady
Cheyne. „Gij hebt echter gelijk, ik zal
mij-n best doen, om geduldiger te
wachten."
(Wordt vervolgd).
mm