No $4 Donderdag SO Januari Ittïl 35e Jaargang f E UI L l" ET ON GITH A. agnes giberne. Zeeuwsche Stemmen. ccxxv. de Uilsave van «.ami. Venn. LUCTOR ET EMERGO, gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: jANGE VORSTSTRAAT 70, (Telefoon No. Hl- Bureau te Middelburg: A F. P- B H U IJ L- BURG. firm Oosterbaan Drukkers Le Cointre, Goes. De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs: Prijs per .3 maanden fr. p. post f3, Losse nummersf'0,05 Prijs derAdvertentiên: 1—4 regels f 1.20, elke regel meer 30 cent. Bij abonement belangrijke korting. Bewijsnummers 5 cent. moeiliike keuze. een moeilijke keuze wordt over h»l de wereld de arbeidersklasse ge- =teld ook in Nederland, ten gevolge der ntwrirhting van het oeconomische leven, p heer Wibaut wees hierop zeer terecht j. Het Volk van 28 Dec. Volgens hem Ltaat de keuze tusschen „het waar- srhiin'iik tijdelijk aanvaarden van uitge breide werkloosheid in een aantal in dustrieën met de daaraan gepaaide ramp van wellicht of waarschijnlijk met vol doende wierkloosheidsuitkeenng, of het aanvaarden van «en stelsel van weren van buitenlandsche industriieproclukten". Het laatstgenoemde kwaad acht de heer Wibaut 't grootst. Maar nu komt,,in Het Volk de ingenieur Du Croo nog een derde kwaad noemen, en de keuze er van aanbevelen. En dat is: breken me t den achturigen werkdag. Met den roep om meer productie ver- I eenigt hij zich niet, want, zegt hij, 't gaat niet3om meer productie, het gaat in laatste ontleding om goedkoop©, d.w.z. I economische productie. Is die be- reikt, dan volgt van zelf, door de grootere vraag ,de meerdere productie. Tol goedkoopene, meer economische pro- f ductie komt men door: a. intensievieren arbeid; b. langeren arbeid; c. betei' georganiseerdein arbeid. zult me toegeven, zoo gaat de twer du Croo voort, dat het met a. en b. al zeer treurig gesteld is. Terwijl de on zinnige oorlog de wereld in haar geheel, genomen door kapitaalvernietiging verarmd heeft (dien enkelen O. W.er uitgezonderd), gaat men minder werken dan vóór den oorlog! Wat in 1914 mogelijk was, toen de weneld kapitaalkrachtig was, is niet meer mogelijk nu de wereld verarmd is. „Een uwer partijgenooten maakte mij onlangs het verwijt, d a t i k veranderd was. Vóór den oorlog, o.a. in 1913, ijver de ik voor den achturigen werkdag, in 1920 was ik er fel tegen! Mijn antwoord was daarop, dat ik niet veranderd was, doch de omstandigheden! En om nu vooral met deze dwaasheid van verkorten ar beidstijd niet tie laat te komen, gooit het politieke Nederland er nog een schepje op. Wij dwazen gaan 45 uur werken tegen een loon van 20 dollarcenten, onder een stuggge wet, terwijl onze vlijtige buur man 48 uur werkt voor 10 dollarcenten ondereen soepele wet! En nu zijn wij hard op weg heeiemaal niet meer te gaan wer ken, wachtende, totdat ons de gebraden duiven in den mond vliegen." Dit is^ nu eens een oordeel van een onpartijdig, praktisch man, een man niet van de studeerkamer, maar een die met kide boenen, met hoofd en hart in het volle arbeidsleven staat; die den achturi gen arbeid voorstaat, doch in dezen rijd, nu de omstandigheden drukken, en de re sultaten voorloopig niet schitteren, waar schuwt om deze proief op dit oogenblik met door te zetten. De lieer Wibaut zegt er niet veel tegen, óijn zwaarste argument, dat de regeling door den heer du Croo gewenscht (45 uur gemiddeld, dus in de drukke we ken b.v. 60 en in de slappe weken b.v. l'm' werken in de industrie) een ideale opvatting is, zegt al heel weinig; en zijn an<fere, dat de opvatting van den schrijver niet is die van de arbeiders; en por dezen aan zijn raad om afscheid te emen van dien verkorten arbeidsdag geen 6e\oio zal worden gegeven, zeggen zoo goed als niets. n toch schijnt 't niet onmogelijk, dat sommige bedrijven de arbeider zal moe- 60) —O— madanrn" beb b!aal' "-ooit anders gekend, dal zoo a' "Een Mjdlang ging de 7.w,L y en .toen kwam op eens nc4'e\fjn ?en uitbarsting. Lady Alio- Som t Margaret de m's zou slist, Elk^T §aret Weigerde dit be- ifidcren i ag ocdervroeg zij haar, en CtfS* WCTd zij boozel Eindelijk gewoon h;imgaret °p zekeren daë buiten- den v,;|,,en waarschuwde haar voor het wederom11 loch Waagde zij Kn h,'i i ongehoorzaam te zijn. de'laakt! en ,ayondraaaltijd het was 'aat zaeen 3d' waarbij w'ï haar ge- 'riendeifiic Margaret bleek en de «eede Pn\ fra nietS terug 0p al 1 ®oedci- lm hatelijke woorden, die haar 'lag aanm.?,1' toevoegde. Toen de volgende "laai' on 'i zij niet naar de mis, "taakte nm f^frhk* dat ik mij gereed ,0°> nam Saalb kwam zij naar mij 'U m'l frtJ de hand, err zeide tee sclien drie kwaden, en dat tijdelijke op schorting van den achturendag die derde kwade zal "zijn. Vain den beginne is door de pers van alle richtingen aangedrongen op meer in- tensieviein arbeid, op levering van 'i be wijs dat bij korteren arbeidsdag de ge presteerde arbeid ongeveer gelijk blijft. Doch hiervan is weinig te: zien geweest. Dit is geen reactie. Evenmin als het reactie was van den beer du Croo om te beweren, dat op dit oogenblik, nu 't op de concurrentie met het buitenland aan komt, doorvoering van den achturlendag over de geheel© linie niet gewenscht is. Economische wetten, zoo merkt deze so ciaal-democraat terecht op, zijn nu een maal niet door politieke papieren wetten te dwingen. Ook zou 't dwaasheid zijn de thans heerschiende malaise te wijten al leen aan de achturenwet. Terecht toch merkt de schrijver in Het Volk op „Niet omdat, de Marhenkoers zoo laag is, is Duitschland in staat zoo goedkoop te leveren, maar omdat de Duitsche ar beider en de Duitsche intellektueel ge noegen neemt met een veel lager levens peil dan de Nederlander. Indien de Duit- scher juist zooveel vléesch, en boter en sigaren, en kleederen, en juist zulk goed brood als de Nederlander zou eischen, zou de Nederlandsche industrie weer kun nen concurreieren. Wil de speciaal Neder landsche malaise verzacht worden, dan dienen, óf de Duitsche loonen verhoogd, óf de Nederlandsche loonen verlaagd te worden .Zoolang Washington of Genève naast een maximum wierktijd niet een mi nimum loon voorschrijft, zoolang zal er naast de algemeene wereldmalaise, in Hol land een malaise heerschen, die om bo vengenoemde redenen verscherpt zal wor den. Die werkloosheid duurt zoolang tot dat de levensomstandigheden in Duitsch land en Holland gelijk zijn." Het is er mee als met den vrijhandel. Jaren aaneen heeft Nederland zich aan vrijhandel gehouden terwijl alle omliggen de landen voor Europa een streng tarief van invoerrechten handhaafden. Gevolg was dat het buitenland profiteerde van onze onnoozelbeidvrijen invoer ten on zent; en zeer bez warenden invoel' bij den buitenlander. Houdt nu ten onzent streng de regee ring vast aan den achturigen arbeidsdag hij hoog levenspeil, terwijl de buitenlan der lagere loonen uitbetaalt en langer laat werken, dan komen wij evenals in 't bo vengenoemde geval op een eiland te wo nen, en overstroomt de buitenlander ons met zijne producten en kunnen wij de onze niet aan hem kwijt. Wanneer nu deze diep treurige toestand lang moet aanhouden, welk van de ge noemde kwaden moet men dan kiezen? Wibaut zegt: werkloosheid; een ander zegt: bescherming; doch du Croo besluit: „Alvorens een internationale conferentie minimum bestaansvoorwaarden vaststelt, moet, (Innkt men, een derde kwaad geko- -zen worden, d.w.z. langer arbeidstijd en lager loon." Hetwelk neer zou komen op intrekking van de arbeidswet. Doch deze reactie ver langen wij niet. Intrekking van deze wet zou minstens even dwaas zijn als hare strenge doorvoering. Wat wij vragen mogen is ,op grond van veler ervaring in onze omgeving, een meer dere soepelheid in de toepassing, een be tere aanpassing van deze wet aan hel leven, opdat zij niet dat leven hinder®, maar sterke, m het bedrijf niet dood©, maar handhave. Alle socialistische propagandisten schel den conservatief en arbeide rsvijandig al derlijk: „Kus mij, Eva, want ik weet niet, wanneer ik u terug zal zien." Ik klemde mij toen angstig aan haar vast, maar zij wees mij van zich en glimlachte tegen mij als een laatst vaarwel. Toen wijvan de mis terugkwamen, was Mar garet dan ook nergens te zien noch zagen wij haar later weder." „Durfde niemand naar haar vragen, damoiselle Eva?" vroeg Lady Cobham. „Neon, madame behalve in h'et eerst, maar ons werd op ruwen toion bevolen over Margaret te zwijgen. Waar zij ech ter is, weten vrouwe Alionore en pries ter Scrope zonder twijfel heel best. Maar de anderen hier in huis weten het niet, of durven niets zeggen." „Sir Reginald weet ongetwijfeld alles", zeide Lady Cobham. „En hoewel hij niet zoo vriendelijk meer is als 'vroeger, toch geloof ik niet, dat hij zou willen, dal haai eenig kwaad geschiedde. Ik houd het er voor, dat zij bezig zijn te pro- beeren haar van gedachten te doen ver anderen, om haar te redden uit de han den, die haar zelfs ter dood zouden wil len brengen, en dat binnenkort". Beiden, Githa en Eva beaamden deze veronderstelling, en maakten zich diets, dat zij mogelijk 'waarschijnlijk neen, degenen die in dezen geest zich tot de regeering wenden. Doch dit schelden heeft geen zin, wijl 't bekend is, dat de so cialistische arbeider in een socialistische maatschappij zelf niet tegen een twaalf- urigen arbeidsdag zal opzien, omdat hij dan werkt voor „de gemeenschap"; en in Rusland de arbeider tot de positie van erger nog dan loonslaaf is terugge zonken, gedwongen als hij is tot twaalf- urigen arbeid met de revolver achter en den gevangenis wagen naast zich. Daarom geen afschaffing. De wet is nog veel te kort in werking om nu reeds een oordeel over hare werking ons te kun nen aanmatigen. Maar met 't oog op de concurrentie van 't buitenland, en de be langen van bepaalde bedrijven, wij denken hier aan den landbouw en de be drijven die met den landbouw in nauwe betrekking staan, vragen wij een verstan dige uitvoering der wet; en protesteeren wij bereids tegen'onverstandige, zij het ook al door de wat gepermitteerde, processen met name aan den landbouw en de be- Nog een kwaad. De heer Wibaut wijst in Het Volk op nog eeai- vierde „kwaad", de keuze waar van in do kringen der sociaal-democraten overwogen wordt. „Hiet is nu tijd" zegt ©r eten, „voor den eisch aan de regee ring: de fabrieken open. Gebeurt dat niiet, dan moeten wij ons beraden de arbeiders op te wefckten de fabrieken te gaan bezet ten, met hief uitgesproken vredesdoel Meer produktila!" Hier komt de aap uit de mouw. De fabrieken open! Dat wil zeggen de socialisatie van de industrie, afschaffing (zie ons. vorig no.) van privaatbezit en ondernemerswinst, 'de productiemiddelen aan de producearders. - Staat de 'regeering dit niet toe, dan maar revolutie! „de arbeiders de fabrie ken beziatten"; en dan wie 't leest, ge-' looft haast zijn oogen niet „mieter pro ductie" Natuurlijk wijst de heer W. voorloopig dit advies van zijn partijgenoot af. Wij leven, zegt. hij, nog niet in het socia lisme, maar nog in het kapitalisme. En in onzan tijd en in da bedoelde stopgezette be drijven is het onmogelijk. Maar voegt hij er geruststiedlend bij, wij bedoelen niet dat de arbeiders in de werkloosheid be- rustien;'want dit zou beteekenen de onder gang van het gezin niiet alleen, „doch ook v a in de organisaties, dus van de macht der arbieiders." En hij voegt er aan toeZulk berusten zouden wij niet gaarne voorstaan. De conclusie luidt dei-halve afwijzend; maar of de revolutie, ook met de conces sie van „niet-blerusten" hiermee bezworen is, valt zeer te; betwijfelen. Wij zijn een klom pen volk. Van deze typeeren.de uitdrukking vertelde ik een vorig maal de bel eekenis en kon ik helaas de waarheid bewijzen. Toch raakte het mee rondeel van het toen genoemde slechts den buitenkant van het leven, de wellevendheid en be schaafdheid. Er is echter nog een andere, een ypel ernstiger zijde der zaak. En wel deze dat wij zelfs bij de heiligste verrichtingen, bij: de uit oefening valn onzen eeredienst nog be hagen schijnen te scheppen in het leelijfce en niet als bij intuïtie gevoelen, dat hier als vanzelf gestreefd moet bijna zeker, de ware was. Geen moeder of broeder kon wenschen, dat een, die zij liefhebben, hoe kettersch haar mee ningen in hun oogen dan ook waren, tel' dood gebracht zou worden. Zij waren ongetwijfeld overtuigd, dat, indien zij zelf niet handelden, iemand anders het doen zou, en daarom verkozen zij wijselijk de zaak niet uit hun handen te geven. Maar konden zij de zaak in hun eigen handen houden? Zou priester Scrope dat lijdelijk toestaan? De veronderstejling van Lady Cobham was bemoedigend, maar zij rustte op zeel' lossen grond. Wat echter priester Serope's geheime plannen mochten geweest zijn ten op zichte van Margaret Robham, hij was in elk geval niet van plan voorloopig een martelares van Githa Cheyne te makon. De scherpe blik van den man had hem reeds op een geheel ander spoor ge bracht. Hij had het nieuwe zwakke punt in Gilha's wapenrusting ontdekt, eer zij zelf wist, dat het bestond. Sir Walter de Malmayns was een eenvoudig, geloo- vig Katholiek, en kon als een uitstekend wapen in de hand van den listigen pries ter gebruikt worden, Niet, dat priester Scrope voor een lid van zijn kudde eerï worden naar bet meest verheven schoonheidsideaal. Vele Christenen verkeeren blijk baar in de meening, als ze den drem pel van een kerkgebouw betreden, dat ze een vergaderlokaal binnenstappen. Ja, :ze hebben o zoo rap hun tegen werping: „Da's allemaal Rooimsoh" gereed; als ze worden aangemaand tof een zich beleefd gedragen in de kerk. 'tls wed treurig... omdat men met zulk een uitvlucht er finaal naast is. (Gelooft ge dat niet? Wel, lees dan zoodra ge maar ©enigszins gelegen heid hebt, het zoo mooie boek van dr. Kuyper er maar eens op na: „Onze Eeredienst". Daar kunt ge 'L te weten komen of hel zoo Calvinistisch is, zich in de kerk nog onwelvoegelijker te gedragen dan in onze woningen. Die hooggeleerde en geliefde schrij ver zal 't u wel anders vertellen. Van dat boek knapt ge zoo op. En waarom schreef dr. Kuyper het Om- dal; bij' Hervormden en' Gereformeer den in den Eeredienst werkelijk alles ter eere Gods was? Och neen, omdat daaraan nog zoo veel, zoo heel veel, ontbrak. En omdat hij, de man met het zoo teere religieus gevoel, be sefte, welke dure plichten ook in de uitoefening van onzen godsdienst op der Christenen schouders rustela. Wat gaat er toch niet een onge meen©, onzegbare bekoring uit van een eeredienst, die op1 't .schoon© en harmonische is ingericht. Hoe welda dig doet hij het Christelijk gemoed aan. Zij, die (n het buitenland dan ook eens een dergelijke, meest litur gische; godsdienstoefening, bijWoon- tlten, werden gegrepen door den ernst en de wjjding, daarvan uitgaande. Ook in ons land zijn er reeds ker ken, waar in dit opzicht gezegende verbeteringen zijn ^ingebracht. Hoe treft het b.v. niet, als "daar na het lezen van een Schriftgedeelte, de pre dikant zegt: „Laat ons belijdenis van ons geloof afleggen" en de geboete gemeente als vanzelf verrijst, slaande de voorlezing der 12 Geloofsartikelen aanhoort en onmiddellijk daarna in valt met hel. biddend zingen van: „O, Lader, dat Uw liefde ons blijk", enz. Hoe stemt het tien hoorder niet tot ernst, als, na het eindigen der predi- oatie, terstond na het „Amen" zacht orgelspel nog een wijle de aandacht der gemeente bepaalt, bijl de geboorde prediking. En ook, al wordt over de eigenlijke liturgische godsdienstoefe ning verschillend geoordeeld, hoe kun nen het indrukwekkende oogenblikken zijn als de gemeente, staande als voor het Aangezicht des Heeren, bet g,e- bed door den prediker uitgesproken of het Schriftgedeelte, door hemivoor gelezen, afwisselt met het biddend of dankend zingen van een psalm- of gezangvers. Wie zulk een dienst heeft bijgewoond, wordt des te pijnlijker ge troffen door het gemis aan wijding en stemming, dat nog zoo vaak zoo: vele onzer godsdienstoefeningen ken merkt. Maar ook zonder de invoering van liturgie zou In vele onzer kerken de eeredienst nog zooveel meer het ide aal kunnen benaderen. Daar is b.v. het gezang en het orgelspel. Reeds bij! de eerste Christenen vormde het gezang een deel van de godsdienst oefening. Bekeind uit die dagen is o.a. het „Wij loven U, O' God, wij prij zen Uwen Naam". Later is daar het Lollard tot vrouw begeerde of toegestaan zou hebben. Maar hjij wist best nie mand beter dan hij wat hij deed. HOOFDSTUK XXV. In een van de eerste dagen der vroege lente, was vrouwe Cheyne opgestaan van den avoiiddiseh, en op hiet punt zich naar de achterkamer te begeven. Zij was over 't algemeen niet veel verouderd sinds wij haar het laatst zagen, hoewel zorgen en angst rimpels in haar voorhoofd ge ploegd, en grijze strepen in het bruine haar te voorschijn geroepen hadden. „Anna Tufton, ik zou u straks nog eens even willen spreken," zeide zij. Er was klaarblijkelijk de eene of an dere geheime verstandhouding tusschen haar beiden. Anna Tufton knipoogde veel- beteekenend, en zij knikte met haar hioof'd. „Zeker, ik zal mij haasten madame, en bij u komen." „Wanneer denkt gij dat Sir William bij mij terug zal komen, Anna?" Een treurig glimlachje speelde om de lippen dei' arme vrouw. Zij had nu reeds zoo lang, zoo heel lang gewacht op de komst van haar echtgenoot en kinderen. E|en bange vrees was haar hiart binnen* orgel bij: giekomen, dat het kerkgezang oneindig Verbetert etn verfraait. Maar waar is heit kerkgezang, gelijk heit kan zijn? Hier zijn gemeenten, waar mien zoo saai zingt, aat men er zich zelf niet toe krijgen kan, zijn stem aan zulk een „koor" te paren. Op andere plaatsen zingt men weer even luid of heit een lofpsalm dan wel eeW 'gebedspsalm geldt. Daar is het vaak! meer gillen rlan zingen en schijnt men maar weinig tei heseffen, dat onzte God ook de taal den*- lippen hoort. [Onze kerkmuziek en ons kerkge zang moeten aan hoogie eischen vol doen. Zijl moeten den menseh uit het stof opvoeren naar hooger sferen, naar den Schepper aller dingen en wie wel eens die machtige orgelklanken, voort gebracht door meesterhand, door de hooge gewelven eener majestueuze kathedraal heeft hooren ruischen, weet, dat dit kan. Zonder liturgie kan nog veel meet verbeterd worden. Er zijn b.v. plaat sen in ons land (ik .denk aan enkele plattelandsgemeenten in Zuid-Holland) waar vóór het aanvangen der gods dienstoefeningen voor de kerk meestal een lange; of dikke Eerewacht, (over gezet zijnde „de zwarte garde") plaats heeft genomen. Ik denk verder aap de wonderlijke houding, die de „luisterende" schare tijdens de godsdienstoefening Ie aan schouwen geeft. Aan het in Zeeland zooi bijzonder inheemlsche kwaad van „slapen in de kerk", dat. zöo wonder veel bijdraagt to|t ontstichting! van den eeredienst. Ik denk aan zekere hond jes, die in sommige kerkgebouwen blijkbaar noodzakelijk zijn, met vrien delijk en beleefd verzoek om zekere onk'iesohe, onhygiënische kroegbezig- heid na te laten, en die voor een zeker deel der kerkgangers niet veel meer dan een brevet van schandelijke ongemanierdheid beteekenen. Ik denk aan de ergerlijke gewoonte in som mige dorpen om rookende de kerk binnen te komen en te blijiven roe ken, tat de voorzang wordt opgegeven en waar men na het einde van den dienst, terstond na het. uitspreken van de zegenbede sigaar of sigaret weer opsteekt. En daaraan denkende kaja ik begrijpen, dat iemand er toe kwam! te schrijven„Hiet, Bedehuis, waarin men de beelden en schilderijen heeft stukgeslagen en er alles uit verban nen heeft, wat maar. tot verfraaiing zou kunnen dienen, daar mag men wel tot par lie al ter genoegen zijn ta bakswolken opjagen. Dat is wèl Pro testants ch, dat isi dan wèl naar den eisch." iDaarom nogmaals, voor den eere dienst bestaan .vasle grondregelen. De vrome dichter klaagt: „Wie zal U lo ven in het graf? Neen, terwijl wij ons lichaam bezitten, zullen wij' God! loven. Bovenal in den Eeredienst, ge lijk onze God' dat ook wil. Met onze mond. en kteiel, met stem; en snaren, met orgel en cimbaal. Maar daarmede mogen danonze manieren, ons ge drag, onze houdingl niet vloekten. Dat dan eindelijk pens eenige verbetering: hierin moge gezien worden en dat predikant, ambtsdragers en gemeente- leden gezamenlijk de hand aan den ploeg slaan, 'tls noodig, broodhoodig. I JAN VAN 't. LAND. geslopen, eii had de hoopvolle verwach ting. die daar heerschte, verdrongen, toen dag op dag voorbij ging en zij maar steeds niet Jpwamen. „Misschien van avond wel, madame", zeide Anna Tufton bemoedigend. „Wat weten wij er van? Er zjjn honderd din gen, waardoor zij onderweg misschien opgehouden zijn. Ik twijfel er niet aan, of God zal ze u veilig terug brengen." „O, het is niet, dat ik aan Zijn goed heid 'twijfel", zeide vrouwe Cheyne. „Maar gij weet zeer goed, Anna, dat Hij de Zijnen dikwijls smart toezendt. Dat weet gij best." „Ja, dat weet ik wel. En als de smart komt, dan moet zij uit Zijn hand wor den aangenomen zonder murmet'eei'en. Maar lieve madame, de smart is nog niet gekomen. En hoewel God kracbit naar kruis belooft, herinner ik mij niet dat Hij kracht belooft ,jm een beproeving te dragen, die Hij nog niet heeft toege zonden." „Maai' zjj zal komen," zuchtte Lady Cheyne. „Gij hebt echter gelijk, ik zal mij-n best doen, om geduldiger te wachten." (Wordt vervolgd). mm

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1921 | | pagina 1