;V» 35
Woensdag 10 November 1990
35e Jaargang
f E U I L L E T 0 N.
GIT H A.
Uitgave van
de Naomi. Venn. LUCTOR ET EMERGO,
gevestigd te Goes.
C
Hoofdbureau te Goes:
LANGE VORSTSTRAAT 219.
(Telefoon No. 11).
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ L- BURG.
Drukkers
Oostlerbaan L O C o i n t r e, Goes.
-..W-.g_l!—5
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAÓ.
Abonnementsprijs:
Prijs per 3 maanden fr. p. post f3,
Losse nummers f0,06'
Prijs der Advertentiën:
1—4 regels f 1.20, elke regel mieier 30 cient.
Bij abonnement belangrijke korting.
Bewijsnummers j? cent.
DE BEWAARSCHOOLWET.
De grief der neutralisten, voorstanders
van neutraal bewaarschoolonderwijs tegen
dit ontwerp is dat alleen bijzondere bte-
waaxsoholen subsidie van 't Rijk zullen
genieten. -
Van waar deze agitatie, zou men zeg
gen. Voortaan kan iedere groep een bij
zondere bewaarschool stichten: een Chris
telijke, een Roomsche, een theosop'hische,
een neutrale, en ieder van deze krijgt
subsidie; dus ook de neutrale. Zijn er
geen neutralen in de gemeente, dan rich
ten van zelf de neutralen geen school
op; zijn er wel neutralen, doch zijn deze
te weinig in aantal om tot een actie
voor schoolstichting te geraken, dan heb
ben dit handjevol neutralen toch nog de
kans dat zij een neutrale school van de
gemeente krijgen.
Van dien kant is derhalve klagen on
gerijmd.
Maar zegt gij dan blijft de open- -
bare bewaarschool toch uitgeschakeld.
Wel neen; de gemeente heeft ten allen
tijde 't recht, mits dan voor eigen reke
ning, een bewaarschool te stichten; (even
als zij nu al vakscholen opricht; alleen
maar de particuliere bewaarschool geniet
subsidie.
Het zou echter zeer dwaas zijn, wan
neer de gemeiente zulks deed in gemeen
ten, waar heelemaal gelen behoefte be
staat aan zoodanig een school.
In vele dorpen is de oplichting van
bewaarscholen onnoodig; wijl de kleinen
daar zoo lang mogelijk onder opzicht van
de moeder blijven; terwijl de enkele moe
ders, die in den zomer hun man be
hulpzaam willen zijn op het land, hun
kind bij een familielid of goede buur
voor die enkele uren onder dak kunnen
brengen.
Dit zal«% dergelijke dorpen, echtier te
minder noodig zijn, naar mate de loonen
onzer veldarbeiders verbeteren.
Maai' nu staat hier tegenover, dat in
positief Christelijke kringen, naar mate
de persoonlijke en huiselijke welvaart be
ter worden, meer behoefte aan Christe
lijk bewaarschoolonderwijs zal ontstaan;
welnu die menschen stichten dan een
vereeniging voor Chr. Bewaarschoolonder
wijs naar Markus 1016; en stichten een
Chr. school; daarna ontvangen zij het
Rijkssubsidie.
De gemeente bfchoieft inderdaad den-
zulken het werk niet uit de handen te
nemen.
Zij, die vreezen dat nu eie'n schoolstrijd,
als welke zoo pas is opgelost, zal ont
staan ten aanzien van de bewaarschool,
zijn ten onrechte bevreesd. En wel hier
om dewijl de bewaarschool voor de volks
opvoeding gemist kan worden, door vele
ouders niet eens wordt begeerd; en op
paedagogische gronden wordt ontraden.
Immers er pleit veel voor bet kind de
eerste levensjaren, tot het zesde of zeven
de levensjaar, zich vrij te doen ontwik
kelen, in de natuur en naai* zijn aard.
Daarom deed de minister van onderwijs
verstandig idoor zich te plaatsen op dit
standpunt. De gemeente kan een (open
bare) bewaarschool stichten, als zij wil,
maar verplichtend is 't niet.
Het gaat niet aan dezen onnoodigeu
last op de schouders der gemeiente te
laden, wanneer zij voor zich dezen last
niet begeert.
De bewaarschool moet, evenals de vrije
school, op elk barer .trappen, zoo immer
mogelijk, de taak der ouders zijn, het
particulier initiatief blijve geëerbiedigd,
maar dain met loyalen rijkssteun. Even
als dit bij het vakonderwijs geschiedt.
Doch steun, altaen daar, waar de be
hoefte er aan gevoeld wordt.
Dit doende, eerbiedigt de minister de
historie. De bewaarscholen waren aan
vankelijk bijzondere scholen, zij werden
gesticht door het Nut, als protest tegen de
bewaarplaatsjes, waar in een klein ka
merken op èen. steenen vloer, de kinderen
op lage bankjes kwamen zitten dken
nieuwen langen morgen en nog langieren
middag, meestal met niets waarmede zij
zich konden bezig houden, en dat onder
toezicht van de oude bestjes, wier eenige
taak was deze kinderen te „bewaren".
Na het Nut, schoon op meerdere plaat
sen zich aanpassend aan de Christelijke
gevoelens der ouders, pakten Christelijke
vereenigingen, die bet Nut niet vertrouw
den, of de verbastering van het Nut niet
langer konden aanzien, de zaak van 't Be
waarschoolonderwijs aan. Zoo kreeg men
Christelijke bewaarscholen. Doch, 'tspreiekt
van zelf, hier kwamen de liberale gemeen
tebesturen tegen op en die richtten toen
neutrale bewaarscholen op, scholen uit
loyale beurs gebouwd; want 't ging toch
van de belastingpenningen van alle inge
zetenen.
Dat die scholen er beter uitzagen, dan
die vrije, bewaarschooltjes, is tej begrij
pen. Zij hadden De Ned. merkte bet
indertijd terecht op zij hadden het
belastingbiljet achter zich.
Maai' tot die kunstmatige instandhou
ding, of althans bevordering der bewaar
school bestaat, nu de schoolstrijd is op
gelost, geen aanleiding meier. Alleen op
richting waar plaatselijke behoefte ertoe
dringt. Dat is 't Stelsel van het wetsont
werp, en daai- jzqjn. wij 't eens mee.
Elke aan zekere edschen voldoende be-
waarschoot krijgt recht op subsidie; mits
de helft der onkosten na aftrek dier school
gelden door de belanghebbenden wordt
j betaald.
j Is hier bezwaar tegen? Brengt dit «ie
I vrije bewaarschoolvereenigingen in moei
lijkheid? Dan valt hierover te praten. Maar
't beginsel blijve onaangevochten.
AGNES GIBERNË,
O:
22)
„t Kan zijn! 't Kan zijn! Gij zijl jong,
jonker Cheyne".
„Sir Roger, ik kwam niet hier om
net gedrag van Sir John te hcforen af
keuren", zeide Alfgar beslist.
„Ook Iheb ik u niet voor dit doel tot
mij geroepen. Afkeuren! ik denk er
niet aan. Denkt gij, dat niemand Sir
John kent dan gij zelf? Ik weet zeer goed,
dat een edeler man dan Lord Cobham
deze aarde zelden heeft betreden vol
doet u dat?"
Alfgars grijze oogen zagen den ridder
een oogenblik onderzoekend aan, en toen
zeide hij eenvoudig:
„Het is mij genoog! Ik wacht uwe be
velen af, Sir Roger".
„Diaar kunt gij dan op blijven wachten.
Ik heb u geen bevelen te geven, anders
had 'ik ze eenvoudig uitgesproken, zonder
meer. Ik verlangde alleen maar wat met
u te praten. Gij bezit het vertrouwen:
van Sir John, meer dan iemand anders''.
Een teeken, dat hij verstaan was, was
Dr. Kuyper gehuldigd.
Die „Nieuwe Zeeuwische Courant'1 wijdt
een waardeerend artikel aan den ont
slapen leider onzer partij'. Na .aangehaald
te hebben waardeerende woorden reeds
vroeger, eerst door dr. Schaepinan, later
door baron van Wijnbergen aan hem
gewijd, eindigt zij1 haar artikel
Ofschoon zijn kerkelijke opvattingen de
onze niet waren, mag ons dat toch de
oogen met sluiten voor de groote ver
diensten, die hij zich "verwierf door zijn
onverschrokken belijden der Christelijke
idee in het openbare leven. Aan hem' dan
ken wij voor een groot deel den geloofs
moed, van het nieuwe geslacht, die op
komt voor de eel'e Gods ook in het staat
kundige, voor het doen doorwerken der
goddelijke wet in de wetten van den
Staat. Zelf ging hij ons voor, niet alleien
met den mond, maar ook metterdaad,
hij toch'liet ons zien hoe m'en kan zijn
een staatsman „fir'st class" en tegelijker
tijd een vroom! Christen en een belijder
van Gods Naam.
Van oudsher gold een hjooge ouder
dom, vrij van kwalen en gebreken, als
een zegen. Dr. Kuyper mocht dien zegen
genieten tot eigen troost, tot vreugde van
zijn volk. Thans Sis hiiji tot zijn vadergn
verzameld en de zijhen, bloed- en geest-
het eenig antwtoord, dat hij ontving.
„Gij zijt verbazend voorzichtig voor
iemand van uw leeftijd. Wilt gij hooren,
wat ik te zeggen heb of niet, jonker1
Cheyne? Ik verlang u niets toe te ver
trouwen, als gij het liever niet hoort
alieen voel ik mij verplicht tot u te
spreken in het belang van Lord Cobham".
„Ik ben altijd bereid iets te hooren]
of tedoen in het belang van Lord Cob
ham", zeide Alfgar dadelijk.
„Zoo, maar gij weet niet of dit met
mij ook het geval is".
„Ik zie niet in, dat ik geroepen ben
hierover een oordeel uit te spreken",
zoide Alfgar kalm'. „Ik ben slechts een
schildknaap en gij zijit een ridder. Ik
w>eet zeer goed, dat 'ik Sir John liefheb".
„Nu spreekt gij ten minste een meening
uit", zeide Sir Roger glimlachend. „Maar
nu jonker want wij kunnen ieder oogen
blik van hier geroepen worden hoe
denkt gij over den tegenwoordigen poli-
tieken toestand?"
„Ik denk, dat zij, die dezelfde nïeenin-
•gen zijn toegedaan als wij, Sir Roger, niet
lang meer zoo kalm zullen voortleven1
als wij de laatste jaren gedaan, hebben",
zeide Alfgar.
„Uw gehoor is scherp genoeg om het
geluid van den naderenden storm1 te on
derscheiden, die weldra boven onze hoof
den zal losbarsten. En dat is gelukkig
verwanten, treuren om' zijn heengaan, in
weedom klagend: „hoe is ons de kroon
van liet hoofd gevallen, hoe ontviel ons
de sterke iin Israël". Ook wij, 'die niet
tot de geestverwanten van dr. Kuyper
behooren, begrijpen nochtans die smart
en heseffen het verlies en volgaarne leg
gen ook wij op de lijkbaar van dezen
grooten doode den palmtak onzer hulde
en den immortelenkrans onzer eerbiedige
herdenking van zijn groote verdiensten.
D e (Chr.) Amsterdam m e r eindigt
haar sympathieke beschouwing over den
theoloog, staatsman, dienstknecht des
Heeren, precuker van Gods Woord, disci
pel van Christus met de volgende
troostwoorden
Zeker, Kuyper was een mensch, een
zondig mensch. Zijn gebreken liepen, juist
doordat hij zoo groot was, zeer in vt oog.
Maar wie zijt gij, o m'enscl}, die staande
bij de „lijkbaar van dit kind van God
daarvan durft reppen? Weet het dan, dat
de geest van dezen vrijgekochte des. Lam's'
thans is opgevaren tot- Hem, Diie ook
yoor de zonden van dezen zondaar Zijn
dierbaar bloed heeft vergoten. Weet liet
dan, dat de ziel van dezen gerechtvaar
digde thans aan den Vader i.j voorge
steld zonder vlek en zonder rimpel
In de stad aan de zee zal hij. begraven
worden, deze groote vaderlander, die als
den vermaarden staatsman-theoloog, in de
geschiedenis van ons volk zal blijven
voortleven. Hij zal tot Nederland blijven
spreken, vele jaren wellicht eeuwen na
dat hij gestorven is. Zijn stof zal vergaan,
maar zijn na,am za,l in dankbare, onver
getelijke herinnering blijven. Zoo lang er
in 'het Israël van hot Westen nog. be
lijdende-Christenen zullen wonen, zal zijn
naam met eere genoemd en naar zijn
werken gevraagd worden. Zoolang er in
ons oude Nederland nog strijders onder
de Kruisbanier gevonden zullen worden,
zal a,an dezen Kruisgezant met liefde
gedacht wiorden
Totdat de eeuwige Koning Zelf zal
verschijnen, op de wolken des hemels.
Dan is er geen, bewonderend staren meer
naai' eenig menschenkind, ook zelfs, niet
naar grooten als Luther en Calvij'n, als
Groen van "Prinsterer 'en Kuyper. Dun is'
er maar één leven, lieven en loven
Hcou, Die op, den troon zit en het Lam
De (ueutnal'e) Telegraaf eindigt
aldus een artikel over den omvanigrijken
arbeid van den overledene:
Wie laan dit griaf de balans van dit
leven wilde opmaken, en vnagen: wat
dan van den reuzen-arbeid van blijvende
beteekenis zal zijn niet slechts voor een
piartij, malar voor land en volk in hun
geheel, zal niet mogen nalaten te beden
ken, dat, wie zijn levenstaak zag' in het
licht dat voor dezen Calvinist het ééniig'-
schijnendo wias, reeds daarmee zichzelf
en heel zijn arbeid een beperking oplegt.
Alleen wat in dat licht begeerlijk en strij-
denswaard geleek, verdiende de toewijding
van ook de grootste talenten; eoo was
reeds hierom Kuyper's leven en arbeid
voorbestemd bij uitstek een partijdig: ka
rakter te dragen.
Ook wie diametraal tegenover hem ston
den, Zullen, niu hij hun verzet niet meer
prikkelt, zich bepalen tot het uitspreken
van hun eerbiedwaardige bewondering
voor zijn menigvuldige talenten, zijn on
verwoestbare vitaliteit des g;eestes, zijn
niet-overtroffen en «elden-geëvenaiarde
kennis.
voor u. Er zijn er velen, die noch zien,
noch hooren"-.
„Bisschop Arundel hiaat Lord Cabhaih,
maar toch geloojü Uk niet, dat hij hem
vèel kan doen, zoolang Koning Henry
Sir John blijft beschermen".
„Vertrouw daar niet te veel op. Dieze
kerkelijke heeren hebben zeer veel macht
in hun handen, en zij oefenen die maar
al te gaarne uit".
„Denkt u, dat er gevaar voor S,ir John
in aantocht is?" vroeg Alfgar.
„Zeker denk ik dat! Gevaar! Ik zeg
u, jonker Cheyne, eer vele maanden voor
bij zijn, zullen de Lollards van dit land
in groot gevaar verkeeren, behalve
„Behalve?" zeide Alfgar op vragendeu
toon, daar Sir Roger zweeg.
„Gij' zijit jong, maar toch zijt gij' be
scheiden", zeide Sir Roger Acton pein
zend. „Kunt gij een geheim bewaren als
het noodig is jonker "Cheyne?"
„Als ik het met mijn geweten kan over
eenbrengen, en met mijn plicht tegenover
Lord Cobham".
„Ik geloof u gaarne. Gij moogt u gelen
woord aangaande dit geheim laten ont
vallen jonker Cheyne".
„Sir Roger, ik vraag u niet het ge
heim te hooren, maar als het noodig is,
kan .ik zeer goed zwijgen".
„Het is niets het is niets slechts
een gedachte", zeide Sjr Roger snel.
Mannen Ols deze, „singulier in alles",
naar van Oldenbameveldt getuigd werd,
■zijn zeldzaam; hun wereldnaam verhoogt
het aanzien van een volk.
£2!*^ m» m sa
De Ne de rlander (chr.-hist.)
„Het bovenstaande moge voldoende
zijn, om te doen uitkomen, hoe deze
merkwaardige man veel minder door
den loop der omstandigheden op den
voorgrond is getreden dan de meeste an
dere staatslieden en hoe hij zich zijn
levensweg als het ware van den aan
vang af heeft voor oiogen gesteld, en
dien met ijzeren volharding1, ook door
het schrijven van bijkans ontelbare ar
tikelen en boeken, tot op het oogenblik
dat zijn lichaamskrachten hem begaven,
heeft afgelegd.
Om dezen man recht te doen weder
varen behoort men; dunkt ons, dit in
te kunnen zien. Voortdurend toch is hij
door vele tegenstanders beschuldigd van
•zekere eigenaardigheden, die iemand lie
ver bij zijn vijanden dan bij zijn vrien
den aantreft. Vaak hebben zelfs zijne
volgelingen en bewonderaars geen kans
gezien hem daartegen te verdedigen. Wat
ons laiangiaat, wij kunnen, noch willen
•zijn inwendigie motieven, zijn karakter be-
oorcleelen. Ons komt het oordeel over
het innerlijk van den mensch niet toe".
Drie prachtartikelen zijn lo. dat
van oud-minister Idenb'urg: in D1 e
Standaard, 2o. van den heer Elont,
den hoefijzer-redacteur van Het Han
delsblad („De Klokkenist")en 3o. van
den heer Roodhuijzen, den politiekën
hoofdredacteur van Het Va cl erf and.
Wij komen er op terug.
Zelfs Het Volk heeft aan het begin
en aan het islot van een eenzijdig ar
tikel, waarin de wrok over 1903 nog; door
straalt, nog waardeerend^woorden.
Haiar artikel vangit aan:
„(Dr. Kuyper) de man die gisteren in
boegen ouderdom overleden is, zal ook
bij tegenstanders in eere blijven als een
der groote volksleiders, die leven wekte
waar clood Was. Zijn historische roem zal
het blijven, dat hij het geweest is, die
cle kleine burgerij, van de in dommelende
onbewustheid voor ,zich daar heen le
venden die ,ziji waren, gemaakt heeft tot
een krachtig, ja, onstuimig levende volks
groep, tot werkelijke burgers van den
staat, tot een klasse. Wie in elk g;eval de
bewustheid boven cle onbewustheid ver
kiest, ook al richt zich die bewustheid
tegen hem, zal dit Kuyper tot een hooge
verdienste aanrekenen. Hij heeft er het
volksleven ontziaglijk mee verrijkt".
Na hem geschetst te hebben als den
„vijand der arbeiders" den „volks-
onderdrukker" enz,, eindigt zijl:
„Maar de tijd van zijn ondergang: en
izijlni onverzoenlijke vijandschap jegens ons
•zullen ons niet doen vergeten; dat dr. A.
Kuyper een dergenen geweest is; die als
een tweede Mopes bruisend water geslagen
heeft uit de dorre rote der volksverstee-
ning". 'i
De toestand.
Rood en half-rood' Duitschland heeft
gisteren den verjaardag der Duitscbe re
volutie gevierd. En natuurlijk moet zulk
een feestdag, naar socialistisch recept, gie-
1 paard gaan met stillegging van zooveel
„Hebt gij gehoord van de plakkaten, die
tegenwoordig aan de kerkdeuren van Lon
den bevestigd worden?"'
„Mijne eigene oogen zagen er een, dat
heette afkomstig te zijn van een Lollard.
De schrijver wees er dp, dat dit land
meer dan honderd duizend getrouwe Lol
lards bevatte, en dat zij slechts één woord
van bevel noodig hadden, om als een
eenig man tegen hun Koning en hun land-
genootcn ep te trekken. Mijne oogen lazen
de woorden, en pijne wangen bloosden
over de slechte raadgevingen, die aan
onze partij geen goed zullen doen"'.
„Gij vergist u! gij vergist u!" zeide Sir
Roger Acton op ongeduldigen toon. „Het
wordt tijd, dat de Katholieken eens hoo
ren, dat wij geen kudde weerlooze scha
pen zijn, die zich kalm zullen laten slach
ten, zonder een woord te spreken of
een zwaard ter hunner verdediging op te
heffen".
„Ik geloof, dat Wickliff heel anders zou
gesproken hebben dan u, Sir Roger",
zeide Alfgar „.ernstig. „Wat denkt u, dat
hij zou gezegd hebben van het plakkaat,
waarvan ik spreek?'1
„Wicklif was een wijs en godzalig
man, maar toch zou ik op deze punten
zijn meening niet gedeeld hebben".
„Wat dunkt u, Sir Roger', van het voor
beeld van Christus onzen Heer?'1 vroegi
Alfgar na eenig stilzwijgen. „Hij zeide
mogelijk bedrijven. Toch doen de reeds
ingekomen berichten vermoleden, dat de
aardigheid, vergeleken mtet het vorig jaar,
er nu al wat begint af te raken. De
vitale bedrijven werkten zoo goled ais alle
door. i f
De tweede verjaardag der revolutie is
dan gevierd. En natuurlijk maakt mien bij
zulk een gelegenheid de balans eens even
op. Men vraagt zich af: wat heeft de
revolutie van Nov. 1918 ons nu gebracht?
En geen wonder, «lat de rechtsche bladen
niet anders konden doen dan de treurige
resultaten van de revolutie schilderen. Er
is niet veel goeds van te melden. Zelfs
de socialistische Vorwarts schrijft op te-
leurgestelden toon
„De zoo vurig verlangde vrede is ge
komen, maar niet zoo spoedig als men
had gehoopt en niet in den vorm van
bevrijding. De arbeidersklasse is mteier dan
ooit vei'dieefd, de reactie steekt steeds
meer bet hoofd op. De revolutionaire we
reldoorlog heeft door haar einde de poli
tieke macht tijdelijk in handen gegieven
van de socialistische arbeiders. Dat zij
thans opnieuw om deze macht moeten
strijden, hebben zij door hun verdeeldheid
en onderiingen strijd aan zichzelf te
wijten."
Wij willen gaarne erkennen, dat liet
niet gewenscht ware gewleest het oude
regime in Duitschland na den oorlog on
gewijzigd voort te zetten, maar anderzijds
heeft de historie der laatste 2 jaren in
Duitschland toch ook bewezen, dat van
bet revolutionaire beginsel in de practijk
weinig goeds en veel ellende is te wach
ten. Wanneer het Goddelijk karakter van
het gezag wordt aangerand is ier voor
een volk weinig heil te voorspellen en
Duitschland zij ons in dit opzicht een
baken in zee.
In Ierland loopt het al meel" verkeerd.
De moorden en vechtpartijen vermeerde
ren met den dag ien de Engtelsche regee-
ring moet hij de behandeling der Homjei
Ruïe-wet in het Lagerhuis veiel verwijten
aanhooreti. Men verwacht nu zelfs, dat
het spoorwegverkeer in Ierland aan het
eind der week geheel zal stilstaan.
Verklaringen van Lenin.
Een bijzondere correspondent van de
„Times" te Helsingfors zegt uit geloof
waardige bron de volgende uiteenzettin
gen van Lenin te hebben vernomen over,
de oogmerken en bedoelingen van het
bolsjewisme.
Volgens den rooden leider is de Rus
sische revolutie niet een1 doel op' zichzelf,
maar de eerste stap naar een wereldre
volutie.
Die kwestie is, aldus Lenin, hoe wij!
een proletarische revolutie in West-Euro.-
pa zullen verwekken. Wij moeten Frank
rijk en Gi'oot-Brittannië aanvallen, zegt
hij, door hlun koloniën en bezittingen. Wat
Frankrijk betreft, moeten wij: zulks berei
ken door beleidvolle propaganda in Noord-
Afrika. Wat Engeland aangaat, moeten wij
een soortgelijke propaganda voeren in
Britsch-Indlë.
Wij zijn reeds bezig, zoo verklaarde
de bolsjewistische leider verder, om krach?
tig in deze beide richtingen te werken1.:
Het echec, dat wij in Polen geleden heb
ben, maakt het te meer noodzakelijk, wil
len wij ons prestige onder onze aan
hangers in liet binnenland en irr bet
roode leger handhaven, dat wij1 in de
naaste toekomst slagen.
Succes zal de wereld aan onze voeten
brengen en wij zullen den vrede van
tot ons: „leert van Mij', dat Ik zachtm'oe-
dio^ben „en 'nederig van harte". Toen Ju
das, de verrader, tot Hem kwam met zijn
bedriegelijken kus, sprak Hij' hem met
zachtheid toe ,en toen Petrus wilde vech
ten om zijn Meester te verdedigen, zeide
Christus tot hem: „Steek uw zwaard
•in de scheede; want allen, die het zwaard
nemien, zullen door het zwaard vergaan'".
„Ik zeg u dit, jonker Cheyne: biet was
noch voor Petrus, een apostel, nocbi voor
Wicklif, een dienstknecht van onzen Heer,
gepast, dat zij een zwaard droegen, onder
welk voorwendsel dan ook; maai' voor
krijgsknechten voor ridders als Sir
John Oldcastle en ik zelf is het een
geheel andere zaak'1.
„Ik geef u toe, dat er verschil is",
zeide Alfgar. „Toch dunkt mij —"l
„Maar wat zegt gij dan van deze woor
den van Christus: „Ik ben niet gekomen
om vrede te brengen, maar het zwaard",
„Die woorden zijn reeds dikwijls be
waarheid geworden", zeide Alfgar. „Maai'
toch zou ik er niet gaarne een bevel tot
alle Christenen uit opmaken, om tegen
menschen van Christus te strijden; noch;
voor onderdanen om tegen hun koning
op te istaan, ter wille van Christus' gods
dienst".
(Wordt vervolgd.)