;V» 35 Woensdag 10 November 1990 35e Jaargang f E U I L L E T 0 N. GIT H A. Uitgave van de Naomi. Venn. LUCTOR ET EMERGO, gevestigd te Goes. C Hoofdbureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. (Telefoon No. 11). Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ L- BURG. Drukkers Oostlerbaan L O C o i n t r e, Goes. -..W-.g_l!—5 VERSCHIJNT ELKEN WERKDAÓ. Abonnementsprijs: Prijs per 3 maanden fr. p. post f3, Losse nummers f0,06' Prijs der Advertentiën: 1—4 regels f 1.20, elke regel mieier 30 cient. Bij abonnement belangrijke korting. Bewijsnummers j? cent. DE BEWAARSCHOOLWET. De grief der neutralisten, voorstanders van neutraal bewaarschoolonderwijs tegen dit ontwerp is dat alleen bijzondere bte- waaxsoholen subsidie van 't Rijk zullen genieten. - Van waar deze agitatie, zou men zeg gen. Voortaan kan iedere groep een bij zondere bewaarschool stichten: een Chris telijke, een Roomsche, een theosop'hische, een neutrale, en ieder van deze krijgt subsidie; dus ook de neutrale. Zijn er geen neutralen in de gemeente, dan rich ten van zelf de neutralen geen school op; zijn er wel neutralen, doch zijn deze te weinig in aantal om tot een actie voor schoolstichting te geraken, dan heb ben dit handjevol neutralen toch nog de kans dat zij een neutrale school van de gemeente krijgen. Van dien kant is derhalve klagen on gerijmd. Maar zegt gij dan blijft de open- - bare bewaarschool toch uitgeschakeld. Wel neen; de gemeente heeft ten allen tijde 't recht, mits dan voor eigen reke ning, een bewaarschool te stichten; (even als zij nu al vakscholen opricht; alleen maar de particuliere bewaarschool geniet subsidie. Het zou echter zeer dwaas zijn, wan neer de gemeiente zulks deed in gemeen ten, waar heelemaal gelen behoefte be staat aan zoodanig een school. In vele dorpen is de oplichting van bewaarscholen onnoodig; wijl de kleinen daar zoo lang mogelijk onder opzicht van de moeder blijven; terwijl de enkele moe ders, die in den zomer hun man be hulpzaam willen zijn op het land, hun kind bij een familielid of goede buur voor die enkele uren onder dak kunnen brengen. Dit zal«% dergelijke dorpen, echtier te minder noodig zijn, naar mate de loonen onzer veldarbeiders verbeteren. Maai' nu staat hier tegenover, dat in positief Christelijke kringen, naar mate de persoonlijke en huiselijke welvaart be ter worden, meer behoefte aan Christe lijk bewaarschoolonderwijs zal ontstaan; welnu die menschen stichten dan een vereeniging voor Chr. Bewaarschoolonder wijs naar Markus 1016; en stichten een Chr. school; daarna ontvangen zij het Rijkssubsidie. De gemeente bfchoieft inderdaad den- zulken het werk niet uit de handen te nemen. Zij, die vreezen dat nu eie'n schoolstrijd, als welke zoo pas is opgelost, zal ont staan ten aanzien van de bewaarschool, zijn ten onrechte bevreesd. En wel hier om dewijl de bewaarschool voor de volks opvoeding gemist kan worden, door vele ouders niet eens wordt begeerd; en op paedagogische gronden wordt ontraden. Immers er pleit veel voor bet kind de eerste levensjaren, tot het zesde of zeven de levensjaar, zich vrij te doen ontwik kelen, in de natuur en naai* zijn aard. Daarom deed de minister van onderwijs verstandig idoor zich te plaatsen op dit standpunt. De gemeente kan een (open bare) bewaarschool stichten, als zij wil, maar verplichtend is 't niet. Het gaat niet aan dezen onnoodigeu last op de schouders der gemeiente te laden, wanneer zij voor zich dezen last niet begeert. De bewaarschool moet, evenals de vrije school, op elk barer .trappen, zoo immer mogelijk, de taak der ouders zijn, het particulier initiatief blijve geëerbiedigd, maar dain met loyalen rijkssteun. Even als dit bij het vakonderwijs geschiedt. Doch steun, altaen daar, waar de be hoefte er aan gevoeld wordt. Dit doende, eerbiedigt de minister de historie. De bewaarscholen waren aan vankelijk bijzondere scholen, zij werden gesticht door het Nut, als protest tegen de bewaarplaatsjes, waar in een klein ka merken op èen. steenen vloer, de kinderen op lage bankjes kwamen zitten dken nieuwen langen morgen en nog langieren middag, meestal met niets waarmede zij zich konden bezig houden, en dat onder toezicht van de oude bestjes, wier eenige taak was deze kinderen te „bewaren". Na het Nut, schoon op meerdere plaat sen zich aanpassend aan de Christelijke gevoelens der ouders, pakten Christelijke vereenigingen, die bet Nut niet vertrouw den, of de verbastering van het Nut niet langer konden aanzien, de zaak van 't Be waarschoolonderwijs aan. Zoo kreeg men Christelijke bewaarscholen. Doch, 'tspreiekt van zelf, hier kwamen de liberale gemeen tebesturen tegen op en die richtten toen neutrale bewaarscholen op, scholen uit loyale beurs gebouwd; want 't ging toch van de belastingpenningen van alle inge zetenen. Dat die scholen er beter uitzagen, dan die vrije, bewaarschooltjes, is tej begrij pen. Zij hadden De Ned. merkte bet indertijd terecht op zij hadden het belastingbiljet achter zich. Maai' tot die kunstmatige instandhou ding, of althans bevordering der bewaar school bestaat, nu de schoolstrijd is op gelost, geen aanleiding meier. Alleen op richting waar plaatselijke behoefte ertoe dringt. Dat is 't Stelsel van het wetsont werp, en daai- jzqjn. wij 't eens mee. Elke aan zekere edschen voldoende be- waarschoot krijgt recht op subsidie; mits de helft der onkosten na aftrek dier school gelden door de belanghebbenden wordt j betaald. j Is hier bezwaar tegen? Brengt dit «ie I vrije bewaarschoolvereenigingen in moei lijkheid? Dan valt hierover te praten. Maar 't beginsel blijve onaangevochten. AGNES GIBERNË, O: 22) „t Kan zijn! 't Kan zijn! Gij zijl jong, jonker Cheyne". „Sir Roger, ik kwam niet hier om net gedrag van Sir John te hcforen af keuren", zeide Alfgar beslist. „Ook Iheb ik u niet voor dit doel tot mij geroepen. Afkeuren! ik denk er niet aan. Denkt gij, dat niemand Sir John kent dan gij zelf? Ik weet zeer goed, dat een edeler man dan Lord Cobham deze aarde zelden heeft betreden vol doet u dat?" Alfgars grijze oogen zagen den ridder een oogenblik onderzoekend aan, en toen zeide hij eenvoudig: „Het is mij genoog! Ik wacht uwe be velen af, Sir Roger". „Diaar kunt gij dan op blijven wachten. Ik heb u geen bevelen te geven, anders had 'ik ze eenvoudig uitgesproken, zonder meer. Ik verlangde alleen maar wat met u te praten. Gij bezit het vertrouwen: van Sir John, meer dan iemand anders''. Een teeken, dat hij verstaan was, was Dr. Kuyper gehuldigd. Die „Nieuwe Zeeuwische Courant'1 wijdt een waardeerend artikel aan den ont slapen leider onzer partij'. Na .aangehaald te hebben waardeerende woorden reeds vroeger, eerst door dr. Schaepinan, later door baron van Wijnbergen aan hem gewijd, eindigt zij1 haar artikel Ofschoon zijn kerkelijke opvattingen de onze niet waren, mag ons dat toch de oogen met sluiten voor de groote ver diensten, die hij zich "verwierf door zijn onverschrokken belijden der Christelijke idee in het openbare leven. Aan hem' dan ken wij voor een groot deel den geloofs moed, van het nieuwe geslacht, die op komt voor de eel'e Gods ook in het staat kundige, voor het doen doorwerken der goddelijke wet in de wetten van den Staat. Zelf ging hij ons voor, niet alleien met den mond, maar ook metterdaad, hij toch'liet ons zien hoe m'en kan zijn een staatsman „fir'st class" en tegelijker tijd een vroom! Christen en een belijder van Gods Naam. Van oudsher gold een hjooge ouder dom, vrij van kwalen en gebreken, als een zegen. Dr. Kuyper mocht dien zegen genieten tot eigen troost, tot vreugde van zijn volk. Thans Sis hiiji tot zijn vadergn verzameld en de zijhen, bloed- en geest- het eenig antwtoord, dat hij ontving. „Gij zijt verbazend voorzichtig voor iemand van uw leeftijd. Wilt gij hooren, wat ik te zeggen heb of niet, jonker1 Cheyne? Ik verlang u niets toe te ver trouwen, als gij het liever niet hoort alieen voel ik mij verplicht tot u te spreken in het belang van Lord Cobham". „Ik ben altijd bereid iets te hooren] of tedoen in het belang van Lord Cob ham", zeide Alfgar dadelijk. „Zoo, maar gij weet niet of dit met mij ook het geval is". „Ik zie niet in, dat ik geroepen ben hierover een oordeel uit te spreken", zoide Alfgar kalm'. „Ik ben slechts een schildknaap en gij zijit een ridder. Ik w>eet zeer goed, dat 'ik Sir John liefheb". „Nu spreekt gij ten minste een meening uit", zeide Sir Roger glimlachend. „Maar nu jonker want wij kunnen ieder oogen blik van hier geroepen worden hoe denkt gij over den tegenwoordigen poli- tieken toestand?" „Ik denk, dat zij, die dezelfde nïeenin- •gen zijn toegedaan als wij, Sir Roger, niet lang meer zoo kalm zullen voortleven1 als wij de laatste jaren gedaan, hebben", zeide Alfgar. „Uw gehoor is scherp genoeg om het geluid van den naderenden storm1 te on derscheiden, die weldra boven onze hoof den zal losbarsten. En dat is gelukkig verwanten, treuren om' zijn heengaan, in weedom klagend: „hoe is ons de kroon van liet hoofd gevallen, hoe ontviel ons de sterke iin Israël". Ook wij, 'die niet tot de geestverwanten van dr. Kuyper behooren, begrijpen nochtans die smart en heseffen het verlies en volgaarne leg gen ook wij op de lijkbaar van dezen grooten doode den palmtak onzer hulde en den immortelenkrans onzer eerbiedige herdenking van zijn groote verdiensten. D e (Chr.) Amsterdam m e r eindigt haar sympathieke beschouwing over den theoloog, staatsman, dienstknecht des Heeren, precuker van Gods Woord, disci pel van Christus met de volgende troostwoorden Zeker, Kuyper was een mensch, een zondig mensch. Zijn gebreken liepen, juist doordat hij zoo groot was, zeer in vt oog. Maar wie zijt gij, o m'enscl}, die staande bij de „lijkbaar van dit kind van God daarvan durft reppen? Weet het dan, dat de geest van dezen vrijgekochte des. Lam's' thans is opgevaren tot- Hem, Diie ook yoor de zonden van dezen zondaar Zijn dierbaar bloed heeft vergoten. Weet liet dan, dat de ziel van dezen gerechtvaar digde thans aan den Vader i.j voorge steld zonder vlek en zonder rimpel In de stad aan de zee zal hij. begraven worden, deze groote vaderlander, die als den vermaarden staatsman-theoloog, in de geschiedenis van ons volk zal blijven voortleven. Hij zal tot Nederland blijven spreken, vele jaren wellicht eeuwen na dat hij gestorven is. Zijn stof zal vergaan, maar zijn na,am za,l in dankbare, onver getelijke herinnering blijven. Zoo lang er in 'het Israël van hot Westen nog. be lijdende-Christenen zullen wonen, zal zijn naam met eere genoemd en naar zijn werken gevraagd worden. Zoolang er in ons oude Nederland nog strijders onder de Kruisbanier gevonden zullen worden, zal a,an dezen Kruisgezant met liefde gedacht wiorden Totdat de eeuwige Koning Zelf zal verschijnen, op de wolken des hemels. Dan is er geen, bewonderend staren meer naai' eenig menschenkind, ook zelfs, niet naar grooten als Luther en Calvij'n, als Groen van "Prinsterer 'en Kuyper. Dun is' er maar één leven, lieven en loven Hcou, Die op, den troon zit en het Lam De (ueutnal'e) Telegraaf eindigt aldus een artikel over den omvanigrijken arbeid van den overledene: Wie laan dit griaf de balans van dit leven wilde opmaken, en vnagen: wat dan van den reuzen-arbeid van blijvende beteekenis zal zijn niet slechts voor een piartij, malar voor land en volk in hun geheel, zal niet mogen nalaten te beden ken, dat, wie zijn levenstaak zag' in het licht dat voor dezen Calvinist het ééniig'- schijnendo wias, reeds daarmee zichzelf en heel zijn arbeid een beperking oplegt. Alleen wat in dat licht begeerlijk en strij- denswaard geleek, verdiende de toewijding van ook de grootste talenten; eoo was reeds hierom Kuyper's leven en arbeid voorbestemd bij uitstek een partijdig: ka rakter te dragen. Ook wie diametraal tegenover hem ston den, Zullen, niu hij hun verzet niet meer prikkelt, zich bepalen tot het uitspreken van hun eerbiedwaardige bewondering voor zijn menigvuldige talenten, zijn on verwoestbare vitaliteit des g;eestes, zijn niet-overtroffen en «elden-geëvenaiarde kennis. voor u. Er zijn er velen, die noch zien, noch hooren"-. „Bisschop Arundel hiaat Lord Cabhaih, maar toch geloojü Uk niet, dat hij hem vèel kan doen, zoolang Koning Henry Sir John blijft beschermen". „Vertrouw daar niet te veel op. Dieze kerkelijke heeren hebben zeer veel macht in hun handen, en zij oefenen die maar al te gaarne uit". „Denkt u, dat er gevaar voor S,ir John in aantocht is?" vroeg Alfgar. „Zeker denk ik dat! Gevaar! Ik zeg u, jonker Cheyne, eer vele maanden voor bij zijn, zullen de Lollards van dit land in groot gevaar verkeeren, behalve „Behalve?" zeide Alfgar op vragendeu toon, daar Sir Roger zweeg. „Gij' zijit jong, maar toch zijt gij' be scheiden", zeide Sir Roger Acton pein zend. „Kunt gij een geheim bewaren als het noodig is jonker "Cheyne?" „Als ik het met mijn geweten kan over eenbrengen, en met mijn plicht tegenover Lord Cobham". „Ik geloof u gaarne. Gij moogt u gelen woord aangaande dit geheim laten ont vallen jonker Cheyne". „Sir Roger, ik vraag u niet het ge heim te hooren, maar als het noodig is, kan .ik zeer goed zwijgen". „Het is niets het is niets slechts een gedachte", zeide Sjr Roger snel. Mannen Ols deze, „singulier in alles", naar van Oldenbameveldt getuigd werd, ■zijn zeldzaam; hun wereldnaam verhoogt het aanzien van een volk. £2!*^ m» m sa De Ne de rlander (chr.-hist.) „Het bovenstaande moge voldoende zijn, om te doen uitkomen, hoe deze merkwaardige man veel minder door den loop der omstandigheden op den voorgrond is getreden dan de meeste an dere staatslieden en hoe hij zich zijn levensweg als het ware van den aan vang af heeft voor oiogen gesteld, en dien met ijzeren volharding1, ook door het schrijven van bijkans ontelbare ar tikelen en boeken, tot op het oogenblik dat zijn lichaamskrachten hem begaven, heeft afgelegd. Om dezen man recht te doen weder varen behoort men; dunkt ons, dit in te kunnen zien. Voortdurend toch is hij door vele tegenstanders beschuldigd van •zekere eigenaardigheden, die iemand lie ver bij zijn vijanden dan bij zijn vrien den aantreft. Vaak hebben zelfs zijne volgelingen en bewonderaars geen kans gezien hem daartegen te verdedigen. Wat ons laiangiaat, wij kunnen, noch willen •zijn inwendigie motieven, zijn karakter be- oorcleelen. Ons komt het oordeel over het innerlijk van den mensch niet toe". Drie prachtartikelen zijn lo. dat van oud-minister Idenb'urg: in D1 e Standaard, 2o. van den heer Elont, den hoefijzer-redacteur van Het Han delsblad („De Klokkenist")en 3o. van den heer Roodhuijzen, den politiekën hoofdredacteur van Het Va cl erf and. Wij komen er op terug. Zelfs Het Volk heeft aan het begin en aan het islot van een eenzijdig ar tikel, waarin de wrok over 1903 nog; door straalt, nog waardeerend^woorden. Haiar artikel vangit aan: „(Dr. Kuyper) de man die gisteren in boegen ouderdom overleden is, zal ook bij tegenstanders in eere blijven als een der groote volksleiders, die leven wekte waar clood Was. Zijn historische roem zal het blijven, dat hij het geweest is, die cle kleine burgerij, van de in dommelende onbewustheid voor ,zich daar heen le venden die ,ziji waren, gemaakt heeft tot een krachtig, ja, onstuimig levende volks groep, tot werkelijke burgers van den staat, tot een klasse. Wie in elk g;eval de bewustheid boven cle onbewustheid ver kiest, ook al richt zich die bewustheid tegen hem, zal dit Kuyper tot een hooge verdienste aanrekenen. Hij heeft er het volksleven ontziaglijk mee verrijkt". Na hem geschetst te hebben als den „vijand der arbeiders" den „volks- onderdrukker" enz,, eindigt zijl: „Maar de tijd van zijn ondergang: en izijlni onverzoenlijke vijandschap jegens ons •zullen ons niet doen vergeten; dat dr. A. Kuyper een dergenen geweest is; die als een tweede Mopes bruisend water geslagen heeft uit de dorre rote der volksverstee- ning". 'i De toestand. Rood en half-rood' Duitschland heeft gisteren den verjaardag der Duitscbe re volutie gevierd. En natuurlijk moet zulk een feestdag, naar socialistisch recept, gie- 1 paard gaan met stillegging van zooveel „Hebt gij gehoord van de plakkaten, die tegenwoordig aan de kerkdeuren van Lon den bevestigd worden?"' „Mijne eigene oogen zagen er een, dat heette afkomstig te zijn van een Lollard. De schrijver wees er dp, dat dit land meer dan honderd duizend getrouwe Lol lards bevatte, en dat zij slechts één woord van bevel noodig hadden, om als een eenig man tegen hun Koning en hun land- genootcn ep te trekken. Mijne oogen lazen de woorden, en pijne wangen bloosden over de slechte raadgevingen, die aan onze partij geen goed zullen doen"'. „Gij vergist u! gij vergist u!" zeide Sir Roger Acton op ongeduldigen toon. „Het wordt tijd, dat de Katholieken eens hoo ren, dat wij geen kudde weerlooze scha pen zijn, die zich kalm zullen laten slach ten, zonder een woord te spreken of een zwaard ter hunner verdediging op te heffen". „Ik geloof, dat Wickliff heel anders zou gesproken hebben dan u, Sir Roger", zeide Alfgar „.ernstig. „Wat denkt u, dat hij zou gezegd hebben van het plakkaat, waarvan ik spreek?'1 „Wicklif was een wijs en godzalig man, maar toch zou ik op deze punten zijn meening niet gedeeld hebben". „Wat dunkt u, Sir Roger', van het voor beeld van Christus onzen Heer?'1 vroegi Alfgar na eenig stilzwijgen. „Hij zeide mogelijk bedrijven. Toch doen de reeds ingekomen berichten vermoleden, dat de aardigheid, vergeleken mtet het vorig jaar, er nu al wat begint af te raken. De vitale bedrijven werkten zoo goled ais alle door. i f De tweede verjaardag der revolutie is dan gevierd. En natuurlijk maakt mien bij zulk een gelegenheid de balans eens even op. Men vraagt zich af: wat heeft de revolutie van Nov. 1918 ons nu gebracht? En geen wonder, «lat de rechtsche bladen niet anders konden doen dan de treurige resultaten van de revolutie schilderen. Er is niet veel goeds van te melden. Zelfs de socialistische Vorwarts schrijft op te- leurgestelden toon „De zoo vurig verlangde vrede is ge komen, maar niet zoo spoedig als men had gehoopt en niet in den vorm van bevrijding. De arbeidersklasse is mteier dan ooit vei'dieefd, de reactie steekt steeds meer bet hoofd op. De revolutionaire we reldoorlog heeft door haar einde de poli tieke macht tijdelijk in handen gegieven van de socialistische arbeiders. Dat zij thans opnieuw om deze macht moeten strijden, hebben zij door hun verdeeldheid en onderiingen strijd aan zichzelf te wijten." Wij willen gaarne erkennen, dat liet niet gewenscht ware gewleest het oude regime in Duitschland na den oorlog on gewijzigd voort te zetten, maar anderzijds heeft de historie der laatste 2 jaren in Duitschland toch ook bewezen, dat van bet revolutionaire beginsel in de practijk weinig goeds en veel ellende is te wach ten. Wanneer het Goddelijk karakter van het gezag wordt aangerand is ier voor een volk weinig heil te voorspellen en Duitschland zij ons in dit opzicht een baken in zee. In Ierland loopt het al meel" verkeerd. De moorden en vechtpartijen vermeerde ren met den dag ien de Engtelsche regee- ring moet hij de behandeling der Homjei Ruïe-wet in het Lagerhuis veiel verwijten aanhooreti. Men verwacht nu zelfs, dat het spoorwegverkeer in Ierland aan het eind der week geheel zal stilstaan. Verklaringen van Lenin. Een bijzondere correspondent van de „Times" te Helsingfors zegt uit geloof waardige bron de volgende uiteenzettin gen van Lenin te hebben vernomen over, de oogmerken en bedoelingen van het bolsjewisme. Volgens den rooden leider is de Rus sische revolutie niet een1 doel op' zichzelf, maar de eerste stap naar een wereldre volutie. Die kwestie is, aldus Lenin, hoe wij! een proletarische revolutie in West-Euro.- pa zullen verwekken. Wij moeten Frank rijk en Gi'oot-Brittannië aanvallen, zegt hij, door hlun koloniën en bezittingen. Wat Frankrijk betreft, moeten wij: zulks berei ken door beleidvolle propaganda in Noord- Afrika. Wat Engeland aangaat, moeten wij een soortgelijke propaganda voeren in Britsch-Indlë. Wij zijn reeds bezig, zoo verklaarde de bolsjewistische leider verder, om krach? tig in deze beide richtingen te werken1.: Het echec, dat wij in Polen geleden heb ben, maakt het te meer noodzakelijk, wil len wij ons prestige onder onze aan hangers in liet binnenland en irr bet roode leger handhaven, dat wij1 in de naaste toekomst slagen. Succes zal de wereld aan onze voeten brengen en wij zullen den vrede van tot ons: „leert van Mij', dat Ik zachtm'oe- dio^ben „en 'nederig van harte". Toen Ju das, de verrader, tot Hem kwam met zijn bedriegelijken kus, sprak Hij' hem met zachtheid toe ,en toen Petrus wilde vech ten om zijn Meester te verdedigen, zeide Christus tot hem: „Steek uw zwaard •in de scheede; want allen, die het zwaard nemien, zullen door het zwaard vergaan'". „Ik zeg u dit, jonker Cheyne: biet was noch voor Petrus, een apostel, nocbi voor Wicklif, een dienstknecht van onzen Heer, gepast, dat zij een zwaard droegen, onder welk voorwendsel dan ook; maai' voor krijgsknechten voor ridders als Sir John Oldcastle en ik zelf is het een geheel andere zaak'1. „Ik geef u toe, dat er verschil is", zeide Alfgar. „Toch dunkt mij —"l „Maar wat zegt gij dan van deze woor den van Christus: „Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard", „Die woorden zijn reeds dikwijls be waarheid geworden", zeide Alfgar. „Maai' toch zou ik er niet gaarne een bevel tot alle Christenen uit opmaken, om tegen menschen van Christus te strijden; noch; voor onderdanen om tegen hun koning op te istaan, ter wille van Christus' gods dienst". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1920 | | pagina 1