[apenn
Imeboo
lïenstbode
GI TH A.
Zaterdag 6 November 1920
35e Jaargang
I
m
m
7vj{
Mjjk
feuilleton.
EH KOUDE I
rijving te koop:
35 zeer zwart
je hofstede „Monniken,
s gemeente Kattandijke j
Jdhr. G. M. Timmerman.
Oilmen,
is geld te
te koop
onhuizen
een Kalfva&rs,
iemeten NA6RA
'IlAAN—Cbok fee Bloe-
la Duinhof, vraagt me-
jn Meid
,""c"w. bieren5,
in de
xrézichtspijase&raiM- 8
öbleHen
s ci bij öpoth.en drogisten I
ClMUNHAgDT ZEIST TBBMI
bij inschrijwimg s
te Heer Heundiriik»..
>p gebruik vóór or op
te levere tm Iicfe.
:omen bij den eigenaar
>ór of op 20' Novenj.
IT. HARTHOORN.
Eiken,
hofstede „TerLinde",
een te Serooskerke W),
dhr. A. Melis Pz.
3e hofstede „Het Huis
jider de gemeente Oost-
paeht bij dhr, J.
f zware
ia da boo men.
Olmen,
Se hofstede „Gapinge"
ineente Vrouwepolder,
Ihr. A. Aarnoutse Jz.
iken, 1 Esch
)im, aldaar.
geschiedt door de
diverse hofsteden.
In te bekomen en bi
ljetten in te leverea
ÏÊmsdlag 6 November
amiddags twee uur ten
Ihr. J. OELE Hz ta Goes.
li
i
s.
t, Smederij, Driewegen
„endskerke, Eindewege.
|en bij J. MINNAAR,
sk. '21 Nov. i$M
IONSE, Veere. A
HUUR:
'AGTER, Oostk ipelle,
aaurdlenknecht
li A. POPPE Kz. te
een aankomen^
aagd, die kan melken
MM EL JE, K«ude-,|
awelijk der tegenwoor- t
C. C. STOLS, Land; H
|chore, tegen Uanuati
li«nstbode/c/l
leuken meisje^ **1
bekwaamheid.
bij M. MALJAABS,
luwelijk terstond 1
Wed. J. MOL,KapeUe
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOll EX EMERGO,
gevestigd 1-.' Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LANGE V04fSTSTRAAT 219.
(Telefoon No. 11).
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. D HU IJ L- BURG.
Drukkers
Oosterbaan Le Cointre, Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG-
Abonnementsprijs!
Prijs per 3 maanden fr. p. post f3,—
Losse nummers f 0,08
Prijs der Adrertentiëni
14 regels f 1.20, elke regel meer 30 cent.
Bij abonnement belangrijke korfing
Bewijsnummers 5 cent.
MINISTER DE VRIES.
Het is igeen aangename gewaarwording
voor een minister, wanneer hij geroepen
wordt met een strop om den hals, of
met .zijn politiek doodvonnis, in den zak,
■niettemin met blijmoedigheid in de Kamer-
te verschijnen om zijn wetsvoorstellen
te verdedigen1.
In de,ze onaangename positie verkeert
op 'toogenblik de minister van finan
ciën'.
Nieimlaad zial ontkennen dat van den
beginne de moeilijkste taak is gelegd ge
weest op dezen minister, geroepen als
deze is om onze ontredderde Rijksfinan
ciën' te regelen, en de uitvoering van
dure wetten te bekostigen, de gemeenten
te helpen en de begrootingen sluitend
te maken.
Dit alles is te keer uit het oog' ver
loren door hen, die dezen minister van
onbekwaamheid, traagheid, onvastheid
van hjn en veel erg,ers. nog; beschuldig
den, en op zijn hoofd deden neerkomen1
de islagen die eigenlijk toekwamen aan'
de bewerkers van den oorlog, de fouten-
miakers Uit de dagen der distributie, de
demagogen die steeds meer hadden aan
gestuurd op graaien in Rijks- of gemeente
kas; en dergelijken.
Van alle kanten stroomen n'u de: klach
ten hern toe over zijn zwakke, enger nog
zijn beleidlooze beleid.
De redactie van Het Vaderland
vooral aegt laiain 's ministers adres .zeer
harde dingen.
'Zij klaagt hem openlijk aan als den j
ontketenaar der poststaking en andere i
„conflicten die nog niet in hunne ge-
volgen izijn te overzien"; en ruit bereids
de onderwijzers, ook de bijzondere, tegen
hem op, voor 't geval minister De Vis
ser „de kapitale fout" .zou maken van j
■niet „met een'voldoende regeling der on- 1
derwijizierssalarissen te komen". D'e re
dactie staat er nu reeds met een vast
gehouden hart bij' te kijken dat minister
De Vaies op die wijs ook de onderwijzers
■zou gaande maken. i
Opdat niemand de resumptie van Waar
woorden wrake, drukken wij de eigen
woorden van het Haagsche blad hier
bij. af.
D'eize minister, ,zoo zegt zij, doet
dan weer het 'bloed koken bij de ge
dachte, 'dat ©enig begrip van de vastheid
van lijn, die voor den custos van 's lands
penningen in dezen tijd meer dan ooit
vereischte is, het land zou behoed heb
ben voor conflicten, die nog niet in
hunne gevolgen zijn te overzien, adres
aan de p o s t stak ing; en wij hou
den ons hart vast bij het idee, dat hij
het wel eens kon zijn, die de Visser
zou beletten met eens voldoende rege
ling van de onderwijaeressalaiissen te
komen, wat eene kapitale fout zou we
zen, en ook als zoodanig in de kringen
der onderwijzers, onverschillig of ze tot
het openbaar of tot het bijzonder onder
wijs behooren, zou worden gevoeld.
Ondanks het lieftallige en lieftalige dei-
opmerking, valt toch ook niet te misken
nen dat er iets insinueerends in ligt.
Op deze vlijmende klacht volgt dan de
volgende aflezing van 's ministers zonden-
register:
Alles wat deze Minister tot nu toe
heeft aangepakt was mis. Noch zijne
houding in zake de uitkeering aan de
gemeenten uit de Ooriogswinstbelasting,
'noch die tegenover de vraag of .die
belasting al of niet moest worden se-
of' bij Grjjpsk»rke'
AGNES GIBERNE.
20) -o-
Het speet Alfgar dal hij dit antwoord
geven moest, maar Margaret barstte in
vroolijk lachen uit.
„Gij behoeft niet zoo. ernstig te kijken
gij niet en Githa ook niet Ik ben
Joan niet om' boos te kijken, clait allen
Githa gaarne bij ziohl hebben. Maar kom,
ik ga mijn neef vast verwelkomen, al
heeft hij niet naar mij gevraagd. Gij zult
zeker wel gaarne een poosje alleen zijn
met Githa. Neen, neen, spreek mij niet
togen Alfgar, het is op uw gelaat ge
schreven".
En eer Alfgar nog een woord had
kunnen zeggen om haar tot blijven Je
dringen, «had zij' een diepe buiging ge
maakt en was heengesneld.
..Gij zult haar aan den avondmaaltijd
mrug zien", zeide Githa op troosten den;
mon terwijl Alfgar haiar ernstig aanzag.
"Zij stelt uwe verdraagzaamheid gaar-
e op de proef. Hebt gij' mij. iets belang-
eontinueerd, gaf van ©enige weldoor
dachtheid blijk. En zijne waardevermeier-
deringbelasting, die er in zijn systeem
had moeten zijn, toen de Oorlogswinst
belasting ophield, is niet gekomen, ter
wijl zijn avant-projet Weeldebelasting
aan alle begrip, wat men onder weelde
moet verstaan, gespeend was. Waarbij'
hij dan nog den reuzenblunder begaan
heeft, om de gemelentelijke inkomsten
belasting te willen vervangen door 100
opcenten op de Rijksinkomstenbeksting,
waardoor hij juist die gemeenten, die
het hardst naar Rijkshulp uitkijken, om
dat haar financieel© toestand geen uit
zicht meer geeft, den genadeslag zou
gegeven hebben. En het is inderdaad
verhij ster end, dat de Minister' zoo gïoote
fout meent te kunnen goedmaken door
de erkenning, dat het eene schromelijke
vergissing was.
Wij laten de breedheid der uitmeting
en d.e krachtwoordeai in deze beschuldi
ging buiten spel. En dan moeten wij op
enkele punten hun juistheid toegeven. Al
leen mag gevraagd of den beschuldigde
de last der beschuldiging wel zoo hard
behoeft te drukken.
Zeer juist achten 'wij de opmerking öm-
trent het ontbreken van de vaste lijn;
doch wij zijn nog niet overtuigd, dat een
andere minister bet ér beter afgebracht
zou hebben. Minister Treub, de financieel©
specialiteit bij uitnemendheid, dacht ook
meer dan een financieielen maatregel uit,
die hij' later weer moest terugnemen. Bo
vendien wordt door critici, als de redactie
van Het Vaderland wel voldoende
rekening gehouden met de schier dage
lijks wisselende verhoudingen .en omstan
digheden, welke het zoeken naai' een vaste
lijn noodig maken?
Ook de toezegging van de koffie- en
tbeebelasting was een vergissing, doch
deze belasting, schoon in uitzicht gesteld,
is achterwege gebleven; tengevolge van
de stijging dei' Rijksinkomsten; ook de
weeldebelasting is eien ongelukkige maat
regel geweest, waarbij oud-Holla,ndscbe de
gelijkheid tot weelde werd geproclameerd,
of van de straf der weelde wierd uitge
sloten, wat ei' naar dien maatstaf onder
had moeten vallen, doch ook dit onge
boren kindek© schijnt begraven te zijn,
wat mede aan de stijgende lijn der be
lastingopbrengst mag toegeschreven wor
den.
Wat de honderd opcenten aangaat, hier
van heeft ook de heer de Wilde in de
Tweede Kamer den minister een verwijt
gemaakt; deze afgevaardigde heeft tegelijk
ook' de noodregeling veroordeeld. Maar
Zou de herinnering dat de regeling die wij
in 1897 van minister Pierson kregen, na
dat reeds in 1888, tijdens 't bewind van
Rechts, zeker ook wel mede' uit politieke
overwegingen en bij de-stembus van 1891,
door de liberalen op een .definitieve be
vrediging van den geeuwhonger der ge
meentekassen was aangedrongen, even
eens een noodregeling was, die, ook door
diens opvolgers, bolleboozen in die fman-
cieele politiek, De Meester, Bertling en
Treub, nu reeds '23 jaren lang is besten
digd geworden.
Waar dan nog bij komt, hetgeen mr. De
Wilde zelven op zijn scherpe critiek liet
volgen
„Nu wil ik gaarne hieraan toevoe
gen, dat men in die critiek, welke op
dit stuk tot de Regeering gericht is,
niet altijd even billijk geweest is. Er
is bijna geen materie te bedenken, welke
zoo moeilijk is als juist deze. Het is
bekend, dat de Staatscommissie, die in
1903 benoemd is en in 1907 haar rap
port uitgebracht heeft, wel is gekomen
met een wetsontwerp tot herziening van
het belastinggebied, maai' juist op het
cardinal© punt, waar het op aankwam
en waarvan de commissie zelf erkende,
dat het 't belangrijkste was, zich van
advies heeft onthouden, omdat de. htee-
ren het absoluut oneens waren.
Inderdaad geef ik gaarne toe, dat
een regeling van de financieel© ver
houding van Rijk en gemeenten behoort
tot de allermoeilijkste onderwerpen, die
er zijn; ook vorige Kabinetten hebben
voor dezelfde moeilijkheden gezeten..."
Vooral op dit laatste zij gelet; we wezlen
er trouwens reeds op in ons no. van
Maandag: Knappe koppen als Pierson, De
Meester en Treub, ten hunne voorgangers
uit de negentiende eeuw hebben, in een
normalen tijd, het er voor laten zitten.
Zou nu, in een zoo schromelijk abaor-
malen tijd als wij thans beleven, nu de
gemeente-uitgaven vterdrie-, vervijf. ver
tienvoudigd zijn -en de schuldenlast van
't Rijk steeds zwaarder wordt, minister
de Vries, die niet als Vissering len Gleich-
man en Pierson zijn opleiding .en erva
ring opdeed aan de Nederlandsch'e Bank,
in een paar jaar moeten klaar sp-elen,
wat den anderen in geen jaren is gelukt?
Het is schande, wanneer men zulks
weet, dat men er .gieen rekening mee houdt,
en van onbekwaamheid en nog erger
spreekt.
Dan staat de staatsman uit de Christe
lijk Historische Unie, Jhi'. mr. de Geer,
hooger, die, niettegenstaande bij de be
handeling van dit ontwerp tot verruiming
van het belastinggebied der gemeenten,
hij de tegenstander van den minister was,
afwees het leiderschap, dat de mannen
met de politieke neuzen hem wilden op-
dringen, en met terzijdestelling van per-
soonlijke of politieke elementen den mi
nister de volgende goede aanteekening
mee gaf
„Ik heb bewondering voor' de ener
gie, waarmede deze, Minister in moei
lijke, steeds wisselende omstandigheden
het beheer heeft gevoerd. Ik heb o.a.
met zeer veel sympathie begroet de
groot© herziening van de inkomsten
en verdedigingsbeliastingen, die hier in
het voorjaar van 1919 dooi' hem is tot
stand gebracht. Natuurlijk begaat hij
wel eens fouten. Ik meien dat niemand,
op zijn plaats die in deze financieele!
Sturm- und Drangperiode niet zou be
gaan, .maar dit wettigt m. i. niet uitingen
als wij hier ook in dit debat nu en dan
hebben gehoord. En in .elk geval wensch
ik niet, dat bij zulke uitingen op mij
min of. meer e.en beroep wordt gedaan,
alsof ik daarmede homogeen zou zijn.
Wanneer ik hier een amendement in
dien, dan beteiekent dat niet anders,
dan dat ik op een bepaald punt van
de zienswijze van den Minister verschil,
wat trouwens de normale strekking is
van liet indienen van een amendement,
en ik meen, dat het niet wenschielijk is
©en rustige overweging ten een juiste
beslissing te bemoeilijken door persoon
lijke of politieke elementen in. het debat
te brengen."
j Zeer terecht beeft de minister voor deze-
woorden .dank gezegd. De Geer was. o,p
dit punt positiever dan D.e Wilde, de
naaste geestverwant, ofschoon ook dezjen
voor zijn verdediging van „de Regeering"
dank toekomt.
■rijks te zeggen, Alfgar? Ik zou zeggen, dajt
uw gelaat een bizondere uitdrukking
heeft.
HOOFDSTUK VII.
„Wat op mijn ,g;ela.at geschreven staat,
weet ik niet, jpaar Margaret had in zóó
ver gelijk, dat ik u, iéts te vertellen;
.heb".
„Iets dat zij niet weten mag?"
„Ooh, bet kan niet anders, of zij' moet
het spoedig hooren, m'aa.r ik zou niet
.gaarne de persoon zijn, die haar slechte
tijdingen brengt".
„Slecht, voor wie?" vroeg; Githa, ter
wijl zij van kleur veranderde.
„Voor allen, die van Lord Cobham
houden, Githa; iÊ vrees, dat de eerste,
wolken van een naderenden storm aan
den hemel verschenen zijn".
„Hoe en op welke wijze?"
„De Aartsbisschop- heeft besloten, dat
er dezen zoimer in de St. Pauls-kerk een
groote en algemeene Syno.de van de E-n-
gelsche geestelijkheid zal bijeenkomen"1.
„Dat is niet vo.or- de eerste maal. Hebt
gij mij niets ergers te vertellen?"
„Men zegt, dat zij' slechts een gematigde
en noodige reformatie der Engelsche Kerk
zoeken te bewerken, misbruiken afschaf
fen en slechts die dingen, die werkelijk
Staten-Gensraal.
Tweede Kamer.
Donderdagavond heeft de Kamer ver
gaderd ter behandeling van. jiet drietal
wetsontwerpen betreffende de huur- en
woningwetten. Het doel dezer wetsont
werpen is ï'esp. het tegengaan van het
onttrekken .van woningen aan haar be
stemming, het iets losser zetten van de
rem tegen huuiVerhJooging en het tegen
gaan van ledig laten staan van- en de
speculatie in woningen door onteigening.
Wat de wijziging van de Huurcommissie-
wet betreft, aanvankelijk wilde de Regee
ring geleidelijke opvoering toestaan tot den
normalen prijs van het vrije verkeer, bet-
geen ten slotte is geworden een „billijke
opbrengst", t.w. ten hoogste 50 pet. boven
de huur van 1 Januari 1916.
Deze ontwerpen gaven natuurlijk ver
schillende sprekers aanleiding den wo
ningnood in al zijn verschrikkingen te
schilderen.
Schaper vooral zocht daarin zijn kracht.
Hi] had er drie kwartier voor noodig. Als
of mien het nog niet bij' droeve ervaring
wist! Gelijk te verwachten wa0, werd
liet meest aandacht geschonken aan de
voorgestelde wijziging der Huurcoimmisisie-
wet.
Het eerst sprak de middenstandsman'
Abr. Staalman, die verschillend© amen
dementen 'heeft voorgesteld, bedoelende
nog meer te komen toit den normalen
prijs van het vrije verkeer. Dan zal er
ook meer gebouwd worden meende hij.
En ten slotte zal de concurrentie toch
Weer prij'sverlagend werken. Hij meende,
dat thans de huren van arbeiderswonin
gen veel te laag zijn in verhouding tot
de- loonen, zoodat z. i. de verruiming van
de Huurcommissiewet het beste genees
middel is.
Hoewel -ook wij van meening zijn, dat
men eenmaal weer zal moeten ko-men tot
het vrije stelsel, gelooven wij! toch ook,
dat de noodtoe-sland van thans daarvoor
niet zeer geschikt is. Wij zien dan vast
en zeker komen een opjagen van de huur
prijzen 'tot in het krankzinnige met al
de droeve gevolgen van dien. Wij ver
trouwen er niet op, dat alle verhuurders
met een matige huur zouden tevreden zijn.
D'e heer Schaper tapte uit een ander
vaatje. Hij bestreed natuurlijk de alcoof-
wpningen en verdedigde het bekende
denkbeeld van een centraal woningfonds
ten behoede van egalisatie der huren,
terwijl socialisatie voor den socialisti-
schen spreker natuurlijk het groote middel
was. Met reden wees, ml". Van Beresteijn
ex den heer Schaper op, dat diens par
tijgenoot, de heer Bakker Schut, juist
Voor dit bedrijf niets dan fiasco, van socia,-
lisatie heeft voorspeld.
Oojk de heer Smeenjr voelde hiervoor
weinig, waarom1 zoo. vroeg hij zou
men voor dit doel alleen de waardever
meerdering van de huizen en niet die
van andere vermogens deelen (aandeelen
in scheepvaartmaatschappijen, cultuur
aandeel en enz.) treffen?
Dihr. van Beresteijn (V.-D.) had een
eigenaardig idee. Hij' meent, dat door ver
wezenlijking van een Amerikaansch denk
beeld de uitdrukking is vair hemzelf
het woningtekort het best zou kunnen
worden bestreden. Vijftig duizend wonin
gen wil hij' op' één plaats, op eenigen
afstand van een groote stad, doen bou
wen. Hij meent, dat dan alles veel goed-
kooper zal zijn en veel vlugger zal gaan.
Het Vieewijk-plan te Rotterdam heeft hem
blijkbaar op dit „Amerikaansch denk
beeld" gebracht; blijkens diverse inter
rupties waren echter niet alle Kamerleden!
zoo optimistisch als de vrijzinnig-demo
cratische afgevaardigde.
De heer Otto nam het tegen de vele
op de huiseigenaars gerichte aanvallen!
voor deze categorie op, waarvan velen;
zelfs in 2eer moeilijke omstandigheden!
veikeeren en voor wie hij' geen onredelijke
maar wel een redelijke opdrijving der
huren bepleitte.
De heer Schaper is natuurlijk tamelijk
ontevreden over den ministertegen diens
circulaires, waarin de bepalingen inzake
afmetingen enz., althans eenigszins min
der' scherp gesteld werden en in meerdere
mate rekening werd gehouden met de har
de werkelijkheid, beeft hij zelfs een motie
ingediend. Ook de Katholieke afgevaardïgr
de Haazevoet was over die circulaires,
die een gevaar zouden zijn voor de groote
gezinnen, niet al te goed te spreken.
Er zijn ook afgevaardigden, die zeer
sceptisch staan tegenover de wetsontwer
pen, die uit welwillendheid tegenover de
regeering maar voor zullen stemmen,
doch die er eigenlijk heel weinig van'
verwachten. Tot deze categorie behbort
de heer Van Vuuren (R.-K-).
Minister Aalberse kwam' reeds, even aan.
hot woord, maar bewaarde het belang
rijkste voor later.
Gisteren was 't in de Kamer een rom-
meltjesdag. Men bracht met allerlei klein
goed den middag door. Nóch met de kwes
tie der gemeentel in anciëïi noch met de
huurwetten werd voortgegaan. Om te be
ginnen werd een uurlang in comité-gene
raal vergaderd omtrent 'de rantsoeneering
van den spreektijd bij' de begrootingen.
Wijnkoop was natuurlijk over deze be
snoeiing van zijn kletsika niet best te
spreken, maar hij kon er geen verande
ring in brengen. Er zijn blijkbaar altijd
Kamerleden, die in de Kamer liever aan
partij-reclamte doen dan 's lands zaken
behartigen.
Een sei'ie van 39 wetjes vormde de ver
dere agenda, maar men bracht het niet
verder dan tot no. 35 (uitbreiding der
gemeente Amsterdam). O.a. werd,ook aan
genomen het wetsontwerp tot aanvulling
en verhooging van h'et 10de hoofdstuk
oer Staatsbegrooting voor 1920 (premiën
en schadeloosstellingen ingevolge de
Scheurwet) waarbij de heer Teienstra
(V.-D.) wees op de klacht van een Frïe-
scne coöperatie tot het scheuren van
grasland, en meent, dat de toegekende
schadeloosstelling te laag is.
Minister van IJsselsteijn zei echter, dat
de betrokkenen in hooger beroep 'kunnen
komen bij den crisis-rechter.
BuitgRtawd-
De toestand.
De mijnwerkersstaking i.n Engeland,
waarover reeds zooveel te doen is ge-
1 woest en waarvan de nadeelige gevolgen
i zich in de eerstvolgend© weken wel ge-
ducht zullen laten voeten, behoort dan
nu, naar men hoopt, tot het verleden.
Er was bij de gehouden stemming wel
geen meerderheid voor de regeeringsvoor-
stellen, (er voor waren 338.045 er ier tegen
346.505 stemmen, terwijl opmerkelijk is,
dat slecht is gestemd) maar een mleier-
derheid van twee-derde, noodig om de
staking te blijven voortzetten, was er
evenmin, zoodat de mijnwerkersleiders het
bevel tot hervatting van den arbeid gavten.
Een bevel, waaraan, als men de berich
ten hieromtrent mag gelooven, vrij goed
veranderd moeten worden; veranderen
villon. Tot zoover zouden zij slechter
dingen kunnen doen. Er is plaats ge-
noeg voor reformatie, en meer dan dat,
maar
Alfgar zweeg langen tijd en keek afge- f
trokken en peinzend neder op den krans,
waaraan Githa de laatste filand legde.
„Maar zij', die weten wat er achter
de schermen voorvalt, beweren, dat Arun
del eén meer bepaald doel op. het oog
heeft, als Mjl deze Synode bij'een roept.
Zij houden vol, Githja, met volle over
tuiging, dat hij' zich heeft voorgenomen;
de gansche partij der Lollards uit te
roeien, en dat hij' in vollen ernst denkt
over een aanval op' onzen edelen pleeg- i
vader, Sir John, als leider der Lollards".
„Een aanval? Hoe bedoelt gij dat?"
vroeg Githa.
„Moet ik u dat nog zeggen? Bisschop
Arundel heeft één afdoend en algemeen
middel tegen het Lollardisme dat mid
del kent gjij' denk aan John B.adby".
Githa beefde. O, neen! niet voor hemi!
O, Alfgar, neen!'' mompelde zij onwil
lekeurig.
„Ik zeg niet, dat het daartoe komen
zal. Indien ik dat werkelijk dacht, zou
ik niet zoo kalm over de za.ak spreken.
Sir John heeft vel© en machtige vrien
den. Mapir toch, geloof ik, dat er don
kere dagen in aiantoch?. zijn, dagen van
smart en vervolging.
Toen met een plotselinge verandering
in zijn stem; terwijl zij samen den weg
naai' het kasteel insloegen; vroeg Wij:
„Gelooft gij, dat Margaret blij! w'as,
toen zij mij zag?"
„Om u, de waarheid te zeggen, ik lette
meer op u,w gelaat dan op dat van Mar
garet. Gij' toondet blij te zijn, toen gij
haar zaagt"-.
Alfgar glimlachte, en merkte op„Lord
Cobham zal niet begrijpen, waar gij; en
ik blijven".
„Gij hadt mij oök zooveel te vertel
len en Alfgar, ik heb u een brief te
toonen van onze moeder, mij slechts drie
weken gebracht do.or een pelgrim op1 zijn
weg naar Canterbury".
„Zijn© gezondheid gaat niet vooruit;
maar mijn moeder is wel, en vertelt
mij veel belangrijks, betreffende ons dier
baar tehuis. Ik verlang dikwijls het terug
te zien, Alfgar".
„Het is meer een tehuis yoor u dan
voor mij. Ik verlang niet anders, dan al
tijd bij Sir John te blijven. In mijns
vaders huis vertoefde ik slechts .zeven
jaar, terwijl Sir John Oldcastle reeds'
veertien jaar mieer dan een vader voor
mi] geweest 'is".
'Zij lieten thans den tu,in achter zich,
gipgen de ophaalbrug over, de poort door,
en kwamen op het binnenplein. Hier
Wachtte hun een druk en woelig tooaesl.
Lord Cobham wias teruggekeerd, niet al
leen met zijn eigen manvolk en het groote
gevolg, dat zich gewoonlijk onder zijn
banier schaarde; maai' in Londen '.had
zich pok bij heen gevoegd, Sir Reginald
Cobham, het hoofd van de Sterburough-
tak der familie, die met zijn manschappen1
een kort bezoek op Coulyng Casüe bren
gen kwam), op weg naar Canterbury.
Geen wonder dus, dat het op 't, bin
nenplein buitengewoon levendig toeging.
De manschappen zorgden voor paarden
en wapenrusting; ridders en ridderknapen
stonden in groepjes, of snelden af en
aan; iedereen sprak en vroag dooi' el
kander over en naar het nieuwste nieuws.
.Githa liep. aan de zijde van haar broeder
kalm door de menigte; zij antwoordde
met een glimlach op de diepe buigingen,
waaimede haar verschijning begroet werd,
doch sloeg geen acht op' de onderzoe
kende blikken van de vreemdelingen on
der hen.
„Hoe heet dat meisje?" vroeg een ge
zet man van middelbaren leeftijd met een
ridderlijk voorkomen, ,die te midden van
een groep belangstellende toehoorders
stoiid te ispreken,
(Wordt vervolgd.)