G I S E L A FEUILLETON. Zendingsdag Geref. Kerken. 11 uur ©enige wetsontwerpen in de afdeelinsen te behandelen. Aldus be sloten. Hij' deelde mede, dat Donder dag 11 uur in openbare vergadering in behandeling zullen komien de wets ontwerpen betreffende de pensioenen en dien afbouw der „Java" ten Su matra", en amidere. Hij' verklaarde voor nemens te wezen Donderdag, in afwij king van het reglement van orde, voor tet stellen een oommissie 'te benoemen voor de schriftelijke voorbereiding van het Wetboek voor Strafvordering. Onze Pers. Poor de hooge papierprij'zen dreigt de Chr. pers in liet gedrang te komen. Pet F riesch Dagblad schrijft er o.m. ,over-: 1 Zonder overdrijving mag gezegd, 'dat we een flinke, christelijke pers hebben. Over het gelieele lanid. (Waarmee van de overzijde wel ter dege rekening wordt gehouden. We mogen daaf God dankbaar voor zijn, als we eens nagaan, wat het vóór 50 jaar was! Dan móét het hart blijde gestemd zijn. Zeker, het kan beter, veel en veel beter. Pat is de schuld van een groot deel van ons eigen christelijk publiek, dat jda verderfelijke, neutrale bladen nog in zijin huis duldt! Maar bij' die klacht een woord van dank, dat onze pers er wezen mag', dat er een schaar van christelijke journalisten is, die pal staat voor de eer van Gods Naam. iEn nu kómt als een grijnzend' mon ster die ontzettende papierduurte lk vrees, dat verschillende kleinere bladen kerkelijke en politieke 'het loodje zullen moeten leggen. pat zij' er niet tegen opgewassen zijn. Men hoopt, dat die duurte maaf tijdelijk zal zijn. Maar één, die het kan weten, ver zekerde mij, 'dat het minstens een jaar is. Pat is reeds lang genoeg. Wat zal er nu gebeuren? lk weet bet niet. Paar móét straks wat worden bij gepast. Laat dat onze christelijke mlenschen niet afschrikken. Laten zij: zich die opoffering van een onnoozele, laat ik zeggen, 30 of 50 cent pier kwartaal getroosten. ^'tls voor onze pers, die opkomt voor Gods eer. De pers is, een uiting' van ons chris telijk beginsel. 'Voor 'de school hebben we alles over gehad. Welnu: dé pers is de school voor groo-te ménschen. Bij mij is de gedachte wel eens op gekomenzon een deel van de Unie collecte, die men niet wil afschaffen - wat ik' best vind niet ten goedje kunnen komen aan financieel zwakke bladen 't Is maar een losse gedachte. De uitwerking zou misschien enor me bezwaren met zich méébrengen. Maar te overwegen is. het. Al was het maar alleen gedurende de papierduurte. Blond] van Geref. Meisjes^ vereenigimgen. Eergisteren hield de Bond van Meis jesver. op Geref. grondslag te Utrecht zijn tweedie jaarvergadering, onder lei ding van de presidente, mej. R. Boon stra uit Rotterdam. Uit het jaarver slag van d'e Secretaresse bleek, dat de Bond thans 81 vereenigingen telt, met plus minus 1700 leden. Uitgege ven js een bondsorgaan, onder den titelB ouwen en Be w aren, on der redactie van mej. Hi. S. S. Kuyptel van 's-Gravenhage. De ochtendvergadering werd besteed aan huishoudelijke zaken. Des mid dags hield mevrouw Westerbrink iWirtz van Amsterdam een rede geti teld: ,,Onze roeping en onze plicht", waarna ds. E. C. Meijster van Rotter dam .sprak over: „Een onverderfelijk sieraad." Aangenomen werd het be stuursvoorstel, aansluiting te zoeken aan die Geref. meisjes vereenig ingen in door.M. v. W. 78) o (Slot. Toen de .zon hoog aan den hemel stond, luidden de klokken en kwam de stoet de kleine slotkapel in. Voorop de twéé peeten: Wolfgang en Jutta en heel ach teraan Kurt en Hildegard. En n'u, dat da oude' waardige dominee het kindje «loopt, .ontvangt het den naam „Wolf gang"- „Hoe goed is je moedertje 1" dacht de «Irager van dien «iutni, toen hij den klei nen doopeling in.' de armen hielden toen hij hem weer aan .zijne moeder* bracht en den .zegen over hein beide werd uitge sproken, had hij hem lief als zichzelf. .,i Een vroolijker «lag dan heden was er .sinds lang op Sturmhagen niet geweest! De gelukkigste van allen was misschien Jutta. Nu had .zij een eigen .petekindje, dat .zij: kon- koesteren, bederven, enl lief hebben! Toen later op den middag de vele gas ten een wandeling gingen doen, vroeg Gisela: „Hilla, blijf jij bij mij en vertel mij Amerika en Hongarije. Besloten werd Üe volgende jaarvergadering te Am sterdam te houden, e N aar Engel and? [Naar wij' vernemen worden aan per sonen, die naar Engelana willen ver trekken .om aldaar een betrekking tó aanvaarden geen passen verstrekt, daar de Engelsche regeering zich slipt houdt aan haar belofte te bevorderen dat in de eerste plaats gedemobiliseerde soldaten in de gelegenheid moeten wor- den gesteld betrekkingen te aanvaar den! Wel voor "studie, voor zaken of voor pteizierreizèn worden passen ver strekt; waarbij echter op de in En geland vertoevende Vreemdelingen ster ke controle Wordt uitgeoefend of zij geen betrekkingen aanvaarden. "Allerlei. Het congres 'der S. D. A. P. dat gedurende de Pinksterdagen te Haar lem gehouden is, heeft een resolutie aangenomen, waarin besloten wordt dat de S. D. A. P. haar deelneming aan het Congres, der Tweede Interna tionale te Genève handhaaft. De Engelsche Nationale Bond van Havenarbeiders besloot, door middel van een heffing Op de loonen zijner leden de weerstanidskas der Nederland- sche transportarbeiders te steunen. Te Krimpen a. d'. Lek doet zich weer een geval van pokken voor. ïDe minister zal geen maatregelen inzake fruituitvoer nemen, tenzij de binnenlandscbe voorziening in gevaar mocht komen. Voorgesteld wordt de begrooting van Oorlog met 10 millioen te verhoogen. Verschenen! is de memorie van ant woord op het verslag over het wets ontwerp (tot bestrijding van revoluti onaire woelingen. De Minister van Oorlog heeft voor schriften gegeven betreffende het schie ten op arrestanten, die pogingen dopn tot ontvluchten. Ned'erl. Bond van Ger ef. Knapenleiders, Genoemde Bonid hield zijn 8ste jaar vergadering op Maandag 24 Mei 1920 te Utrecht in het Volkshuis, Lijhmarkt 47. De Voorzl, de heer Joh. C. Franc ken, van Rotterdam, opende de ver gadering te IOV2 uur op de gebruike lijke wijze. Hij' 'heet de aanwezigen hartelijk welkom. Over het in het „Lei dersblad" gepubliceerde jaarverslag ontspon 'zich een discussie, waarbij; de secretaris de gevraagde inlichtin gen verschafte en van repliek diende. Na ampele bespreking werd het Be stuursvoorstel o'm' de organisatie mede open te stellen voor leidsters en be- stuuïderesSen van Meisjes vergaderin gen Op G. G. met algemeene stemmen aangenomen en het Bestuur opgedra gen ter volgend© jaarvergadering voor stellen in te dienen tot de daartoe noodige statuten-wijziging, Bij de Bestuursverkiezing werden de aftredende Bestuursledende heeren B. Kamerling, van Rotterdam en J. .Timmermans, van Barendrecht herko zen en in de bestaande vacature de heer H. Algra van Berlikum (Fr.) ge kozen. In bespreking komt de "Centrale raad, kort geleden bij Kon. Besluit ^ingesteld. Met leedwezen constateert 'de vergadering, Üat'de Bond van Geref. Knapenleiders bij de samenstelling van den Jeugdraad werd gepasseerd. De vergadering droeg het Bestuur op; een onderzoek in te stellen, en naar aanleiding 'daarvan de stappen te doen, die het Bestuur wenschelijk oordeelt. Om 2 uur opende de voorz. de mi d dagvergadering. Hij heette de sprekers welkom en verleende het woord aan den heer A. J. Drew.es van Amster dam, om te referieeren over: „Moeilijke jaren vol gevaren." |Spr. treedt in een uitvoerige bespre king van de twee hoofdinstincten, die bet kind ingeschapen zijnde zucht tot zelfbehoud en de zucht tot instand houding der soort. Hij Behandelt het groeiproces daarvan in de puberteits- laren en bespreekt aan dé hand van net door hem geschetste groeiproces van mijn dierbaar Furstenhort; ik weet dat gij van Sommerfeld uit dikwijls naar de'Wallan's gaat; hoe gaat het hen en hoe gaat het .zuster Roosje:?" „Gelukkig is .zij vroolijk en gezond en hoe meer werk .zij heeft, hoe liever het haar is. Haar broeder heeft de inrichting vergroot, .zij heeft een goeden naam, en de christelijke gjeest dier er heerscht, is hare beste aanbeveling. En weet je wie da trouwste hulp van .ziuster Roosje is?" „Nu?" ®ei Gisela. „Waldtraut! Heeft mijn man je niet verteld wad hij voor het arme schepsel gedaan heeft?" „Neen, je weet: van wat hij doet, .zegt hij nooit iets, en toch is het wonder baarlijk hoe ver hij het gebracht heeft!" „Ja bedoelt wat de: fabriek betreft, maar er is ook veel dat heelemaal niet be kend wordt, en dat is .zijn werk voor armen en hehoeftlgen! Ook de arme Wald traut heeft hij nagegaan en heeft haar, toen zij uit de gevangenis kwam, een goeden dienst bezorgd. Zij heeft toen een nieuw leven begonnen en heeft zich ten Slotte bijr duster Roosje als meid aan gemeld, .omdat zij aan die zieken wildé, góed maken, wat zij bij hare grootmoe^ «ter verzuimd had!" Gisela keek Hildegard bewogen laan, nam hare beide handen en .zeide: „Dank je, Hilla, voor alles wat gij beide voor "het ongelukkige kind giedaan hebt. Ik vind het over 't algemeen al zoo heerlijk, dat de moeilijkheden bij de opvoeding der rijpere jeugd. Zijin met onverdeelde be langstelling aangehoorde rede wordt met luid applaus begroet. Daarna krijgt Dr. H. Kaajail van Rotterdam het woord om te spreken over: „De eerste beginselen." Refe rent behandelt aan de hand van Spr. 22 vs. 6: Wie moet onderwezen; wat moet Worden onderwezen, welke vrucht van dat okider'jvijs te wachten 'ié. Hij eindigt, mei eém woord waarin 'hij 'd'e aanwezigen opwekt, om vol te houden in de wetenschap., dat zij in Gods wijngaard arbeiden. Rede van den heer Lauw er s. Ons rest nog in 't kort weer te geven de rede van den heer Lauwers. Spr. begon met te zeggen dat op 't Pro gramma zijn te behandelen onderwerp minder juist vermeld staat; en dat de Zeeuw heeft aangekondigd „Uit het dienst huis uitgeleid''. Spr. zal trachten beide te combineeren. Hij wil eerst ©en woord over zijn uitgang uit de R.-K. kerk spre ken, en daarna over de Evangelisatie on der zijn geliefd Vlaamsche volk. Spr. acht 't. zich tot een plicht te vertellen wat de Heere aan hem deed, opdat men zou begrijpen waarom hij wil werken in 't be lang van zijn arme Vlaamsche volk. Ik' heb e©n vrome Roomsche moeder gehad. Eene dier velen, welke in de R.-K. kerk rozen mogen héeteh, ook waar deze kerk z-een; vele doornen en distels telt Ertïs-in dié-kerk veel kaf, doch gelukkig ook veel koren. Moeder hééft mij reeds als klein kind gewezen op Gods ontfer mende liefde voor .ellendige zondaren en op het offerbloed van Zijnen lieven Zoon. Zoo kon ik al vroeg zeggen Jezus lief te hebben. Het was dan ook alleen uit liefde tot den Heere Jezus, dat ik op mijn vijftiende jaar brak met. alles wat ik in de wereld liefhad, inzonderheid met mijn lieve moeder, om mij in de eenzaamheid van een klooster der Carmelieten op te slui ten. Hoe kon ik 't doen op een leeftijd, wanneer 't kind nog zoo gaarne het hoofd tegen moeders hart, legt en hare liefde in drinkt? Enkel om in de voetstappen van Jezus te wandelen. Veel van Zijn Woord kende ik niet, en wat ik er van kende, was vrucht van de prediking onder een deksel. Wel kwam ik in 't klooster in aanraking roet Gods Woord, dat in mijn cel op tafel lag, en las ik daar de woor den uit Efezen 2: „Uit genade zijt gij zalig geworden", maar ik boog mij niet voor dat Woord, Ik aanvaardde het wel, doch ik voegde er aan toe hetgeen mij ge leerd was en' ook de overtuiging mijner ziel'was, gelijk van de Roomsch Katho lieken: dat die genade ons deel slechts wordt, bijaldien, wij zuchten, onze goede werken .naast het bloed van het Lam l eg- gen.-^Zoo had mijn moeder 't mij geleerd, ik had 't, gelijk alle Roomsch-Katholie- ken -en duidf hun dit daarom niet ten kwade, mijne Broeders en Zusters! als met de moedermelk ingezwolgen; de kerk leerde bet en die kan niet dwalen. Vader bevestigde steeds wat moeder zeg de; van den kansel weid (wordt) bet ons gepredikt, in de leering wordt het ons geleerd; wij kunnen niet anders we ten dan dat het zoo is. En boven alles de levende, onfeilbare kerk met haar hiërar chisch gezag, bij hetwelk alles in en bui ten u den mensch toeroept: buig u voor waf 'zij leert. Zoo zijn deze leeringen een innig bestanddeel geworden van de Roomsch-Katholieke overtuiging. Zoo ging het dus ook mij. E11 toch. lieten deze woorden mij niet los: „Uit genade zalig; niet uit u; Gods gave; niet uit de wer ken; opdaf niemand ro-eme!" Maar ik las en overdacht dit alles, terwijl ik «Ie vensters had «licht gedaan, opdat het licht van Gods Woord mij niet zou bestralen. Op mijn 23ste jaar werd ik priester gewijd. Vier jaar later werd ik benoemd tot docent om een cursus te geven in Wijsbegeerte en Kerkgeschiedenis in het College der Kaxmielietenorde te Gent; en «lit zou het middel worden om tot klaar heid te komen. Ik moest toch de ge schriften bestudeeren van de Kerkvaders, inzonderheid van de Apostolische vaders: Romanus, Polycarpüs, Ignatius, Irenaeus, Tertullianus, Origènes, Clemens van ..J- gij ,zoo vaak in Furstenhort komt, want het is een treurige gedachte dat het er zoo eenzaam staat; wij kunnen echter hoogstens twee of drie weken jaarlijks daar zijn, want Eberhaidt. kan hier niet Zoo lang, weg en het is mij onaangenaam dat het oude slot ,zoo eenzaam en ledig is; daarom zijn wij van plan het tei ver knopen ik behoor nu toch ook op Sturm- hagen!" „Verkoopen vroeg Hildegard ver schrikt en .dezelfde! vraag deed haar1 man aan Eberhaidt in de rookkamer, maar Kurt .zag: er daarbij niet zóó verwonderd uit, want hij had voorzien dat «lie vraag over kort of lang zou komen en toenl Sturmhagen nu met hem er over1 begon te redoneeren,. luisterde hij vol spanning. „Zoudt gij het ook niet het beste vin den? vroeg Eberhaidt, „dat ik de bosschen in eigendom hield en alleen het goed zelf en de' wijnbergen verkocht? Ik «lacht dat ik op deze manier gemakkelijker een j kopper 'vinden zou. Het geheele beheer van hier uit te leiden, is mij te moeilijk, maar als jk een goeden houtvester heb, Iqui ,dat met-, «ie bosschen wel. Daarom jiestötfm vj-ij dat. den verkoop en hoop ..ik; dat, u, mij zult; ..helpen ®m een koo per te viaden!"' Kurtantwoordde hier niets anders op dan:... „En hoeveel zoudt u dan vragein?" Sturmhagen noemde 'hem de som en LLauffen overlegde, streek zich daarna Alexandriëvooral Cyprianus, bisschop van Karthago. Uit deze geschriften leerde ik verstaan, dat deze onfeilbaarheid der kerk slechts een ontwikkelingsproces geweest was; dat de kerk met haar autoritair ge zag niet uit de historie, maar uit de menscbelijbe verzinning van later eeuw was opgekomen; dat het oorspronkelijk altemaal plaatselijke kerken geweest zijn met een eigen leven, en zelfstandig naast elkander ^taande, en waarin de leeraars niet optraden met een opgelegd zeggen schap over de broederen, ook waar zij vermaanden eh somwijlen ingrepen, maar krachtens goddelijke roeping, naar Gods Woord. De kerken hadden geen kerkhoven zich; zij waren onderling verbonden door hetzelfde gehrof' en de liefdé, dus ook geen opperherder, geen autoritair gezag. Dit kwam vooral uit in die brieven vam Clemens aan de kerk van Corintbe, en van Polycarpüs aan die te Filippi. En zoo brak bij mij het licht door, dat geen gezag der Kerk mij een uitlegging kon op dringen, ook niet van dat heerlijke woord: uit genade zijt gij zalig geworden, en dat niet uit u, het is Gods gave, niet uit de werken, opdat nie mand roeme! Dat woord drong mij diep in de ziel. En van nu af stond het voor mij vast, dat ik moest breken met mijn verleden. Maar nu deed zich één© moei lijkheid op: hoe zou ik mijne lieve moe der van deze verandering verwittigen? En nu is dit mijn zonde, dat ik ter wille mijner lieve moeder zweeg. Zij zou nog een, hoogstens twes jaar kunnen leven; moest ik nu, zoo overlegde ik, die weinige jaren levens haar bedroeven? Dat kostte mij veel strijd. Telkens wilde ik 't haar gaan zeggen, doch dan hield de gedachte .aan haar witte haren en betraande wangen mij terug. En toch wist ik: wie vader of moeder lief heeft boven Mij.Daarbij komt: ik was priester. En de priester is in de R. K. kerk een heilige verschijning; de zichtbare verschijning van Jezus Chris tus in hun midden. Hij knielt dagelijks in de liturgie en in den cultus voor de beelden; zijin zegen doet den wijn in de kelk veranderen in het bloed van Chris- tu< Wal zijn hnnd aanraak' bij den Doop, bij de Mis, is heilig. Zijne machtige han den, bekleed roet Goddelijk gezag, dalen verzoenend neer over de gemeente, zegent met vergeving in den biechtstoel, én bij het geven van .den ouwel. Mijn lieve ouders knielden voor mij de eerste maal, toen ik in de ouderlijke woning terug kwam, om mijn zegen te ontvangen. Door de innigste liefde en den diiepsten eer bied waren zij aan mij verbonden. En nu de toekomst? Die was voor mij donkere nacht, hi het oog van allen was ik de renegaat, de Judas, de verrader. En waar zou ik been? Ik zocht in bet Woord van God, doch God zelf was er niet. Ik hongerde, en vond geen brood. O, gij die hier steeds wittebrood gegeten hebt, gij verstaat niet wat honger is. Dit duurde tot mij bet woord uit mijn jeugd in de ziel viel, datzelfde woord waarmee ik in 't klooster was gegaan: Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is mijns niet waardig. Ik schreef een brief aan den Overste van 't klooster. Hiermede begon een periode van veel leed voor mij. Iedereen brak met mij. Doch hiervan zwijg ik, dewijl ik alleen roemen wil van Gods genade, doch waar ik van mij zelf zwijg, wil ik alleen dit groot© leed voor u uitzeggenmen heeft mij onkundig gelaten omtrent de krankheid mijner lieve moeder, ik heb haar derhalve niet meer kunnen spreken; ©n van ande ren moest ik vernemen, .dat zij gestorven wasKort daarop werd ik ziek. Ik trok op den 24 Dec. naar Zwitserland tot herstel van gezondheid te Valangin bij Neufchatel. Ik kwam in aanraking met een predikant, aan wien ik mijn zielstoe stand bloot legde, doch hij lachte mij uit. Jezus, Gods Zo.on, noemde hij onzin, het plaatsbekleedend lijden „bloedtheologie". Het bedroefde mij, zoo «licht bij Genève, waar Calvijn geleerd had, zulke grove taal uit den mond van een predikant te hooren. Te Brussel teruggekeerd, zocht ik den Waalschen predikant op, wien ik mijn ervaring meedeelde, doch ook deze lachte en zeide, dat zijn collega mij, armen stakker, veel te hard aangepakt had. Als wij 't maar goed bedoelen, zei hij, komt alles terecht, en zal die goede over den haard en .zeide, op Sturmhagen toetredend „Ik ben de kooper, laten wij ander- handelen!" Eberhandt verwonderde zich, sprong op en schudde hem hartelijk de hand, ter wijl hij uitriep „Dat is prachtig; wiat zal Gisela blij ,zijnLaten wijf het «iadelijk in orde ma ken!" Zoo gezegd, zoo gedaan. Een half Uur later kwamen de heeren weer bij de da mes, die nog! altijd druk bezig waren over Furstenhort. Toen Eberhaidt het hoorde, kwam er een ondeugend plan! bij hem op en Kurt bij1 de hand' nemend; bracht hij hem bij zijne vrouw en zeide: „Lieve vrouw, mag ik het genoegen hebben je hier een kooper voor Fursten hort voor te stellen? 'Wilt gij aan diepen heer je erfgoed verkoopen •De oogen van Gisela vulden zich met tranen, daarna nam ziij Kurt's beide han den in de hare, z.ooals vroeger, toen zij nóg een kind was en 'ziedde: „Neef' voogd,, jij"?" en voegde er daarna bij;: „Dat is' waarlijk' Gods! zegen, heden op< dén doopdag van- mijn lieve ling! In wiens handen zou ik mijn lief ouderlijk' huis en mijn dierbaar erfgoed liever zien dan in de jouwe! Kurt, gij zult er goed voor zorgen, niet waar?'- „Zoo lang ikr leef, Gisela! dat beloof ik' je!" was Kurt's antwoord en zijn aan gezicht straalde van vréugde. Vader in den hemel ons wel eenmaal bij zich nemen. Ik schrok er van «en was zeer ont moedigd; ik meende in de kerk der re formatie slechts verwaterde kerken .en een onbelijnde leer te zien. Twee jaar heb' ik hierop in eenzaamheid doorgebracht, den dag van Gods genade afwachtende. Op een Zondag liep ik door Brussel en kwam op de Nieuwe Groenmarkt langs een huis, ©en gewoon woonhuis, waarop met groote letters de- woorden Gere formeerde Kerk te lezen stonden. Ik aarzelde er in te gaan, want ik dacht dat 't ook wel niets zou zijn. Ik ging doqr. Doch teen stem in mijn binnenste .drong, mij terug te keeren en binnen té gaan. Ik hoorde den prediker sproken over den Zone Gods, het vleesch gewor den Woord, en diens plaatsbekleedend lij den; ik gevoelde, dit was de waarheid; ik zag den ernst der gemeente in hou ding en blik, zoo geheel anders dab de spotblikken, waarmee anderen mij had den bejegend. Den volgenden dag ging ik tot bedoelden leeraar, wij spraken ©n baden lang en veel. Het licht brak door, en ik wist mij behouden. Latere studie van Kuypers en Bavincks theologie beves tigden mij in de gereformeerde waarheid; ik deed belijdenis; straks werd ik 11a onderzoek door de classis Dordrecht toe gelaten om te staan naar den Dienst des Woords in dp Geref. kerken; ik werd beroepen te Brussel en meende die roe ping te moeten opvolgen, en te trachten mijin arme, geliefde Vlaamsche volk, na geslacht van de vromen der zestiende eeuw, met 't Evangelie bekend te doen worden. Gij zult 't billijken, dat ik niet naar Noord-Nederland kom, maar onder mijn broederen wensdh te blijven wonen. Ik ken dat volk in zijn zwakheden en in zijn deugden. Ik weet hoe ik er méé om moet gaan. Ik heb in den biechtstoel hun ziel beluisterd. Ik weet hoe ik spre ken, hoe ik zwijgen moet. O, welk een genade 't te mogen doen. Tal van pries ters, die ik ken, zijn zooveel beter dan ik, waarvoor gedacht Gods genade mij? Spr. deelde nog ©en en ander mede over het werk der Evangelisatie te Brus sel, waar hij o. a. des Zondags in een kamer vain een der broederen aan diens Roomsche buren in allen eenvoud de Schrift verklaart. Ook verhaalde hij van den blijveuden zegen meer dan één Vla ming tijdens den oorlog door kennisma king 'met het Evangelie in ons land ten deel gevallen. Hij deelde ook mede, dat er behoefte is aan een lokaal en hij er een te koop \ye.et voor 90 duizend francs (want huren gaat te Brussel niet) dat is f 18000. Doch hij vraagt geen geld van de broederen; veel geld toch zonder God, dan beeft hij niets; ©n geen geld, maar met zijn God heeft hij alles, hl dat geloof wenscht hij voort te gaan. Alleen vraagt hij: bidt voor inij, dat God mij mijn ontrouw vergeve; en mij steeds getrouw make in het heerlijke werk onder mij,11 geliefde Vlaamsche broeders. Er beerschte eene aangename stilte op het terrein, tijdens dein ganschen duur. dezer aangrijpende toespraak. Eigenaardig, dat prof. Los zoo juist herinnerd had aan den Dingaansdag, ook op 24 Dec., welken dag hij (heden juist vijf maanden geleden) nog voor zijn vertrek naar Nederland, met duizenden Boeren, volgens de instelling der Vaderen, had mogen vieren. Zendingsfeest te Valkenisse. Dinsdagmiddag werd op ©en weide bij Valkenisse aan den voet der hooge dui nen het Zendingsfeest gehouden, uitge schreven door den Classicalen Zendings raad van Walchereiï. Daar het veer op den middag wat don ker aanzag, was het aantal bezoekers niet bijzonder groot. Toch zijn er ruim 800 programma's verkocht en is het Zendings feest goed geslaagd. Eerst hadden zich om half 2 een hon derdtal belangSteffl'enden op 't kerkhof te Biggekerke om 't graf geschaard van wijlen dhr. K. Wielemaker /lid van den C. Z. R., den man, die zooveel gedaan heeft voor 't zendingswerk. De heer A. Petermeijer, voorzitter van den C. Z. R., herdacht dan ook dhr. Wielemaker en zijn arbeid op 't gebied der Zending. Om half 3 opende dhr. Petermeijer Wolfgang wilde het nauwelijks geloo- ven, toen hij het waf later hoorde, want d'at zijn zwager von Lauffen slotheer van. Fuiistenhort weid,; klonk bijna als een sprookje. Oom Eberhaïdt moest hem da delijk alles uitleggen .en toen hij boorde, dat de bosschen Gisela's eigendom ble ven, tr^ul hij oipi haar toei en zeide zlacht; „Weet gij Gisela, wat ik nu het besté vind van dit heel^ interessante geval?" „Nu, wat dan?" vroeg' zij. „Gij zijt en blijft dan toch de bosch fee van Furstenhort", zeide hij en 'zag er daarbij' zoo vroolijk uit, als in de eerste dagen hunner kennismaking. Maar zij keek hem aan en antwoordde na denkend „Goede Wolf, jij hebt altijd zulke lieve gedachten, maar ik weet iets anders dat mij' nog veel beter voorkomt, en dat mij dén geheelen dag al door het hoofd speelt, ik bedoel de zalige zekerheid, d'at als ik héden terugzie op miijn vroeger leven, het niefs dan genade is, waarvan ik roemen kan, want .ik heb het ervaren, d'at htü geloof en de liefde: dé hoogere mach ten zijin geweest «lie aan' ons. allen hebben gewerkt, totdat ;Zij' ons dé Overwinning deden behalen!"" „Gisela" zei Wolfgang, haar hand kus send „gij hebt gelijk; ik' heb dat bij[ mij zeiven ook ondervonden".

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1920 | | pagina 2