fio. 27 Woensdag SI October If#IV «aai'k'itni Feuilleton De ClrcMSte OorBog. Uitgave van de Naaml. Venn. LTJCTOR ET EMERG#, gevestigd te Goes HooMbitreau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ L. BURG. Drukkere: Oosterbaan Le Cointre, Gees. I'.Zeeuw Gerechtvaardigd door het geloof. Dit doet alle Christenen die als arme zondaren door bet geloof (alleen) in het bloed van Christus hunne voorspraak en hunne gerechtigheid gevonden hebben, zoo aan Luther hechten, dat heit ook bij "hem na bange ziels worsteTingen en lichaarnsfolteringen, zoo zelfs dat (hij meermalen bewusteloos in zijn cel (ge vonden werd en het vieesch hem als van het lichaam gereten werd, eindelijk, eindelijk, tot doorbreking kwam, hij door Gods genade in Christus den vrede vond, •en gedurende zijn gansjche volgend leven de blijmoedigheid des geloofs behield, om te bekennen hoe een zondaar rechtvaardig wordt voor "God. Wij verstaan het dan ook dat hij', toen bijl in 1522 in de Bijbeloverzetting bezig, aan den Romeinenbrief toegekomen, in de vertaling van den grondtekst „gerecht vaardigd door het geloof." het woomleke „alleen" invoegde'. Niet om de 'Schrift •te vervalschen, maar met de openlijk her haalde bedoeling om tijdgenoot en nage slacht er van te doordringen dat er geen ander instrument van God 'gegeven is "om deze groote weldaad der rechtvaar diging aan te nemen, dan het geloof. Luther, de man van: Dasi Wort sie sollen lassen stalin Und kein Dank, dazu liaben. (Zij zullen aan 'het Woord Gods' "geen menschengedachten kunnen toevoegen), is geen Schriftvervalscher geweest. Men heeft in den loop- der jaren van Roomsche zijde heel wat op zijn karak- ter en wandel afgegeven. Dezer dagen la- Zjen wijl dat men aan 'die zijde, hem iemand vindt .van verregaanden hoogmoed. Nu, dat zullen zij: wel van zijn vijanden ver nomen hebben. Misschien dat Luther een dergelijke beschuldiging zijnen vijanden niet kwalijk' z,ou genomen hebben. Wie, die zichzelf' kent, betrapt zich niet op allerlei zonden, ook boezemzonden, waar tegen hij te strijden heeft. Ook Luther kende dien strijd. Hij heeft het in dien strijd vaak benauwd gehad; zoodat (hij somwijlen met .afg,unst op het redelooze Jdier zag, dat geen strijd kent, met name, 'gelijk de TI. Apoistel leert, te- gjen vïeeseh en bloed, tegen den vorst der eeuw, tegen de geestelijke; booshe den in cle lucht „Het verwondert ons', niet,," zegt Pro fessor Jonker in zijn onvolprezen epistel „Het verliezen van God," in „Eltheto van November 1916, wanneer we van dezen Hervormer lezen, clat hij zelfs: ja- loersch kon worden op een vies varken, omdat het geen twijfelkende en geen zielsnood cn geen zwoegende problemen zooafe .hij'. In waarheid, het is geen baantje geloofsheld te wezen. En wat isi -onze eigen ervaring, voorzoovel'en wij den levenden God kennen? Dat ons zalig heid geopenbaard is, een zaligheid Idie geen oog heeft gezien en geen oor he(eft gehoord en in geen menschenha-rt is op geklommen. Tevensdat die zaligheid ini ons niet anders gewerkt wordt dan jdó, dat wij haar uitwerken in vreeizte en beven. W ij voelen ons een stuk zonne schijn en een stuk stormnacht tegelijk'.' Zoo was ook Luther. E,n 'zoo wen- s'chen wij ook te denken aan dezen mensch. Maar wanneer wij, denken aan zijn optreden tegen den Paus- en zijn Prelaten, zijn protesten, zijn breken ten laatste, met al wa.t hem nog bond aan een kerk en een omgeving, waarin hij I Bewerkt naar het Engelsch van EMMA JANE WORBOISE. 102) „Ik had zelf ook de les noodig, 'die ik u toen gegeven heb", zeidei zij: met een stem, die een weinig beefde. „Ons leven in de koloniën is één .groote teleurstelling geweest, mijn man had al lerlei moeilijkheden in zijn werk en is-'erg ondankbaar behandeld. Wij zijn armer te ruggekomen dan .wij gegaan zijn. En wij hadden zulke mo-oie vooruitzichten. Maar het, heeft God behaagd onzen weg anders te maken en Hij heeft ons onthouden, wat wij zochten te verkrijgen en ontno men, wat voor ons het dierbaarst was, want wij hebben twee van onze schatteln in dat verre land moeten achterlaten. Som tijds begaf ons geloof ons bijna en dan zeiden we tegje.rH elkander: Waarom wor den wij toch zoo ziwaar beproefd, waar om is de hand des Heeren zoo tegen ons Maar geloofd zij God, Hij heeft ons nooit overgelaten aan de ellende van het wan trouwen en het ongeloof en telkens her leefde onze hoop. En zoo had ook telkens voor óns elke donkere wolk haar zhve- den vrede niet vond, dan zeggen wij: wat 'n heldde eene geloofsdaad van hem jyolgt de andere. God de Heero heeft groote dingen gewrocht door de zen in zichzelf zondigen man. Daar.om vereeren wij oolc h e m niet, maar prijzen Go ie die hem tot, zoo gróote dingen heeft willen 'gebruiken. Niet oebskeitrf gsbievea. De Rotte rd a m m e r citeert uit D e S-tichtsche Co u r a n t een vers van Idr. Kuyper, het eenige, naar zij zegt; en waarvan zij meent, dat hot „tot nu toe Onbekend gebleven" was. De Rotterdammer vergist 'zich. Bedoeld vers heeft in D e H e. r a u t van (wij meenen in den jarc) 188-1 gestaan, tegelijk met oen vers van. Beets uit diens zoo juist verschenen „Najaarsbladen". Wij herinneren oins zeer wel, dat dis Kuyper in bedoeld TI e r a u t -nómmer bedoeld!» „Najaarsbladen" prees, en ook ctr. Beets prees voor de onpartijdigheid, die meestal in zijn gedichten, en ook nu weer in z|ijn „Najaarsbladen" uitblonk; doch dr. Kuy per constateerde„er zwirrelde (n.l. in de Najaarsbladen) .toch hier en daar nog wel een enkel blaadje", waarop dezb lof minder paste. En als voorbeeld haalde! hij aan Beets' uitlating Óver de toenma lige strijders in het Ned. Herv. Kerk genootschap- voor de reformatie der ker ken. Tiet luidt AAN DEZEN EN GENEJN. Gij zijt wel mannen van mijn richting, Maar ziijt geen mannen naar mijn hart Uw werk is niet 'tót vredesstichting, En, zij het istrijden óók verplichting, Gij doet veel meer, gij tergt .en sart. Gij zijt wel mannen van mij'n richting, Maar zijt geen mannen naar mijn hart. Ik mag1, ik wil u niet bestrijden, Maar met.u strijden kan ik niet; Veel liever uw miskenning lijden jEn in de hardheid de:zer tijden. Zijn wat uw soort lafhartig hiet. Ik mag, ik wil u niet bestrijden, Maar met u strijden kan ik niet. Een aanval, zooals men van Beets niet gewoon was. Nog een ander vers valt Beets werd in bedoeld' nom-m-er van de TIeraut (no-, van 1883 of 1884 wij schrijven dit uit he;t geheugen) do-o-r dr. Kuyper, terecht, gtecritiseerd. Hief ging te gen de „oude schrijvers"; en luidde: DE OUDEN. Den lof der -ouden hoor ik gaarne zingen Maar hun gezag betwist ik eens vooral; Want, als ik 't zéggen zal Wat waren ze in hun tijd dan nieuwe lingen,? Het is te verstaan dat dr. Kuyper dooi' Beets' aanklacht „aan dezen en gteuiein" gegriefd was. Daarop beantwoordde hij zijn hooggeleerden aanvaller, bescheid-ein doch beslist, in denzelfden gebonden stijl mei als motto 2 Samuel 339. AAN BEETS. („Maer ick ben heden teede-r enidie gesalft ten Koningh; ende de zie m a n n e n, d e _s- o- n e n van Z e- ru j a, z ij n harder dan ick; de Heere z,al den boosdoener ver gelden nae synei boosheyt"). Neen, 'tjzit 'em- in geen „do-en door [laten!" Te laten 'tniets doen eischt hier l [plicht. ren rand. Want wij, wisten en daaraan hielden wij toch altijd weer vast dat alle dingen moeten medewieirfeen ten! Ig-oede. En U hebt ook al zulke zware be proevingen gehad, hoorde ik van mevrouw March? Wees niet b-o-os, dat zij zoo vrij uit met mij over u gpspro-ken heeft". „O neen, mevrouw, ik nee-m het haar no-oit kwalijk, als .zij' over mij1- spreekt, want zij meent het g-oed met mij en wk aan haar heb ik heel veel te danken. Trouwens, daar is geen geheimhouding meer n-oodig, half de provincie weet, 'dat mijn -o-o-m geruïneerd is en alles verloren heeft behalve zijn goeden naam. Niets is hem -overgebleven". .„Denkt u heusc'h, |dat mijnheer Pór ren niets meer over heeft van zijn groote kapitaal?" „Volstrekt niets! Het vermogen van zijn zusters zoo-veel als ide legaten, die- mij vermaakt z'ij-n, alles is weg". „Dat wilde hiji zelf niet en hij1 maakte zelfs gewetensbezwaar aangaande- de- klei ne som, die hij' op- dat oógenblik in zijn bezit had. S-ommigen zien oom .voor een Don Quichotte aan, maar zij begrijpen hem niet, hij zóu niet gelukkig kunnen zijn, als hij denken moest geld te hebben ge bruikt, dat strikt genomen, niet meer van hem was. Maar met dat al is het een treurige geschiedenis". „Ja, wel treurig. Wanneer het niet onbe scheiden gevonden wordt, mag ik idjan Of wat zal steen en slinger baten, Als IsreJ voor den Hooner zwicht? (Woudt ge u bij David vergelijken, Strijd, -dan als hij de strijden Go-ds, I D-oie zelf dan heil'ge „geestdrift" blijken, Tot Goliath vall', 'tpmrtsier ten trots I Neen, 't zijn geen Zonen van Zeruja, Die broederen van uw tegfeinz-in, Maar 'k vraag u op den pian af u ja, Gaf „t eed er hei dv dit dicht u in? i Of is het niet u kwalijk kwijten, I Van wat voor 't schaap de H e r d e r doet, Nu 't Herderlied bij T schaap [kwam pleiten, Voor schotvrij-heid van 'twolfsgebroed?x) En als dan God zijn vuur'ge schichten, Van andrer pees joeg; en do-or 'tvolk, Tot eer zlijns naams en werk liet 'stichten, Waar troost van afvloeit naar dat volk, Zal Beets zijn broedren dan" beschimpen, Als „sardens", „.tergers"? [„S-oo-rt" van volk Ze noemen, die van angst doen krimpen Den wijzen twiji'laa.r? Wierd Beets tolk A^an die verdoolde tegenstanders, Die 't Woord, ja, eeren op hun wijs, Doch niet naar 'tWoord eischt! ([Neen, vlak anders.! Niet -di ng.e daalde n Geest; meer. ['s menschen geest ten prij:si? De schrijver 'in D e S; t i c h t s c <h el Courant schrijft: Aan het opschrift en aan de noot veranderde ik niets-. Ik weet niet, óf -en waar het gedicht gepubliceie-rd is. Hij weet nu den weg: om. de juiste plaats te vinden, waar het vers staat. Dit ziet kennelijk op de omschrijving in ons Bevestigings-formulier van het ambt den dienaren gegeven: dat het hun plicht is: „te wederlegghg.n alle dwalingen en ketteryen die tegen de zuyvere leer stryden". Zich er buiten houden is dus met 'de gelofte van de dienaren des woords rechtstreeks in strijd. Zie Hand. 2028 v. (Ter verklaring van het „dit ziet kennelijk" in deze noot diene dat dr. Kuyper in be doeld Heraut-nommer zichzelf niet als de protesteerende dichter aandient; doch dein druk dat het een ander was, werd, althans bij ons, niet gewekt. Red. Zeeuw). e a Een vaste burcht. Hieronder volgen het -oorspronkelijke en enkele vertalingen van het eerste vers van het Lutherlied. Wi o- o r d e n van Luther: Ein'- fe.ste Burg -ist unser Go-tt, Ein' g,ute- W-ehT und Waffen. Er hilft unsi fre-i aus -aller No-t, Die udS jetzt hat betroffen. Der -alfce böse Fein-d, Mitt Ernst er's jetzit meint; Gro-ss 'Macht und viel' List Se-in gnausam' Riistung ist; Auf Erd' ist nicht sein's Gleichen. (1527.) Zeer oude verta 1 ing. Een starek Gasteel' is onse -Godt, Een goet gheweer en wapen; Hij helpt ons- vry uit alle noodt, Die onsi nu coemt aenra-ken: De oude qade vyendt, Met eenen yver bijt meynt: Groole macht en arglist, Sijn grouwelycfcc rusting is, Op d' eer-d is-ser niet z'ij'ns gl'ijeken. (1565.) vragen, welke plannen u voor de toer komsl hebt". „Ja, wist ik' dat z'elf maar, mevrouw. Ik heb Wel al honderd plannen gehad (misschien, (maar ik 'heb er geen kijk op-, hoe- ik 'ze moet uitvoeren. Eén ding! is zeker ïk im-o-et wat verdienen, want liet id 'absoluut onmogelijk, dat oom nog wat aanpakken kan. Hij is zoo zwak. Z-ijh geheugen wordt ook al minder, voor een betrekking -deugt hij niet meer ein ik' moet dus voor ons beiden werken. Maar hoe-? Als ik dat -maar wist!" Mevrouw Hamilton keek mij innig deel nemend aan, doch terwijl wij' o-ns hij me vrouw March en o-om voegden, fluister de zq mij nog enkele bemoedigende woor den toe: „Wie op God vertrouwt, komt nóóit bedrogen uit", zeide- zij, en zij! zfeidie dit „nooit" met zulk een klemtoon, dat ik haar onwillekeurig moest aauziein. Het licht in 'haar weemoedige oogen was het zelfde, -dat ik igezie-n had in de oo-gen van tante Rachel, het was de weerschijn van een stillen góest, die rustig is in God. - Kort daarna kwam Clara ons roepen voor -de lunch. Geen van allen had eetlust en al s-po-edig naderde het o-o-genblik, dat Wij Canterbury House- moesten verlate-n, om op tijd aan den trein te zijn. „Je zult -ons to-ch z'eker dikwijls ko men hezo-eke-n, niet waar?" vroeg CTira, terwijl ze me een prachtig bo-uquet gaf. V e r t a 1 i n g v a, n M r. TI. J. Koenen: De TIeer is' ons een Toeverlaat. Een veilig schild en wapen: Wij 'kunnen vrij van a-lle kwaad In zijn bescherming islapen. Hoe groot de heimacht is, De Vorst der duisternis Zal -do-or 'zijn grimmig woün Gods volk -geen hinder doen: De Heer kan hem bedwingen. (1853.) Vertaling1 ran J. J. L. ten Kate: Een vaste burcht is onze God, Een toevlucht voor de Zijnen! Al' drukt het leed, al idreiigt het lot, Hij doet Zij-n hul'p verschijnen! ,De vijand rukt vast aan Met opgestoken vaan. Hij- draagt zijn rusting no-g Van gruwel' en 'bedrog, Maar zal' als kaf verdwijnen! (1853.) Vertaling van I. da'CosTa: Een vaste burcht is- onze God, Een machtig schild en wapen, Hij; redt ons uit het bangste lot, Ho© -donker T sta gescha-pen. Den ouden vijand mist Zijn weergal'o-oze list, en sterke wapenkleeding, beproefd, ons' ter vertreding. (1854.), VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG* A b o n n e ni e n t s p r ij s Per 3 maanden fr. p. post f 1.50 Losse nummers -0.05 Prijs der Advertentiën.- 14 regels f 0.80, iedere regel meer 20 ct. 3-maal wordt 2-raaaJ berekend. Bij abonnement roordeelige voorwaarde^ Bewijsnummers 5 cent. Beknopt overzicht van den toestand. Merkwaardig is het optimisme, dat do Italianen bezielt. Terwijl ziij uit hun posities', welke zij met ontzettende moeite en opofferingen hebben verkregen in enkele dagen wordepn verdreven, de ho-op op de inbezitneming van Triest moesten opgeven en in over ijlden terugtocht, die hun 130,000 gelvan- genen en minstens 900 kanonnen kostte, mo-esten terugtrekken, meldt het Ilaliaan- sche legerbericht, dat de- door de opper bevelhebber bevolen bewegingen e:en ge regeld verloop nemen en dat de achter hoede de taak om den opnia-rslch der vijandelijke macht naar de vlakte te ver tragen, naar beho-oren vervult. En clat terwijl de bedreiging dei'vlakte van Venetië ook uit het N. wordt voort gezet. Wanneer ook 'de troepen van von Hötzendoirff opnieuw tot den opmarsjch in de richting van Arsiero en Asiago overgaan, kan het Italiaa-nsche leger, na de ontzetten-de neder laag, die- het thand geleden heeft, worden genoodzaakt do ge heel e kostbare enrijke vlakte van Ve netië te ontruimen. De Italianen hebben echter noig: steeds de: beste .verwachtingen van den -steun, dien men van de bondge-noolen krijgelH zal. Nie-t alleen zo-u daardoor het zeer ernstig gevaar voor het geheelé bon-dge- nootschap worden afgewend, maat ook de gelëgenhe-id worden geboden om het Oos'tenrijfcsche 'leger, dat zich nu voor het eerst in de open Vlakte vertoont, een „beslissenden slag" to-e 'te brengen en een -definitieve overwinning; te behalen1. Maar of aan die hulp op papier groote waarde mo-et worden toegekend, kauwor den betwijfeld. Zelfs- als er dadelijk maat regelen worden genomen, is! het 'de vraag, of de hulp, waarover men spreekt, lta,n worden gegeven,zonder de frontstetrktd Ik gaf haar geen antwoord, ik wist, dat ik daartoe al zfeer weinig gelegenheid zóu hebben. Bovendien was- het gemoeid mij1 te vol en ik 'kon bijna glee-n woord uit brengen. „Vergeet nooit, mij'n lieve Chrystie, zei- de mevrouw March met moederlijke teie- derheid, ^,'dat je hier altijfd' welkom zult zijn. Ga nog even met mij mee naar de oranjerie. Jan is no-g bezig met het in spannen. Ik wilde je nog vragen, -of j-a beursje wel voorzien is op het ooglen- b-lik, want als je soms slecht bijt kas, bent, dan „Ik idank u hartelijk voor uw goede bedoeling, mevTo-uw, pi-aar ik heb voor de eerste tai-aande-n bepaald genoeg. I-k heb trouwens no-g1 enkele kostbaarheden ent al wil ik 'ze niet graag missen, „als het mjoet, kan ik ze nog, altijd verkoo-pen". „Ik vertrouw kinld, dat je me schrijt ven zult, boe je ervoor staat, voorflat je je sieraden weg doet, die alle we-1 ge dachtenissen zullen wezen. En. je w-eet, Chrystie, als je lust hebt, dan' is hier bezigheid vo-o-r je. Ik weet niet, of je verstandig -doet, met naar Londen tö gaan'-. „Het is mij ze\r 00k niet duidelijk, maar het schijnt, mij: toch toe het besta te zijn. We hebben beiden hef gtervoeh dat het beter is in een vreemde omgje ving een nieuw leven te beginnen d-cq in hen" staidje, waar ieder je ke-nt. En j in het Westen te verzwakken, en of d-ie hulp, zoo zij kan worden gegeven, zón der bezwaar voor de 'kracht der legers! in Frankrijk, tijdig genoeg in Italië karj wezen, o-m een débacle- te voorkomen. Wat de overige oorlogsterreinen betreft, val! de aandacht te vestigen op de bij zonderheid in een Russisch legerbericht gema-akl, dat de Duitschers het schier eiland Werder weer ontruimd 'hebben. Men weet, dat van Russische z'ij-devaa een landing van Duitsche troepen opdat schiereiland, de vooruitstekende punl. van het. Estlandsche vasteland, ten Oosten van het eiland Mohn, melding' was .ge maakt. Ook op andere punten werd een landing (door ide Duitschers beproeft^ maar, naar van Russischen kant gemeld werd, -door de Russen verhinderd. Do Frans-chen en de Engelschen moeten tot den aanval op het Weslfront zijinl overgegaan. Reeds meldde Ha-ig. dat de Engelschen met succes aanvielen ten N. van den Yperen-Rousfeetaere-spoorweg'. Wa 'zullen er spoedig vermoedelijk van daag nog meer van "hooren. De bekende) ,-BeierSiChe premier vonl Hertling zal -dus Miohaëlis' opvolger zijn. Het 'is! "niét de eerste maal, dat de Zo Centrumsleider als kanselier genoemd wolrdt. Ook bij de vorige „crisis," na het aftreden van v. Belhmann, werd hij Vrij: beslist als de „komende man" aan gewezen. De keuze van den keiz'er .viel toen echter anders uit. Onmogelijk is het, dat ook nu de „vox populi" niet dó stem van den keizer is. Maar ook wanneer de ruim 74-jarigje giraaf als kanselier benoemd wordt of is:, -dan vraagt men zich af, of hij wel de man is, die door 'zijn naam en zijal politiek verleden alleen ree-dsi in staat iis! oim de crisis-wolken te doen verdwij: ne-n en de no-odigfe klaarheid te brengen aan den politieleen hemel. Het Palestinavraagsluk. De- Londensche correspondent van het Jo-odsche Correspondentie-Bureau seint: In Engeland is' ten gunste van de oplos sing van de Pal'estina-quaestie in Zio- nistischen zin een stap van onmiskenbare be-teekenis' gedaan. Meer dan 250 Jo-odsche instellingen hebben zich tot de Engelsche Regeering gericht en een beroiep op haar gedaan, om de wederoprichting van Pa lestina als nationale -woonplaats voorliet Joodschei volk in haar program op te nemen. De Joodsch© actie heeft dn de politieke kringen en op de publiekie opi nie -grooten -indruk gemaakt. De- Times' (dringt er o-p aan, dat de Re-geering -deze quaesti-e zoo spoedig mo gelijk ter hand neemt, omdat de s-teun van dei Joden voor de Entente z'eer groote waarde heeft. Tiet blad ziet overigensi geen enk-el bezwaar tegen inwilliging van de wenschen. Op het Zaiderfront. Uit W,eenen, d.-d. 30 October. De toe stand do-or den twaalfden s-lag aan de I-sónzo teweeggebracht, laat z'ij-n uitwer king lot in het gebergte aan den begin,- ló-op van de- Tagliamento- voelen, waar -he-t Karintische legór van kolonel-gene raal Kro-batin, eiken tegenstand te bo,- Ve-n ko-mentl, op Venitaansch grondgebied grondgebied snel' 'zui-d- ©n westwaarts veld wint. De strijdkrachten van Alfred Kraus, generaal der infanterie, hebben al inden mid-dag van de-n 28sten de eerste bres waar oom heeng'aat, daar ga ik ook heen, ik mag hem- niet verlaten". „En heb je al een plan gemaakt?" „Nog geen enke-l. Ik denk weieens aan schilderen, want i'k gel-o-of niet, dat ik onderwijs kan geven". „Ik -denk van wel", zeide mevrouwt March ;met veel overtuiging. „Ik heb gteen geduld, mevrouw en ook geen talent -om iets duidelijk te makien, dat moet je toch allereerst hebben. Maar men heeft -mij vroeger weieens g-e-zegd,, dat ik bijzonder g-oed teeken en nu zal ik mijn geluk eens beproeven miet mijn pasteilen, -die ik o-p reis gemaakt heb. U weet nog wel, kapitein Osbo-rne, die o-in zijn kunstinzicht z-oo bekend is, z.eidle dat het bepaald jammer was, dat ik wel gesteld was. Vo-o-r mijn talent, meende' hij, zou het beter zijn, als ik arm was, dat zat „het heilige m-oeten" er achter^ Ik zal het dus-, als ik in Londen ben, maar eens met mijn teekeningian wagen en als niemand ze wil ko-o-pe-n, dan be gin ik weer maar op een andere manier, schrijfwerk, naaiwerk, borduurwerk, er is nog genoeg, waarmee het te probeereni is en ik zal mij niet spoedig laten af schrikken. Maar het is - wel moeilijk o-m wat te verdienen, dat geloof ik zélf ook wel". r r :ir ij-I'. (Wordt vervolgd.) u.' :m

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1917 | | pagina 1