fio. 27
Woensdag SI October If#IV
«aai'k'itni
Feuilleton
De ClrcMSte OorBog.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LTJCTOR ET EMERG#,
gevestigd te Goes
HooMbitreau te Goes:
LANGE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ L. BURG.
Drukkere:
Oosterbaan Le Cointre, Gees.
I'.Zeeuw
Gerechtvaardigd door het geloof.
Dit doet alle Christenen die als arme
zondaren door bet geloof (alleen) in het
bloed van Christus hunne voorspraak en
hunne gerechtigheid gevonden hebben,
zoo aan Luther hechten, dat heit ook
bij "hem na bange ziels worsteTingen en
lichaarnsfolteringen, zoo zelfs dat (hij
meermalen bewusteloos in zijn cel (ge
vonden werd en het vieesch hem als
van het lichaam gereten werd, eindelijk,
eindelijk, tot doorbreking kwam, hij door
Gods genade in Christus den vrede vond,
•en gedurende zijn gansjche volgend leven
de blijmoedigheid des geloofs behield, om
te bekennen hoe een zondaar rechtvaardig
wordt voor "God.
Wij verstaan het dan ook dat hij', toen
bijl in 1522 in de Bijbeloverzetting bezig,
aan den Romeinenbrief toegekomen, in
de vertaling van den grondtekst „gerecht
vaardigd door het geloof." het woomleke
„alleen" invoegde'. Niet om de 'Schrift
•te vervalschen, maar met de openlijk her
haalde bedoeling om tijdgenoot en nage
slacht er van te doordringen dat er geen
ander instrument van God 'gegeven is
"om deze groote weldaad der rechtvaar
diging aan te nemen, dan het geloof.
Luther, de man van:
Dasi Wort sie sollen lassen stalin
Und kein Dank, dazu liaben.
(Zij zullen aan 'het Woord Gods' "geen
menschengedachten kunnen toevoegen), is
geen Schriftvervalscher geweest.
Men heeft in den loop- der jaren van
Roomsche zijde heel wat op zijn karak-
ter en wandel afgegeven. Dezer dagen la-
Zjen wijl dat men aan 'die zijde, hem iemand
vindt .van verregaanden hoogmoed. Nu,
dat zullen zij: wel van zijn vijanden ver
nomen hebben. Misschien dat Luther een
dergelijke beschuldiging zijnen vijanden
niet kwalijk' z,ou genomen hebben. Wie,
die zichzelf' kent, betrapt zich niet op
allerlei zonden, ook boezemzonden, waar
tegen hij te strijden heeft. Ook Luther
kende dien strijd. Hij heeft het in dien
strijd vaak benauwd gehad; zoodat (hij
somwijlen met .afg,unst op het redelooze
Jdier zag, dat geen strijd kent, met
name, 'gelijk de TI. Apoistel leert, te-
gjen vïeeseh en bloed, tegen den vorst
der eeuw, tegen de geestelijke; booshe
den in cle lucht
„Het verwondert ons', niet,," zegt Pro
fessor Jonker in zijn onvolprezen epistel
„Het verliezen van God," in „Eltheto
van November 1916, wanneer we van
dezen Hervormer lezen, clat hij zelfs: ja-
loersch kon worden op een vies varken,
omdat het geen twijfelkende en geen
zielsnood cn geen zwoegende problemen
zooafe .hij'. In waarheid, het is geen
baantje geloofsheld te wezen. En wat
isi -onze eigen ervaring, voorzoovel'en wij
den levenden God kennen? Dat ons zalig
heid geopenbaard is, een zaligheid Idie
geen oog heeft gezien en geen oor he(eft
gehoord en in geen menschenha-rt is op
geklommen. Tevensdat die zaligheid ini
ons niet anders gewerkt wordt dan jdó,
dat wij haar uitwerken in vreeizte en
beven. W ij voelen ons een stuk zonne
schijn en een stuk stormnacht tegelijk'.'
Zoo was ook Luther. E,n 'zoo wen-
s'chen wij ook te denken aan dezen
mensch. Maar wanneer wij, denken aan
zijn optreden tegen den Paus- en zijn
Prelaten, zijn protesten, zijn breken ten
laatste, met al wa.t hem nog bond aan
een kerk en een omgeving, waarin hij
I
Bewerkt naar het Engelsch van
EMMA JANE WORBOISE.
102)
„Ik had zelf ook de les noodig, 'die ik
u toen gegeven heb", zeidei zij: met een
stem, die een weinig beefde.
„Ons leven in de koloniën is één .groote
teleurstelling geweest, mijn man had al
lerlei moeilijkheden in zijn werk en is-'erg
ondankbaar behandeld. Wij zijn armer te
ruggekomen dan .wij gegaan zijn. En wij
hadden zulke mo-oie vooruitzichten. Maar
het, heeft God behaagd onzen weg anders
te maken en Hij heeft ons onthouden,
wat wij zochten te verkrijgen en ontno
men, wat voor ons het dierbaarst was,
want wij hebben twee van onze schatteln
in dat verre land moeten achterlaten. Som
tijds begaf ons geloof ons bijna en dan
zeiden we tegje.rH elkander: Waarom wor
den wij toch zoo ziwaar beproefd, waar
om is de hand des Heeren zoo tegen ons
Maar geloofd zij God, Hij heeft ons nooit
overgelaten aan de ellende van het wan
trouwen en het ongeloof en telkens her
leefde onze hoop. En zoo had ook telkens
voor óns elke donkere wolk haar zhve-
den vrede niet vond, dan zeggen wij:
wat 'n heldde eene geloofsdaad van
hem jyolgt de andere. God de Heero
heeft groote dingen gewrocht door de
zen in zichzelf zondigen man.
Daar.om vereeren wij oolc h e m niet,
maar prijzen Go ie die hem tot, zoo gróote
dingen heeft willen 'gebruiken.
Niet oebskeitrf gsbievea.
De Rotte rd a m m e r citeert uit D e
S-tichtsche Co u r a n t een vers van
Idr. Kuyper, het eenige, naar zij zegt;
en waarvan zij meent, dat hot „tot nu
toe Onbekend gebleven" was.
De Rotterdammer vergist 'zich.
Bedoeld vers heeft in D e H e. r a u t van
(wij meenen in den jarc) 188-1 gestaan,
tegelijk met oen vers van. Beets uit diens
zoo juist verschenen „Najaarsbladen". Wij
herinneren oins zeer wel, dat dis Kuyper
in bedoeld TI e r a u t -nómmer bedoeld!»
„Najaarsbladen" prees, en ook ctr. Beets
prees voor de onpartijdigheid, die meestal
in zijn gedichten, en ook nu weer in z|ijn
„Najaarsbladen" uitblonk; doch dr. Kuy
per constateerde„er zwirrelde (n.l. in
de Najaarsbladen) .toch hier en daar nog
wel een enkel blaadje", waarop dezb lof
minder paste. En als voorbeeld haalde!
hij aan Beets' uitlating Óver de toenma
lige strijders in het Ned. Herv. Kerk
genootschap- voor de reformatie der ker
ken. Tiet luidt
AAN DEZEN EN GENEJN.
Gij zijt wel mannen van mijn richting,
Maar ziijt geen mannen naar mijn hart
Uw werk is niet 'tót vredesstichting,
En, zij het istrijden óók verplichting,
Gij doet veel meer, gij tergt .en sart.
Gij zijt wel mannen van mij'n richting,
Maar zijt geen mannen naar mijn hart.
Ik mag1, ik wil u niet bestrijden,
Maar met.u strijden kan ik niet;
Veel liever uw miskenning lijden
jEn in de hardheid de:zer tijden.
Zijn wat uw soort lafhartig hiet.
Ik mag, ik wil u niet bestrijden,
Maar met u strijden kan ik niet.
Een aanval, zooals men van Beets niet
gewoon was. Nog een ander vers valt
Beets werd in bedoeld' nom-m-er van de
TIeraut (no-, van 1883 of 1884 wij
schrijven dit uit he;t geheugen) do-o-r dr.
Kuyper, terecht, gtecritiseerd. Hief ging te
gen de „oude schrijvers"; en luidde:
DE OUDEN.
Den lof der -ouden hoor ik gaarne zingen
Maar hun gezag betwist ik eens vooral;
Want, als ik 't zéggen zal
Wat waren ze in hun tijd dan nieuwe
lingen,?
Het is te verstaan dat dr. Kuyper dooi'
Beets' aanklacht „aan dezen en gteuiein"
gegriefd was. Daarop beantwoordde hij
zijn hooggeleerden aanvaller, bescheid-ein
doch beslist, in denzelfden gebonden stijl
mei als motto 2 Samuel 339.
AAN BEETS.
(„Maer ick ben heden teede-r enidie
gesalft ten Koningh; ende de zie
m a n n e n, d e _s- o- n e n van Z e-
ru j a, z ij n harder dan ick;
de Heere z,al den boosdoener ver
gelden nae synei boosheyt").
Neen, 'tjzit 'em- in geen „do-en door
[laten!"
Te laten 'tniets doen eischt hier
l [plicht.
ren rand. Want wij, wisten en daaraan
hielden wij toch altijd weer vast dat
alle dingen moeten medewieirfeen ten!
Ig-oede. En U hebt ook al zulke zware be
proevingen gehad, hoorde ik van mevrouw
March? Wees niet b-o-os, dat zij zoo vrij
uit met mij over u gpspro-ken heeft".
„O neen, mevrouw, ik nee-m het haar
no-oit kwalijk, als .zij' over mij1- spreekt,
want zij meent het g-oed met mij en wk
aan haar heb ik heel veel te danken.
Trouwens, daar is geen geheimhouding
meer n-oodig, half de provincie weet, 'dat
mijn -o-o-m geruïneerd is en alles verloren
heeft behalve zijn goeden naam. Niets is
hem -overgebleven".
.„Denkt u heusc'h, |dat mijnheer Pór
ren niets meer over heeft van zijn groote
kapitaal?"
„Volstrekt niets! Het vermogen van zijn
zusters zoo-veel als ide legaten, die- mij
vermaakt z'ij-n, alles is weg".
„Dat wilde hiji zelf niet en hij1 maakte
zelfs gewetensbezwaar aangaande- de- klei
ne som, die hij' op- dat oógenblik in zijn
bezit had. S-ommigen zien oom .voor een
Don Quichotte aan, maar zij begrijpen hem
niet, hij zóu niet gelukkig kunnen zijn,
als hij denken moest geld te hebben ge
bruikt, dat strikt genomen, niet meer van
hem was. Maar met dat al is het een
treurige geschiedenis".
„Ja, wel treurig. Wanneer het niet onbe
scheiden gevonden wordt, mag ik idjan
Of wat zal steen en slinger baten,
Als IsreJ voor den Hooner zwicht?
(Woudt ge u bij David vergelijken,
Strijd, -dan als hij de strijden Go-ds,
I D-oie zelf dan heil'ge „geestdrift" blijken,
Tot Goliath vall', 'tpmrtsier ten trots I
Neen, 't zijn geen Zonen van Zeruja,
Die broederen van uw tegfeinz-in,
Maar 'k vraag u op den pian af u ja,
Gaf „t eed er hei dv dit dicht u in?
i Of is het niet u kwalijk kwijten,
I Van wat voor 't schaap de H e r d e r doet,
Nu 't Herderlied bij T schaap
[kwam pleiten,
Voor schotvrij-heid van 'twolfsgebroed?x)
En als dan God zijn vuur'ge schichten,
Van andrer pees joeg; en do-or 'tvolk,
Tot eer zlijns naams en werk liet 'stichten,
Waar troost van afvloeit naar dat volk,
Zal Beets zijn broedren dan" beschimpen,
Als „sardens", „.tergers"?
[„S-oo-rt" van volk
Ze noemen, die van angst doen krimpen
Den wijzen twiji'laa.r? Wierd Beets tolk
A^an die verdoolde tegenstanders,
Die 't Woord, ja, eeren op hun wijs,
Doch niet naar 'tWoord eischt!
([Neen, vlak anders.!
Niet -di ng.e daalde n Geest; meer.
['s menschen geest ten prij:si?
De schrijver 'in D e S; t i c h t s c <h el
Courant schrijft: Aan het opschrift en
aan de noot veranderde ik niets-. Ik weet
niet, óf -en waar het gedicht gepubliceie-rd
is. Hij weet nu den weg: om. de juiste
plaats te vinden, waar het vers staat.
Dit ziet kennelijk op de omschrijving
in ons Bevestigings-formulier van het ambt
den dienaren gegeven: dat het hun plicht
is: „te wederlegghg.n alle dwalingen
en ketteryen die tegen de zuyvere
leer stryden". Zich er buiten houden is
dus met 'de gelofte van de dienaren des
woords rechtstreeks in strijd. Zie Hand.
2028 v.
(Ter verklaring van het „dit ziet kennelijk"
in deze noot diene dat dr. Kuyper in be
doeld Heraut-nommer zichzelf niet als de
protesteerende dichter aandient; doch dein
druk dat het een ander was, werd, althans
bij ons, niet gewekt. Red. Zeeuw).
e
a
Een vaste burcht.
Hieronder volgen het -oorspronkelijke en
enkele vertalingen van het eerste vers
van het Lutherlied.
Wi o- o r d e n van Luther:
Ein'- fe.ste Burg -ist unser Go-tt,
Ein' g,ute- W-ehT und Waffen.
Er hilft unsi fre-i aus -aller No-t,
Die udS jetzt hat betroffen.
Der -alfce böse Fein-d,
Mitt Ernst er's jetzit meint;
Gro-ss 'Macht und viel' List
Se-in gnausam' Riistung ist;
Auf Erd' ist nicht sein's Gleichen.
(1527.)
Zeer oude verta 1 ing.
Een starek Gasteel' is onse -Godt,
Een goet gheweer en wapen;
Hij helpt ons- vry uit alle noodt,
Die onsi nu coemt aenra-ken:
De oude qade vyendt,
Met eenen yver bijt meynt:
Groole macht en arglist,
Sijn grouwelycfcc rusting is,
Op d' eer-d is-ser niet z'ij'ns gl'ijeken.
(1565.)
vragen, welke plannen u voor de toer
komsl hebt".
„Ja, wist ik' dat z'elf maar, mevrouw.
Ik heb Wel al honderd plannen gehad
(misschien, (maar ik 'heb er geen kijk op-, hoe-
ik 'ze moet uitvoeren. Eén ding! is zeker
ïk im-o-et wat verdienen, want liet id
'absoluut onmogelijk, dat oom nog wat
aanpakken kan. Hij is zoo zwak. Z-ijh
geheugen wordt ook al minder, voor een
betrekking -deugt hij niet meer ein ik' moet
dus voor ons beiden werken. Maar hoe-?
Als ik dat -maar wist!"
Mevrouw Hamilton keek mij innig deel
nemend aan, doch terwijl wij' o-ns hij me
vrouw March en o-om voegden, fluister
de zq mij nog enkele bemoedigende woor
den toe: „Wie op God vertrouwt, komt
nóóit bedrogen uit", zeide- zij, en zij! zfeidie
dit „nooit" met zulk een klemtoon, dat
ik haar onwillekeurig moest aauziein. Het
licht in 'haar weemoedige oogen was het
zelfde, -dat ik igezie-n had in de oo-gen
van tante Rachel, het was de weerschijn
van een stillen góest, die rustig is in
God.
- Kort daarna kwam Clara ons roepen
voor -de lunch. Geen van allen had eetlust
en al s-po-edig naderde het o-o-genblik, dat
Wij Canterbury House- moesten verlate-n,
om op tijd aan den trein te zijn.
„Je zult -ons to-ch z'eker dikwijls ko
men hezo-eke-n, niet waar?" vroeg CTira,
terwijl ze me een prachtig bo-uquet gaf.
V e r t a 1 i n g v a, n M r. TI. J. Koenen:
De TIeer is' ons een Toeverlaat.
Een veilig schild en wapen:
Wij 'kunnen vrij van a-lle kwaad
In zijn bescherming islapen.
Hoe groot de heimacht is,
De Vorst der duisternis
Zal -do-or 'zijn grimmig woün
Gods volk -geen hinder doen:
De Heer kan hem bedwingen.
(1853.)
Vertaling1 ran J. J. L. ten Kate:
Een vaste burcht is onze God,
Een toevlucht voor de Zijnen!
Al' drukt het leed, al idreiigt het lot,
Hij doet Zij-n hul'p verschijnen!
,De vijand rukt vast aan
Met opgestoken vaan.
Hij- draagt zijn rusting no-g
Van gruwel' en 'bedrog,
Maar zal' als kaf verdwijnen!
(1853.)
Vertaling van I. da'CosTa:
Een vaste burcht is- onze God,
Een machtig schild en wapen,
Hij; redt ons uit het bangste lot,
Ho© -donker T sta gescha-pen.
Den ouden vijand mist
Zijn weergal'o-oze list,
en sterke wapenkleeding,
beproefd, ons' ter vertreding.
(1854.),
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG*
A b o n n e ni e n t s p r ij s
Per 3 maanden fr. p. post f 1.50
Losse nummers
-0.05
Prijs der Advertentiën.-
14 regels f 0.80, iedere regel meer 20 ct.
3-maal wordt 2-raaaJ berekend.
Bij abonnement roordeelige voorwaarde^
Bewijsnummers 5 cent.
Beknopt overzicht van den toestand.
Merkwaardig is het optimisme, dat do
Italianen bezielt.
Terwijl ziij uit hun posities', welke zij
met ontzettende moeite en opofferingen
hebben verkregen in enkele dagen wordepn
verdreven, de ho-op op de inbezitneming
van Triest moesten opgeven en in over
ijlden terugtocht, die hun 130,000 gelvan-
genen en minstens 900 kanonnen kostte,
mo-esten terugtrekken, meldt het Ilaliaan-
sche legerbericht, dat de- door de opper
bevelhebber bevolen bewegingen e:en ge
regeld verloop nemen en dat de achter
hoede de taak om den opnia-rslch der
vijandelijke macht naar de vlakte te ver
tragen, naar beho-oren vervult.
En clat terwijl de bedreiging dei'vlakte
van Venetië ook uit het N. wordt voort
gezet. Wanneer ook 'de troepen van von
Hötzendoirff opnieuw tot den opmarsjch
in de richting van Arsiero en Asiago
overgaan, kan het Italiaa-nsche leger, na
de ontzetten-de neder laag, die- het thand
geleden heeft, worden genoodzaakt do ge
heel e kostbare enrijke vlakte van Ve
netië te ontruimen.
De Italianen hebben echter noig: steeds
de: beste .verwachtingen van den -steun,
dien men van de bondge-noolen krijgelH
zal. Nie-t alleen zo-u daardoor het zeer
ernstig gevaar voor het geheelé bon-dge-
nootschap worden afgewend, maat ook
de gelëgenhe-id worden geboden om het
Oos'tenrijfcsche 'leger, dat zich nu voor
het eerst in de open Vlakte vertoont,
een „beslissenden slag" to-e 'te brengen
en een -definitieve overwinning; te behalen1.
Maar of aan die hulp op papier groote
waarde mo-et worden toegekend, kauwor
den betwijfeld. Zelfs- als er dadelijk maat
regelen worden genomen, is! het 'de vraag,
of de hulp, waarover men spreekt, lta,n
worden gegeven,zonder de frontstetrktd
Ik gaf haar geen antwoord, ik wist, dat
ik daartoe al zfeer weinig gelegenheid zóu
hebben. Bovendien was- het gemoeid mij1
te vol en ik 'kon bijna glee-n woord uit
brengen.
„Vergeet nooit, mij'n lieve Chrystie, zei-
de mevrouw March met moederlijke teie-
derheid, ^,'dat je hier altijfd' welkom zult
zijn. Ga nog even met mij mee naar de
oranjerie. Jan is no-g bezig met het in
spannen. Ik wilde je nog vragen, -of j-a
beursje wel voorzien is op het ooglen-
b-lik, want als je soms slecht bijt kas,
bent, dan
„Ik idank u hartelijk voor uw goede
bedoeling, mevTo-uw, pi-aar ik heb voor
de eerste tai-aande-n bepaald genoeg. I-k heb
trouwens no-g1 enkele kostbaarheden ent
al wil ik 'ze niet graag missen, „als het
mjoet, kan ik ze nog, altijd verkoo-pen".
„Ik vertrouw kinld, dat je me schrijt
ven zult, boe je ervoor staat, voorflat je
je sieraden weg doet, die alle we-1 ge
dachtenissen zullen wezen. En. je w-eet,
Chrystie, als je lust hebt, dan' is hier
bezigheid vo-o-r je. Ik weet niet, of je
verstandig -doet, met naar Londen tö
gaan'-.
„Het is mij ze\r 00k niet duidelijk,
maar het schijnt, mij: toch toe het besta
te zijn. We hebben beiden hef gtervoeh
dat het beter is in een vreemde omgje
ving een nieuw leven te beginnen d-cq
in hen" staidje, waar ieder je ke-nt. En j
in het Westen te verzwakken, en of d-ie
hulp, zoo zij kan worden gegeven, zón
der bezwaar voor de 'kracht der legers!
in Frankrijk, tijdig genoeg in Italië karj
wezen, o-m een débacle- te voorkomen.
Wat de overige oorlogsterreinen betreft,
val! de aandacht te vestigen op de bij
zonderheid in een Russisch legerbericht
gema-akl, dat de Duitschers het schier
eiland Werder weer ontruimd 'hebben.
Men weet, dat van Russische z'ij-devaa
een landing van Duitsche troepen opdat
schiereiland, de vooruitstekende punl. van
het. Estlandsche vasteland, ten Oosten
van het eiland Mohn, melding' was .ge
maakt. Ook op andere punten werd een
landing (door ide Duitschers beproeft^
maar, naar van Russischen kant gemeld
werd, -door de Russen verhinderd.
Do Frans-chen en de Engelschen moeten
tot den aanval op het Weslfront zijinl
overgegaan. Reeds meldde Ha-ig. dat de
Engelschen met succes aanvielen ten N.
van den Yperen-Rousfeetaere-spoorweg'. Wa
'zullen er spoedig vermoedelijk van
daag nog meer van "hooren.
De bekende) ,-BeierSiChe premier vonl
Hertling zal -dus Miohaëlis' opvolger zijn.
Het 'is! "niét de eerste maal, dat de Zo
Centrumsleider als kanselier genoemd
wolrdt. Ook bij de vorige „crisis," na
het aftreden van v. Belhmann, werd hij
Vrij: beslist als de „komende man" aan
gewezen. De keuze van den keiz'er .viel
toen echter anders uit. Onmogelijk is het,
dat ook nu de „vox populi" niet dó
stem van den keizer is.
Maar ook wanneer de ruim 74-jarigje
giraaf als kanselier benoemd wordt of
is:, -dan vraagt men zich af, of hij wel
de man is, die door 'zijn naam en zijal
politiek verleden alleen ree-dsi in staat
iis! oim de crisis-wolken te doen verdwij:
ne-n en de no-odigfe klaarheid te brengen
aan den politieleen hemel.
Het Palestinavraagsluk.
De- Londensche correspondent van het
Jo-odsche Correspondentie-Bureau seint:
In Engeland is' ten gunste van de oplos
sing van de Pal'estina-quaestie in Zio-
nistischen zin een stap van onmiskenbare
be-teekenis' gedaan. Meer dan 250 Jo-odsche
instellingen hebben zich tot de Engelsche
Regeering gericht en een beroiep op haar
gedaan, om de wederoprichting van Pa
lestina als nationale -woonplaats voorliet
Joodschei volk in haar program op te
nemen. De Joodsch© actie heeft dn de
politieke kringen en op de publiekie opi
nie -grooten -indruk gemaakt.
De- Times' (dringt er o-p aan, dat de
Re-geering -deze quaesti-e zoo spoedig mo
gelijk ter hand neemt, omdat de s-teun
van dei Joden voor de Entente z'eer groote
waarde heeft. Tiet blad ziet overigensi
geen enk-el bezwaar tegen inwilliging van
de wenschen.
Op het Zaiderfront.
Uit W,eenen, d.-d. 30 October. De toe
stand do-or den twaalfden s-lag aan de
I-sónzo teweeggebracht, laat z'ij-n uitwer
king lot in het gebergte aan den begin,-
ló-op van de- Tagliamento- voelen, waar
-he-t Karintische legór van kolonel-gene
raal Kro-batin, eiken tegenstand te bo,-
Ve-n ko-mentl, op Venitaansch grondgebied
grondgebied snel' 'zui-d- ©n westwaarts veld
wint.
De strijdkrachten van Alfred Kraus,
generaal der infanterie, hebben al inden
mid-dag van de-n 28sten de eerste bres
waar oom heeng'aat, daar ga ik ook heen,
ik mag hem- niet verlaten".
„En heb je al een plan gemaakt?"
„Nog geen enke-l. Ik denk weieens aan
schilderen, want i'k gel-o-of niet, dat ik
onderwijs kan geven".
„Ik -denk van wel", zeide mevrouwt
March ;met veel overtuiging.
„Ik heb gteen geduld, mevrouw en ook
geen talent -om iets duidelijk te makien,
dat moet je toch allereerst hebben. Maar
men heeft -mij vroeger weieens g-e-zegd,,
dat ik bijzonder g-oed teeken en nu zal
ik mijn geluk eens beproeven miet mijn
pasteilen, -die ik o-p reis gemaakt heb. U
weet nog wel, kapitein Osbo-rne, die o-in
zijn kunstinzicht z-oo bekend is, z.eidle
dat het bepaald jammer was, dat ik wel
gesteld was. Vo-o-r mijn talent, meende'
hij, zou het beter zijn, als ik arm was,
dat zat „het heilige m-oeten" er achter^
Ik zal het dus-, als ik in Londen ben,
maar eens met mijn teekeningian wagen
en als niemand ze wil ko-o-pe-n, dan be
gin ik weer maar op een andere manier,
schrijfwerk, naaiwerk, borduurwerk, er is
nog genoeg, waarmee het te probeereni
is en ik zal mij niet spoedig laten af
schrikken. Maar het is - wel moeilijk o-m
wat te verdienen, dat geloof ik zélf ook
wel".
r r :ir
ij-I'.
(Wordt vervolgd.)
u.' :m