No. 155 Dinsdag 3 April 1917 31e Jaargang De Groote Oorlog. Uit de Pers. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO, gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes LANGE VORSTSTRAAT 219 Bureau te Middelburg FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukke i'S Qosterbaan Le Cointre, Goes. VERSCHIJNT ELKEN [WERKDAG. Abonnementsprijs: Per 3 maanden fr. p. post f 1.60 Losse nummers -OOfr Prijs dor Advertentie n. 1—4 regels f 0.60, iedere regel meer 15 öl 3-maal wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Bewijsnummers 5 cent Op Goeden Vrijdag (6 April) zal De Zeeuw" niet verschijnen. Stemmen des Tijds. Het komt ons goed voor op deze plaats nog eens te wijzen op het bij deu lieer G. J. A. Ruijs te Utrecht uil gegeven Maandschrift voor Christen dom en Cultuur Stemmen des T ij d s. Wat iu dit maandschrift gegeven wordt is altijd belangwekkend en degelijk. In het jongste nummer, voor hetwelk wij weer bijzondere aandacht vragen, be schrijft. dr. Slotemaker de Bruine de. re ligieus-sociale beweging in Zwitserland, ingeleid in 1894 door Paul Pfliiger; Leo Meert vraagt aandacht voor de Vlaanr- sclie beweging, welke hij van Hollandseh Ylaamsch standpunt beziet; dr. C. Ger- retsorr bespreekt liet boek van Treub' ^Oorlogstijd" en vindt, dal ,,zijn Treub's mededeelzaamheid omtrent hetgeen wij reeds lang weten even uit bundig (is), als zijne zwijgzaamheid over hetgeen wij zouden wenschen to we ten prikkelend". Mr. dr. C. F. 'Schoch levert een be langrijke bijdrage tot de kennis van Su rinamo, eii rnr. P. A. Diepenhorst is weer de onderhoudende Economische Kroniekschrijver. Zijn beschouwingen over het zilver en de Nederlandsche Bank (twee oorlogswinstmakers) zijn de lezing overwaard. Colijn bespreekt de uitgave van een nieuw koloniaal tijdschrift en illustreert treffend de groote onkunde, welke in ons land bestaat omtrent Indië en Indische toestanden Dezer dagen bewoog zich door dc straten van Den Haag een onvervalsehte Afrikaansche neger, natuurlijk gevolgd door eenige straatbengels van 10- 'd 12- jarigen leeftijd, zoo juist, uit school ge komen. Een der sloulmoedigsten nadert wat dichter dan de anderen en deelt zijn daardoor opgedane ervaring aan zijn kor nuiten mee in de woorden: ,,die ba- bot- stinkt!" Voor ueu rasechten Am sterdammer is iedere vogel een „vin- kie de Ilaagsche straatjongen kent na 300 jaren koloniaal bezit het onderscheid tusschen een Afrikaanschen neger en een vrouw van het Maleische ras nog steeds niet". Zal Keizer Wilhelm aftreden Aan de Nederlander ontleenen wij In 1'Oeuvre van 24 .Maart treffen wij een vraaggesprek aan met den schrijver van J a c c u s e, daarin aangeduid als een voormalig Duitsch magistraat, jurist van bekwaamheid, in Zwitsersche kringen wel bekend, en wiens belceijd werk: Ik be schuldig ook in Nederland veel be langstelling,- heeft gevonden. Het belang rijkste in dit gesprek was de verklaring van dien publicist, dat hij een aftreden van Keizer Wilhelm II voorziet. Men be hoeft aan zulk een inzicht niet de waarde ■eenér profetie te hechten, maar zij ver dient niettemin de aandacht, omdat de auteur van J'accuse niet de eerste de beste is. Bovendien heeft de verrassen de keer der gebeurtenissen in Rusland mogelijkheden geschapen, die men tot. voor kort belachelijk zou genoemd hebben, en die beter dan wat ook aantoonen, dat wij leven in een tijd van catastrophen zon der weerga, waarin het ondenkbare van gisteren, heden een feit kan zijn. De schrijver van J'accuse teekende .zijnen bezoeker den Keizer van thans als een geheel ander man dan de Keizer van voor den oorlog. Hij is somber ge worden, prikkelbaar en weinig mededeel zaam, zoo zeide hij. Gij weet niets, ver volgde hij, van de drama's, die zich ron dom hem afspelen. De bladen teekenen hem ons als een vorsl, die beschikt over een patente gezondheid en ongeschokte werkkracht, heen en weer trekkende tus schen de fronten, de bondgenooten be zoekend en alle Duitsche autoriteiten over tuigend van de noodzakelijkheid en de perfecte gevolgen van den onderzee-oor log, waarbij hij dan omgeven zou zijn van een groot gevolg van militaire en bur gerlijke dignitarissen. Dit alles is verbeelding, en de werke lijkheid is een andere. In werkelijkheid ge voelt de Keizer zich bemoeilijkt door drie vijanden binnen zijn land gezwegen nog van de buitenlandsche. Daar is, ten eerste, de Kroonprins, de eigenlijke aanstoker van den krijg, de man, in 1913 aan het hoofd zijner doods kophuzaren zulke krijgshaftige woorden sprak, maar die nu, inplaats van aan hun hoofd een charge te leiden, na Ver dun voor goed in de stilte en de ver getelheid is teruggetreden. Voorts voelt ook de Keizer zich verant woordelijk voor den oorlog. Dat drukt en vergiftigt heel zijn intieme leven. De schrij ver herinnert aan hetgeen de Keizer vroe ger over de zegeningen van den vrede heefl gezegd en vervolgt: Dat alles keert onophoudelijk in zijn herinnering terug ,en doet hem zijn gebaar van Augustus 1914 vervloeken. - Als zijn- tweeden vijand teekent. hij dan den „jonker", de partij van 'Tirpitz, die den Keizer tegen zijnen uitdrukkelijken wil tot een breuk met Amerika heeft gedwongen. Eenmaal zal blijken, hoe de Keizer zich daartegen heeft verzet. Maar dan zal het te laat zijn. 's Keizers -derde vijand is het volk, dat honger heeft, het is de anti-militairis- tische, anti-Pruisische, republikeinsch-Libe- rale partij, die het algemeen kiesrecht begeert en den Rijksdag als zijn vertegen woordiger. De Duitsche Keizer heeft al zijn host gedaan het Volk te overtuigen, dat hij den oorlog niet gewild heeft. Hij heeft ook hel eerste vredeswoord gesproken, omdat hij populair wilde blijven, maar het volk ziet nu wel in, dat de duikbooten-oorlog het tegendeel van vrede beteekent. Deze Keizer nu, die alles weet van de voorgeschiedenis van den oorlog, die zoo groote verantwoordelijkheid draagt, die onder zijn vensters alle dagen scha ren van hongerende vrouwen ziet ver schijnen, kan niet voor de tweede maal een eenmaal afgewezen vredeswoord spre ken. Het zou D-uitschland's ware positie blootleggen voor de geheele wereld, ,en wat méér zegt: voor hel Duitsche volk. Dat vreest hij boven-al. Wanneer eenmaal de Geallieerden ver klaren dat zij met de Ilohenzollerns zul len handelen zooals zij het in 1815 met Napoleon hebben gedaan, dan zal dit de genadeslag' zijn. Ons Duitsche volk zegt de schrijver van J'accuse ons Duitsche volk, dat nu nog in hem gelooft, zal hem loslaten en vrede willen tot eiken prijs. Op dat oogenblik zal hem geen anderen weg open staan dan afstand to doen van den troon. Hij zal, om de sym pathie van het Duitsche yolk te behou den, zeggen: Ik offer mij' op. Maak vrede zonder mij Tot zoover de schrijver van J'accuse. Wij herhalen: meer dan een voorspelling is dit niet, en men moet er dan ook geen al te groote waarde aan hechten. Maar voor de kenschetsing van de verwachtte gen, die bij sommigen levend zijn is dit résumé wel interessant, dunkt ons. Contrast Prof. Fabius schrijft in zijn Stu diën en Schetsen: l. I i „Een interpellatie is door de Twee de Kamer toegestaan over een te drif tig worden van een hoofdofficier te genover een soldaat. Maar over den wonderlijken terug keer vau minister Treub bleef nog elke discussie achterwege. Teekent dit niet? Is het niet, alsof de Tweede Ka mer nog wel voor kleinere dingen ge schikt is, maar groote zaken haar te machtig werden i 1 Ook wij roepen uit: Wat zijt ge klein, Holland Beloopt overzicht van den toestand. Bij nevelig weer en regenbuien wor den de gevechten tusschen Atrecht en de Aisne op de „gewone" wijze voort gezet. Groot-ere gevechten hadden plaats bij Croisilles, aan den straatweg Fins-Gou- reaucourt, bij Savy (dus bij St. Quen- tin), aan weerszijden van de Somme, als mede ten N. van Soissons. De Duitschers beweren vele gevange nen gemaakt en grooten buit behaald te hebben. In Champagne wordt ten Z. van Ri- pont verder gestreden. De Franschen be reidden hier een nieuwen grooten tegen aanval voor, wat echter van Duitsche zijde werd bemerkt, waarna de in de loopgraven gereed staande aanvalstroe- pen onder vuur genomen werden. De aanval bleef achterwege, behalve op een plaats, waar de Franschen opruk ten, doch met handgranaten werden te ruggeworpen. De geallieerden zijn niettemin de laat ste dagen systematisch vooruitgegaan. Deze opmarsch kan echter van -twee kanten bezien worden. Wanneer men de zaak van den Duit- schen kant bekijkt, dan moet opgemerkt worden, dat de Franschen en Engelsehen door hun systematischen, maar langza- men opmarsch zich het. psychologische moment ontgaan laten, om door een snel ingrijpen den terugtocht der Duitschers in een nederlaag te doen verkeeren. Wanneer men echter de gebeurtenis sen van den anderen kant beschouwen wil, dan valt op te merken, dal de ge allieerden door hun langzaam optrekken, zich op voortreffelijke wijze tegen een verrassing van dc zijde der Duitschers in acht weten te nemen en een door breking van hun front, dat bij een snelle achtervolging der Duitschers licht mo gelijk geweest ware, weten te voorko men. De val van St. Quentin is nu in ieder geval wel spoedig le verwachten. De persstemmen, zoowel uil Oostenrijk als uit Hongarije, doeu zien, dal de open bare meening in de heele monarchie het standpunt, door graaf Czernin in zijn in- terview met den hoofdredacteur van het „Fremdenblatt" ingenomen, eenstemmig goedkeurt, en zonder onderscheid van nationaliteit of partijscliakeering achter den Minister van Buitenlandsche Zaken staat, zoodat men de verklaringen van graaf Czernin beschouwen kan als de uiteenzetting van den eenstemmigen volkswil. Het „Fremdenblat" illustreert het bo venstaande nader met- een artikel, waar aan het volgende werd ontleend: De diepe indruk, welken de verklarin gen van den Minister van Buiterdandsclie Zaken op onze openbare meerling ge maakt 'hebben, doet zien, dat hij in den geest van het gansche volk heeft .ge sprokenGraaf Czernin had den moed, zijn bereidwilligheid lot vrede te verkondigen, zonder er zich om ie bekommeren, dat dal zijn uitlatingen van vijandelijken kant verkeerd uitgelegd en misbruikt zou den kunnen worden als een bewijs, dat wij zwak zijn geworden, en dat onze strijdvaardigheid ons begeven heeft. Juist het t egendeel echter komt niet de fei ten overeen. Graaf Czernin kon zonder schroom en zonder bezwaar voor de ge heele wereld verklaren, dat wij eiken dag bereid zijn aan een vredesconferentie deel te nemen, omdat hij! van het be-wustzijii van onze onverminderde kracht door drongen en overtuigd is, dat het den vij anden niet meer kan gelukken, hun oor spronkelijk zoo Vaak en luid uitgebazuind oorlogsdoel, de vernieling van de Oosten- rijk-Hongaarsche monarchie te bereiken. De gebeurtenissen van 2V2 oorlogsjaar moeten onzen vijanden toch geleerd heb ben. dat onze monarchie thans niet vol boozen veroveringslust kan zijn on dal de plannen tot verdeeling van Oosten- rijk-Hongarije in het rijk der utopieën behooren. Ten allen lijde zijn wij bereid een eervollen vrede te sluiten-, een vrede, die onze vijanden niet vernietigen zal. Zijn onze vijanden van dezelfde gedachte be zield en hebben zij bekend, dat Oosten- rijk-Hongarije niet terneer geslagen Ikan Worden, geven zij 'de gedachte op, het Duitsche rijk in zijn ontwikkeling en be staan te belemmeren, da.11 zal de vredesge- rlaclite, die thans de geheele wereld door dringt, in werkelijkheid om-gezet kunnen worden. Tot zoover het. „Fremdenblatt". We hebben reeds gezien, dat Czernin's verklaringen ook in Duitschland weer klank vonden. Maar of dit ook in Rusland en in de anldere Entente-landen jiet geval is, moe, nog worden betwijfeld. Gisteren kwam het Amerikaansche Con gres in buitengewone zitting bijeen, om over de voorstellen van Wilson te spre ken en te beraadslagen, welke houding de Ver. Staten in het wereldconflict zul len aannemen. De uitslag was niet twijfelachtig, al heeft het niet aan elementen ontbroken, die den oorlog trachtten te voorkomen. We staan nu voor het feit, dat we met spanning hebben verbeid. Wilson heeft het Congres machtiging gevraagd om te verklaren, dat de Ver. Staten reeds in staat van oorlog zijn met Duitschland. Deze machtiging nu is blijkbaar reeds verleend. Althans in Beurskringen ver luidde hedenmorgen, dat Wilson verklaard heeft, dat de staat van oorlog er is. De Amerikaansche koersen bleven vast, hetgeen er op wijst, dat de tijding nuch ter wordt opgenomen. Intusschen valt ze kwalijk te rijmen met het feit, dat het Congres, waar het voor de eerste maal bijeen komt, zich moet constitueeren, een Speaker en een bureau kiezen, voordat het in staat zal zijn, de poodschap van president Wil son ir, ontvangst te nemen. Waarschijn lijk zou Donderdag de gelegenheid be staan voor den president, om te zeg gen wat hij op het hart heeft. We zullen nadere berichten hebben af te wachten. Dan zal ook blijken, hoe de samenwerking met de Entente is. Een heldhaftig Nederlander. Hel is een stout stuk geweest, waar voor onze landgenoot J. van .Dijk, van deu Franschen Minister van Marine een eigenhandig schrijven van dank heeft ont vangen. Zijn kloek en onverschrokken op treden heeft zeker een hondiewlvijftig mieo- schenlevens gered en als men die bijzon derheden daaromtrent, aan het „Vad." van goedingelichle zijde verschaft, leest, zal men met ons erkennen, dat de aan den heer Van Dijk gebrachte hulde waarlijk wèl verdiend is. Hij bevond zich aan boord van de „Magellan" der Messageries Maritimes op weg van Oost-Iindië naar Europa. Het schip was 6 December van Suez vertrokken Iegelijk met een ander trans portvaartuig, terwijl ze geconvoyeerd wer den door een torpedoboot. Den lien Dec. in (de nabijheid van Malta, kreeg de- „Ma gellan" een hevigen schok, gepaaid gaan de m'et een (dof doch krachtig geluid. Wie op het voordek liep, sloeg tegen den grond, doch het achterdek zag er na den schok vreeselijk uit. Het hing er als 't ware bij. Gillend kwamen de passagiers aan dek, de .pioeders met hare kinderen, de mannen met vrouwen, eikander om knellend en om hulp smeekeend. Booten werden zoo gauw mogelijk uitgezet, doch de meeste liepen door de ruwe fl&a, die er stond, vol water, De inzittenden wa ren echter zoo onthutst, dal ze bleven zilten, zich arm alles vastklemmend ein inel de booten in de diepte verdwijnend. Daar het aantal booten te klein was, sprongen velen over boord, doch het wa ren slechts weinigen, die op die wijze aan den dood wisten te ontkomen. Tot die weinigen behoorde onze landgenoot Van Dijk, die niet een riem over boord was gesprongen, en daarop bleef drijven. Toen binnen 25 minuien de „Magellan" izonk, waren er nog opvarenden aan boord, die wezenloos geen poging hadden ge daan zich te redden en mede door de diepte wenden verzlwolgen. De begeleidende torpedoboot stoomde één keer 0111 het zinkende vaartuig, doch inoest toen full speed naar de andere mailboot, 0111 deze te beveiligen voor den vijandelijken onderzeeër, die wee-r opge doken was en bracht die veilig naar Tu nis. Intusschen had ze draadloos om [hulp geseind en nadat -de schipbreukelingen! anderhalf uur hadden rondgedreven, wei den ze eindelijk schepen gewaar. Het wa ren drie patrouillevaartuigen met oen pas sagiersboot der Messageries Maritimes, de „Mo Chinai", die direct het reddings werk begon. De heer Van Dijk wasi spoedig opge pikt door een der patrouillevaartuigen, terwijl de „Mo Chinai" booten uitliet om de schipbreukelingen te redden. Nauw waren die een eind van de mailboot ver wijderd, of de onderzeeër torpedeerde den mailstoomer, zoodat hij ook begon te zinken. Het moet een hartverscheurend gezicht geweest zijn, hoe de .talrijke passagiers vochten om in! de paar overgebleven boo ten te komen; radeloos holden zie op het zwaar slingerende schip heen en weder. Drie vlotten werden in het water gela ten en daar kropen ongeveer 150 per sonen op, elkaar vasthoudend om niet .te verdrinken. De vlotten bleven bleven ech ter door de zuiging jegen het zinkende schip aan liggen, zoodat ze dreigden daarmede gelijk naar beneden te gaan. En de patrouillevaartuigen konden tenge volge van het weer niet te dicht nade ren, ze bleven op een honderd meier afstand liggen. Er moesten lijnen naar de vlotten wor den uitgebracht doch niemand waagde zich daaraan. Toen sprong de heer Van Dijk weer over boord met een dunne lijn om zijn lichaam en schoot met forschen slag naar een der vlotten omi de lijn over te brengen. De redders trokken het naar zich toe. Dlir. Van Dijk voerde, met suc ces, nog tweemaal hetzelfde heldhaftige bedrijf uit, trots het ruwe weder en het koude water en het moet hem wel een voldoening geweest zijn, dat hij aldus zeker 150 personen aan een wissen dood heeft ontrukt. Het valt te begrijpen, dat allen die er getuige van waren, hoe de kloeke zwemmer de woelige zee doorkliefde, hem- toejuichten, als hij weer een der vlotten had bereikt, en hoe "hij na het reddingswerk geestdriftig is gehuldigd, eerst door de geredden en de opvarenden der patrouillevaartuigen, daarna op Malta, waar alle overlevende schipbreukelingen aan land zijn gebracht. Het Duitsch» kapersch'p. De eenige zeeman, die op het Duit sche kaperschip gevangen gehouden Wei d, is een Hollander. Men beval hem ar beid in het kombuis je verrichten en toen de Duitschers hem 150 mark in papier geld aanboden, weigerde hij dit met een minachtend gebaar, waarop' hij onmiddel lijk in arrest werd gesteld. Een telegram uit Rio de Janeiro meldt: De „Cambronne" ontmoette het kaperschip den 7en Maart op 21 gr. Wes terlengte en 7 gr. Zuiderbreedte. Volgens het „Journal di Brazil" was het kaperschip1 met mijnen geladen, het geen de vernietiging van schepen op1 de Braziliaansche kust verklaart. Het schip is gewapend met 105 m.M. kanonnen en 16 machinegeweren, heeft drie masten en is voorzien van draadlooze telegrafie. Het heeft een bemanning van 64 koppen onder commando van graaf Ukner. Volgens de gevangenen verliet het ka perschip' den 22cn December Duitschland, geëscorteerd door een onderzeeër. Het heette „See-adler" en luid voorraden voor 18 maanden en groote hoeveelheden munitie. Op het zien van handelsschepen heesch. de kaper de Noorsche vlag en verving deze door de Duitsche óorlogsvlag, als de prooi binnen hel bereik der kanonnen was. Beraadslagingen in 't Duitecha hoofdkwartier. Daar de Oostenrijksche keizerin den wensch koesterde, zoo spoedig mogelijk persoonlijk kennis te maken met de Duit sche keizerin, vertrokken keizer Karei en de keizerin Maandagavond naar het Duit sche hoofdkwartier, tot een kort bezoek aan het Duitsche keizerlijk paar. Natuurlijk biedt deze samenkomst aan de beide keizers ook gelegenheid tot poli tieke beraadslagingen, waarom dc minister van buitenlandsche zaken Czernin den keizer begeleidt naar hel Duitsche hoofd kwartier, waar zich thans ook de rijks kanselier bevindt. Korte OorlngsFv-rlnhtnn. De „Times" vermeldt een merkwaar dig géval van voorgevoel van een nade rend gevaar. Een vrouw van een soldaat, die aan het front staat, in een stadje van Kent, had 's avonds een voorgevoel, dat haat' dien nacht in haar eigen huis een gevaar dreigde en ging ,rnet haar twee jarig kind bij haar naaste buren logeeren. 's Nachts bombardeerden Duitsche sche pen de kust en een granaat viel op het dak van haar huis, drong er doorheen en vernielde in de slaapkamer der vrouw alles wat daar stond. Het huis er naast werd in het geheel niet beschadigd. De- vrouw was' met haar kind door middel 1 van haar' voorgevoel gered. De Amerikaansche gezant te We enen is naar Washington ontboden. Het is niet bekend waarom. Volgens te Vlissingen ontvangen be richt is het Belgische s.s. Schaldis ge torpedeerd. Alle opvarenden, behalve def scheepskok, zijn gered. - Te Valladolid is het tusschen sta kers en troepen tot een botsing gekomen,, waarbij eenige menschen zijn gewond. De staat van beleg is er afgekondigd. De Noorsche stoomschepen Os, Ti- zona, Asta, Grib en het zeilschip Urania zijn in den grond geboord. Duitsche bladen bevatten een be richt uit Bordeaux, volgens hetwelk de postboot Montreal 23 Maart in den At- lantischen Oceaan in den grond is ge boord. Waarschijnlijk is het Fransche schip van dien naam van 3342 ton be doeld. De ziekte van lord Grey is, vol gens een bericht uit Londen aan het Bern er Tageblatt,- verergerd. De genees- heeren achten den toestand levensgevaar-! lijk, daar het hart slecht werkt. Boven dien moet de zieke bijna geheel blinrtf geworden zijn. In alle plaatsen van Epiras, welker de Italianen bezet houden, hebben zij de Italiaansche vlag geheschen. Generaal Haig meldt: Wij namen de dorpen Francilly-Selency en Selency en Flolnon, maakten 32 gevangenen en veroverden zes veldkanonnen. 'Wijl bevin den ons thans binnen twee mijlen van St. Quentin. Wij namen ook het St. Quen- tinbosch-, Templeux le Grand en de Auclet- tehoeve, twee mijlen van Heudeoourt. Ook vielen wij1 op een front van tien mijlen een reeks isterk bezet gehouden loopgraven aan, die een deel vormden van de vooruitgeschoven verdedigings linie des vijands tusschen den weg Ba- paume-Karnerijk en Atrecht. Bij deze ope ratie, waarbij de vijand krachtigen tegen stand bood en zware verliezen leed. na men wij de dorpen Doignees, fxr 11 verval,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1917 | | pagina 1