No. 155
Dinsdag 3 April 1917
31e Jaargang
De Groote Oorlog.
Uit de Pers.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO,
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes
LANGE VORSTSTRAAT 219
Bureau te Middelburg
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukke i'S
Qosterbaan Le Cointre, Goes.
VERSCHIJNT ELKEN [WERKDAG.
Abonnementsprijs:
Per 3 maanden fr. p. post f 1.60
Losse nummers -OOfr
Prijs dor Advertentie n.
1—4 regels f 0.60, iedere regel meer 15 öl
3-maal wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Bewijsnummers 5 cent
Op Goeden Vrijdag (6 April) zal
De Zeeuw" niet verschijnen.
Stemmen des Tijds.
Het komt ons goed voor op deze
plaats nog eens te wijzen op het bij
deu lieer G. J. A. Ruijs te Utrecht
uil gegeven Maandschrift voor Christen
dom en Cultuur Stemmen des
T ij d s.
Wat iu dit maandschrift gegeven wordt
is altijd belangwekkend en degelijk.
In het jongste nummer, voor hetwelk
wij weer bijzondere aandacht vragen, be
schrijft. dr. Slotemaker de Bruine de. re
ligieus-sociale beweging in Zwitserland,
ingeleid in 1894 door Paul Pfliiger; Leo
Meert vraagt aandacht voor de Vlaanr-
sclie beweging, welke hij van Hollandseh
Ylaamsch standpunt beziet; dr. C. Ger-
retsorr bespreekt liet boek van Treub'
^Oorlogstijd" en vindt, dal ,,zijn
Treub's mededeelzaamheid omtrent
hetgeen wij reeds lang weten even uit
bundig (is), als zijne zwijgzaamheid over
hetgeen wij zouden wenschen to we
ten prikkelend".
Mr. dr. C. F. 'Schoch levert een be
langrijke bijdrage tot de kennis van Su
rinamo, eii rnr. P. A. Diepenhorst is
weer de onderhoudende Economische
Kroniekschrijver. Zijn beschouwingen
over het zilver en de Nederlandsche
Bank (twee oorlogswinstmakers) zijn de
lezing overwaard.
Colijn bespreekt de uitgave van een
nieuw koloniaal tijdschrift en illustreert
treffend de groote onkunde, welke in ons
land bestaat omtrent Indië en Indische
toestanden
Dezer dagen bewoog zich door dc
straten van Den Haag een onvervalsehte
Afrikaansche neger, natuurlijk gevolgd
door eenige straatbengels van 10- 'd 12-
jarigen leeftijd, zoo juist, uit school ge
komen. Een der sloulmoedigsten nadert
wat dichter dan de anderen en deelt zijn
daardoor opgedane ervaring aan zijn kor
nuiten mee in de woorden: ,,die ba-
bot- stinkt!" Voor ueu rasechten Am
sterdammer is iedere vogel een „vin-
kie de Ilaagsche straatjongen kent na
300 jaren koloniaal bezit het onderscheid
tusschen een Afrikaanschen neger en een
vrouw van het Maleische ras nog steeds
niet".
Zal Keizer Wilhelm aftreden
Aan de Nederlander ontleenen wij
In 1'Oeuvre van 24 .Maart treffen wij
een vraaggesprek aan met den schrijver
van J a c c u s e, daarin aangeduid als een
voormalig Duitsch magistraat, jurist van
bekwaamheid, in Zwitsersche kringen wel
bekend, en wiens belceijd werk: Ik be
schuldig ook in Nederland veel be
langstelling,- heeft gevonden. Het belang
rijkste in dit gesprek was de verklaring
van dien publicist, dat hij een aftreden
van Keizer Wilhelm II voorziet. Men be
hoeft aan zulk een inzicht niet de waarde
■eenér profetie te hechten, maar zij ver
dient niettemin de aandacht, omdat de
auteur van J'accuse niet de eerste de
beste is. Bovendien heeft de verrassen
de keer der gebeurtenissen in Rusland
mogelijkheden geschapen, die men tot.
voor kort belachelijk zou genoemd hebben,
en die beter dan wat ook aantoonen, dat
wij leven in een tijd van catastrophen zon
der weerga, waarin het ondenkbare van
gisteren, heden een feit kan zijn.
De schrijver van J'accuse teekende
.zijnen bezoeker den Keizer van thans als
een geheel ander man dan de Keizer
van voor den oorlog. Hij is somber ge
worden, prikkelbaar en weinig mededeel
zaam, zoo zeide hij. Gij weet niets, ver
volgde hij, van de drama's, die zich ron
dom hem afspelen. De bladen teekenen
hem ons als een vorsl, die beschikt over
een patente gezondheid en ongeschokte
werkkracht, heen en weer trekkende tus
schen de fronten, de bondgenooten be
zoekend en alle Duitsche autoriteiten over
tuigend van de noodzakelijkheid en de
perfecte gevolgen van den onderzee-oor
log, waarbij hij dan omgeven zou zijn
van een groot gevolg van militaire en bur
gerlijke dignitarissen.
Dit alles is verbeelding, en de werke
lijkheid is een andere. In werkelijkheid ge
voelt de Keizer zich bemoeilijkt door drie
vijanden binnen zijn land gezwegen
nog van de buitenlandsche.
Daar is, ten eerste, de Kroonprins, de
eigenlijke aanstoker van den krijg, de man,
in 1913 aan het hoofd zijner doods
kophuzaren zulke krijgshaftige woorden
sprak, maar die nu, inplaats van aan
hun hoofd een charge te leiden, na Ver
dun voor goed in de stilte en de ver
getelheid is teruggetreden.
Voorts voelt ook de Keizer zich verant
woordelijk voor den oorlog. Dat drukt en
vergiftigt heel zijn intieme leven. De schrij
ver herinnert aan hetgeen de Keizer vroe
ger over de zegeningen van den vrede
heefl gezegd en vervolgt: Dat alles keert
onophoudelijk in zijn herinnering terug
,en doet hem zijn gebaar van Augustus
1914 vervloeken.
- Als zijn- tweeden vijand teekent. hij dan
den „jonker", de partij van 'Tirpitz, die
den Keizer tegen zijnen uitdrukkelijken
wil tot een breuk met Amerika heeft
gedwongen. Eenmaal zal blijken, hoe de
Keizer zich daartegen heeft verzet. Maar
dan zal het te laat zijn.
's Keizers -derde vijand is het volk, dat
honger heeft, het is de anti-militairis-
tische, anti-Pruisische, republikeinsch-Libe-
rale partij, die het algemeen kiesrecht
begeert en den Rijksdag als zijn vertegen
woordiger.
De Duitsche Keizer heeft al zijn host
gedaan het Volk te overtuigen, dat hij den
oorlog niet gewild heeft. Hij heeft ook
hel eerste vredeswoord gesproken, omdat
hij populair wilde blijven, maar het volk
ziet nu wel in, dat de duikbooten-oorlog
het tegendeel van vrede beteekent.
Deze Keizer nu, die alles weet van
de voorgeschiedenis van den oorlog, die
zoo groote verantwoordelijkheid draagt,
die onder zijn vensters alle dagen scha
ren van hongerende vrouwen ziet ver
schijnen, kan niet voor de tweede maal
een eenmaal afgewezen vredeswoord spre
ken. Het zou D-uitschland's ware positie
blootleggen voor de geheele wereld, ,en
wat méér zegt: voor hel Duitsche volk.
Dat vreest hij boven-al.
Wanneer eenmaal de Geallieerden ver
klaren dat zij met de Ilohenzollerns zul
len handelen zooals zij het in 1815 met
Napoleon hebben gedaan, dan zal dit de
genadeslag' zijn. Ons Duitsche volk
zegt de schrijver van J'accuse ons
Duitsche volk, dat nu nog in hem gelooft,
zal hem loslaten en vrede willen tot eiken
prijs. Op dat oogenblik zal hem geen
anderen weg open staan dan afstand to
doen van den troon. Hij zal, om de sym
pathie van het Duitsche yolk te behou
den, zeggen: Ik offer mij' op. Maak vrede
zonder mij
Tot zoover de schrijver van J'accuse.
Wij herhalen: meer dan een voorspelling
is dit niet, en men moet er dan ook geen
al te groote waarde aan hechten. Maar
voor de kenschetsing van de verwachtte
gen, die bij sommigen levend zijn is dit
résumé wel interessant, dunkt ons.
Contrast
Prof. Fabius schrijft in zijn Stu
diën en Schetsen:
l. I i
„Een interpellatie is door de Twee
de Kamer toegestaan over een te drif
tig worden van een hoofdofficier te
genover een soldaat.
Maar over den wonderlijken terug
keer vau minister Treub bleef nog elke
discussie achterwege.
Teekent dit niet?
Is het niet, alsof de Tweede Ka
mer nog wel voor kleinere dingen ge
schikt is, maar groote zaken haar te
machtig werden
i 1
Ook wij roepen uit: Wat zijt ge klein,
Holland
Beloopt overzicht van den toestand.
Bij nevelig weer en regenbuien wor
den de gevechten tusschen Atrecht en
de Aisne op de „gewone" wijze voort
gezet.
Groot-ere gevechten hadden plaats bij
Croisilles, aan den straatweg Fins-Gou-
reaucourt, bij Savy (dus bij St. Quen-
tin), aan weerszijden van de Somme, als
mede ten N. van Soissons.
De Duitschers beweren vele gevange
nen gemaakt en grooten buit behaald te
hebben.
In Champagne wordt ten Z. van Ri-
pont verder gestreden. De Franschen be
reidden hier een nieuwen grooten tegen
aanval voor, wat echter van Duitsche
zijde werd bemerkt, waarna de in de
loopgraven gereed staande aanvalstroe-
pen onder vuur genomen werden. De
aanval bleef achterwege, behalve op
een plaats, waar de Franschen opruk
ten, doch met handgranaten werden te
ruggeworpen.
De geallieerden zijn niettemin de laat
ste dagen systematisch vooruitgegaan.
Deze opmarsch kan echter van -twee
kanten bezien worden.
Wanneer men de zaak van den Duit-
schen kant bekijkt, dan moet opgemerkt
worden, dat de Franschen en Engelsehen
door hun systematischen, maar langza-
men opmarsch zich het. psychologische
moment ontgaan laten, om door een snel
ingrijpen den terugtocht der Duitschers
in een nederlaag te doen verkeeren.
Wanneer men echter de gebeurtenis
sen van den anderen kant beschouwen
wil, dan valt op te merken, dal de ge
allieerden door hun langzaam optrekken,
zich op voortreffelijke wijze tegen een
verrassing van dc zijde der Duitschers
in acht weten te nemen en een door
breking van hun front, dat bij een snelle
achtervolging der Duitschers licht mo
gelijk geweest ware, weten te voorko
men.
De val van St. Quentin is nu in ieder
geval wel spoedig le verwachten.
De persstemmen, zoowel uil Oostenrijk
als uit Hongarije, doeu zien, dal de open
bare meening in de heele monarchie het
standpunt, door graaf Czernin in zijn in-
terview met den hoofdredacteur van het
„Fremdenblatt" ingenomen, eenstemmig
goedkeurt, en zonder onderscheid van
nationaliteit of partijscliakeering achter
den Minister van Buitenlandsche Zaken
staat, zoodat men de verklaringen van
graaf Czernin beschouwen kan als de
uiteenzetting van den eenstemmigen
volkswil.
Het „Fremdenblat" illustreert het bo
venstaande nader met- een artikel, waar
aan het volgende werd ontleend:
De diepe indruk, welken de verklarin
gen van den Minister van Buiterdandsclie
Zaken op onze openbare meerling ge
maakt 'hebben, doet zien, dat hij in den
geest van het gansche volk heeft .ge
sprokenGraaf Czernin had den moed, zijn
bereidwilligheid lot vrede te verkondigen,
zonder er zich om ie bekommeren, dat
dal zijn uitlatingen van vijandelijken
kant verkeerd uitgelegd en misbruikt zou
den kunnen worden als een bewijs, dat
wij zwak zijn geworden, en dat onze
strijdvaardigheid ons begeven heeft. Juist
het t egendeel echter komt niet de fei
ten overeen. Graaf Czernin kon zonder
schroom en zonder bezwaar voor de ge
heele wereld verklaren, dat wij eiken dag
bereid zijn aan een vredesconferentie deel
te nemen, omdat hij! van het be-wustzijii
van onze onverminderde kracht door
drongen en overtuigd is, dat het den vij
anden niet meer kan gelukken, hun oor
spronkelijk zoo Vaak en luid uitgebazuind
oorlogsdoel, de vernieling van de Oosten-
rijk-Hongaarsche monarchie te bereiken.
De gebeurtenissen van 2V2 oorlogsjaar
moeten onzen vijanden toch geleerd heb
ben. dat onze monarchie thans niet vol
boozen veroveringslust kan zijn on dal
de plannen tot verdeeling van Oosten-
rijk-Hongarije in het rijk der utopieën
behooren.
Ten allen lijde zijn wij bereid een
eervollen vrede te sluiten-, een vrede, die
onze vijanden niet vernietigen zal. Zijn
onze vijanden van dezelfde gedachte be
zield en hebben zij bekend, dat Oosten-
rijk-Hongarije niet terneer geslagen Ikan
Worden, geven zij 'de gedachte op, het
Duitsche rijk in zijn ontwikkeling en be
staan te belemmeren, da.11 zal de vredesge-
rlaclite, die thans de geheele wereld door
dringt, in werkelijkheid om-gezet kunnen
worden.
Tot zoover het. „Fremdenblatt".
We hebben reeds gezien, dat Czernin's
verklaringen ook in Duitschland weer
klank vonden.
Maar of dit ook in Rusland en in
de anldere Entente-landen jiet geval is,
moe, nog worden betwijfeld.
Gisteren kwam het Amerikaansche Con
gres in buitengewone zitting bijeen, om
over de voorstellen van Wilson te spre
ken en te beraadslagen, welke houding
de Ver. Staten in het wereldconflict zul
len aannemen.
De uitslag was niet twijfelachtig, al
heeft het niet aan elementen ontbroken,
die den oorlog trachtten te voorkomen.
We staan nu voor het feit, dat we met
spanning hebben verbeid.
Wilson heeft het Congres machtiging
gevraagd om te verklaren, dat de Ver.
Staten reeds in staat van oorlog zijn
met Duitschland.
Deze machtiging nu is blijkbaar reeds
verleend. Althans in Beurskringen ver
luidde hedenmorgen, dat Wilson verklaard
heeft, dat de staat van oorlog er is.
De Amerikaansche koersen bleven vast,
hetgeen er op wijst, dat de tijding nuch
ter wordt opgenomen.
Intusschen valt ze kwalijk te rijmen
met het feit, dat het Congres, waar het
voor de eerste maal bijeen komt, zich
moet constitueeren, een Speaker en een
bureau kiezen, voordat het in staat zal
zijn, de poodschap van president Wil
son ir, ontvangst te nemen. Waarschijn
lijk zou Donderdag de gelegenheid be
staan voor den president, om te zeg
gen wat hij op het hart heeft.
We zullen nadere berichten hebben af
te wachten. Dan zal ook blijken, hoe
de samenwerking met de Entente is.
Een heldhaftig Nederlander.
Hel is een stout stuk geweest, waar
voor onze landgenoot J. van .Dijk, van
deu Franschen Minister van Marine een
eigenhandig schrijven van dank heeft ont
vangen. Zijn kloek en onverschrokken op
treden heeft zeker een hondiewlvijftig mieo-
schenlevens gered en als men die bijzon
derheden daaromtrent, aan het „Vad." van
goedingelichle zijde verschaft, leest, zal
men met ons erkennen, dat de aan den
heer Van Dijk gebrachte hulde waarlijk
wèl verdiend is.
Hij bevond zich aan boord van de
„Magellan" der Messageries Maritimes op
weg van Oost-Iindië naar Europa.
Het schip was 6 December van Suez
vertrokken Iegelijk met een ander trans
portvaartuig, terwijl ze geconvoyeerd wer
den door een torpedoboot. Den lien Dec.
in (de nabijheid van Malta, kreeg de- „Ma
gellan" een hevigen schok, gepaaid gaan
de m'et een (dof doch krachtig geluid.
Wie op het voordek liep, sloeg tegen den
grond, doch het achterdek zag er na den
schok vreeselijk uit. Het hing er als 't
ware bij. Gillend kwamen de passagiers
aan dek, de .pioeders met hare kinderen,
de mannen met vrouwen, eikander om
knellend en om hulp smeekeend. Booten
werden zoo gauw mogelijk uitgezet, doch
de meeste liepen door de ruwe fl&a, die
er stond, vol water, De inzittenden wa
ren echter zoo onthutst, dal ze bleven
zilten, zich arm alles vastklemmend ein
inel de booten in de diepte verdwijnend.
Daar het aantal booten te klein was,
sprongen velen over boord, doch het wa
ren slechts weinigen, die op die wijze
aan den dood wisten te ontkomen. Tot
die weinigen behoorde onze landgenoot
Van Dijk, die niet een riem over boord
was gesprongen, en daarop bleef drijven.
Toen binnen 25 minuien de „Magellan"
izonk, waren er nog opvarenden aan boord,
die wezenloos geen poging hadden ge
daan zich te redden en mede door de
diepte wenden verzlwolgen.
De begeleidende torpedoboot stoomde
één keer 0111 het zinkende vaartuig, doch
inoest toen full speed naar de andere
mailboot, 0111 deze te beveiligen voor den
vijandelijken onderzeeër, die wee-r opge
doken was en bracht die veilig naar Tu
nis. Intusschen had ze draadloos om [hulp
geseind en nadat -de schipbreukelingen!
anderhalf uur hadden rondgedreven, wei
den ze eindelijk schepen gewaar. Het wa
ren drie patrouillevaartuigen met oen pas
sagiersboot der Messageries Maritimes, de
„Mo Chinai", die direct het reddings
werk begon.
De heer Van Dijk wasi spoedig opge
pikt door een der patrouillevaartuigen,
terwijl de „Mo Chinai" booten uitliet om
de schipbreukelingen te redden. Nauw
waren die een eind van de mailboot ver
wijderd, of de onderzeeër torpedeerde den
mailstoomer, zoodat hij ook begon te
zinken.
Het moet een hartverscheurend gezicht
geweest zijn, hoe de .talrijke passagiers
vochten om in! de paar overgebleven boo
ten te komen; radeloos holden zie op het
zwaar slingerende schip heen en weder.
Drie vlotten werden in het water gela
ten en daar kropen ongeveer 150 per
sonen op, elkaar vasthoudend om niet .te
verdrinken. De vlotten bleven bleven ech
ter door de zuiging jegen het zinkende
schip aan liggen, zoodat ze dreigden
daarmede gelijk naar beneden te gaan.
En de patrouillevaartuigen konden tenge
volge van het weer niet te dicht nade
ren, ze bleven op een honderd meier
afstand liggen.
Er moesten lijnen naar de vlotten wor
den uitgebracht doch niemand waagde
zich daaraan. Toen sprong de heer Van
Dijk weer over boord met een dunne lijn
om zijn lichaam en schoot met forschen
slag naar een der vlotten omi de lijn over
te brengen. De redders trokken het naar
zich toe. Dlir. Van Dijk voerde, met suc
ces, nog tweemaal hetzelfde heldhaftige
bedrijf uit, trots het ruwe weder en het
koude water en het moet hem wel een
voldoening geweest zijn, dat hij aldus zeker
150 personen aan een wissen dood heeft
ontrukt. Het valt te begrijpen, dat allen
die er getuige van waren, hoe de kloeke
zwemmer de woelige zee doorkliefde,
hem- toejuichten, als hij weer een der
vlotten had bereikt, en hoe "hij na het
reddingswerk geestdriftig is gehuldigd,
eerst door de geredden en de opvarenden
der patrouillevaartuigen, daarna op Malta,
waar alle overlevende schipbreukelingen
aan land zijn gebracht.
Het Duitsch» kapersch'p.
De eenige zeeman, die op het Duit
sche kaperschip gevangen gehouden Wei d,
is een Hollander. Men beval hem ar
beid in het kombuis je verrichten en toen
de Duitschers hem 150 mark in papier
geld aanboden, weigerde hij dit met een
minachtend gebaar, waarop' hij onmiddel
lijk in arrest werd gesteld.
Een telegram uit Rio de Janeiro
meldt: De „Cambronne" ontmoette het
kaperschip den 7en Maart op 21 gr. Wes
terlengte en 7 gr. Zuiderbreedte.
Volgens het „Journal di Brazil" was
het kaperschip1 met mijnen geladen, het
geen de vernietiging van schepen op1 de
Braziliaansche kust verklaart. Het schip
is gewapend met 105 m.M. kanonnen en
16 machinegeweren, heeft drie masten en
is voorzien van draadlooze telegrafie. Het
heeft een bemanning van 64 koppen onder
commando van graaf Ukner.
Volgens de gevangenen verliet het ka
perschip' den 22cn December Duitschland,
geëscorteerd door een onderzeeër. Het
heette „See-adler" en luid voorraden
voor 18 maanden en groote hoeveelheden
munitie.
Op het zien van handelsschepen heesch.
de kaper de Noorsche vlag en verving
deze door de Duitsche óorlogsvlag, als
de prooi binnen hel bereik der kanonnen
was.
Beraadslagingen in 't Duitecha hoofdkwartier.
Daar de Oostenrijksche keizerin den
wensch koesterde, zoo spoedig mogelijk
persoonlijk kennis te maken met de Duit
sche keizerin, vertrokken keizer Karei en
de keizerin Maandagavond naar het Duit
sche hoofdkwartier, tot een kort bezoek
aan het Duitsche keizerlijk paar.
Natuurlijk biedt deze samenkomst aan
de beide keizers ook gelegenheid tot poli
tieke beraadslagingen, waarom dc minister
van buitenlandsche zaken Czernin den
keizer begeleidt naar hel Duitsche hoofd
kwartier, waar zich thans ook de rijks
kanselier bevindt.
Korte OorlngsFv-rlnhtnn.
De „Times" vermeldt een merkwaar
dig géval van voorgevoel van een nade
rend gevaar. Een vrouw van een soldaat,
die aan het front staat, in een stadje van
Kent, had 's avonds een voorgevoel, dat
haat' dien nacht in haar eigen huis een
gevaar dreigde en ging ,rnet haar twee
jarig kind bij haar naaste buren logeeren.
's Nachts bombardeerden Duitsche sche
pen de kust en een granaat viel op het
dak van haar huis, drong er doorheen
en vernielde in de slaapkamer der vrouw
alles wat daar stond. Het huis er naast
werd in het geheel niet beschadigd. De-
vrouw was' met haar kind door middel 1
van haar' voorgevoel gered.
De Amerikaansche gezant te We enen
is naar Washington ontboden. Het is niet
bekend waarom.
Volgens te Vlissingen ontvangen be
richt is het Belgische s.s. Schaldis ge
torpedeerd. Alle opvarenden, behalve def
scheepskok, zijn gered.
- Te Valladolid is het tusschen sta
kers en troepen tot een botsing gekomen,,
waarbij eenige menschen zijn gewond.
De staat van beleg is er afgekondigd.
De Noorsche stoomschepen Os, Ti-
zona, Asta, Grib en het zeilschip Urania
zijn in den grond geboord.
Duitsche bladen bevatten een be
richt uit Bordeaux, volgens hetwelk de
postboot Montreal 23 Maart in den At-
lantischen Oceaan in den grond is ge
boord. Waarschijnlijk is het Fransche
schip van dien naam van 3342 ton be
doeld.
De ziekte van lord Grey is, vol
gens een bericht uit Londen aan het
Bern er Tageblatt,- verergerd. De genees-
heeren achten den toestand levensgevaar-!
lijk, daar het hart slecht werkt. Boven
dien moet de zieke bijna geheel blinrtf
geworden zijn.
In alle plaatsen van Epiras, welker
de Italianen bezet houden, hebben zij
de Italiaansche vlag geheschen.
Generaal Haig meldt: Wij namen
de dorpen Francilly-Selency en Selency
en Flolnon, maakten 32 gevangenen en
veroverden zes veldkanonnen. 'Wijl bevin
den ons thans binnen twee mijlen van
St. Quentin. Wij namen ook het St. Quen-
tinbosch-, Templeux le Grand en de Auclet-
tehoeve, twee mijlen van Heudeoourt.
Ook vielen wij1 op een front van tien
mijlen een reeks isterk bezet gehouden
loopgraven aan, die een deel vormden
van de vooruitgeschoven verdedigings
linie des vijands tusschen den weg Ba-
paume-Karnerijk en Atrecht. Bij deze ope
ratie, waarbij de vijand krachtigen tegen
stand bood en zware verliezen leed. na
men wij de dorpen Doignees, fxr 11 verval,