Donderdag 17 Februari tPlÖ gg 30e Jaargang i\o. 118 Feuilleton. OVERWINNING. O® Groot® Oorlog. Watersnood. 21) aii i?®£eman knielde terstond neer en Allan bad met hem, aangrijpend-ernstig. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau to Goes: LAKSE VORSTSTRAAT 2T9. Bureau te Middelburg: FIRKÏA F. P. DHUIJ L. BURG, Drukkers: Oosterb-aan Le Coiritre - Boes. 'De Zeeuw VERSCHIJNT ELK EN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. posti >50 Losse nummers„0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels f 0.50, iedere regel meer liet 3-maal plaatsing wordt 2-maaI berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels f 1. iedere regel meer. 10 ct. Wij ontvingen nog voor de slachtoffers in Nederland van: J. F. H. te Middelburg f 100; N. N. te Middelburg f2.50; nagiften Ger. Kerk te Oostburg f 15. Totaal met inbegrip van. de reeds vroe ger verantwoorde bedragen f 1566.31°. Zij, die ei' de voorkeur aan geven hun giften rechtstreeks aan de Alg. Waters- nood-commissie te zenden vinden hier het adres van den penningmeester: E. Sillem, firma. Hope Co., Keizersgracht 579 581) Amsterdam. Ten behoeve van de slachtoffers van den Watersnood in N e d-I n d i ontvin gen wij van J. P. H. te Middelburg f 50. Schiermonnikoog. Onze vorige verantwoording moest niet luiden f 171,04°, maar f 173,54°. Met hartelijken dank aan de milde ge vers, verantwoorden wij bij dezef 1 van W. v. d. B. Dz. te Bruinisse; M. R. te Goes f 1; J. de B. te Goes f2; J. M. B. te Goes f2,50; J. BI. te Goes f2; N. N. te Goes f15; L. J. te Middel- buig fl; J. F. H. foO; J. D., leerling 3e fel. der Chr. Normaalschool te Goes 1 2 50 Totaal f 250,54°. Gaat Lobman? De Standaard schrijft: „In zijn jongste Kamerrede liet Lohmaa zooiets doorschemerenals ging hij eer lang den aftocht blazen. Hij dacht dat 'twel een van zijn laatste speeches zou zijn. De tijd: vair heengaan, scheen voor hem gekomen. Met ons heeft heel 't Christelijk publiek dit uiteraard met leedwezen beluisterd, miaar toch ook de hoop nog niet opgege ven, dat 'tnog zoo'n vaart niet zal loo- pen. In de vorige Kamerperiode dreigde ons reeds gelijk verlies. Ook toen scheen 't zelfs vooruit vast te staan, dat eerlang een ander zijn plaats in de Kamer zou moeten innemen. En toch bleek van ach teren, dat hij nog taaier was dan hij zich zelf een oogenblik inbeeldde. Van 1913 af heeft hij nu weer meegedaan, en wie zijn optreden gadesloeg, merkte niets van het oudetnanachtige. Al wat hij sprak, bleef even bezield en krachtig. Iets wat we in 't minst niet aarzelen ook te getuigen van wat in zijn speech zich zelfs persoonlijk tegen ons keerde. We zijn daaraan gewend, en gegriefd heeft 'tons nimmer. Maai- wat ons een oorzaak van droefenis zou zijn, ware zijn heengaan. Natuurlijk zullen we hem niet lang meer genieten. Wie aan de 80 toe is, loopt op zijn laatste beenen. Maar er zijn toch exceptiën die 'twon- derlong volhouden, en onder die exceptiën mochten we Lohman rekenen. Moge het nog van 19171921 zijn. Of al kan het dit niet meer zijn, blijve bij don voor 't minst tot de Grondwet er door is. Dat loopt allicht in nog één j aa r na 1917 af. Ons Parlement moet niet te zeer ver armen. En als getuigen de striemen op onzen rug nog veelszins van de slagen die hij ook aan ons wist uit te deelen, we hebben er dit voor over". Tot zóóver De Standaard. Dezen wensch steunen wij. Toch dringen wij niet al te zeer aan. Er kunnen oogenblikken, ook in het Ben verhaal uit het kerkelijk leven van Noord-Amerika. door v. d. M. Nadruk verboden. „Maar dominé, mogen wij toelaten, dat moordenaars vrij rond loopon? Dat kan en dat wil ik niet gielooven." „Natuurlijk niet, Frank. Be overheid is door God gewild tot straf der kwaad doeners en zij draagt haar zwaard niet tevergeefs. In Amerika wordt elke mis daad gestraft, zoodra het bewijs geleverd is. En dan onze strafwet veroordeelt moordenaars tot den strop." „Als ik den moordenaar van mijn zus ter vind, wat moet ik volgens u dan doen?" „Elk 'wettelijk middel gebruiken, om, hem van schuld te overtuigen, en dan zal |de rechter zijn straf bepalen.", „Maar als God rechtvaardig is, dan mag ik' toch mijzelf wreken?" Vroeg An- tol, terwijl het warmbruisende bloed z-ijn leven van een staatsman komen dat hij het moede wordt te luisteren naar ver dachtmaking van zijn beste bedoelingen. En 'hot zijn juist, met dr. Kuvper, voor aanstaande mannen als De Savornin Lob man die van verdachtmakingen ruim schoots hun deel gehad hebben. En - ook Lobman genoot die niet altijd alleen van zijn tegenstanders. Nog de laatste dagen liep er een en kele opmerking vair bevriende zijde dooi de pers, welke wel geen al te blijden indruk op den heer Lobman zal achter gelaten hebben. Kleineering. Li de laatste maanden liep or door do Roomsche pers een minder vleiende op merking aan het adres van dr. Kuyper, welke opmerking hierop neerkomt dat de Roomschen blij toe zijn dat dr. Kuyper van hot staatstooneel, althans uit den regeeringskring verdwenen is. Zoo vertelt o.a. Het Dompertje dat „wij nu ondervonden (hebben)" dat het goed is geweest dat dr. Kuyper in 1913 geen minister is geworden. Dit wordt dan verklaard met de op merking dat dr. Kuyper als minister wel eens verontrustend deed; „men voelde (zegt Het H.) Wel eens een vreemde ge waarwording over zich komen"; en dat hij (Kuyper) thans „een positie inneemt die vele zijner beste vrienden moet heb ben bedroefd"; „Duitsche neigingen op zeer duidelijke wijze (doet) aan den dag komen, en zijn pro-Buitscho gezindheid onverholen in De Standaard aan den dag heeft 'gelegd". - De R.-C. schrijver concludeert daar om: „geheel ons volk mag blij zijn dat het in deze dagen niet gestraft is ge worden met het regiem van een schrij ver als deze philosopheerendo dagblad- politicüs"; „wij zouden in 1914 met een man van het principe van dr. Kuyper Van do Calvinistische Vrije UniVersiteijt er slecht aan toe zijn geweest"; hij is „thans gelukkig in ruste en ik hoop van harte voor goed"; „en het doet mij dan ook zoo groote vreugde dat deze partij leider Veilig opgeborgen en totaal onscha delijk gemaakt is"; „zijn excentrische be wegingen der laatste jaren zullen oor zaak zijn dat zijn politieke groep zich van andere leiding moet voorzien". Ten slotte jubelt Het Diompertje: Marlborough komt nooit weerom; het De partement van Biinnenlandsche Zaken ziet hem niet weer. Wij zijn het gevaar van zijn regiem ontkomen. Gestraft zijn wij er niet mee.dat hadden wij dan toch ook niet verdiend!" Tol zoover onze aanhalingen uit het artikel van den R.-C. schrijver; de R.-C. in Zeeland hebben het artikel ook in zijn profetische en hypothetische opmerkingen kunnen genieten. Het komt niet in ons op, het te, be strijden. Wij zijn het met Die Standaard in zake de Duitsch-Belgi- sche quaestie niet eens, maar wij kunnen ook niet beoordeelen of 'tniet beter zou zijn geweest indien de raad van. Hugo de Groot ware gevolgd geworden. Wij kennen Roomschen (en ook Belgen) die er zoo over denken. Maar nu botweg tengevolge van een van de algemeen gangbare meening afwij kend advies te constateeren„wij zijn blij dat wij hem voor goed kwijt zijn.", met nog een paar wat men noemt „ezels- trappen" er bij, dat gaat te ver. Het is overigens wel iets ongehoords, wangen kleurde. Zeer beslist antwoordde Allan: „Neen. Een Christen mag de wet niet in eigen hand nemen. Als hij dat doet, is bijl eVenmin een ,goeI Christen als een goed Amerikaan." 1 „öan zal ik maar heengaan. Ik kan mij niet bij de gemeente aansluiten, ik weet vóel te goed, dat ik den moordenaar Van mijn zuster toch zou vermoorden. Ikl kan ér niets ,aan doen.'' Toen zei Rutledge met trillende stem: „Frank, laat ons, voordat je besluit om Christus te verloochenen, omdat Hij je heeft gevraagd je .vijanden te Vergeven, in gebed neerknielen.", toen de tWoe opstonden, stak Rutledge r rank de hand toe ,en z!ed: „frank, beloof me nu, dat je over deze zaak ernstig bidden zult. En dan handelen zooals een man van eer betaamt. Beloof je me dat?" Do jongeman boog bet hoofd en zweeg. En Rutledge hield aan: „Zou je me niet willen beloven te doen, Wat je. om Viola's wil zoudt'kunnen doen?" r j Met een .hartelijken handdruk gaf Frank zich nn gewonnen met een beslist „Ik' dat de leider van een der coalitiepartijen aldus door de pers van een der andere in een boek gezet wordt op grond van beschouwingen, die een zoo subjectieven ondergrond hebben als die van Het Dompertje. Tweede Kamer. De eedskwestie nog niet opgelost. - De replieken. Geweten en gemoed. Gisteren kregen we het sl'ot van de ministerioele redevoering over het eeds- vraagstuk. Mr. Ch't wees er op-, wat vroeger om nium consensu (volgens aller instemming) was tijdens het ministerschap van Ne- lissen en dat verder minister Heemskerk den rechter wilde laten oordeelen over de gemoedsbezwaren van hen, die geen eed, doch een plechtige belofte wenschen af te leggen. De minister verdedigde dan de nieuwe regeling en' wees op de bedenkelijke ge volgen van den tegen woo rdigen toestand, waaromtrent hij verschillende cijfers gaf en middelen noemde, waarmede men zich tracht te helpen, Spr. verklaarde er zich tegen, dat men den ongcloovige niet toe laat tot den eed en ook het instituut van de eedshelpers kan z. i. geen baat brengen. In overweging wil hij echter nemen, of de vorm, waarin de eed wordt afge legd, niet kan of moet worden- gewij zigd. Ook wil' hij zich afvragen, of hier niet zou moeten ingevoeld wor den, wat ten aanzien van het afleggen van den -eed bij .d© Gewerbegerichte ge schiedt. Tegen alle amendementen, wel ke het beginsel niet raken zou de mi nister verder een welwillende houding aannemen. Hij beriep zich op de gunstige erva ring in het buitenland met overeenkom stige regelingen. (TusSchen twiee haakjes, die breedvoe rige uiteenzetting van de eedsregeling in Zwitserland en Engeland had zeer bekort kunnen worden.). Nadat besloten was nog 2 wetsontwer pen van fiscalen aard (betreffende invoer recht op bier en waardebepaling van aan successierecht onderworpen zaken) na de afdoening van de eedswet aan het sectiet-onderzoek toe te voegen werden de algemeen© beraadslagingen over de eeds- .wet voortgezet, en wel met de replieken. Hieruit stippen wij het volgende aan. Brummelkamp constateerde met genoe gen, dat de minister tegen de taalkun dig juister© uitdrukking „gewetensbezwa ren" inplaats van „gemoedsbezwaren" geen bezwaren had; van Wijnbergen, dat de minister heeft erkend, dat de gods dienstige eed toch grooter waarborgen biedt dan de belofte. Gerhard dikte zijn oude argumenten nog wat ami en Lobman wees er op; dat in ■Zwitserland, waar geen eedsdwang meer is, de geest van Calvijn heerscht, en of schoon door niet eens een coalitie bestaat tusschen Protestanten en Roomschen, de zen zich toch vereenigd hebben inzake den eed. Verder legale de afgevaardigde van Goes er den nadruk op, dat men uit de Hei lige Schrift niet kan afleiden, dat de eed moet worden gehandhaafd. Rutgers had neg een appeltje te schil- zal het doen, dominé." Toen Frank vertrokken was, zei Al lan bij zichzelf: ,,'tZal een zware strijd voor hem wezen, maar ik denk toch dat Frank zichzelf z:al overwinnen. En mor gen ga ik er dadelijk weer heen, om te zien, hoe het gegaan, is." De volgende dag was een zeor scihoone Zondag; het was koud, maar helder, ver kwikkend weer. Op d© wegen, die naar de Wellingtomsdbe kerk leidden, bewogen zich dichte rijen voetgangers, want de dienst zou er een van bijzondere betee- kenis zijn. ■De kerk was tjokvol; alle nieuwe ge meenteleden waren aanwezig en met Vreugde zag Ds. Rutledge onder hen ook Frank Antol. Wel zag hij bleek maar zijn gelaat druifcte kalme vastberadenheid uit; liet was duidelijk: deze knaap had de grootste Van alle overwinningen be vochten: de overwinning op zichzelf. Later vernam Rutledge dat Frank den ganschen nacht wakende en -biddende had doorgebracht. Hij had de geschiedenis van Jezus lijden gelezen en herlezen en nog eens gelezen en toen de morgen daagde Was do strijd volstreden en het geloof behouden. Ook de Steens waren ter kerk geko men. En van Markley's arbeiders waren leu met Gerhard, die z. i. !ten onrechte beweerd had, dat het hier gaat om twee levensbeschouwingen, die met elkander strijden. Nolens sprak er nog even zijn Verwondering over uit, dat de minister het onderscheid niet kent tusschen „ge weten" en „gemoed". Doch ook na dezen repliek was 't den heer Ort nog niet duidelijk. Zou het hem vanmorgen duidelijk zijn geworden? Doch wat kan 't hem schelen! Beknopt overzicht van den toestand. In den Ka.ukasus gaat 't. heet, toe de laatste dagen. De Russen zijn er aan de winnende hand. Sedert grootvorst Nikblaas Nikolajewitsj van het Oosterfront naar den'Kaukasus werd gezonden zijn de Russen hier met meer kracht opgetreden dan vroeger. De grootvorst heeft succes gehad met zijn offensief. Hoewel het terrein en het klimaat er, vooral in den winter, zeer moeilijk zijn, werd de Russische opmarsch inet groote kracht en volharding voortgezet. De bergrug, die het Russische leger scheidde van de vesting Erzeroem, do' voornaamste Turksche sterkte in het Ar menische gebied, weid overschreden, en de aanval op de forten, die deze vesting omringen, kon worden ondernomen. De Turken,'.die uit het grensgebied op de vestingwaren teruggeslagen, verde digden zich dapper. Doch de Russische artillerie maakte weldra de Verdediging hopeloos. De beschieting van een der forten in den noordelijken sector, had een ont ploffing ten gevolge, waardoor jdit fort door de Turken moest worden ontruimd en in Russische handen viel; waarschijn lijk moest dientengevolge nqg een fort door de Turken worden overgegeven. Thans moeten reéds ,9 forten in han den der Russen zijn. En het zal niet lang meer duren, of' geheel Erzeroem is in andere handen overgegaan. We -gelooven niet, dat de Turken met succes in de overgebleven forten en in de veste zelf een Iaatston verbitterden tegenstand kunnen bieden.1) En wat dan? De Turken zullen dan genoodzaakt zijn grootore versterkingen naar het Kauka- sische oorlogstooncel te- zenden, willen zó den Russen beletten do volle vruch ten van het Erzeroenvsuo:>es te plukken door op te trekken naar de nieuwe ver bindingslijnen met Mesopotamia, en die te bedreigen. Door het zenden dier verstrekingen zou in Mesopolamië misschien echter de groote druk, dien de Turken daar op de Engfelseh© expeditie-troepen weten uit te oefenen, wel Verminderd worden. Geen wonder dus, da.t Albion reeds juicht en met blijde verwachting der Russen vorderingen gadeslaat. Op het Westerfront wordt nog met af wisselend succes gesheden. Van entente-zijde schijnt men het noo- dig te achten den indruk, dien de Duit sche activiteit in de laatste dagen op het Westelijk front gemaakt mocht hebben, zooveel mogelijk te verkleinen en weig Nadat dit geschreven was, kwam bericht dat Erzeroem gevallen is. Zie Korte Oorlogs berichten. er moer dan de helft. Ook trof men plaatselijke grootheden aan onder degenen, die dezen dag belijdenis wilden afleggen van hun geloof in Christus. Daar waren de president der Nationale Bank en een der bureauchefsdaar waren groothan delaars, twee dokters en menige dame uit de uitgaande wereld. Ook waren er talrijke studenten van het Wellington Col lege met twee hunner hoogleerarcm, zoo mede tal van boeren uit den omtrek met hunne vrouwen. Natuurlijk bestond do meerderheid uit „gewone menschen" want, zooals Lincoln placht te zeggen: „God heeft meer gewone mmschen ge schapen dan van elke andere soort." En al' waren er zelfs van uiteenlóopende na tionaliteit, aller antwoord op Rutledge's Vraag: Neemt gij Jezus Christus aan als uw Heiland en Heer? was toch eenslui dend. Het was een ontroerend oogenblik, toen aan het einde van den dienst de ontzaglijke menigte opstond en den jubel Van het lied der verlossing inzette: „Waar is1 een vreugd, een kalmt' een heil," enz. Voor den ouden Maxkley was het een kwade dag. Toen zijn dochter opgetogen te nemen, een bewijs, 'dat men dien in druk toch wel schijnt te Vreezen. De Vertegenwoordiger van de Engel- sche pers in het Fransche hoofdkwartier spreekt van kleine Pyrrhus-overwinningjen en een officieus Fransch .bericht zaagt, dat de Franschen, als ze wilden, dezeHfid© operaties konden ondernemen en dezeïfiie successen konden behalen. Een rechtvaardige waardeering van het optreden van den tegenstander is dit niet. I. 1 Zeker, Germania kan niet op groote prestaties bogen, doch 'tgaat niet aan om nu de Waarde wan elk optreden te onderschatten. 0e toekomst van België. Maandag brachten de gezanten ra» Frankrijk, Groot-Baitarmjë en Rusland hij den koning der Belgen een bezoek aan. het Belgische ministerie van buitenland- slche zaken te St. Adresse. Prins Kónd a cheff, namens zijne collega het Woord voerende, richtte zich in de volgende termen tot den minister van buitenland - sche zaken De Verbonden mogendheden, ondeartee- kenaarsi der verdragen, waarbij do onaf hankelijkheid en de neutraliteit Vian Bel gië Werden gewaarborgd, besloten heden door een plechtige daad de Verplichtingen, die zij jegens uw land op zich namen, te hernieuwen. Daarom hebben wij, gezanten van Fran krijk, Groot-Biitanniö en Rusland, door onze regeeringen gemachtigd, de eer de volgende verklaringen af te leggen De Verbonden waarborgende mogend heden verklaren dat ter zijner tijd de Belgische regeering zal worden geroepen om deel te nemen aan de vredesonderhan delingen en dat zij de vijandelijkheden niet zullen beëindigen, alvorens België hersteld is in zijne politieke en econo mische onaihankeiijkheid en ruimschoots schadeloos gesteld voor de geleden schade. Zij zullen hun hulp schenken aan België om zijn commercieel en financieel her stel te verzekeren. Daarna zeiden de gezant van Italië en de Vertegenwoordigers der Japaasche regeering, dat hunne landen niet bij de mogendheden Waren, die de onafhanke lijkheid en neutraliteit van België hadden gewaarborgd, doch dat zijl geen erikfel be zwaar hadden, dat deze verklaring werd afgelegd namens de Verbondenen. „Avanti, signor capitano i" Het „Berl. Tagehl." bevat het volgende dramatisch verhaal van het oorlogsterrein, op het Doherdo-plateau In de Voorste stellingen die soms niet meer dan veertig pas van elkaar liggen, valt dagen lang geen geweerschot. Voort durende mislukkingen demoraliseeren zelfs de dapperste troepen en men merkt het aan de discipline der Italianen. Een tref fend bewijs daarvan beleefde ik gisteren hij onze stellingen op de steengroeve- hoogte. Uit de op veertig pas afstand liggende Italiaansche loopgraven Mionk omstreeks do schemering plotseling' gen luid av a n t i-commando, dat de man schappen .tot den storm moest aanzetten. De onzen grepen naar de geweren. „Avanti! A van ti!" hoorde men weer van de gverzijde, maar doodsche stilte volgde op het geroep. „Avanti! Avan ti!" voor de derde maal dezelfde stem, die echter zonder echo bleef. Ademloos lagen de onzen op de loer. Van de,over zijde klonk nu een andere stem, diep en beslist: „Avanti, signor capita- thuis was gekomen en men zich aa« tafel gezet had, was er voor de nieuwe toegetreden leden geen ander Woord dan: „een mooie gelegenheid om 'aan de 'kerk te komen. Kijk maai' naar Steen, dien dronken Vagebond."' „Hij was een dronken vagebo&d," zei Marie, zich zooveel mogelijk1 bedwin gende, „maar nu is hij onze 'broeder in Christus." „Nou, een mooie broeder!" was: het eenige bescheid, dat de oude dwarsdrij ver te geven had. Maar behalve deze donkere plek Was er alom *.i! n de ^gemeente blijde, gewijde vreugde en voor Rutledge braken wieken van hooge bezieling aan, waarin het preekten hem als een Pinksterlied was. Toen diaken Stanford een dier dagjen bij hem op bezoek was na een avondpmk. zei hij: „Maar dominé, u moet toch voorzich tig wezen, want de spanning zou u ook te machtig kunnen worden. Geen predi kant in heel Iowa heeft zooveel geoogst ajs u in één jaar tijds." (W.ordt vervolgd 1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1916 | | pagina 1