No. 88
Donderdag 13 Januari 1916
30e Jaargang
De Groote Oorlog»
Schiermonnikoog.
Uit de Pers.
Uitgave va*
Kaaatl. Venn. LUCTOR BT BMBftG®
gevestigd te G*es.
M«»fdbureau te G*es:
LAKSE VORSTSTRAAT 2t9.
Sureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHÜIJ - L. BURG,
JDrukkers:
©oaterfeaan Le Cotmre - Soes.
Ontvangen voor de Chv. School van
,1. de .1. fl. Met hot vorige bedrag te
zaam 12.
Wat Br. Visseher van onze partij zegt.
ft* de Maassluisóhe Boekhandel en
Drukkerij te Maasluis is verschenen N a
Eer en Staat (een woord naar aan
leiding ran Leider en Leiding in de Anti
revolutionaire Partij door mr. A. Anema
dr. II. Bavinck, mr. P. A. Diepenhorst,
mr. Th. Heemskerk en mr. S. de Vries
Cz.) „door dr. H. Visseher, hoog-
leeraar in de wijsbegeerte ran den gods
dienst en de redekunde aan de univer
siteit te Utrecht.
Wat don leider betreft, zoo wenscht
sehr. zijn politieke feilen en persoonlijke
gebreken niet te verbloemen, maar het
oordeel, dat hij over het optreden en
de faeteekenis der vijf hoeren velt, in het
bijzonder over de periode van het ministe
rie Heemskerk en „De Rotterdammer'
is scherp.
In het eerste hoofdstuk lezen wij om.:
„ladien dan in het partijleven en de
partijtteven zooveel hinderde en zooveel
is dat niet naar eisch van de broederlijke
liefde kan zijn, was het dan geene roe
ping geweest om nog wat anders te doen
dan medewerken aan de apotheose van
den leider op den partijdag? Was het
dan geen roeping geweest om aan dr.
Kuyper de waarheid en de gerechtigheid
voor te houden?
Hel. was niet him plicht om als „door
eene toevallige omstandigheid" samenge
komen Amsterdamsch gezelschapje noode-
loos den smaad over dr. Kuyper's hoofd
te vermeerderen door publiciteit te ge
ven aan wat allereerst een zaak van intern
partijbelang is. Eerst wanneer le vergeefs
bij dr. Kuyper was aangedrongen op be
tering en verandering van hetgeen be
teringen verandering behoefde, eerst wan
neer te vergeefs op de Partij zelve een
beroep was gedaan, eerst dan zou de
weg der publicatie hebben opengestaan.
Maar die weg zou zeker niet gevolgd
hebben kunnen worden zonder dat ook
de hoeren zeiven hun „peceavi" hadden
moeten uitspreken".
Sn het tweede hoofdstuk bespreekt prof.
Visseher het optreden van het ministerie
Heemskerk en de daarover tusschen de
zen en dr. Kuyper ontstane vervreem
ding.
„Behalve de verzekeringswetten is er
ran groote legislatieve vruchten weinig
sprake en in hoeverre die nog principieel
Antirevolutionair zijn, zal ik hier buiten
beschouwing laten, zoo ook de vraag,
of het alle sappiige vruchten zijn.
Zonder de betrekkelijke waarde dezer
wetten te onderschatten, meen ik toch
niet al te zeer te dwalen, als ik de
bewering uit, dat een verstandig liberaal
minister, geen doctrinair, maar een man
als b.v. Cort v. d. Linden, de meesten
dezer ontwerpen had kunnen indienen.
In de meesben dézer ontwerpen treedt het
specifiek Antirevolutionaire beginsel wei
nig of niet op den voorgrond. Onder een
liberaal ministerie zijn ook wel subsidies
verleend aan het Christelijk onderwijs.
Stel u voor: dé 'Antirevolutionaire Mr.
Heemskerk, de volgeling van Groen, die
over 60 stemmen beschikte, aan wien
de wet had opgedragen het probleem der
Theol. Faculteit te regelen en die bet
"nalaat, die de roeping van zich werpt,
die hem als van Godswege voor den
voet is gelegd en die het Nederlandsche
volk laat zitten met dit nog altijd voort-
kankerend zeer, dat alle politieke actie
reeds sinds vele tientallen van jaren heeft
vergiftigd
Het is de waarheid, dat de malaise,
de onverschilligheid veel dieper heeft in
gevreten dan de heeren beseffen. En dat
w ni®1:. beseften, zooals uit hunne
brochure blijkt, toont, dat tot op dit oogen-
nuüi 008 omneveld is, dat het
:iog altijd „toevalligheden" zijn, waaruit
en w&arbrj zij politiek leven. Maar wie
leider wil wezen op politiek gebied en
(te verantwoordelijkheid wil dragen die
kan zonder politiek inzicht, zonder po
litieke berekening niet. Wje zonder com-
pas in zee gaat, die brengt ernstige schade
toe aan de Partij, die hij beweer te die
nen.
Daarom,' wat mij in de brochure der
heeren het pijnlijkst, heeft getroffen, dat
is bet ontbreken van alle spoor, dat wijst
op eenig bewustzijn van toch niet beant
woord te hebben aan de verwachtingen,
die de Antirevolutionaire Partij met recht
heeft mogen koesteren.
Leider of lijder is de titel van het
volgende hoofdstuk. Schr. schetst daarin
o.m. de gevolgen van de vervreemding
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.,
Abonnementsprijs
Per 3 maanden £r. p. post
Losse nummers
fl 5#
_0 9v
Prijs der Advertentiën
15 regels f 0.50, iedere regel meer 19 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarde*.
Familieberichten van 1—10 regels ƒ4.
iedere regel meer 10 ct.
eaEaaaraaasBBBsaisiiaïEa
s^iitiKas^eeBacsitóitóBf.'aBorjK'ZMce
tusschen hel ministerie-Heemskerk en dr.
Kuyper.
„Dr. Kuyper zelve werkte de. dreigen
de moeilijkheid in de hand. Om de teu
gels in handen te houden maakte hij,
ik zeg niet bewust, maar dan toch in
stinctief hoe langer hoe minder gebruik
van de intellectueele krachten der Partij.
De Antirevolutionaire Kamerclub daalde
zelfs op een peil, dat hein in staat steldo
het zwaartepunt der partij-politiek te ver
leggen naar de Eerste Kamer, waar hij
zelf zitting heeft verkregen.
Gezond schijnt mij deze gang der za
ken niet, strijdig met de structuur van
ons politiek leven. Maar wat met betrek
king tot het probleem, dat ons bezig
houdt, nog bovendien eene schaduwzijde
bleek, dat was het verschijnsel, dat hoe
langer hoe meer ongebruikte intellecitueeio
krachten in ontevreden stemming verkee-
ren gingen".
Over het oppositiegesehrift schrijft prof,
Visseher dan ten'slotte:
„Maar bovendien, het is duidelijk, dat
de leiding aan Kuyper's hand ontglipt
was sinds 1907. Hij was slechts leider
in naam. De feitelijke leiding, niet van
de Partij, maar van de zaken was in
de hand der heeren. En ik heb van him
heimwee naar die door en door eerlijke
politiek niets bemerkt. Ik heb gedacht,
dat die gedreven werd, dat die altijd
gedreven werd door onze Partij. Maar
misschien ziet de klacht op wat aan
1907 voorafgaat. Doch dan komt de op
merking zeer laat. Als de weg der eer
lijkheid door de leiding verlaten werd,
dan was alarm blazen onafwijsbare Chris
tenplicht en mocht niet gezwegen, voor
dat recht was geschied.
Nu stellen de heeren voor zekere rege
lingen te treffen in zake de leiding. Naar
mijne meening is dal voorstel veel te
laat of veel te vroeg ingediend. Veel
te laat, omdat de behoefte aan betere
verhoudingen zich reeds vele tientallen
van jaren deed gevoelen. Veel te vroeg,
omdat het nu beter was geweest te wach
ten tot dr. Kuyper, of vrijwillig wegens
hoogen leeftijd zich had teruggetrokken,
of tot God hem opriep van zijne taak.
Ik stel mij voor, dat dr. Kuyper min
zaam alle voorstellen der heeren zou kun
nen aannemen, maar ook, omdat hem
letterlijk deze dingen zijn „afgeperst",
aan zich zei ven verplicht is afscheid te
nemen. Dan zullen de heeren voor de
taak staan de leiding te aanvaarden. Mis
schien is dat, zoo niet aller dan toch
sommiger wensch. Maar leider zonder het
vertrouwen der geleiden schijnt mij al
zeer bezwaarlijk".
Prof. Visseher spreekt verdei-over de Vrije
Universiteit, die naar hij verondersteLt
door dr. Kuyper het. voornaamste en ge
wichtigste deel van zijn levenswerk wordt
geacht. Hij zet uiteen, waarom z.i. de
Vrije Universiteit voor de geestelijke ont
wikkeling van ons volk geen factor van
beleekenis is, „zelfs niet voor het Gere
formeerde volksdeel".
„Om eene universiteit in stand te hou
den is veel meer dan financiën, een re
servoir van geestelijke krachten .onmis
baar. Zulk een ondergrond ontbreekt. Er
is geen geestelijke bodem groot genoeg
dan dat een Gereformeerde Universiteit
er voldoende geestelijke levenssappen uit
zou kunnen betrekken. Over de oorza
ken daarvan zal ik niet uitweiden, maar
tastbaar is, dat de Vrije Universiteit niet
tot opbloei kon kennen.
Daarbij komt nu nog bovendien dat
onder de groep, die er nog is, een geeste
lijke ebbe te bespeuren valt. In en onder
de Gereformeerde beweging is sinds lang
niet meer de schoone geestdrift des be
ginsels waar te nemen....
Het is de geestelijke inzinking in de
Gereformeerde groepen, die de geestelijke
bestaansvoorwaarden der Vrije Universi
teit ten ©enenmale bedreigt en heel de
Gereformeerde actie.
Allereerst is de Gereformeerde groep
in al die jaren van haar bestaan niet
bij machte geweest de mannen te leve
ren, die noodig zijn om eene Universiteit
ook maar even te bezetten. Want daar
voor is meer noodig dan een aantal man
nen, die tot eten bepaalde kerk of een
bepaalde richting behooren, daarvoor is
ook nog meer noodig dan een aantal
Dekwame mannen, maar daarvoor £ijn
onmisbaar een vrij groot aantal weten
schappelijke Gereformeerde mannen, die
het Gereformeerd beginsel zoo diep heb
ben ingeleefd, dat heel hunne visie op
het wereldproces er door bezield en ge
dragen wordt.
Een Protestantsche universiteit, hoe ide
aal ook in de conceptie, hoezeer ook
een getuigenis voor de genialiteit van
haren schepper, schijnt mij practisch on
uitvoerbaar, altijd wanneer men zich niet
met een schijn wil tevreden stellen. Het
is niet mogelijk de geesten te binden,
terwijl de ideale eenheid, die er voor
noodig is, ontbreekt. Het doctoraat in de
wetenschappen laat zich niet meer bin
den aan eene confessie. Er is op Pro-
testantsch terrein geen enkele waarborg,
dat in onzen tijd een jonge man, die zijn
doctorsbul verworven heeft, blijft wat hij
is, vooral niet als hij eerst na dien tijd
met de geestelijke stroomingen onzer da
gen fin eigen, levend contact komt".
Zoo is schr. van oordeel, dat de be-
teekenis van de Vrije Universiteit voor
de ontwikkeling yan de Ant.-Rev. .Partij
niet alleen veel kleiner is dan hetgeen
dr. Kuyper zich daarvan voorstelt, maar
zij misschien zelfs blijken kon eer schade
lijk dan voordeelig te zijn voor den ge
zonden groei der Gereformeerde wereld
en levensbeschouwing.
Prof. Visseher zet dan uiteen, waar
om hij meent, dat er bij de Geréformeerde
beweging in breoden kring vérloop is te
bespeuren. „Het is in confesso", zegt hij,
„dat zij niet Sloencenit, speciaal neemt
zij niet toe in de groepen, die van do
Herv. Kerk gescheiden zijn en waai- drijf
kracht was, die aanstekelijk werkte".
„De Antirevolutionaire, partij 'kwam op
uit den druk 'door het liberalisme ge
legd op het volk, dat leven en zijn kinde
ren opvoeden wilde in gehoorzaamheid
aan God en zijn Woord.
Welnu, als eenmaal de linkerzijde alle
consequenties van den modernen cultuur-
staat zal aanvaard hebben met alle echte
geestelijke vrijheid, die hij in Zich ver
vat; als de linkerzijde eerlijk zal erken
nen, dat de moderne staat geene roe
ping heeft om met zijne machtsmiddelen
in te grijpen in de geestelijke ontwikkeling
des volks en zijn cultuur! aak heeft te ver
richten zonder aan het geestelijk leven
der natie geweld aan te doen en dus
slechts te zorgen heeft, dat allen, die
niet den staat zeiven bedreigen gelijke
rechten genieten; als de linkerzijde aan
vaard heeft de volle Vrijheid niet alleen
in theorie, maar ook aan allen dezelfde
rechten waarborgt op het gebied van de re
ligie in zake onderwijs en kerk
ja dan geloof ik, dat de hedendaagsche
Antirevolutionaire Partij hare functie in
zooverre heeft gehad, dat zij een an
dere taak zal verkrijgen.
De gang der geschiedenis schijnt mij
echter nog niet zoover gevorderd, dat
de ware geestelijke vrijheid reeds kan
worden ingewacht.
Nog is het onderwijsvraagstuk niet op
gelost, al schijnt het, dat 'het einde, van
dien strijd nadert. Maar dan staat daar
achter onmiddellijk het probleem der kerk,
dat met de schoolkwestie ten innigste ver
want is".
Obstructie
Om te bewaren is onderstaande dat wij
knippen uit Het Centrum:
Aan den kant der vrijzinnigen en so
ciaal-democraten schijnt belustheid te be
staan, om de rechterzijde in de Tweede
Kamer obstructionisme aan te wrijven.
Reeds had de heer Van der Voort van
Zijp, die den vorigen dag wegens het
zeer late middaguur, terwijl ook een
avondvergadering zou worden gehouden
het voorstel had gedaan tot verda
ging der beraadslagingen over de Ma-
rinebegrooting, zich op 16 December 1.1.
openlijk te verdedigen tegen een beschul
diging te dier zake van den heer Mer
chant. En herhaaldelijk vielen tijdens de
Begrootingsdisoussies onder redevoeringen
van rechtsche leden ter linkerzijde uitin
gen van een rumoeriger geest waar te
nemen, welke blijkbaar den indruk moes
ten vestigen, dat het met die rechtsche
veelpraterij nu maai eens uit moest zijn.
Hoe is evenwel de werkelijkheid
Waarheid is, dat het aan de beschei
denheid en de zelfbeperking der Rech
terzijde te danken is, dat de Tweede Ka
mer vóór Nieuwjaar met haar Begroo-
tingsarbeid is gereed gekomen.
Welke bewering we met onweerlegbare
cijfers zullen bewijzen.
Tijdens de Begrootingsdisoussies werd
het woord gevoerd door 17 leden van
de 21 man sterke groep der Unie-libe
ralen de heer Borgesius, de Kamer
voorzitter laten we natuurlijk buiten onze
berekeningen welke 17 leden in 87
(redevoeringen 182 kolommen der Hande
lingen volpraatten.
Van de 15 sociaal-democraten voerden
er 14 het woord de heer Troelstra
was steeds door ziekte afwezig fe
114 redevoeringen, die 281 kolommen der
Handelingen vullen.
Van de 10 vrij liberalen zweeg er slechts
één geheel. De 9, die spraken, vorder
den in 39 redevoeringen 911/2 kolom van
de Handelingen.
De 7 Vrijzinnig-Democraten spraken al
len, en wel in totaal 33 maal, daarmede
88 Handelingen-kolommen vullende.
Zoodat van de 53 linksche leden er 47
te zamen 273 maal het woord voerden
en met hun- redevoeringen 642i/2 kolom
der Handelingen in beslag namen.
Daarnaast staan de volgende cijfers voor
de drie rechtsche fracties.
Van de 24 katholièke leden jhr. O.
van Nispen tot Sevenaer deed reeds op
29 November mededeeling van zijn ontslag
als Kamerlid, zoodat we van de 25 katho
lieke zetels er 1 buiten rekening laten
voerden er 21 te zamen 94 maal het
woord ter vulling van 2051 kolom Han
delingen.
De 9 anti-revolutionairen, die van hun
11 leden sterke fractie zich te zamen
76 maal deden hooren, vroegen 162 ko
lommen.
Terwijl van de 10 Christelijfc-Histori-
schen 5 leden met 39 redevoeringen 77
kolommen vol maakten. Zoodat van de
45 rechtsche leden er 35 tezamen 209
redevoeringen hielden tot, een gezamen
lijke lengte van 444V2 kolom.
Hoe men deze gegevens nu wende o£
keere, steeds blijkt, dat. do veelpraterij
ter Linkerzijde huist: Van de Rechtsche
leden voerden ruim 771/» pet. hel woord
van de Linksche ruim 88V2 pet.
De Rechterzijde vorderde gemiddeld per
lid nog geen 10 „kolommen der Handelin
gen, de Linkerzijde vroeg er per lid meer
dan 12.
Gerekend naar de door de 45 leden
der Rechterzijde gevorderde ruimte
1 (444V2 kolom), zou de 53 man sterke
Linkerzijde recht hebben op 53/45 maal
4441/2 kolom is 523V2 kolom. Zij vorder
de er evenwel 6421/2.
En dan rekenen we nog niet eens met
het feit, dat de Rechterzijde, als minder
heid, als oppositie, feitelijk recht heeft op
meer spreekruimte dan de Regeeriugspar-
tijten, daar de oppositie-partijen nit den
aard der zaak de meeste aanleiding heb
ben tot critiek tegen over do Regeering
en de partijen,, waarop deze steunt of
wier program deze zich ter verwezenlijking
voorstelt.
We meenden goed te doen deze cijfers
en de daaruit te trekken conclusie, dat
het aan de houding der Rechterzijde is
te danken, dat de Tweede Kamer vóór
Nieuwjaar de Begrooting kon afhandelen,
nu reeds vast te leggen.
Aan obstructie ter Rechterzijde kan
zelfs met den kwaadsten wil ter wereld
niet worden gedacht. En als de Linker
zijde, hetzij jom de aandacht af te leiden
van haar eigen obstructie en het laatste
jaar van het Ministerie-Heemskerk, het
zij om een zondebok te vinden, ingeval
het spaak loopt met den tijd voor de
behandeling der groote wetsontwerpen,
welke op het menu staan, de Rechterzijde
van opzettelijke vertraging der werkzaam
heden mocht willen beschuldigen, dan zal
zij nooit of te nimmer zich kunnen be
roepen op de behandeling dei' Staatsbe-
grooting voor 1916.
De Ford expeditie.
In een artikeltje over de Ford-expe
ditie istchrijft „Het Huisgezin" o. a.
Indien de oorlogvoerenden bemiddeling
aanvaarden, zal1 deze van een andere zij
de moeten worden aangeboden dan door
een expeditie uit Amerika.
Stelt de expeditie zich met minder te
vreden en beoogt zij alleen propaganda
voor de vredesidee, dan verricht zij over
bodig werk, vermits in de neutrale landen
geen oorlogzuchtige stemming te bestrij
den en geen propaganda voor den vrede
meer te maken is: daar heeft, indien het
nog noodig, was, de huidige oorlog vol
doende voor gezorgd.
De Amerikaansche expeditie had dus
thuis kunnen blijven.
Zij zal' het, al zal niemand het zeg
gen, wel' kuinnen gewaarworden aan de
koele hoffelijkheid, waarmee zSji wordt be
jegend, en de afwezigheid van alle offi-
cieele en verantwoordelijke persoonlijkhe
den.
Beknopt overzicht van den toestand.
Nog een enkel woord over de door de
Hongaren behaalde zege op den Balkan.
Verplaatsen we ons in den geest naar
het Karstgebergte. Daar verrijst dja Lov-
oen, een der hoogste toppen als" een
een muur uit zee omhoog.
Op den top, 1795 M. boven den zeespie
gel gelegen, was een der sterkste stellingen
van het land der Zwarte bergen aange
legd.
Verder vindt men er de stad Berani,
welke vroeger tot den Sandsjak Noviba-
zar behoorde, doch sedert den Balkan
oorlog door de Montenegrijhen Jvezet en
bij l/rna Gora ingelijfd. Het ligt aan den
weg, die over Cettinje naar Niksjitsj loopt.
In de l'aatste dagen teekende zich daar,
te oordeelen reeds naar hetgeen de spaar
zame Montenegrijnsche communiqué's me-
dedeel'en, een komende activiteit, van de
Oostenrijksche troepen af. Na een korte
tusschenpooze van enkele weken, waar
in het offensief tegen de Montenegrijnen
niet noemenswaardig vorderde, werd aaek
frissche en versterkte krachten, een uieu-
wo aanvallende beweging begonnen e*
het effect daarvan openbaart zich nu ui d*
twee gemelde feiten: de bezetting ra*
Berani en de verovering van den Lorre*.
Door de bezetting van deze beide put*
ten is de bezetting van Montenegro door de
Oostenrijksch-Hongaarsche legers bijo».
voltooid.
I11 het bergachtige binnenland kunne*
nog eenige Montenegrijinsche afdeel'inge*
zich verzamelen en door guerilla de Oos
tenrijkers afbreuk doen, hel meerendeel
der Montenegrijnsche troepen en der naar
Montengro uitgeweken Servische léger
macht trok terug' op Niksjitsj, dat i»
staat van verdediging werd gebruikt.
Men heeft bij het beoordeélen van de*
toestand, hier echter ook rekening te hou
den met geweldige terrein-moeilijkheden,
die haar belemmerendon invloed op de
voortzetting van de' Óostcnrijksche opera.-
ties uitoefenen en daardoor een gunstige*
factor tenminste nog vormen voor de
positie van do Montenegrijnen, welke ia
andere omstandigheden als uiterst kri
tiek reeds zou moeten gelden.
Niettemin is Cettinje, de hoofdstad, 1*
een gevaarlijke positie gekomen, eai is
de val van deze stad niet meer te voor
komen.
Op het Wicsterfront blijft de actie tot
artillerie-duels beperkt
Terwijl meer dan een maand lang de
artillerie een geweldige bedrijvigheid aart
den dag legde, is de infanterie behoudens
plaatselijke uitzonderingen, werkloos. Het
regent dag en nacht in de koude stel -
lingen.
Uit het gisteren door ons opgenomen
schetsje „Een dag in gaten" is den lezer
voldoende gebleken, hoe de infanterie leeft
en lijdt, ook al heet het, dat de verzor
ging der soldaten niets te wetischen over
laat.
Hier en daar wordt een verwoede aa» -
val ondernomen, doch de resultaten beant
woorden niet aan de gebrachte offer».
Voor een vierkanten meter grond moet
een hooge prijs betaald wordenveel
mensclien bloed.
Het is merkwaardig de verschillende
oordeelten te overzien, van politici uit
verschillende landen, over de wijze waar
op ten slotte aan den oorlog een einde
zal moeten komen, merkt de Handelsblad
overzichtschrijver op, en hij citeert en
kele uitspraken. De Engelsche minister
van handel, llunciman, heeft uiteengezet,
dat de vergrooting van het Engelsche
leger volstrekt onnoodig is, daar Dudtsch-
land door den economischen strijd moet
worden ten onder gebracht, niet op het
slagveld.
De Temps" heeft nog eens weer uit
eengezet, voor de zooveelste maal, naar
aanleiding van de ontruiming van Golli-
poli door de geallieerden, dat dit alles
onbetoekenend en hijzaak is, wijl de strijd
in Frankrijk de beslissing moet brengen.
Daarentegen zegt de „Information", dat
daarvan geen sprake kan zijn:
„In Frankrijk beltetten de modder en
het water iedere belangrijke offensieve
beweging. Zij zijn het vooral, die onze
soldaten met moed bestrijden, nu zqji door
onvergeeflïjke langzaamheid en onbegrij
pelijke dwalingen daarin zijn vastgeraakt.
„Maar de eigenlijke beslissende slag zal
bij Saloniki moeten worden geslagen
Bij al1 deze verschillende opvattingen
moet de buitenstaander de kluts wel kwijt
raken.
Is du Duna in den winter over te trekken
Decorrespondent van de „Nowoje Vrern-
ja" schrijft het volgende over de vraag
of de bevroren Duna over te trekken is.
Sommige burgers en zelfs militairen
hebben de vrees geuit dat de Duitschers
gebruik zouden trachten te maken van
de hevige koude, welke op het noordelijke
front heerseht, om over het ijs de Duna
over te trekken. Hier aan hei front lacht
men om die vrees. Het is voldoende eens
even het schouwspel aan te zien, dal:
de groote rivier biedt of, nog, beter, een
uiterst gevaarlijk tochtje te maken naar
het eiland Dahlen, om de zekerheid te
krijgen, dat de bevroren Duna onmogelijk
over te trekken is.
De sterke stroom stuwt tusschen beide
oevers monsterachtig hooge ijsbergen
voort, welke elkaar in chaotische verwar
ring opvolgen. Thans reeds vormen zrich
overal kloven en spleten, waartusscheo
de schuimende golven woeden. De sneeuw,
welke in de laatste weken in overvloed
gevallen is, overdekt de gaten met een
witte laag. De dood bedreigt daar een
ieder, die zich op het gevaarlijke ijsop
pervlak zou wagen. Een bui ten ge wood
hevige vorst slechts zou het geheel tot
een ©enigszins betrouwbare massa aan
een ifaunnen smeden. En zelfs dan nog
zou de overgang over de rivier vol ge
varen zijn.