Maandag 29 November 1915 30e Jaargang
No, 51
Uit d@ Pers.
De Greofe Oorlog»
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes;
kAö JE VORSTSTRAAT 219=
Bureau te Middelburgï
FIRMA F. P. D H li IJ - L. BUR«0
Drukkers:
Oosierbaan Le Cointre - Goes.
gMlHB lliL—m—ill» I I i
Leider en leiding in de A. R. Partij.
Onder dezen titel is een brochure ver
schenen bij W. ten Have te Amsterdam.
*«wi de heeren mr. A. Anema, dr. H.
Bavinck, mr. P. A. Diepenhorst, mr. Th.
Heemskerk en mr. S. de Vries Czn.
Uit „Het Handelsblad", dat enkele pa
gina's uit deze brochure overneemt, knip
pen we het volgende, gelijk vanzelf spreekt
met de bedoeling later nader op den
inhoud van een en ander terug te 'komen
•De brochure geeft eerst een „inleiding",
behandelt dan den inhoud der „Starren-
triteen", en geeft eindelijk „Considera
tie on advies, t.w. „Opmerkingen", „Be
denkingen", „Eenheid en vrijheid" en „Re
organisatie"
Allereerst, verklaren de schrijvers dan,
dal na het verschijnen der „Starren-
tritsen" zwijgen schuld zou worden.
....Het is voor de leden dei- Anti-revolu
tionaire partij plicht, om aandachtig te
luisteren naar wat hun Leider té zeg
gen heeft. Wij zijn dat al aan hem ver
schuldigd, omdat zijn inzicht zoo dik
werf door diepte en klaarheid uitmunt
en Zijn machtig woord over zulk een
enormen invloed beschikt.
-Nu weten wij wel, dat de uitnoodiging
van dr. Kuyper bepaaldelijk rust op de
onderstelling, dat er zekere groep in onzo
partij is, die blijkbaar tegen zijn optreden
als leider allerlei grief heeft. Maar deze
onderstelling laten wij geheel voor zijne
rekening. Ons is van zulk eene „groep"
niets bekend. Wij bchooren er in elk
geval niet toe en vvenscheü er ook niet
toe te behooren.
Bij eene reorganisatie is echter niet
alleen het persoonlijk belang van den
Leider, maar het belang van heel de
partij en van ieder barer leden betrok
ken. En daarom moet er volkomen vrij
heid bestaan, om ten deze openhartig
zijne meening te zeggen, en met anderen
in broederlijken geest v an gedachten te
wisselen.
Nu zijn velen wel van oordeel, dat
zulk een openhartig spreken niets geeft,
want, als er straks eene Deputaten-ver-
gadering samenkomt, wordt de motie van
Vertrouwen, door dr. Kuyper gevraagd,
toch met donderend applaus aangenomen
en de Leider weer met algemeene stem
men voor jaren herkozen.
.Maar wij betwijfelen, of zulk een ap
plaus beantwoordt aan den' ernst, waar
mede de quaestie van vertrouwen thans
is gesteld.
Na verzekerd te hebben, dat de schrij
vers door een toevallige omstandigheid;
bijeengebracht werden en schier vanzelf
tot een bespreking kwamen van den. toe
stand der A.-R. partij, verhalen zij ter
opfrissching van hef, geheugen een en
ander uit de geschiedenis van na 1905,
zooals zij die dr. Kuyper navertellen.
De aan mr. Heemskerk toegedichte be
doeling, dat hij rnet de crisis in '1907
den leidei' der partij op zijde wilde drin
gen, valt geheel buiten het geding.
Natuurlijk kan men dan toch nog wel
bezwaar blijven koestereu tegen het ont
staan der crisis in 1907 en het feit als
zoodanig blijven betreuren. „Doen en be
doelen worden door den -loop der din
gen zoo vaak twee".
Doch ten eerste' erkent Dr. Kuyper zelf,
dat, ook al had de heer Heemskerk 'in
1907 zich geroepen gevoeld, om eeue. cri
sis uit .te lokken, dit feit op zichzelf
in niets zijn eer of bedoelen zou hebben
aangetast. En ten andere mag Dr. Kuy
per niet vergeten, dat de crisis in 1907
niet of anders slechts onder zijne leiding
Zou zijn ingetreden, indien hij had kun-
nen goedvinden, om na 1905 wederom
een zetel in de Tweede Kamer in te ne
men, die hem herhaalde malen aangebo
den werd. Over de redenen, die hem
tot weigering bewogen hebben, kunnen
en mogen wij geen oordeel vellen. Maar
net feit ligt er toch toe, dat diij zich
"Skeer in de Kamer, gelijk nu !van
achteren blijkt, veel verdriet zou hebben
bespaard.
De groep van afwijkende broederen, die
op scheuring aansturen, bestaat naar ons
wesle weten alleen in de verbeelding van
Kuyper. Op gevaar af zelfs, dat wij
naar het woord in de voorrede ophou
den mee te tellen, wijl wij het gevaar
met eien, dat ieder onzer ziet, wagen
wjf het uit te spreken, dat wij 'van de
groote politieke ellende, het politieke dé'
aastre, de desorganisatie onzer partij, vóór
de driestarren zoo goed als niets hadden
bespeurd. Daar bestaat wel eene malaise
in. onze partij, waarover wij later iets
hopen te zeggen, maar deze is ran an
deren en ook van ernstiger aard dan
die, waar Dr. Kuyper op wijst.
Want het is zeer opmerkelijk, dat al
de beschuldigingen, tegen het Ministerie
en bepaaldelijk tegen den persoon van
Mr. Heemskerk ingebracht, betrekking heb
ben op miskenning van de organisatie der
Antirevolutionaire partij, en geen van alle
gericht zijn tegen 'de beginselen, waar-
naai' dat Kabinet heeft geregeerd, noch
ook tegen de wetten, die onder dat ''Mi
nisterie tot stand zijn gekomen. Tegen de
uitbreiding der armenzorg, de regeling
van het kiesrecht in de revisie der ''Grond
wet, den duurtetoeslag, de voorwaarde
lijke veroordeeling, de verzekeringswetten,
het bouwwetteke, de subsidieeiing van
het bijzondei' Middelbaar onderwijs enz.
wordt geen enkele bedenking ingebracht.
Zij schijnen dus, ook naar de gedachte
van Dr. Kuyper, een oogst van goede
vrachten te vormen, die dan toch ook
niet zoo bijzonder gering mag heeten.
....Na vele aanklachten komt heel de
strijd tegen mr. Heemskerk ten slotte hier
op neer, of door hem in 1907 wel kame
raadschappelijk jegens den leider is te
werk gegaan.
Het leiderschap.
lloe moet het leiderschap opgevat wor
den? Wat aan begripsbepaling ontbreekt,
heet het in de brochure, wordt verdui
delijkt dooi' de wijze, waarop dr. Kuyper
het leiderschap toepast, i
Er is veël materiaal, waaruit wij kun
nen te weten komen, hoe dr. Kuyper
het leiderschap opvat. Want welke beje
gening hebben zich allerlei personen uit
onzen kring niet moeten laten welgeval
len! Wij laten mannen buiten onze partij
onvermeld, ook gaan we niet ver in 'het
verleden terug, en het lust ons evenmin,
om van de bejegening van al die per
sonen uitvoerig verslag te doen. Wij bren-,
gen alleen in herinnering, de namen van
de heeren Heemskerk, De Waal Malefijt,
Talma, Van der Voort van Zijp, Vaii'der
Molen, Rutgers, Smeenk, Vonkenberg, en
feilen voorts slechts, één voorbeeld aan,
niet omdat dit het belangrijkst, maar wel
het meest tekenende is, dat van ds.' Koffy-
berg.
Dit voorbeeld is buitengewoon leerrijk
en doet vóór alle andere deze vraag op
komen, „of zulk een behandeling nu Chris
telijk is, gelijk die onder brpederen past.
Maar deze vraag stellen wij terzijde, om
dat zij hier in het verband wijken moet
voor deze andere: sluit het Antirevolu
tionaire leiderschap het recht en de be
voegdheid in, om leden der partij', die
op de meest bescheiden wijze in een
zaak, welke zelfs geheel buiten de po
litiek ligt, hunne bedenkingen inbrengen,
op zulk eene onheusche en smadelijke
wijze te bejegenen? En zijn de andere
leden der partij gehouden, om zulk een
oordeel van den leider te onderschrijven,
op straffe van anders als afwijkende broe
deren beschouwd te worden, die op scheu
ring aansturen
't Schijnt, dat de „Standaard" in de
laatste maanden beseft, dat zij vele Won
den geslagen heeft en nu bezig is, er
zalf over heen te strijken, 't Is te ho
pen, dat zij er door genezen, maar ze
hebben zeer gedaan en laten litteeke-
nen na.
Schrijvers noemen ook nog enkele be
denkingen, aan de )>ehandeling van za
ken ontleend.
In de Rede van de Heilige Orde
op 30 Mei 1913 werd wel erkend,'dat er
landen en tijden denkbaar' zijn, die van
Godswege om den vrijhandel roepen, en
dus deze als exceptiekostelijk kan zijn.
Maar tevens opgemerkt, dat de Vrijhandel
als dogma uit den menschelijken bajert
opgedoken, er op uit is, om de Heilige
Orde, waarnaar de menschbeid in natiën
gedeeld is en blijft, te niet te doen en
nogmaals op te richten, wat God bij Ha-
bels torehbouw eerst gevonnist heeft en
toen neersloeg.
Desniettemin werd terstond na den on-
gunstigen afloop der verkiezingen in de
„Standaard" de hoogst ernstige vraag ge
steld, „of hoogere roeping aan de Anti-
revolutionnaire partij nog langer veroor
loven zal, de verhooging van het Ta
rief als integreerend deel van haar stem
bus-program te handhaven". En de con
clusie was dat, daar de geestelijke be
langen van ons volk voorgaan, onze partij
zich van, dit puur m a t e r i e e 1 e vraag
stuk zal hebben los te maken, tot 'tijd
en wijle er een kentering komt in 'de
publieke opinie.
liet gold hier een belangrijke zaak,
die formeel op het program van actie
was geplaatst en waarover met de R.-Ka-
tholieke partij accoord was getroffen. Ging
het nu aan, dat de leider zonder eenigo
raadpleging van het Centraal Comité en
zonder overleg met vertegenwoordigers
van de Rechtsche partijen, geheel op eigen
autoriteit verklaren kwam,- dat de tarief-
verhooging van het program van actie
moest worden afgevoerd?
Een ander voorbeeld is de regeling der
eedsquaestie, die door het. arrest van den
11 oogen Raad van 29 Juni 1914 nood
zakelijk werd gemaakt. Van Rechtsche
zijde werden tegen het desbetreffend wets
voorstel van Minister Ort zeer ernstige
bezwaren ingebracht, die bij vele leden
der Tweede en der Eerste Kamer instem
ming vonden. Vooral de „Standaard" liet
zich in dezen niet onbetuigd en sprak
van een heilige overtuiging, die aanne
ming van dit wetsontwerp verbood.
Hoe men nu over de ingebrachte bezwa
ren ook denken moge, een ieder werd
toch verrast door de verklaring van dr.
Kuyper in de Eerste Kamer, „dat het
best mogelijk zou zijn, dat ik, wanneer het
tot. een einddecisie kwam, ook mijner
zijds misschien geen anderen uitweg zou
zien, dan die, waarop door den Minis
ter is aangedrongen.
In verband hiermede worden verder
bedenkingen geopperd over de verwijten
aan mrs. Anema en Diepenhorst inzake
de eedsquaestie. Schrijvers verwijzen naar
art. 5 van het a.-r. program en vragen
of men uit een en ander moet afleiden,
dat dr. Kuyper de leden van de a.-r.
partij njet alleen aan Het Program, maar
ook aan Ons Program gebonden acht.
In de brochure wordt verder aange
drongen om met het oog op de toekomst
het leiderschap te régelen, met de hulp
van dr. Kuyper zelf. Men bedenke echter,
dat de politieke malaise, waarin wij ver-
keeren, niet in de eerste plaats in onze
organisatie schuilt, maar saam hangt met
het eigenaardig historisch verloop van
ons partijleven.
....Andere partijen hebben hare jaar-
lijksche vergaderingen en congressen,
waai' ernstig over de vraagstukken van
den dag gedebatteerd Wordt; maar de
Antirevolutionnaire partij heeft niets van
dat alles. Eens in de vier jaren slechts
mag zij in eene deputatenvergadering sa
menkomen, die door hair talrijk bezoek
voor een serieuze behandeling van za
ken totaal ongeschikt is. Is het wonder,
dat vele leden der partij dan in. 'verschil
lende richtingen uiteengegaan, en de partij
in groote onzekerheid brengen?
En het grootste gevaar bestaat dan nog
daarin, dat men naar het verband van
beginselen en practische vraagstukken zoo
maar in het. ruwe een slag slaat, met
beroep op een tekst uit de H. Schrift
de moeilijkste quaestie tot beslissing
brengt, en den godsdienst tot het bereiken
van politieke doeleinden misbruikt.
Dergelijke practijken berokkenen dan
naai' binnen en naar buiten onberekenbare
geestelijke schade. En zij maken, dat er
in eigen kring bij vele leden een sterk
verlangen opkomt naar een eerlijke,
door en door* eerlijke politiek.
R e o r g a n i s a t i e.
In de eenheid blijve de vrijheid, het recht
der persoonlijkheid en der consciëntie ge
ëerbiedigd, maar zoo dat daarbij de eenheid
toch zoo min mogelijk schade lijde. Dit
kan nu naar onze overtuiging alleen ge
schieden, doodat er eene reorganisatie!
in ons partijwezen tot stand kome, die
aan de volgende regelen beantwoordt.
1.'Dr. Kuyper zelf stelt voor, een Raad
van Advies in te stellen, waarin de ver
schillende elementen telken jaren over
de hangende vraagstukken en opkomende
geschilpunten van gedachten kunnen wis
selen.
Of met dezen Raad van Advies een
ander college dan het Centraal Comité of
een op andere wijze samengesteld Cen
traal Comité bedoeld wordt, is niet duide
lijk en eischt nadere explicatie. Maar met
de gedachte op zichzelve stemmen wij
ten volle in.
2. De deputatenvergaderingen mogen
niet hooger geschat worden, dan ze wer
kelijk waard zijn.
4. Als regel behoort te gelden, dat
de Voorzitter van het Centraal Comité
ook zij lid der Tweede Kamer en Voor
zitter van de Club.
5. Indien de Voorzitter van de Kamer-
club, tengevolge van de overwinning bij
de stembus, door de Koningin met de
formatie van een nieuw kabinet wordt
belast, 'ga liij daarbdji naar den eisch
van het constitutioneele leven onzer par
tij te werk. Deze eisch sluit ook in, dat
hij, als Minister optredende, terstond van
het voorzitterschap van het Centraal' Co
mité afstand doe, en aan de Antirevolu
tionaire pers, ook tegenover het bevrien
de kabinet, volle zelfstandigheid en vrij
heid (Hate. Maar critiek, bescheiden en
openhartige critiek dient toch vrij te bljji
ven.
6. Tusschen Kamerclub en partij (Cen
traal- Comité) kan geen. formeele band
bestaan, maar het systeem der „Vertrau-
ensmanner,' is toch sedert Groen's strijd
tegen het Conservatisme veroordeeld en
vindt, in onze partij bij niemand verde
diging meer. De Kamerleden worden niet
verkozen op grond van persoonlijk ver
trouwen alleen, maar bepaaldelijk ook op
grond van hunne politieke geloofsbelij
denis, hunne instemming met de begin
selen .en het werkprogram der a. r. partij.
7. Aan deze handhaving van de zelf
standigheid der Kamerleden zijn zeer ze
ker bezwaren verbonden; ze kan leiden
t,ot individualisme en daardoor tot ver
zwakking der partij, in en ook buiten de
Kamer. Deze bezwaren kunnen goeddeels
ondervangen worden door den eisch, dat
de Kamerleden, behoorende tot dezelfde
partij, een club vormen, die geregeld
samenkomt en, althans in gewichtige
vraagstuukken, tot eenheid zoekt te ko
men.
8. Ook de A.-r. pers dient in de orga
nisatie opgenomen te worden. Wij heb
ben toch te rekenen met het feit, dat
naast en rondom de Standaard de zoo
genaamde „kleine" pers hoe langer zoo
meer aan beteekenis wint.
9. Indien eene organisatie, alk hier
in schets ontworpen werd, tot stand
mocht komen, zou de verwachting van
hare goede werking toch niet al te hoog
gespannen moet zijn. Want wij blijven
allen menschen, dagelijks in velen strui
kelende. Maar in de gegeven omstan
digheden is er naar onze overtuiging
geen andere en geen betere weg. In elk
geval ware de ernstige poging beproefd,
om in onze partij de aenheid en de vrij1-
lieid te bewaren. Iedere eerlijke over
tuiging zou dan net met geweld onder
drukt of verdacht gemaakt behoeven Je
worden, maar zou vrijmoedig" tot uiting
kunnen komen; zóó échter, dat ze niet
invidualistisoh en separatistisch afdwaal
de,. doch in de oranisatie zelve haar in
stemming en waardeering, of ook hare
correctie kon vinden.
Beknopt overzioht van den toestand.
De laatste dagen is meermalen de vraag
gesteld of Spanje ook binnenkort aan den
wereldoorlog zou gaan deelnemen.
Het heette, dat Engeland bezig was
stemming vóór de geallieerden te maken,
Men zij echter gerust.
In antwoord op een vraag van een lid
der oppositie in de Spaansclie kanier ver
klaarde minister-president Dato dezer da
gen, dat het hoogst onwaarschijnlijk was,
dat Spanje in den wereldoorlog zou in
grijpen, daar dit land, sinds het begin
van den oorlog, steeds bewijzen van sym
pathie van alle oorlogvoerenden ontvan-
vangen had.
Dato keurde -de houding van sommige
Spanjaarden af, die er voortdurend naar
schenen te trachtten om nieuwe verwik
kelingen in het leven te roepen en ge
ruchten in omloop brachten, welke de
nationale waardigheid schaadden.
Ilij oefende een scherpe kritiek uit op
hen, die meenden, dat het kabinet wilde
aftreden uit vrees voor onvoorziene ge
beurtenissen. Juist met het oog op de
verwijderde mogelijkheid, dat Spanje ooit
tot den oorlog zou kunnen gedrongen wor
den, waren reorganisaties ingevoerd, welke
het leger in staat stelden om de nationale
belangen te verdedigen.
Dato verklaarde verder, dat de koning
uit het „oogpunt van humaniteit, hoopte,
dat de vrede spoedig zou gesloten worden.
De Engelsehe diplomatie we co-n-
stateeren het met blijdschap zal dus
in Madrid nimmer een succes behalen,
als het eens in Ronre bereikte.
Met Servië is nu ongeveer afgerekend.
De groote operaties, zegt de üuitscfee
generale staf, zijn geëindigd. Haai' recht-
streeksche doel, het tot stand brengen
van een vrije verbinding met Bulgarije
en het Turksche rijk, is bereikt.
Noch de ontoegankelijke wegen, noch
de onbegaanbare, hoog besneeuwde ber
gen, noch het gebrék aan aanvoer en on
derdak hebben het oprukken der verbon
den troepen kunnen verhinderen.
Meer dan 100.000 man, d.i. ongeveer
de helft van het geheele Servische leger,
zijn gevangen genomen. De verliezen der
Serviërs- in den strijd en door desertie
zijn niet te schatten. Kanonnen, waar
onder zware, en een nog niet overzien
bare hoeveelheid oorlogsmateriaal van al
lerlei aard werden buit gemaakt.
Blijkens bericht uit Weenen hebben de
van Mitrowitsa oprukkende Oostenrijk-Hon
gaarse he colonnes aan den naar Ipefc lei
denden straatweg de M onten egrrijnsche
grens bereikt.
Ze namen daar 'n 1300 tal Serviërs
gevangen.
Oofe de Bulgaren deden het hunne om
Servië (den neikslag te geven.
Wat nog van de bevolking is o verge-
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG,
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. postf 1,96
Losse nummers1.0$
Prijs der Advertentiën
15 regels f 0.50, iedere regel meer 10 et,
8-maal plaatsing wordt 2-maal berekend,
abonnement voordeelige voorwaarden,
Familieberichten van 110 regels 1.
iedere regel meer 10 ct.
bleven dreigt om te komen van gebrek.
Ook de dieren sterren uit.
Servië is een broodeloos land geWorde».
Langs den weg tusschen Nisj en Mona
stic lagen doocie paarden langs den fcuü
en daartusschen van uitputting sterven
de vluchtelingen, mannen, vrouwen en
kinderen.
De meeste vluchtelingen bleven dagen
lang, zonder eten en zoo stierven er veten
langs den weg, of in de dorpen, waarheen
zij zich gesleept hadden om te ontdekken,
dat er niets eetbaars meer te krijgen Was.
Eens op een nacht hoorde men het
geschreeuw Van een man, die door de
van hanger razende menschen vermoord,
werd, omdat men hem een half brood
kon afnemen
Wij geven deze bijzonderheden om
de gevolgtrekkingen, die er uit te maken
zijn voor den toestand van het Servische
leger.
Wanneer immers de nood en de ellende
voor de burgerlijke bevolking zoo hoog|
gestegen zijn, dan moet ook bij: het leges
wel een groot gebrek heerschen en de
positie van de terugtrekkende troepen-
massa's in de onherbergzame oorden, te
midden Van de vijandelijke stammen, eert
zeer moeilijke en schier hopelooze zijn.
De aanval op de „Thelma".
Een „Reuiter"-tetegram geeft eéu uit
voerig verslag van den aanval van een
Duitschen torpedojager oj> het Engefsche
stoomschip „Thelma".
Uit juiste opmetingen is gebleken, dat
de „Thelma" zich op het oogenblik van
den aanval op twee mijlen afstands van
de kust en dus in de Zweedsche terri
toriale wateren bevond. De Zweedsche,
torpedoboot „Polluk" was dicht bij de
„Thelma": het voeg langs bakboord van
het stoomschip'. Daarop veranderde de
Duitsche torpedojager van richting, zoo
dat hij aan de stuurboordzijde van de
„Thelma" kwam te liggen, tusschen dat
schip en de kjusfc in en seinde: „stop
dadelijk of ik vuur", terwijl hij tegelijk
zijne kanonnen op het Engefeche schip
schip richtte.
Kapitein Tait, van de „Thelma", gaf
hevel onmiddellijk de machines stil te
zetten en vroeg den gezagvoerder van
de „Polluk" of hij moest blijlven stil
liggen.
„Niet voor 'ik een woordje met den
Duitschei' heb gesproken" antwoordde de
kapitein, terwijl hij om de „Thelma" heen
voer en tutsschen dat schip en den Duit
schen torpedojager kwam te liggen. Deze
veranderde daarop de elevatie zijher ka
nonnen, om over de „Polluk" heen te
kunnen s ohieten, maar dadelijk klonken,
van dat schip de trompetsignalen: „klaar
voor het gevecht".
De kanonnen en het torpedolanoeer-
toestel werden van hunne onthullingen
ontdaan, de kommandant trok zijn re
volver en de bemanning deed de patro-
nengordels om. Plotseling werd een ge
luid uit de lucht hoorbaar en een Zweed
sche vliegmachine vloog over het Duit
sche oorlogschip heen en kwam op het
water tusschen dit en het Zweedsche
schip neer. Onmiddellijk steeg het echter
weer op en bleef lang boven de schoor
stee non van het Duitsche schip rond
vliegen, als wilde het zeggen: „Doe dat
liever niet, want anders moet ik ook
nog een woordje meespreken".
Daarna verschenen nog twee Zweed
sche torpedobooten op het terrein en
voer de Duitschei' weg.
Wapenstilstand op Kerstmis?
Het gerucht doet weer de ronde, dat-
de paus opnieuw zal trachten de oorlog
voerenden tot een wapenstilstand te be
wegen op, Kerstmis. -
Ook het vorig jaar deed hij een desbe
treffend voorstel. Sommige mogendheden
juichten het toe, anderen vonden te veel
bezwaren en door gebrek aan eenstemmig
heid mislukte dit schoone doel. Welke
redenen, hetzij dan politieke of godsdien
stige, kunnen zich verzetten tegen een
zoo nobel streven? Hebben soms dege
nen, die nu reeds anderhalf jaar bijna
strijden, niet het reoht op een enkelen
dag rast?
En welke dag kan dan meer geschikt
worden genoemd, dan de Kerstdag, de
dag van vrede bij uitnemendheid. Deze
wapenstilstand zou slechts van zeer koi,
ten duur behoeven te zijn, een dag eti
een nacht, opdat de soldaten zich dan
althans kunnen wijden in alle rust aan
herinneringen aan den hujselijken haard.
Soldatenpoëzie.
Een Vrijwilliger schrijft aan Vrij België:
't Is algemeen geweten, dat de Yser
door de Belgen 'Bink! ook versterkt is,
en dat er vele verschansingen zijn uit
opeengetaste zakjes aarde. Onze soldaten
nu, die daar .veel met dat werk' bezig
zijn, noemen '1 guitig weg, als ze 't op