Maandag 29 November 1915 30e Jaargang No, 51 Uit d@ Pers. De Greofe Oorlog» Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes; kAö JE VORSTSTRAAT 219= Bureau te Middelburgï FIRMA F. P. D H li IJ - L. BUR«0 Drukkers: Oosierbaan Le Cointre - Goes. gMlHB lliL—m—ill» I I i Leider en leiding in de A. R. Partij. Onder dezen titel is een brochure ver schenen bij W. ten Have te Amsterdam. *«wi de heeren mr. A. Anema, dr. H. Bavinck, mr. P. A. Diepenhorst, mr. Th. Heemskerk en mr. S. de Vries Czn. Uit „Het Handelsblad", dat enkele pa gina's uit deze brochure overneemt, knip pen we het volgende, gelijk vanzelf spreekt met de bedoeling later nader op den inhoud van een en ander terug te 'komen •De brochure geeft eerst een „inleiding", behandelt dan den inhoud der „Starren- triteen", en geeft eindelijk „Considera tie on advies, t.w. „Opmerkingen", „Be denkingen", „Eenheid en vrijheid" en „Re organisatie" Allereerst, verklaren de schrijvers dan, dal na het verschijnen der „Starren- tritsen" zwijgen schuld zou worden. ....Het is voor de leden dei- Anti-revolu tionaire partij plicht, om aandachtig te luisteren naar wat hun Leider té zeg gen heeft. Wij zijn dat al aan hem ver schuldigd, omdat zijn inzicht zoo dik werf door diepte en klaarheid uitmunt en Zijn machtig woord over zulk een enormen invloed beschikt. -Nu weten wij wel, dat de uitnoodiging van dr. Kuyper bepaaldelijk rust op de onderstelling, dat er zekere groep in onzo partij is, die blijkbaar tegen zijn optreden als leider allerlei grief heeft. Maar deze onderstelling laten wij geheel voor zijne rekening. Ons is van zulk eene „groep" niets bekend. Wij bchooren er in elk geval niet toe en vvenscheü er ook niet toe te behooren. Bij eene reorganisatie is echter niet alleen het persoonlijk belang van den Leider, maar het belang van heel de partij en van ieder barer leden betrok ken. En daarom moet er volkomen vrij heid bestaan, om ten deze openhartig zijne meening te zeggen, en met anderen in broederlijken geest v an gedachten te wisselen. Nu zijn velen wel van oordeel, dat zulk een openhartig spreken niets geeft, want, als er straks eene Deputaten-ver- gadering samenkomt, wordt de motie van Vertrouwen, door dr. Kuyper gevraagd, toch met donderend applaus aangenomen en de Leider weer met algemeene stem men voor jaren herkozen. .Maar wij betwijfelen, of zulk een ap plaus beantwoordt aan den' ernst, waar mede de quaestie van vertrouwen thans is gesteld. Na verzekerd te hebben, dat de schrij vers door een toevallige omstandigheid; bijeengebracht werden en schier vanzelf tot een bespreking kwamen van den. toe stand der A.-R. partij, verhalen zij ter opfrissching van hef, geheugen een en ander uit de geschiedenis van na 1905, zooals zij die dr. Kuyper navertellen. De aan mr. Heemskerk toegedichte be doeling, dat hij rnet de crisis in '1907 den leidei' der partij op zijde wilde drin gen, valt geheel buiten het geding. Natuurlijk kan men dan toch nog wel bezwaar blijven koestereu tegen het ont staan der crisis in 1907 en het feit als zoodanig blijven betreuren. „Doen en be doelen worden door den -loop der din gen zoo vaak twee". Doch ten eerste' erkent Dr. Kuyper zelf, dat, ook al had de heer Heemskerk 'in 1907 zich geroepen gevoeld, om eeue. cri sis uit .te lokken, dit feit op zichzelf in niets zijn eer of bedoelen zou hebben aangetast. En ten andere mag Dr. Kuy per niet vergeten, dat de crisis in 1907 niet of anders slechts onder zijne leiding Zou zijn ingetreden, indien hij had kun- nen goedvinden, om na 1905 wederom een zetel in de Tweede Kamer in te ne men, die hem herhaalde malen aangebo den werd. Over de redenen, die hem tot weigering bewogen hebben, kunnen en mogen wij geen oordeel vellen. Maar net feit ligt er toch toe, dat diij zich "Skeer in de Kamer, gelijk nu !van achteren blijkt, veel verdriet zou hebben bespaard. De groep van afwijkende broederen, die op scheuring aansturen, bestaat naar ons wesle weten alleen in de verbeelding van Kuyper. Op gevaar af zelfs, dat wij naar het woord in de voorrede ophou den mee te tellen, wijl wij het gevaar met eien, dat ieder onzer ziet, wagen wjf het uit te spreken, dat wij 'van de groote politieke ellende, het politieke dé' aastre, de desorganisatie onzer partij, vóór de driestarren zoo goed als niets hadden bespeurd. Daar bestaat wel eene malaise in. onze partij, waarover wij later iets hopen te zeggen, maar deze is ran an deren en ook van ernstiger aard dan die, waar Dr. Kuyper op wijst. Want het is zeer opmerkelijk, dat al de beschuldigingen, tegen het Ministerie en bepaaldelijk tegen den persoon van Mr. Heemskerk ingebracht, betrekking heb ben op miskenning van de organisatie der Antirevolutionaire partij, en geen van alle gericht zijn tegen 'de beginselen, waar- naai' dat Kabinet heeft geregeerd, noch ook tegen de wetten, die onder dat ''Mi nisterie tot stand zijn gekomen. Tegen de uitbreiding der armenzorg, de regeling van het kiesrecht in de revisie der ''Grond wet, den duurtetoeslag, de voorwaarde lijke veroordeeling, de verzekeringswetten, het bouwwetteke, de subsidieeiing van het bijzondei' Middelbaar onderwijs enz. wordt geen enkele bedenking ingebracht. Zij schijnen dus, ook naar de gedachte van Dr. Kuyper, een oogst van goede vrachten te vormen, die dan toch ook niet zoo bijzonder gering mag heeten. ....Na vele aanklachten komt heel de strijd tegen mr. Heemskerk ten slotte hier op neer, of door hem in 1907 wel kame raadschappelijk jegens den leider is te werk gegaan. Het leiderschap. lloe moet het leiderschap opgevat wor den? Wat aan begripsbepaling ontbreekt, heet het in de brochure, wordt verdui delijkt dooi' de wijze, waarop dr. Kuyper het leiderschap toepast, i Er is veël materiaal, waaruit wij kun nen te weten komen, hoe dr. Kuyper het leiderschap opvat. Want welke beje gening hebben zich allerlei personen uit onzen kring niet moeten laten welgeval len! Wij laten mannen buiten onze partij onvermeld, ook gaan we niet ver in 'het verleden terug, en het lust ons evenmin, om van de bejegening van al die per sonen uitvoerig verslag te doen. Wij bren-, gen alleen in herinnering, de namen van de heeren Heemskerk, De Waal Malefijt, Talma, Van der Voort van Zijp, Vaii'der Molen, Rutgers, Smeenk, Vonkenberg, en feilen voorts slechts, één voorbeeld aan, niet omdat dit het belangrijkst, maar wel het meest tekenende is, dat van ds.' Koffy- berg. Dit voorbeeld is buitengewoon leerrijk en doet vóór alle andere deze vraag op komen, „of zulk een behandeling nu Chris telijk is, gelijk die onder brpederen past. Maar deze vraag stellen wij terzijde, om dat zij hier in het verband wijken moet voor deze andere: sluit het Antirevolu tionaire leiderschap het recht en de be voegdheid in, om leden der partij', die op de meest bescheiden wijze in een zaak, welke zelfs geheel buiten de po litiek ligt, hunne bedenkingen inbrengen, op zulk eene onheusche en smadelijke wijze te bejegenen? En zijn de andere leden der partij gehouden, om zulk een oordeel van den leider te onderschrijven, op straffe van anders als afwijkende broe deren beschouwd te worden, die op scheu ring aansturen 't Schijnt, dat de „Standaard" in de laatste maanden beseft, dat zij vele Won den geslagen heeft en nu bezig is, er zalf over heen te strijken, 't Is te ho pen, dat zij er door genezen, maar ze hebben zeer gedaan en laten litteeke- nen na. Schrijvers noemen ook nog enkele be denkingen, aan de )>ehandeling van za ken ontleend. In de Rede van de Heilige Orde op 30 Mei 1913 werd wel erkend,'dat er landen en tijden denkbaar' zijn, die van Godswege om den vrijhandel roepen, en dus deze als exceptiekostelijk kan zijn. Maar tevens opgemerkt, dat de Vrijhandel als dogma uit den menschelijken bajert opgedoken, er op uit is, om de Heilige Orde, waarnaar de menschbeid in natiën gedeeld is en blijft, te niet te doen en nogmaals op te richten, wat God bij Ha- bels torehbouw eerst gevonnist heeft en toen neersloeg. Desniettemin werd terstond na den on- gunstigen afloop der verkiezingen in de „Standaard" de hoogst ernstige vraag ge steld, „of hoogere roeping aan de Anti- revolutionnaire partij nog langer veroor loven zal, de verhooging van het Ta rief als integreerend deel van haar stem bus-program te handhaven". En de con clusie was dat, daar de geestelijke be langen van ons volk voorgaan, onze partij zich van, dit puur m a t e r i e e 1 e vraag stuk zal hebben los te maken, tot 'tijd en wijle er een kentering komt in 'de publieke opinie. liet gold hier een belangrijke zaak, die formeel op het program van actie was geplaatst en waarover met de R.-Ka- tholieke partij accoord was getroffen. Ging het nu aan, dat de leider zonder eenigo raadpleging van het Centraal Comité en zonder overleg met vertegenwoordigers van de Rechtsche partijen, geheel op eigen autoriteit verklaren kwam,- dat de tarief- verhooging van het program van actie moest worden afgevoerd? Een ander voorbeeld is de regeling der eedsquaestie, die door het. arrest van den 11 oogen Raad van 29 Juni 1914 nood zakelijk werd gemaakt. Van Rechtsche zijde werden tegen het desbetreffend wets voorstel van Minister Ort zeer ernstige bezwaren ingebracht, die bij vele leden der Tweede en der Eerste Kamer instem ming vonden. Vooral de „Standaard" liet zich in dezen niet onbetuigd en sprak van een heilige overtuiging, die aanne ming van dit wetsontwerp verbood. Hoe men nu over de ingebrachte bezwa ren ook denken moge, een ieder werd toch verrast door de verklaring van dr. Kuyper in de Eerste Kamer, „dat het best mogelijk zou zijn, dat ik, wanneer het tot. een einddecisie kwam, ook mijner zijds misschien geen anderen uitweg zou zien, dan die, waarop door den Minis ter is aangedrongen. In verband hiermede worden verder bedenkingen geopperd over de verwijten aan mrs. Anema en Diepenhorst inzake de eedsquaestie. Schrijvers verwijzen naar art. 5 van het a.-r. program en vragen of men uit een en ander moet afleiden, dat dr. Kuyper de leden van de a.-r. partij njet alleen aan Het Program, maar ook aan Ons Program gebonden acht. In de brochure wordt verder aange drongen om met het oog op de toekomst het leiderschap te régelen, met de hulp van dr. Kuyper zelf. Men bedenke echter, dat de politieke malaise, waarin wij ver- keeren, niet in de eerste plaats in onze organisatie schuilt, maar saam hangt met het eigenaardig historisch verloop van ons partijleven. ....Andere partijen hebben hare jaar- lijksche vergaderingen en congressen, waai' ernstig over de vraagstukken van den dag gedebatteerd Wordt; maar de Antirevolutionnaire partij heeft niets van dat alles. Eens in de vier jaren slechts mag zij in eene deputatenvergadering sa menkomen, die door hair talrijk bezoek voor een serieuze behandeling van za ken totaal ongeschikt is. Is het wonder, dat vele leden der partij dan in. 'verschil lende richtingen uiteengegaan, en de partij in groote onzekerheid brengen? En het grootste gevaar bestaat dan nog daarin, dat men naar het verband van beginselen en practische vraagstukken zoo maar in het. ruwe een slag slaat, met beroep op een tekst uit de H. Schrift de moeilijkste quaestie tot beslissing brengt, en den godsdienst tot het bereiken van politieke doeleinden misbruikt. Dergelijke practijken berokkenen dan naai' binnen en naar buiten onberekenbare geestelijke schade. En zij maken, dat er in eigen kring bij vele leden een sterk verlangen opkomt naar een eerlijke, door en door* eerlijke politiek. R e o r g a n i s a t i e. In de eenheid blijve de vrijheid, het recht der persoonlijkheid en der consciëntie ge ëerbiedigd, maar zoo dat daarbij de eenheid toch zoo min mogelijk schade lijde. Dit kan nu naar onze overtuiging alleen ge schieden, doodat er eene reorganisatie! in ons partijwezen tot stand kome, die aan de volgende regelen beantwoordt. 1.'Dr. Kuyper zelf stelt voor, een Raad van Advies in te stellen, waarin de ver schillende elementen telken jaren over de hangende vraagstukken en opkomende geschilpunten van gedachten kunnen wis selen. Of met dezen Raad van Advies een ander college dan het Centraal Comité of een op andere wijze samengesteld Cen traal Comité bedoeld wordt, is niet duide lijk en eischt nadere explicatie. Maar met de gedachte op zichzelve stemmen wij ten volle in. 2. De deputatenvergaderingen mogen niet hooger geschat worden, dan ze wer kelijk waard zijn. 4. Als regel behoort te gelden, dat de Voorzitter van het Centraal Comité ook zij lid der Tweede Kamer en Voor zitter van de Club. 5. Indien de Voorzitter van de Kamer- club, tengevolge van de overwinning bij de stembus, door de Koningin met de formatie van een nieuw kabinet wordt belast, 'ga liij daarbdji naar den eisch van het constitutioneele leven onzer par tij te werk. Deze eisch sluit ook in, dat hij, als Minister optredende, terstond van het voorzitterschap van het Centraal' Co mité afstand doe, en aan de Antirevolu tionaire pers, ook tegenover het bevrien de kabinet, volle zelfstandigheid en vrij heid (Hate. Maar critiek, bescheiden en openhartige critiek dient toch vrij te bljji ven. 6. Tusschen Kamerclub en partij (Cen traal- Comité) kan geen. formeele band bestaan, maar het systeem der „Vertrau- ensmanner,' is toch sedert Groen's strijd tegen het Conservatisme veroordeeld en vindt, in onze partij bij niemand verde diging meer. De Kamerleden worden niet verkozen op grond van persoonlijk ver trouwen alleen, maar bepaaldelijk ook op grond van hunne politieke geloofsbelij denis, hunne instemming met de begin selen .en het werkprogram der a. r. partij. 7. Aan deze handhaving van de zelf standigheid der Kamerleden zijn zeer ze ker bezwaren verbonden; ze kan leiden t,ot individualisme en daardoor tot ver zwakking der partij, in en ook buiten de Kamer. Deze bezwaren kunnen goeddeels ondervangen worden door den eisch, dat de Kamerleden, behoorende tot dezelfde partij, een club vormen, die geregeld samenkomt en, althans in gewichtige vraagstuukken, tot eenheid zoekt te ko men. 8. Ook de A.-r. pers dient in de orga nisatie opgenomen te worden. Wij heb ben toch te rekenen met het feit, dat naast en rondom de Standaard de zoo genaamde „kleine" pers hoe langer zoo meer aan beteekenis wint. 9. Indien eene organisatie, alk hier in schets ontworpen werd, tot stand mocht komen, zou de verwachting van hare goede werking toch niet al te hoog gespannen moet zijn. Want wij blijven allen menschen, dagelijks in velen strui kelende. Maar in de gegeven omstan digheden is er naar onze overtuiging geen andere en geen betere weg. In elk geval ware de ernstige poging beproefd, om in onze partij de aenheid en de vrij1- lieid te bewaren. Iedere eerlijke over tuiging zou dan net met geweld onder drukt of verdacht gemaakt behoeven Je worden, maar zou vrijmoedig" tot uiting kunnen komen; zóó échter, dat ze niet invidualistisoh en separatistisch afdwaal de,. doch in de oranisatie zelve haar in stemming en waardeering, of ook hare correctie kon vinden. Beknopt overzioht van den toestand. De laatste dagen is meermalen de vraag gesteld of Spanje ook binnenkort aan den wereldoorlog zou gaan deelnemen. Het heette, dat Engeland bezig was stemming vóór de geallieerden te maken, Men zij echter gerust. In antwoord op een vraag van een lid der oppositie in de Spaansclie kanier ver klaarde minister-president Dato dezer da gen, dat het hoogst onwaarschijnlijk was, dat Spanje in den wereldoorlog zou in grijpen, daar dit land, sinds het begin van den oorlog, steeds bewijzen van sym pathie van alle oorlogvoerenden ontvan- vangen had. Dato keurde -de houding van sommige Spanjaarden af, die er voortdurend naar schenen te trachtten om nieuwe verwik kelingen in het leven te roepen en ge ruchten in omloop brachten, welke de nationale waardigheid schaadden. Ilij oefende een scherpe kritiek uit op hen, die meenden, dat het kabinet wilde aftreden uit vrees voor onvoorziene ge beurtenissen. Juist met het oog op de verwijderde mogelijkheid, dat Spanje ooit tot den oorlog zou kunnen gedrongen wor den, waren reorganisaties ingevoerd, welke het leger in staat stelden om de nationale belangen te verdedigen. Dato verklaarde verder, dat de koning uit het „oogpunt van humaniteit, hoopte, dat de vrede spoedig zou gesloten worden. De Engelsehe diplomatie we co-n- stateeren het met blijdschap zal dus in Madrid nimmer een succes behalen, als het eens in Ronre bereikte. Met Servië is nu ongeveer afgerekend. De groote operaties, zegt de üuitscfee generale staf, zijn geëindigd. Haai' recht- streeksche doel, het tot stand brengen van een vrije verbinding met Bulgarije en het Turksche rijk, is bereikt. Noch de ontoegankelijke wegen, noch de onbegaanbare, hoog besneeuwde ber gen, noch het gebrék aan aanvoer en on derdak hebben het oprukken der verbon den troepen kunnen verhinderen. Meer dan 100.000 man, d.i. ongeveer de helft van het geheele Servische leger, zijn gevangen genomen. De verliezen der Serviërs- in den strijd en door desertie zijn niet te schatten. Kanonnen, waar onder zware, en een nog niet overzien bare hoeveelheid oorlogsmateriaal van al lerlei aard werden buit gemaakt. Blijkens bericht uit Weenen hebben de van Mitrowitsa oprukkende Oostenrijk-Hon gaarse he colonnes aan den naar Ipefc lei denden straatweg de M onten egrrijnsche grens bereikt. Ze namen daar 'n 1300 tal Serviërs gevangen. Oofe de Bulgaren deden het hunne om Servië (den neikslag te geven. Wat nog van de bevolking is o verge- VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG, Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. postf 1,96 Losse nummers1.0$ Prijs der Advertentiën 15 regels f 0.50, iedere regel meer 10 et, 8-maal plaatsing wordt 2-maal berekend, abonnement voordeelige voorwaarden, Familieberichten van 110 regels 1. iedere regel meer 10 ct. bleven dreigt om te komen van gebrek. Ook de dieren sterren uit. Servië is een broodeloos land geWorde». Langs den weg tusschen Nisj en Mona stic lagen doocie paarden langs den fcuü en daartusschen van uitputting sterven de vluchtelingen, mannen, vrouwen en kinderen. De meeste vluchtelingen bleven dagen lang, zonder eten en zoo stierven er veten langs den weg, of in de dorpen, waarheen zij zich gesleept hadden om te ontdekken, dat er niets eetbaars meer te krijgen Was. Eens op een nacht hoorde men het geschreeuw Van een man, die door de van hanger razende menschen vermoord, werd, omdat men hem een half brood kon afnemen Wij geven deze bijzonderheden om de gevolgtrekkingen, die er uit te maken zijn voor den toestand van het Servische leger. Wanneer immers de nood en de ellende voor de burgerlijke bevolking zoo hoog| gestegen zijn, dan moet ook bij: het leges wel een groot gebrek heerschen en de positie van de terugtrekkende troepen- massa's in de onherbergzame oorden, te midden Van de vijandelijke stammen, eert zeer moeilijke en schier hopelooze zijn. De aanval op de „Thelma". Een „Reuiter"-tetegram geeft eéu uit voerig verslag van den aanval van een Duitschen torpedojager oj> het Engefsche stoomschip „Thelma". Uit juiste opmetingen is gebleken, dat de „Thelma" zich op het oogenblik van den aanval op twee mijlen afstands van de kust en dus in de Zweedsche terri toriale wateren bevond. De Zweedsche, torpedoboot „Polluk" was dicht bij de „Thelma": het voeg langs bakboord van het stoomschip'. Daarop veranderde de Duitsche torpedojager van richting, zoo dat hij aan de stuurboordzijde van de „Thelma" kwam te liggen, tusschen dat schip en de kjusfc in en seinde: „stop dadelijk of ik vuur", terwijl hij tegelijk zijne kanonnen op het Engefeche schip schip richtte. Kapitein Tait, van de „Thelma", gaf hevel onmiddellijk de machines stil te zetten en vroeg den gezagvoerder van de „Polluk" of hij moest blijlven stil liggen. „Niet voor 'ik een woordje met den Duitschei' heb gesproken" antwoordde de kapitein, terwijl hij om de „Thelma" heen voer en tutsschen dat schip en den Duit schen torpedojager kwam te liggen. Deze veranderde daarop de elevatie zijher ka nonnen, om over de „Polluk" heen te kunnen s ohieten, maar dadelijk klonken, van dat schip de trompetsignalen: „klaar voor het gevecht". De kanonnen en het torpedolanoeer- toestel werden van hunne onthullingen ontdaan, de kommandant trok zijn re volver en de bemanning deed de patro- nengordels om. Plotseling werd een ge luid uit de lucht hoorbaar en een Zweed sche vliegmachine vloog over het Duit sche oorlogschip heen en kwam op het water tusschen dit en het Zweedsche schip neer. Onmiddellijk steeg het echter weer op en bleef lang boven de schoor stee non van het Duitsche schip rond vliegen, als wilde het zeggen: „Doe dat liever niet, want anders moet ik ook nog een woordje meespreken". Daarna verschenen nog twee Zweed sche torpedobooten op het terrein en voer de Duitschei' weg. Wapenstilstand op Kerstmis? Het gerucht doet weer de ronde, dat- de paus opnieuw zal trachten de oorlog voerenden tot een wapenstilstand te be wegen op, Kerstmis. - Ook het vorig jaar deed hij een desbe treffend voorstel. Sommige mogendheden juichten het toe, anderen vonden te veel bezwaren en door gebrek aan eenstemmig heid mislukte dit schoone doel. Welke redenen, hetzij dan politieke of godsdien stige, kunnen zich verzetten tegen een zoo nobel streven? Hebben soms dege nen, die nu reeds anderhalf jaar bijna strijden, niet het reoht op een enkelen dag rast? En welke dag kan dan meer geschikt worden genoemd, dan de Kerstdag, de dag van vrede bij uitnemendheid. Deze wapenstilstand zou slechts van zeer koi, ten duur behoeven te zijn, een dag eti een nacht, opdat de soldaten zich dan althans kunnen wijden in alle rust aan herinneringen aan den hujselijken haard. Soldatenpoëzie. Een Vrijwilliger schrijft aan Vrij België: 't Is algemeen geweten, dat de Yser door de Belgen 'Bink! ook versterkt is, en dat er vele verschansingen zijn uit opeengetaste zakjes aarde. Onze soldaten nu, die daar .veel met dat werk' bezig zijn, noemen '1 guitig weg, als ze 't op

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1