r
No. 49
Vrydag 30 November 1915
30e Jaargang
ize!
i
hm
Hesisfbode
De Groote Oorlog»
ioor de
Uit de Pers.
■j
iTaaszuJKXsa:
KT«aRltWVM«OSK
R8B*se«9SKanQBae
rwrjriMwm
aawngun
iniiiimiiiiwii
teii?
ARINE
-:.£ï
jerstond aan
Huishoudster,
liefst bij eenig Heer
salaris geen vereischte.
i. FANOY, Middelburg.
'erstond
Ji buitenshuis, bij M. H.
sekerke.
U "#fHn
Uitgave tü
ée NawÉl. Venn. LUCTOR ET EMESiöO
gevestigd te G-eea.
■•ofdbureau t» Gloe's
1AN SE VORSTSTRAAT 21®
Bureau te Middelburgs
FIRMA F. P. DHUIJ BURi,
Drukkers:
«ostertoaan Le Colnfa-o - Goas
VERSCHIJNT ELKEN WERKDA&
Abonnementsprijs t
Per S maanden fr. p. postfiM
Losse nummers. 0J§
Prijs der AdvertenttSn i
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 1® et,
S-maal plaatsing wordt 2-maal bereken®.
By abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.t
iedere regel meer 10 ct.
Oorlog en godsdienstig leven.
Hooseer men, zegt de „Heraut", voor
zichtig moet wezen met niet te spoedig
een oordeel te Vellen over den invloed,
dien deze schrikkelijkste aller oorlogen
op het religieus© leven der daarbij be
trokken volkeren heeft uitgeoefend, niet
alleen omdat de berichten, die omtrent
de geestelijke stemming der volkeren ons
bereiken, spaarzaam! zijn en meer die groo-
te VoJfecentra betreffen, waar het reli
gieuss leven nooit sterk; was, dan de
plattelandsbevolking, maar ook omdat die
belichten moest afkomstig zijn uit de wel
geheel onverdachte bron. van liberale jour
nalisten, toch kan zonder overdrijving
wel gezegd worden, dat dusver van een
machtige, heel het volk aangrijpende reli
gieus© opwaking, zich openbarende in
verootmoediging en boetedoening over
eigen zonde, in ernstigen levenstoon en
luisteren naar de ordinantiën, van Gods
Woord, en in smeekgebed en in toevlucht
nomen tot de hulp© Gods, nog zeer wei
nig! te bespeuren valt. Ia plaats van ver
ootmoediging beluistert men veeleer een
toon van eigenrechtigheid, waar men al
leen de zonden ziet bij de landere volkeren,
maar zelf prat gaat op de nobelheid van
zijn bedoelen en de rechtvaardigheid van
zijn eigen strijd. In plaats van een smeek
gebed om de hulpe Gods, die 't benarde
vaderland alleen redden kan, pocht men
Veeleer op de onoverwinnelijke kracht van
zijn eigen leger of vloot, en waant zich
van de uiteindelijke zegepraal zeker. En
in plaats van ernstiger levenstoon en een
zich weer buigen voo-r d© ordinantiën van
Gods Woord, ziet men, ho© veelszins in
zinvermaak door het volk ontspanning
wordt gezocht en de regeeringen zoowel in
hun diplomatiek spel als in de wijze
waarop zij den oorlog voeren, met tractaat
noch bondgenootschap rekenen, de rechten
der neutralen schenden, boven goddelijk
en menschel ijk recht hun eigen belang stel
len, tot de meest barbaarsche oorlogsmid
delen de toevlucht nemen en een, zedelijke
anarchie in het leven hebben .geroepen,
die op de bedenkelijkste wijze zich wreken
moet. i
En niet 't minst pijnlijk treft daarbij,
dat van 'den band,- die d© natiën van
Europa als Chris ten volkeren behoorde
saam te binden, niet alleen niets over
bleef, maar dat er een zoo bittere, niets
ontziende haat ontstond, dat alle samen
werking dezer Christennatiën op het ge
bied van wetenschap en cultuur voor ja
ren is afgesneden; dat men jubelt naar
mate het getal zijner vijanden, die men
gedood heeft, groot-er is; dat men geheele
bevolkingen zou willen uithongeren; en
dat tot op den kansel toe deze haat als
plicht van vaderlandsliefde gepredikt
wordt door hen, die zich dienaar van het
Evangelie noemen. En de enkele stemmen
die zich nog durven verzetten tegen de
razerny, die de volkteren heeft aangegre-
grepen; die wijzen op de jammerlijke ge
volgen, die dezen oorlog met zijn onge
hoorde offers aan menschenlevens en zijn
al drukkender schuldenlast voor heel Euro
pa hebben zal, en die daarom tot een
eervollen vrede manen, worden met hoon
en spot terug gewezen. Niet om een eer-
Wollen vrede, maar om de totale vernieti
ging Van zijn tegenstander en de verkrij
ging van eigen oppermacht is het te doen.
Wat deert het hun, of heel Europa wordt
ontvolkt, of de bitterste ellende en armoe
de over de volkeren wordt gebracht, wan
neer men zelf maar zegevierend uit den
strijd treedt. Zoo is deze krijg, wel verre
Van een tuchtroede Gods te zijn, waardoor
de volkeren weer tot Hem worden terugge
bracht, veeleer een zoo schrikkelijke open
baring van demonische machten, dat de
vraag oprijst, of de rnenschheid haar ou
dergang niet tegemoet gaat, als God niet
genadiglijk ingrijpt om dat bittere uiterste
te verhoeden.
Zelfe datgene, wat men als de koste
lijke vruchten van dezen oorlog aanprijst,
de heldhaftigheid der soldaten, de offer
vaardigheid van het volk, dat de zwaarste
lasten bereidwillig draagt en de eensge
zindheid der natiën, die alle partijtwist op
zijde zetten oml zich rondom de banier
des vaderlands te vereenigen, kan met
dezen oorlog ons niet verzoenen. Indien
dit alles geschiedde in dienst van een hoog
geestelijk ideaal; indien het doel van de
zen krijg was, zooals in de religieoorlogen
van vroeger eeuw, om de zaak van het
Protestantisme te beveiligen tegen den
aanslag ©ener Roomsehe coalitie; indien
het ging, zooals in onze eigen worsteling
togten Spanje, omi de vrijheid en onafhan
kelijkheid van het eigen vaderland tegen
een machtigen vijand te verdedigen; in
dien de volkeren van Europa waren op
gestaan om1 weer een einde te makten
aan 4® tyrannie van een Wereldveroveraar
zooals Napoleon, dan zou deze helden
moed der soldaten, deze offervaardigheid
van het volk, deze eensgezindheid der
partijen wel diepe bewondering afdwingen
en als een der nobelste uitingen van het
monschelijik hart worden begroet. Maar
Waar het in dezen oorlog; trots de schel
klinkende leuzen Van gerechtigheid, vxij-
heid der Volken, opkomen voor het recht
der kleine natiën, in den grond om niets
anders gaat dan om zelf da hegemonie in
handen te krijgen, waar het een strijd is
om oeconomische belangen, waar de een
den ander zijn plaats onder de zon niet
gunnen wil, daar wordt het offer, dat
mien zoo heldhaftig op het altaar des
vaderlands brengt, helaas niet door een
hO'Oger beginsel geheiligd en kan het daar
om voor ons niet opwegen tegen al de
ellende, die deze oorlog over de volke
ren brengt.'
Te scherper springt dit in het oog,
wanneer men den tegenwoordigen krijg
vergelijkt met den oorlog van een eeuw
geleden, die evenzeer heel Europa in be
roering bracht, alle volkeren onder de
wapenen riep en de zwaarste offers Verg
de, maar zulk een gansch ander karakter
droeg dan de tegenwoordige. Wat aan flien
oorlog van een eeuw geleden zijn bezie
lend en heilig karakter gaf, was dat de
Volkeren van Europa toen in bond op
trokken, niet om Voor zich zelf de macht
te veroveren, maar om een einde te ma-
ben aan de tyrannieke heerschappij van
Napoleon en de door heml geknechte vol
keren Van het dwangjuk te bevrijden. Toen
werd, nadat dit doel bereikt was, de hei
lige Alliantie gesloten, waarbij de vorsten
zich verbonden om naar de voorschriften
van Gods Woord te regeeren, gerechtig
heid, vrede ©n liefde te doen heersohen,
en verklaarden de volken zich als leden
te beschouwen van één Christelijk gezin.
En toen was de oorlog'in Gods hand ook
het middel om bij alle volkeren een reli
gieus reveil te bewerken, waardoor de
Christelijke Kerk weder uit haar diepe in
gezonkenheid opstond en aan de opper
macht van het rationalisme, Aufklarung
en Deïsme, een einde werd gemaakt. Men
leerde, gelijk een Duitsch geschiedschrijver
zegt, in dezen oorlog weer bidden ook
in die kringen, waar aan het bidden niet
meer gedacht werd. Er kwam een andere
gteest onder de volkeren. Het religieuse
leven bloeide alom weer op. De Geest
des Heeren werkte weer in de dorre doods
beenderen. Er was weer een vragen naar
God en Zijin Woord. Wie voelt niet, wan
neer hij aan die dagen terugdenkt, de te
genstelling met nu.
Beknopt overzicht van den toestand.
Ons medelijden met de arme Serviërs
is groot. Het bekende spreekwoord „Veel
honden zijn des hazten dood" is altijd
nog op hen van toepassing geweest. Van
het eerste oogenblik af der vernietiging
van hun onafhankelijk volksbestaan tot
«op dezen dag is de ervaring van dit
dappere bergvolk teleurstelling geweest.
Het begon gelijk wij reeds gisteren her
innerden in het begin der vijftiende eeuw
toen de .bloedige nederlaag op het Amsel-
of Lijsterveld de arme natie voor langen
tijd in de doodelijke omarming der Tur
ken bracht. En nauwelijks heeft zij met
het zwaard in de vuist na eeuwen haar
onafhankelijkheid bevochten of twee mach
tige volken bespringen haar. En weer
wordt de herinnering aan het Amselveld
levendig, waar de strijd van vijf eeuwen
geleden zich herhaalt, en ook wederom
iu een doodelijke afstraffing van dit moe
dige volk schijnt te zullen eindigen.
Het Amsel- of Lijsterveld, Kossowo
Polje, is het gebied waarin de rivieren
de Drin, de Warder en de Morawa ont
springen, een uitgestrekte, vruchtbare
maar weinig bebouwde vlakte, door on
toegankelijke bergen, den Sar Planina, den
Cicavica Planina, de Albanische Alpen
en in het noordoosten den Kopaonik Pla
nina omgeven. Als belangrijkste toegang
tot deze. vlakte geldt de Katsjanik-pas,
die in handen der Bulgaren is, en de
rivierdalen van de Lab en de Sitnica,
die door de Duitsche en Oostenrijksche
legers zijn bezet.
Van de groote plaatsen, die in deze
vlakte gelegen zijn, liggen Djakova en
Ipek in Montenegro, is Pristina door de
Duitsche troepen bezet en is slechts Priz-
ren nog in Servische handen. De toegan
gen nit het Zuiden, bij Tetovo en Katsja-
nik, zijn door de Bulgaren afgesloten,
die naar het oosten en noorden door
de üuitschers en Oostenrijkers, zoodat
nog slechts de wegen tot Montenegro,
over Djakova en die naar Albanië over
Prizren open staan voor de Servische
legers, welke reeds over de Sitnica werden
teruggeslagen.
Voor wie van geschiedenis houden zij
hierbij (wij drukken het af uit H e t H a n-
dels blad) het onderstaande herinnerd:
Op de hoogvlakte van Kossowo werd
tweemaal een groote slag geleverd dooi
de Serviërs. De eerste had plaats op
15 Juni 1839, tusschen de Serviërs on
der hun keizer Lazar, tegen de Turken
onder Moerad I. Hevig was deze slag
en met heldenmoed streden de Serviërs
tegen hunne vijanden. De beide vorsten,
die persoonlijk hunne legers aanvoerden,
Moerad I en Lazar, vielen in den strijd.
En deze slag besliste toen over het lot
van Servië; het werd een Turksch win
gewest; met de vrijheid van het eenmaal
groote keizerrijk was -het toen gedaan.
De tweede slag op het Amselveld had
plaats in October 1448. Toen streden Tur
ken en Serviërs tezamen tegen de Hon-
gaarsche legers, die den voortrukkenden
Turkschen stroom poogden tegen te hou
den. Maar de Hongaarsche vorst, Janos
Hunyadi, de voogd (Gubernator) van den
minderjarigen en na den dood van zijn
vader, Albrecht van Oostenrijk geboren
koning Ladislaus V Posthumus, verloor
den slag op het Amselveld tegen den
Turkschen sultan Moerad II en werd door
den Servischen. vorst Georgios Branko-
witsj gevangen genomen. Janos Hunyadi
nam later een schitterende wraak toen
hij, in 1456, aan het hoofd van een
kruistocht tegen de Turken met Kapistran,
Belgrado, dat door de Turken belegerd
was, ontzette en den Turken gevoelige
verliezen toebracht.
Overigens blijft de toestand op de ver
schillende fronten onveranderd, dat wil
zeggen, onzeker. De felle winter doet aan
de ojperaties geen goed. Vooral in het
noordelijk deel van het oostfront schijnen
de Duitschers in een steeds moeilijker
positie te zitten. De strijders over de
320 meter lange frontlijn van de golf
van-Riga-kust tot aan Dunaburg en het
Driswiaty-meer hebben 'thard te verant
woorden. De Russen dringen steeds krach
tiger op en de Duitsche aanvallen mis
lukken. Daarentegen vechten de Oosten
rijkers aan de Styr met goeden uitslag.
Er schijnen weer vredesgeruohlen gte-
loopen te hebben, van Enge.sch-Fransdie
zijde. Doch meer dan geruchten zullen
dat wel niet geweest zijn.
Wat Griekenland aangaat, dit land zit
geheel onder den Fransch-Engelschen
druk. Engeland doet met dezen kleinen
staat eenvoudig wat het wil, en dat onder
den naam van op te komen voor hel
recht van de kleine, neutrale staten. Grie
kenland schijnt in alles zich naar Enge-
lands wil te zilllen schikken. Hoe zou
'took anders kunnen na de belemmering
van zijn handels- en havenverkeer door
Engeland. Thans heeft Griekenland er in
toegestemd om, wanneer Fransch-Engeb
sche troepen terugtrekken uit Servië op
zijn gebied, in dat geval zijn eigen troe
pen terug te roepen, teneinde den Entente
troepen gelegenheid te geven het Grieksqhe
gebied te bezetten.
Bojadjew in Nisch.
Nog altijd is Nisch vol herinneringen
aan den laatsten tijd van Peter,-den Ser
vischen Koning, en alle- zijn zoo jammer
lijk gebroken en vergaan als dit Konings-
leven zelf.
Aldus dr. Leo Lederer, de bijzondere
correspondent van het „Berliner Tage-
hlatt", die gedurende de laatste dagen
in Nisch toefde. En hij gaat voort-.
Hier heeft de Koning gehuisd, als hij,
de oude, zieke man, zich .niet in een of
ander Servisch bad ophield. Daar heeft
hij overnacht, na vermoeid uit de loop
graven gekomen te zijn, waar hij meer
dan eens de kromme, jichtige Vingers
om een geweer -heeft gespannen, om jnet
de vertwijfeld en heldhaftig vechtende zo
nen van zijn land op den doodelijk ge-
haten vijand te schieten.
Ergens in een zijstraat staat, kaal ©n
slechts één verdieping hoog, bet sjofele
huis, dat Koning Peter met zijn familie
te Nisch heeft bewoond. Het behoort aan
een Servisch advocaat. In een kamer staat
nog het smalle ijzeren bed van Peter
Karageorgewitseh en in het kale vertrek
kijken uit zwarte, onversierde houten lijs
ten de beeltenissen van Koning Nikita,
bij wien Koning Peter nu misschien toe
vlucht zoekt, evenals van de Mo-ntenegxijn-
sche Prinsessen van het Huis Rowanow,
niet -dien zinmelijken glimlach om de lippen
naar omlaag.
Nu bewoont de aanvoerder Van het eer
ste Bulgaarsche leger, generaal Bojadjew,
die ruimten. Groote kaarten liggen op de
tafels, acten bedekken de stoelen, op een
klein rood kastje staat met vergulde let
ters: Groote onderscheidingsteekenen van
de Oo&tenrijfcsch-Hongaarsche Kroon eer
ste klasse.
Nu, in dm avond, is de gteneraal niet
in de werkkamers. Dit uur is hij gewoon
in de groote zaal van het vroegere casino
der Servische officieren door te brengen.
Een rood baltakijn welft zich over een
estrade. Daaronder Woonde eens Koning
Beter met zijn verwanten de feesten der
officieren bij. Hier, in deze zelfde zaal,
heeft ook de Skoepschtina vergaderd op
den gedenkWaardigen 30n Juli 1914, toen
de eischen van Oostenrij-k-Hongarije defi
nitief werden verworpen. Nu middagmalen
de officieren van den Bulgaarschen gene-
ralen staf aldaar, terwijl Duitsche en Oos-
tenrijksch-Hongaarsche „verbindings-offi-
eieren" aan hun zijde zitten.
Zachtjes sprekend, wachten zij op hun
leider. Men weet, dat generaal Bojadjew
prompt op tijd aan het avond-eten komt
en op slag van achten ontstaat er dan ook
veel geraas van schuivende stoelen: de
officieren begroeten hun generaal. Vrien
delijk dap.kt deze naar alle zijden. Van
middelbare lengte en krachtig gebouwd,
behoort deze bevelhebber, met de vroo-
lijfce, geestkrachtige oogen, de forsche ge
laatstrekken en den korten puntbaard, tot
die officieren van het Bulgaarsche leger,
die bewijzen, dat de oorspronkelijke kracht
der natie, de boerenstand, ook de beste ele
menten voorde aanvoering van dat volks
leger levert. Het hooge voorhoofd met de
schaarsche haren, welkte in een soort Na
poleonlok over het voorhoofd vallen, ge
tuigt van diepen, geestelijken 'arbeid,
waarmee deze zoon van Macedonië zich
tot veldheer heeft opgewerkt. Hij spreekt
even gemakkelijk Fransch als Itali-
aansch. Duitsch kent hij niet....
Mesopotamia.
Tot de meest verwijderde ooriogstoonee-
len behoort dat in Mesopotamië, aan de
Thatt-el-Arab. De berichten luiden, dat
de Engelschen voorwaarts trachten te
rukken, en dat de Turken ze probeeren
tegen te houden. De Engelschen hebben
daar, in het oude land, in dat land van
mythen en sagen van honderden eeuwen
her, een zwaren strijd. Zandhoozten en
overstroomingen zijn er aan de orde van
den dag. Onverbiddelijk roostert de zon
het gebied tot een zengende hitte. Slechts
hier en daa* vindt de arme soldaat scha
duw onder een groep palmen. Met angst
wordt het bevel tot wederoprukken ver
wacht, oprukken door eèn vlakte, waar
tot aan den horizon geen lokkende boom
zijh troostende bladerèn uitspreidt. Alleen
het denkbeeld, dat er straks weer' een tijd
van overvloedigen regen komt, en dat
men zich dan bevindt in het land van het
Paradij's, het gebenedijd© Eden. uit den
Bijbel, heeft zijn groote bekoring. Dan
is de woestijn bedekt met teer groen,
en vullen onzichfbare kruiden de atmos-
pheer met een heerlijken geur. Rusten kan
men in de schaduw van teergevederde
palmen, die zich scharen om een wit-
gekoepeld heiligengraf, in welks nabij
heid eenige landbouwwerktuigen liggen,
met riet bedekt, die zwervende nomaden
daar aan de hoede van het heiligdom
hebben toevertrouwd, tot ze weer ge
bruikt worden. Men doet goed, de schel
pen hutten niet binnen te treden, want
dat zijn gewoonlijk grafkamers voor vrome
sjiiten, die in Kerbeia begraven wilden
worden, doch niet eerder onder de aarde
mogen rusten, dan nadat hun lichaam
drie jaar lang gedroogd is.
In 'de enkele dorpen, die men pas
seert, schijnt de bevolking niet veel van
den oorlog te weten. De sheik neemt
de honneurs van zijn huis met dezelfde
deftige vriendelijkheid waar, als waarmee
hij in vredestijd de vreemdelingen be
groet.
Ook de Kerkha, de linker zijrivier van
de Shatt-el-Arab, die door zijn overstroo
ming een hindernis is geweest bij het
oprukken der Engelsche troepen, ziet er
nog hetzelfde uit als voor den oorlog.
Primitieve, van binnen zoowel als yan
buiten gepekte hoornen dienen voor het
verkeer; de roeiers zingen eentonig hun
droefgeestige Arabische liedjes, terwijl an
dere vaartuigen, volgeladen door een
zwart gebrande scheepskneoht, vanaf den
oever stroomopwaarts worden getrokken.
Aan de oevers koesteren zich reusachtige
schildpadden en sierlijke kraanvogels
staan hier en daar op schildwacht.
Syrië.
Eigenaardig toch dat almeer landen uit
de Gewijde Geschiedenis bekend in den
oorlog betrokken raken, naarmate het ter
rein van de gevechten zich naar Azië
z;ich dreigt 4e verplaatsen. Nu weer wil
het mis loopen in Syrië, waar een op
stand tegen het Turksch bewind wordt
voorbereid. Aonleggër is Djemel Pacha,
de commandant van de Egyptische expe
ditie. Reeds tweemalen had hij het aan
den stok met de autoriteiten té Con-
stantinopel.
In Juni vroeg Enver Pacha (de eerste
minister in Turkije) terugzending van alle
Syrische troepen naar de Dardanellen.
Djemal voerde het bevel uit, doch hield
10.000 man bij1 zich. Constantinopel wil
ook die manschappen hebben, maar D§«-
mal blijft Oost-Indisch doof.
Tegen einde Juli ontvangt hij med*-
deeling van zjjn terugroeping naar Cda-
stantinopel. Hij weigert te gehoorzame* em
wat erger is, hij nam een houding oam.
Hij 'behandelt de onderdanen der Geallieer
den met onderscheiding en predikt de een.-
dnacht en solidariteit aan alle clemente*
van de Syrische bevolking, waar hjj tol
zijn voldoening een nationalistische Ara
bische beweging ziet groeien.
Hij is zoo leep om vooral de Druse»
(dat zijn Christenen in Syrië en Arabië)
te begunstigen en de Mohammedanen té
plagen. Dat is natuurlijk om het ver
trouwen der Franse hen te wekken, want
zonder hun hulp zal hij wel niet veel
vermogen. Hierbij komt dat hij, nu En
geland in Egypte de lakens uitdeelt, op de
Drusen van Egypte steunt. Zij wonen,
50.000 in aantal, bij 'de Libanon en mei
80 tot 100.000 in de Haurau.
Hoe dit zij, een opstand in Syrië i»
zeer wel mogelijk.
De inneming van Pristina.
Omtrent de voorgeschiedenis ra* de
inneming van Pristina, wordt het volgende
medegedeeld
Het leger van Todorow, dat op Uskuib
steunt, was vooruitgekomen. De linker
vleugel bij1 Katsjanik streed om den uit
gang der bergengte aan de Lepenattz-
rivier naar het Merelveld. Verder oost
waarts hadden de Bulgaren bij Gilan op
den weg van het Morawa-dal naar Pristina
den Servischen tegenstand gebroken. On
middellijk daarbij laansluitend drongen
Bulgaarsche strijdkrachten uit de linie
tusschen Wranja en Leskowatz de Ser
viërs naar het westen. Zij stonden in het
front van den Goljak Planina tot den Ra-
danberg, waar zij voeling kregen met het
leger van Gallwitz, dat van Kursjumlje
aan de Rjanska Rjeka naar Pristina op
rukte.
Bij den aanval' vaïl delinié'NisjLesfco
wats moesten de Bulgaren den moeilijken
overgang over de Morawa zonder brugge*
bevechten. Tuissehen 5 en 11 November
slaagden hun afdeelingen daarin, waarbij
zij tot den hals in het water door de
rivier moesten. Eenig© afdeelingen waren'
van Pirot naar Leskowatz opgerukt, maar
ontmoetten daar zulk een hardnekkige|nf
-tegenstand der Serviërs, bij wie Koning
Peter zich bevond, dat zij naar Wranja
terugweken.
Door den druk uit het Noorden, die
zich steeds meer deed gevoelen, trad ech
ter een zoodanige verandering in, dat de
operaties tegen het algemeene doelPristi
na hervat konden worden. Uit Weenen
werd, naar men weet, officieel1 gemeld,
dat een Duitsche colonne van het Noorden;
en een Buigaars-che colonne uit het Oosten
de stad binnen drongen.
Kortte Oorlogsberichten.
De Fransche kranten zijn vol be
wondering voor de heldendaden van den
beroemden légerhond Turn. Deze Turc ver
staat de kunst van telefoneeren. Men ver
telt van heml, dal hij 's nachts wordt los
gelaten, nadat mm aan zijn hals heeft
bevestigd een miniatuur telefoontoestel-
let je. Hiermee vertrekt bij naar de vijan
delijke loopgraven. Hij 'loopt echter niet
vrij, doch aan leidsels van telefoondraden.
In de onmiddellijke nabijheid van den
vijand legt lig zich in bet gras en depo
neert bet toestel Voor zich. Bespeurt zijn
scherp gehoor eenig onraad, dan geeft
hij een vijftal zachte blafjes in de micron
foon, pakt dan zijn biezen en komt in
gestrekten galop weer terug.
Haast overal langs de Zuid-Limburg-
sche grens, ziet men Beiersche Landstorm
soldaten op wacht staan. Deze soldaten
maken met hun .grooten bruinen baard, en
hun grootte Duitsche pijp in den smiond
een zeer gemoedelijken indruk. Ook de
Belgische inwoners zijn tevreden over de
ze soldaten. Heeft de Beiersche Landstor-
mer zijn wacht gedaan, dan ziet men ze
in den regel met de Belgische kinderen
spelen. Overal in België, waar deze sol
daten zijn, hoort men nooit klachten. De
Beier en de Belg kunnen goed met elkaar
opschieten. Des Zondags na de kerk ziet
men in de cafés dikwijls heel gemoedelijk
Belgen en Beieren aan het kaartspelen.
„Vad."
Iemand die uit Antwerpen aankwam,
deelde mede, dat zeer spoedig Duitsche
werklieden aan het Yserfront worden ver
wacht, om de land- en straatwegen in
orde te brengen.
Het garnizoen van Monaco, hetwelk
uit 200 man bestond, die deels van Fran
sche, deels van Italiaansche nationaliteit
wiaren, i s naar gemeld wordt, geheel en ai
opgelost, doordat de manschappen door de
militaire overheden hunner landen, zjjn
opgeroepen.