No. 88 Dinsdag 36 October 1915 30e Jaargang Uit de Pers. De Groote Oortog. AARDSCHE SCHATTEN. - - - - Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: ti.AW.3E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. F. DHUfJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. Overeenkomst. Patrimonium wijst in een lezens waardig artikel op de treffende overeen komst tusschen het opkomen van de mo derne sociale quacstie en het ontstaan van den wereldoorlog. Het blad schrijft: Het buitenlandsch beleid van het Duit sche Rijk kan ook ons niet bekoren, al ge voelen wij even weinig sympathie voor de staatkunde der andere Mogendheden. De waarde van al die beschouwingen over wat een staatsman als Bismarck wellicht had kunnen bereiken, schijnt ons echter uiterst problematiek. Wel staat ook voor ons vast, dat het groote conflict voorko men had kunnen worden. Maar niet door de wijsheid, do voortreffelijkheid, of wilt ge de slimheid van den een of anderen staatsman. Wel daarentegen door het vasthouden aan de goede beginselen van zedelijkheid en recht. Er is merkwaardige overeenkomst tus- schen het opkomen van de moderne „so ciale quaestie" en het ontstaan van de zen oorlog. Zelfs is er een zeker verhand. Ons modern-economisch leven, met zijn rijkdommen, zijn hoog-ontwikkelde nijver heid, zijn breede, weinig koopkracht be zittende arbeiderklasse, beeft ongetwijfeld het gevaar van een economisohen oorlog in niet geringe mate vergroot. Geweldige veranderingen grepen er se dert de 16e eeuw plaats in het maatschap pelijk leven. De ontdekking van nieuwe landen, het openen van nieuwe, handels wegen, deed het middeleeuwsche klein bedrijf zijn overheersohende positie verlie zen. De „manufactuur" kwam op. Op be stelling werd schier niet meer uitsluitend geleverd. Men streefde, zij het nog met be hulp der primitieve voortbrengsmiddelen, naar massa-productie voor de markt. Dank zij de uitvindingen, in de 18e eeuw van James Watt, van George Stephenson en anderen, groeide de „manufactuur" uit tot machinefactuur, tot het moderne groot-bedrijf. De gilden-organisatie bleek een te eng keurslijf, dat weldra verscheurd werd. .Een felle concurrentie op de wereldmarkt ontstond. Een-echte strijd om het bestaan, een gevecht op leven en dood werd op een internationaal slagveld geleverd tusschen de verschillende ondernemingsvormen. .Vele kleine bedrijven gingen onder. De arbeidersklasse, gescheiden van de pro ductiemiddelen, werd geboren. Diep el lendig was haar jeugd. Het groote moder ne „sociale vraagstuk" was in het aanzijn geroepen. Hadden de wijzigingen in het economi sche leven onafwendbaar noodzakelijk tot dit droeve gevolg moeten leidon? Het is onzerzijds steeds ontkend. Te recht betoogde dr. Kuyper in de Openings rede van het Sociaal Congres van 1891, dat de sociale quaestie op verre na niet zulke onheilspellende afmetingen zou heb ben aangenomen, indien verkeerde, on christelijke beginselen niet zulk een volslagen ommekeer hadden teweeg ge bracht in het bewustzijn, der natiën, der standen en der individuen. Had niet een valsch individualisme den toon aangege ven, waren niet het eigenbelang als het richtsnoer voor ons economisch leven aan geprezen, men zou, overeenkomstig de beginselen van rechtvaardigheid en naas tenliefde, naar middelen en wegen hebben gezocht, om,het lot der breede massa te verzachten. Het Mammonisme zou beteu geld zijn. Pogingen om een bij' de nieuwe toestanden passende organisatie in het leven te roepen', zouden onmiddellijk zijn aangewend. De Overheid had niet zoo lang lijdelijk aangezien, dat de ar beider niet komen kon tot hoogere ont wikkeling, (tot een menschenleven met e e r e. Maar een koud egoïstisch individua lisme beheerschte de anensehelijfce sa menleving, gaf den toon aan met name in de leidende kringen. Het warme, het sociale Christendom oefende geen in vloed uit. Wie ouder de leiders der vol ken rekende er nog mee? Zóó kwam de sociale ellende over de volkeren. wezenlÜk anders is de toestand nu. Ook de groote Europeesche oorlog heeft een gees telijke oorzaak. Er is een in nig verband tusschen dezen economischen oorlog en de anti-christelijke leeringen, die in ons maatschappelijk en staatkun dig leven helaas zelfs door Christenen worden gehuldigd. •T Het geval Cavell. De terechtstelling van de Engelsche juffrouw Edith Cavell (spreek uit Keevel) door de Duitschers heeft één kreet van verontwaardiging door Europa doen gaan'. Juffrouw Cavell had te Brussel een particuliere ziekenverpleging, en had tij dens dezen oorlog zich aangewend, alle uit Duitsche handen ontvluchte Belgische, Engelsche en Fransche krijgsgevangenen, die in haar woning schuilplaats genoten, naar Engeland of Nederland te helpen, om langs dien weg weer in de gelederen van hun land tegen de Duitschers te kunnen meevechten. Dit misdrijf is door haar erkend. Regeering en volk in Engeland zijn of houden zich diep verslagen. Wij bcoordee- len dit niet, hij de wetenschap dat om vrij wat lichtere vergrijpen, door Roberts en Kitchener in Zuid-Afrika, vaderland lievende menschen denk onder andoren aan het geval-Broeksmazijp doodge schoten. Doch des te harder mogen wij dan ook ons verwijt jegens Duitschland doen weer klinken, dat het op dien boozen weg En geland van 1899 is nagevolgd. Hiervoor toch was geen enkele aanleiding. Boven dien de snoode daad van den een mag geen verontschuldiging zijn voor de even snoode daad van den ander. Het moge waar zijn, wat van Duitsche zijde wordt herinnerd, dat ook in Frankrijk in Maart van dit jaar de doodstraf is toege past op Duitsche vrouwen, dit vergoelijkt in geen enkel opzicht de fusilleering dezer Engelsche. En zulks in de eerste plaats al. niet, omdat zij haar leven opofferde ten behoeve van haar oude vaderland en landgenooten. Naar recht en wet en strafwetboek en militair strafwetboek moge alles „in regel" zijn. Dit bewijst dan alleen dat deze niet deugen, en wat het laatste aangaat, be hoort te worden aangevuld met een artikel dat de(n) ter dood veroordeelde recht geeft op het vragen van gratie of straf vermindering, en alzijdige verdediging. Van Duitsche zijde verweert men zich nu wel met een herinnering aan de con centratiekampen. Maar men vergeet, dat deze kampen een Duitsche vinding zijn, en dat hej middel tot onderwer ping van de Boeren, naar men zegt al thans, door een Duitscher aan de Engel- schen is aan de hand gedaan. Uitstel tot 1921? „De Standaard" schrijft: Zou er zooveel verloren, zij-in, indien de weer-optreding .van rechts in het ka binet, ongemerkt van 1917 naar 1921 verschoof Men moet, voor zulk eeu kwestie staan de, wel indenken wat er in zit, betoogt het blad. „Lukt van der Linden's toeleg, dan zal de eerstkomende stembus tegelijk èn over de samenstelling van de Tweede Kamer èn over de Grondwetsherziening beslis sen. Bij tweeën één nu. Bij de stembus van 1917 haalt de Grondwetsrevisie het, zoodat art. 80 en art. 194 (en waarom nu niet ook art. 77?) er heel anders door worden, oftewel de revisie valt. Dit laatste is bijna niet denkbaar, en zou in elk geval uiterst ongewenscht zijn. Dan toch begonnen we weer „van voren af aan" en verzonken we met den financieelen chaos in een Sche'ool, waar geen uitkomen aan was. Slaagt nu liet Kabinet er in, om er met zijn revisie door te komen, dan blijft het natuurlijk voorloopig aan, en zal men van liberale zijde zich hebben op te ma ken, om ons budget weer terug te leiden op de oude, ordinaire paden. Rechts zou, kwam het voor zulk een taak te staan, vermoedelijk kracht ver spelen. Men zou van Rechts een Kabinet krijgen, waarin de. financiën geheel het politiek» spel beheerschten. Van vorderingen op het politieke pad zou nauwelijks sprake zijn. Onze beginselen zouden ternauwer nood aan de orde komen. En bij de stembus van 1921 zou 'tzoo bijna wan hopig voor ons staau, dat er op keer in de zaken nauwelijks kans meer was. Uit den coalitie-angst, voor een perio de van overgang, ontkomen, zou 'tdan weer een heroïeke strijd, onder zuivere banier, voor ons beginsel kunnen wer den. Er zou zuivering van geheel onzen politieken toestand komen, en innerlijk gesterkt en met heilig© geestdrift als in oude dagen bezield, zouden we bij de tweede electorale campagne een anders nooit meer bereikbare positie kunnen her overen, die aan alle geschil onder ons christelijk publiek een einde maakte, en ons opnieuw een bezielende toekomst te- genvoerde. Opruiing tot dienstweigering. In „De Rotterdammer" lezen wij: Het pas uitgekomen Manifest dat tot dienstweigering .aanspoort is een ern stig verschijnsel. Ernstig om den krassen toon, waarin hier openlijk ongehoorzaamheid aan de landswet wordt gepredikt. Letterlijk toch wordt in het Manifest niets meer of minder dan dit. gezegd: Waarde Medeburgers! Wij allen, wier namen staan onder deze verklaring, richten ons tot het Nederlandsche volk om te getuigen te gen den geest van oorlog en militai- tairisme die al meer en meer daarover vaardig wordt. Wij verklaren hier openlijk, dal wij ons met onze gansche ziel keeren te gen alles wat tot het militairisme be hoort, ook in den vorm van een dus genaamd volksleger. Voorzoovelen wij ooit tot gewapende landsverdedigers verplicht gerekend zou den worden, hopen wij de kracht te bezitten om alle persoonlijke, recht- streeksche deelname te weigeren, de kiacht om liever gevangenisstraf te on dergaan, ja zelfs gefusileerd te worden, dan ontrouw te plegen aan ons gewe ten, onze overtuiging of wat wij1 de hoogste wetten van aJgemeeno mensche- lijkheid achten. Voorzoovelen wij hetzij mannen, hetzij vrouwen om onderscheidene redenen nimmer in de termen van mi litieplicht zouden vallen, schenken wij toch door deze enderteekening onzen zedelijken steun aan hen, die op bo- vengenoemdon grond elke persoonlijke geweldsdaad in dienst van het mili tairisme weigeren, terwijl wij zouden wenschen, ten volle in hunne aan sprakelijkheid te mogen on te kunnen deelen. Immers wij beschouwen dienstweige ring als een der middelen welker sa menwerking het militairisme zal ver nietigen, waarbij de persoonlijke dienst weigering groote, zedelijke waarde heeft, mede om tot massale dienstweigering te geraken. Ernstig is ook, dat tol de onderteeke- naren zoo groot aantal predikanten be- hooren. Wij telden een kleine veertig moderne dominees, die hun handteekening gaven. Wie voelt niet angstige bekommernis bij de gedachte aan de zedelijke verwil dering van de schare, die onder .de be ademing van deze geestelijke landslieden staat. Ook kan de vraag niet achterwege blij ven of zoo tartende opruiing ih ons land straffeloos mag geschieden. Mijn hart, begeer die levens weelde niet, Die, als een schotel zachte lente-rozen En blanke leliën in d'uchtenddauw be- vrozen, 't Geluk zijn gunsteling als gavei biedt. Mijn hart, verzaak des levens roem en eer, Die schettrend schalt uit blank'gewreven horens; Maar, ééns geblazen van den trans des torens, Nog even natrilt, en dan sterft het weer. i i Mijn hart, wil niet die zoete levensrust, Die in haar boot, omkranst van lauwer- Jrlaren, Den tragen stroom naar zee komt afge varen, Waar 't zilte nat de vreugde-vonken bluschl i Mijn hart, voed slechts dezen lovens- wensch Wil, Heer, mijn schatten hier in scherven breken; En tot mijn brekend hart Uw heilwoord spreken Zoo sta ik op, en word in waarheid „mensch". (Pniël.) J. H. STOUT. 1 Beknopt overzioht van den toestand. De heldenmoed der Serviërs is onge twijfeld het onderwerp van vele oorlogs- gesprekken. Heldenmoed wekt altijd bewondering. Vooral wanneer deze eigenschap zich openbaart in dagen van druk en benauwd heid. Dan krijgen wij eerbied voor hen, die heldenmoed betoonen. Wel schijnen de Serviërs het onderspit te zullen delven in dezen ongelijken krijg, doch hun weergalooze moed zal spreek woordelijk worden. 1 We spraken van een ongelijken krijg. Dit zou het niet zijn, als de legioenen van de Entente zich reeds aan de zijde der Serviërs geschaard hadden. Eerst dan zouden partijen aan elkaar gewaagd zijn, Doch de troepen der geallieerden heb ben zich in Servië nog niet in den strijd geworpen. De streek van Uskub is geheel in het bezit der Bulgaren. Het heeft in den strijd om dit gebied bij de Serviërs niet aan moed en doodsverachting ontbroken, doch 't mocht zonder de hulp der geallieerden niet baten. Servië had gehoopt op de hulp der geallieerden, die uit Saioniki zouden op rukken. Doch ook nu zijn zij laat, zoo niet te laat gekomen. De verovering van den spoorweg Nisj Saioniki over zulk een uitgestrektheid is een zet der Bulgaren, welke niet gemak kelijk kan worden te niet gedaan. Wel schijnt een gedeelte van het lan dingsleger van Saioniki op het gevechts terrein aangekomen en op de linie Kriwo- iafcStrumitza voeling gekregen te hebben met de Serviërs, doch het is nog de vraag of de druk vanaf deze linie in N.-O. rich ting sterk genoeg zal zijn oml opluchting te brengen in het Vardardal Onze taak is, zeide een Servisch offi cier, die in Rome is1 en daar door een journalist werd geïnterviewd, onze taak is zoo lang mogelijk tegenstand te bieden en den geallieerden tijd te geVen om hun troe pen met de onze te vereenigen Die taak zal het Servische leger vervullen, al zou het ook tot den laatsten man worden uit geroeid. De rost laten wij over aan do geallieerden, in wie wij een volkomen vertrouwen stellen. (Zou dit vertrouwen niet reeds eenigermate geschokt zijn? Red.). De Serviërs hebben de taak een dam te vormen, die den centra- len ïnoet beletten Konstantinopel te berei ken, en zij moeten daarvoor de Oosten rijkse hc en Duitsche legers beletten naar het Z.-O. op te rukken en zich met de Bulgaren te vereenigen. Daardoor zijn de Serviërs niet in staat to zorgen voor do verdediging van Macedonië. Dit geeft volkomen juist de positie in Servië weer. En bet bewijst ook,weer don innerlijken moed, die den Serviër drijft tot do heldhaftige1 verdediging van zijn vaderland. Inderdaad, zoo komt het dat de wereld op 't oogenblik bezig is te vergeten, dat zij eens do Serviërs een volk van konings moordenaars en hun land een broeinest van misdadige complotten noemde, dat ve len, die het vorige jaar met levendige voldoening de Oostenrijkers over de Servi-, sche grens zagen trekken om met straffe hand do misdadigers te tuchtigen en zui vering te brengen in' het schorpioenenhol, en thans datzelfde volk met den eerenaam Van „een natie van helden en heldinnen" bestempelt. De taaie heldhaftigheid,'waar mee de Serviërs hun vaderlandschen grond verdedigen tegen een ovcrmachtigen vij and, laat zelfs hun tegenstanders niet koud en vindt hij dezen onbewimpelde erken ning. Koning eii volk zijn door één zelfden geest bezield. De oude Koning Peter heeft de volgende legerorder uitgevaardigd. „Ik, uw Koning, bezit de kracht, niet meer, aan het hoofd van mijn leger den verde digingsoorlog op leven en dood te voeren. Ik ben een zwak grijsaard, die slechts met u allen kan meevoelen. Maar ik zweer u, als ons de smaad van de nederlaag ten deel valt, dat ik den ondergang van het vaderland niet zal overleven." De getuchtigde stad. De Aardenburgsche correspondent van „De Nieuwe Courant" vertelt het vol gende van zijp bezoek aan Lokeren Ik stapte in Lokeren uit. Met mij! was er één passagier. De stad leek uitgestorven. Doodsche leege straten. De gesprongen brug over de Deurne lag nog steeds schuin in het water. En daarnaast werd de so- liede houten brug van zware balken door een piepjong blozend Duitsch soldaatje be waakt. Het was juist marktdag. En de markt was gehouden, dat kon men zien aan de talrijke, nu reeds afgebroken wor dende houten kraampjes op het markt plein. Maar van marktgewoel was, twaalf uur 's middags, geen spoor meer te beken nen. Hier en daar een paar Duitsche mili tairen. Aan den waterkant, ,wat verder, werd door een troepje Duitsche soldaten in werkpakken hooi ingeladen. Ginds gingen een stuk of wat meisjes en arbeiders van fabriek of werkplaats naar huis, om te schaften. Wat schoolkinderen met een boe ken tasch. In het restaurant, waar ik' wat ging eten, zaten welgeteld nog twee perso nen, die, gekomen ,van buiten, een pas moesten halen. Reizigers kwamen er an ders niet, zeide de juffrouw achter het buf fet. En van de Duitschers begeerde men liever geen klandisie, omdat men dan de goede cliënteele verloor. Aan het raadhuis las ik het aanplakbil jet, dat de oorzaak van deze sombere doodschheid in het anders zoo levendige stadje Lokeren verklaarde. De commandant der plaats deelde mee, VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. postf 1.26 Losse nummers Prijs der Advertentiën 15 regels /"0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maai plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ft. iedere regel meer 10 ct. dat zeventig man waren opgëëischt om voor het Duitsche legerbestuur te werken. Daarvan waren er een goede veertig op het biljet met name genoemd, niet verschenen. Dientengevolge werd de stad Lokeren zwaar gestraft. De straf zou gehandhaafd blijven tot de veertig zich zouden hebben aangemeld. Geen markt mocht worden ge houden. Het sluitingsuur werd op 7 uur Duitsche tijd gesteld. Don moest ieder bin nen zijn. Niet meer dan drie personem machten te samen gaan. Tevens werden maatregelen genomen tegen de weggeble- venen. Zijl zouden met geweld worden op gezocht, en, waren ze niet te vinden, dam zouden hun huisgezinnen als gijzelaars worden gehouden. Mochten de ontbreken- den niet worden opgeleverd, dan zou de stad geïsoleerd worden, met prikkeldraad: worden omgeven, alle verkeer zou worden stopgezet, geen passen naar of van Loke ren zouden meer worden uitgereikt. Zoo het streng gesteld manifest. De straf was van 5 October ingegaan. En mijn fan tasie verbeeldde mij1, wat er omging in die Lokersche werkers. Een deel was geko men ach, wat moest men anders. Er was gebrek in huis, en als men weigerde te werken, werd alle uitkeering en alle steun verboden. Maar een grooter deel bleef thuis, kroop' weg, verschool zich, liep La- keren uit in den nacht. Voor de Duitschers werken? Nooit. En als een loopend vuur had zich de geheime nationale beweging voortgezet, van straat tot straat. Ge zoudt toch ook niet meedoen? Ook niet buigen?, En star stonden ze verdekt ter zijde. Die menschen, die zich hadden gemeld, waren landverraders! En de verachting, en later de wraak van het Belgische bewind, zou den dalen op hun gevloekte hoofd 1 Acht dagen duurde de proeftijd. En in dien tusschentijd drukte de straf, en Voel den allen zich gekortwiekt en benauwd. Alen durfde nauwelijks adem te halen. Overal werkte de Duitsche controle, leder werd verdacht. Waar- mochten de weiger- achtigen verborgen zijn? En menigeen werd gevonden.e En menig ander kwam. zich vrijwillig melden.' Men kon zijn vrouw en kinderen toch niet in de gijzeling laten? Acht dagen. En toen kwam het aanplakbiljet, juist aan den mor gen van dezen dag, dat de commandant van Lokeren, gezien liet feit, dat slechts twee met name genoemden niet aan het bevel hadden voldaan, goedgunstig de straf over Lokeren had opgeheven, en dat de bedreiging die was uitgesproken niet zou worden volvoerd. Markt zou' er weer zijn. Het sluitingsuur was weer normaal, tl. uur des avonds Duitsche tijd. Maar in volle strengheid kwam zijn toom neder op die twee, die onvindbaar waren gebleven. Niemand mocht aan hen of' aan hun gezinnen huisvesting verlee- nen, niemand mocht zo iets verkoopen, ze moesten als Vogelvrij verklaarden worden, beschouwd. Acht-en-dertig mannen, imvonersi van Lokeren, waren naar elders vervoerd. Nie mand wist waarheen. Eenige uren doolde ik door Lokeren's stille straten en ver buiten langs de Velden. En overal was het somberheid en doodsch heid, ondanks de gouden glanzende herfst. Stil stonden hier en daar een. groepje mannen ión vrouwen bij! elkaar. De kinde ren leken hun luidruchtig spel wel te heb ben verleerd. En als dan de ongekende vreemdeling langzaam naderschreed door Lokeren's achterstraten, dan hieven zich de hoofden, en de;oogen zagen vorschend en verwonderd: reizigers kwamen niet in deze gedoemde stad! En als hij! voorbij Was, dan bogen zich de hoofden weer naar elkander - en hij die daar voorbijging, die voelde hun gedachten„St.il, wees voorzichtig. Dat - moet een Duitschman zijn". En ik doolde buiten over de velden. En ook daar was het triestig en verlaten. Ergens op een eenzaam plekje zaten twee mannen verdoken. Een schrik, van weers zijden. En ik dacht: zouden dat de twee onvindbaren zijn? Korte Oorlogsberichten. De operaties in België en F r a n k r ij k. Uit Berlijn In Champagne ondernamen de Fran- scben na een sterke artillerievoorbeteidinlg aanvallen bij Tahure en tegen onze ten Noorden van Le Mesnil vooruitgeschoven stelling. Bij Tahure kwamen hun aanvallen door ons vuur niet tot volle uitvoering'. Zondag avond laat werd in den vooruitspringen den hoek te (Le Mesnil' nog verwoed gestre den. Ten Noorden en ten Oosten daarvan zijn alle aanvalle.n onder zware verliezen voor de Franschen afgeslagen. Uit Parijs De Franschq troepen behaalden Zondag in Champagne een belangrijk succes. De Duitschers hadden voor hun tweede linie een geweldig georganiseerde voor uitstekende positie behouden, waarin zij

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1