Woensdag 39 September 1915 89e Jaargang
No. 300
Uit de Pers,
Binnenland,
D@ Csroofe Oorlog*
Uitgave vaa
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGÖ
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes?
LAN VQRST5TRAAT 219=,
Bureau te Middelburg?
'IRMA F, P. DHUiJ - L, BURQ,
Drukkers:
Oosterbaan La Ccinire - Goes.
De Kaap.
De „Standaard" driéstart:
Wat zal 't stembus-resultaat aan de
Kaap zijn? Zal Botha overwinnaar zijn?
Of z'al .eindelij]: dan toch het natonala
element der oude koloniën zegevierend uit
den electoralen strijd komen
Vooral wie Valter's studie over Gene
raal BiOfha las; een met zloo zeldzamia
kennis van zaken geschreven studie, voelt
het belang dat dit resultaat voor de toe
komst zlal hebben.
De Kaap is nog' te redden, mits niet
langer Botha en Smuts er den toon aan
geven. En anders verzinkt onherroepelijk
het oud-Iiollandseh élement er in liet
Engolsch-koloniale. Laat men ook in ons
land van het doorwrochte werk: „Gene
raal Botha tijdens den Engelsch-Afrikaan
se hen oorlog in 1900," uitgekomen bij
Van Langer huyzén te Amsterdam, kennis
nemen, en onder het lozen geen oogenblik
vergeten, dat Generaal de Wet nog altoos
in zijn gevangeniscel zucht.
Kénde men in het Kaapland Bryans
gezaghebbende lezing over „the British
Rule in India" maar.
Bryan, die nog voor k'ort te Washing
ton Secretaris-Generaal was, maar zijn
hooge betrekking- neerlegde omdat hij
met Wilson niet langer acooord kon gaan,
heeft in deze gedocumenteerde rede breed
en zakelijk uiteengezet, wat de Engelsche
Koloniale politiek van het eens Zoo rijke
en machtige Voor-Indië met zijn 300
millioen inwoners gemaakt heeft.
Japan, zoo schrijft Bryan, heeft in 50
jaar tijds heel zijd volk, dat geen school
kende, en lezen noch schrijven kon, zóó
ver gebracht, dat 90 pCt. nu beiden mach
tig is. In Voor-Indië daarentegen is 'de
vrouwelijke bevolking nog niet boven het
1 pCt. uitgekomen ,de mannelijke bevol
king neg nauwelijks boven de 10 pCt.
En de 90 pCt. die rest, leest noch schrijft,
en leeft voort in de meest volkomen on
wetendheid.
Thans volstaan we met de vraag, of
de toestand in Voor-Indië ook' ons niet
nog maar al te Veel te zeggen heeft.
Gelukkig mag gezégd, dat het die
schande der domheid ook in oiizé Kolo
niën niet meer is. Plichtsbesef is ten
leste ook bij het Indische bestuur door
gedrongen, en niet genoeg kan 't ge
roemd, dat Antirevolutionairen en Libera
len samen hebben gewedijverd oni 't
schoolwezen althans op Java te beteren.
Maar toch, hoever staan we niet nog
altoos bij Japan ten achter, en wat ziware
taak wacht ons, niet enkel op Java, maar
ook op Borneo en Sumatra en Celebes1,
niet nog, eer we het nabijgelegen Japan
niet Zijn 90 pCt. „litterates", gelijk men
ze noemt, overtroeven.
Ais het Zondag is.
In het jongste nummer van „Vrij Bel
gië" schreef Joh. Deniaegt, aan velen uit
o n zi e o n m i d d 11 ij k e o m g' e V i n g
welbekend, een schetsje, dat wij ook aan
onze lezers voorzetten.
Aldus schrijft de M i d d c 1 b u r g s o h e
Courant ter inleiding van het stuk van
h ovengenoemden Belg „uit (haar) 011-
m i d d e 11 ij k e omgeving".
De Belg schrijft o.a.
Kleine, oude stad in Zeeland.
Als het Zondag is, dan is de stad dood.
Ze is dood.
So'mlmigen beweren, dat ze eenvoudig
uitrust. Ze hebben liet deerlijk mis. De
stad' is gestorven. Straks zult ge met
mij bekennen moeten, dat i lc gelijk
heb, en niet zij, die 't anders nieenen.
Waar rust is, daar blijft toch nog leven
merkbaar? Hier is 's Zondags alle leven
weg. Anderen denken clat de stad
slaapt. Ook zij dolen. De slaaptoestand
evenzeer als de rusttoestand is onver-
eenigbaar met den zeer bijzonderen toe
stand van M.... des Zondags. Ei mij!
Daar verklapte ik bijna den naam van
't stadje, 'k Waag het liever niet.
Keen! niemand ter wereld doet me
gelooven, dat alsi liet Zondag is, dezie
stad rust of dat ze slaapt. Ze is een
voudig dood, morsdood, pierdood, steen-
deed.
Reeds Van 's Zaterdqgs a£ wordt die
droevige 'gebcurtenisse voorbereid: dan
wordt de stad gewasschen. De .burgers
weten, dat zé 's anderendaags sterken
zal en daarom maakt men ze eerst
schoon. Een heel leger vrouwen staan
daarvoor klaar, gewapend met beziean,
borstel, zeem, doek, ragbol, spons, en
gerugsteund door een batterij emmers,
kuipen en vensterspuiten.
Nachts sterft dan de stad!
's Zondags 's morgens ligt z!c dood in
de zonneklaar te. Haar wezen is: heel
bleek. Van de vensters, die haar oogen
zijn, geen spoor meer. De blinden
hangen er zorgvuldig vóór. De rolgor
dijnen zijn neergelatenoude, gele, on
sierlijke stores, niet hier en daar bruin
gele vlekken. Van het gekletter der rij
tuigen, van 't gekriep der schoenen op
de hobbelige middeleouwsche straatstee-
nen, van 't gehamer en 't gestommel
des arbeids ,van die duizend geluilden,
die de duizend stemmen der staid zijn
niets meer waar te nemen, 't Is de stilte,
de heilige, de indrukwekkende, de zKvare,
de hoorbare stilte des-doods.
Op bepaalde uren gaan 's vóormiddags
deuren traagjes, geruischloos open, trek
ken stemmige nienschen ingetogen dooi
de straten en veidwjjnan dan weer iii
de vele kerken: in de Protestantsche,
in de Rooansch-Katholieke, in de Waal-
sche, in de Engelsche, in de Remonstant-
sche, in the ultra-remonstrantsche, in de
contr a-r e m onstantsch e, in de
JOODSCHE i), .in de Luthersche, in de
Doopsgezinde, in de anabaptistische, in de
afgescheidene, in de Calvinistisch e,
in de d o 1 e e r e n d e, in de Leger des
Heil-sehe
En dan hoort 'men uit die kerken
stijgen de zeer heilige, zeer eentonige
zangen en psalmen, doorruischt met zeer
heilig, zeer eentonig orgelmuziek. Waar
gij u ook bevindt in do stad: de muziek
komt tot u, ge hoort zie- aandrijVen dooi
de doode straten, boven de doolde daken,
En ge voelt diepe treurnis dalen in u,
om de gestorven veste, voor welke nu zéo
innig biddend gezongen en zoo devolelijk
zingend gebeden wordt.
Ook uit menig huis komt gewijde har-
moniummuziek aanvloeien.
Op bepaalde uren gaan de kerken weer
uit. Heeren in 't zwart, stemmig en
Vroomdames in 't wit, vroom en stem
mig; boeren in 't zlwart, ernstig en pieus;
boerinnen Zwartgerokt en witgekapt, pieus
en ernstig. Wie uit verschillende kerken,
komen groeten „dezen dag" mekaar niet,
hoe goed ze ook mekaar kennen. Dan
ware de eigen stichting verloren; dan
versnijdt men „de kudde die op anklere
paden haar zaligheid zoekt." Of neen,
neen! 't is uit droefheid, dat zij van
trami, nóch rijtuig, nóch fiets gebruik ma
ken hoe vernïoeid de boer ook' soms
weze, hij legt verre wegen te voet af uit
rouw terwijl de electrische trarnl of
de buurttrein naast hemi vo-orbijratelen.
's Middags wordt er .gegeten: het doo
de n'niaal. l i i
's Namiddags ligt de stad bleekér nog,
bepaald wit nu, in de zomer-nanoenhitte.
Nu is ze eigenlijk een schoone doode ge
worden. Menscben stappen geruischloos
olvei' de klinkers om! de doode te bezoeken,
te aanschouwen. Anderen zitten lijze ach
ter hun ramen, op de vensterbanken. Ze
zitten daar den heelen grondigen langer*
namiddag. Ze lezen den Bi ij bel. Ze
lezen stille, kalme lectuur. Of ze treuren
om de gestorven lieve stad. En wanneer
vreémlden voorhij stappen, dan bekijken ziij
ze in hun spionnetjes.
's Avonds komt het theeuurtje. Dan z'it
men in halfdonkere kamers te „scheme-"
ren". Bougiën branden met gele vlam,
theepitjes' glimmen schuchter, 't Zijn de
'kaarsen, de lichten in rouwvertrekken,
alles ter oere der overledene.
Langzaam gaat de Zondag zelf dood
binnen de doode muren. En dan isi 't
dubbele rouw. Dan wordt het buitenbol-
werk waar doode hoornen en dichte
heesters staan, breede gracht kronkelt en
waar een frisch-begroeid© singel langs
heen loopt dan wordt dafc alles een
geweldige, geheimzinnige, zwarte rouw
band rondom de verscheiden veste.
Als bet Zondag' is gaan 'do Belgen
hier verschrikt, beteuterd, bedremmeld
door de leYenlooz'e straten. Dan heb
ben zij het vreemd© gevoel van iemand,
die vóór den ingang staat van een sterf
huis', er binnen moet, en zijn visitekaartje
heeft vergeten.
Dan zien ze er zelf zeer bleek, zleer
somber uit. Dan hangen hun armen slap.
Dan zijn hun beenen loom. Dan staan
hun oogen Verwaterd. Dan hebben 'zie een
gezicht als een grafsteen. Dan klinkt hun
stem hol. Dan dommelt hun geest. Dan
zoeken ze 't op do Markt, doch vinden
het niet; Zoeken het langs de kaden, en
vinden 't evenmin. Dap. weten zie op den
duur niet meer wat zé zoeken. Weten niet
oï zé zelf nog levend of doocl zijn.
Al de spatieeringen zijn van ons. Let
op dat „.Joodsche" (op Zondag!), op dat
„Calvinistische, doleerende". 'tis of De
Maegt zpn licht bij „De Middel bur grche
Courant" opgestoken heeft. Zoo toch schrijft
de man niet uit z'n eigen. Dat hebben
would-beliberalen hem -voorgepraat.
Red. „De Zeeuw".
Die heele Zondag, spookt vóór hun brein
als een lange geeuw....
Dat ze 's anderdaags de stad weer zien
opleven of er niets gebeurd was, frisch
[en fleurig is voor hen een ipuur mirakel.
Iemand te M., verontwaardigd over zoo
onware critiek, zond een pendant er op
aan de Middel burg^sche C'rt., wel
ke de plaatsing weigerde, waarop hij bij
ons om gastvrijheid aanklopte. Wij meen
den om de eer van M. en vooral van
ons Christelijk volksdeel in 't algemeen
zijn verzoek te moeten inwilligen.2)
„Wie kaatst, moet den hal
verwachten".
Als het Rustdag is.
Kleine oude stad in Zeeland.
Als liet Zondag is rust de stad. Som
migen beweren, lichtzinnig, oppervlakkig,
omdat ze niet diep zien kunnen (ze be
schouwen het uiterlijke identiek- met het
innerlijk, wat in hen niet te ver\Voodenen!
valt), dat ze dood is. Ze hebben het
deerlijk mis. De stad rust. 'k Laat aan
u over te bekennen of ik gelijk heb of zij,
die niet diep kunnen zien, niet kunnen
denken. Anderen wanen dat de stad
slaaft. 'Zij1 delen zeker. De slaap- en
doodstoestand is onVereenigbaar met den
zeel' bij zonderen toestand van Mv. des Zon
dags. Zeker, ge moogt wel weten dat
ik M. schrijf. Ik hén gewoon te denken
Voor ik schrijf. Ik houd niet van babbe
len; dat laat ik over; aan degenen, die
de belangelooize gastvrijheid, welke zij ge
nieten, met bespotting beantwoorden.
Maar dat is van oppervlakkigen te- ver
wachten. Geen nieuws voor den Zeeuw,
die gewoon is eerst te denken, dan te
spreken; die trouw is in zijn vriend
schap en ten slotte, bij het zien bespattei-
lijk mjaken van zijn gastvrij dak, in zijn
inwendig© rust denkt: „Doe wel en ziio
niet om". Want dit woord leert hiji des
Zondags a,ls de stad rust en andeïen,
biang voor hun innerlijken dood in een
kroeg 'kannewijsheid gaan zoeken.
Die de stad k e n n e n, w e t e n, dat
ze niet dood is of slaapt. Zij rust een
voudig van haren arbeid. Als ruwe han
den 'zich vouwen en zich heffen omhoog.
Als de harten zich sterken door oude
en nieuwe wijsheid.
Voor anderen, die niet denkon kunnen
is wijsheid onverteerbaar, steenhard. Als
de stad mediteert babbelt hun platte taal
„pierdood", „steendood".
Reeds 's Zaterdags wordt door wereld
vermaarde Hollandsche kreukzindelijkheid
de stad in loutering: op den rustdag! voor
bereid, gedachtig aan het: „Reinigt en
heiligt u Yoor den Rustdag", dat de
Zeeuwen Vers taan en w e t e n uit het
Boek vol Oude en Nieuwe Wijsheid.
Kleine zielen hebben alken oog, en oor
voor den 'reinigingsdienst; zien niet het
doelalleen de middelen, die echter geens
zins dienen om het eerste tie heiligen.
Maar de moegezwoegden verlangen naar
den Rustdag, waarop zij voelen, dat ze
leven; waarop zij hun geest voeden kun
nen; hun diepste innerlijk, waarvoor het -
gejaagde weekleven hun zoo Weinig tijd
laat.
Zóó komt Zaleirfagavandstemming „en
gaan op onhoorbre voeten de uren langs
de donkere paden van den nacht" en
slaapt in liefdedroom zoo menigeen, onr
te ontwaken in rust van wijding: van den
dag, die daget'; den gouden dag der Rust.
Dan ontwaakt M. en ligt rustig in zonne-
klaarte. Haar wezen is gewijd. Alleen zij,
die 't liefst kruideniers- en gruttersramen
zien, treuren, omdat ze nu niet met
cloquet gekriep van schoenen zich kun
nen baden in goedkoop licht in 't leven
op de straat, wat men in Holland §chuwt,
want daar leeft men, in huis en in
n a t u u r.
Voor hen is die heilige indrukwekkendja
stilte van den rustdag de hoorbare stilte
des doods.
Op bepaalde uren gaan 's moirgens of
later op dén dag de bewoners* van M.,
die niet be ho oren tot Jan Rap* en zijn
maat (waarvan onze edele vrijzinnige De
Genestet zoo guitig zegt:
Jan Rap* is ze*er vrijzinnig zeei?!
Hij houdt -niet van die yromen!
Hij geeft geen weerga" om' de leer,
En maalt *om bteedo* zoomen.
Hij vindt geen waren Christengeest
Bij al die fijne kwezels,
Hij zégt: „de Liefde" is 't hoogst, is
['t meest
2) De heer Joh. De Maegt komt zich nu
in een ingezonden stukje in de „M. C." ver
ontschuldigen, met de verklaring dat zjjn
artikel geen kritiek wil zijn, maar enkel
een humoristische kijk op Middelburg, voor
welke stad hij een „dieperkentelijke bewon
dering" koestert.
Doch ligt hierin geen zelfbeschuldiging?
Immers, qui s'excuse, s'accuse!
Red. „De Zeeuw".
En scheldt hen uit voor ezel».
Hij' denkt zoo heel verheven
Zijn tempel is[dp L. ID.].
Zijn godsdienst is zijn loven
Zoekt hem in 't Zondag morgenuur
Niet bij de vrome scharen!
Ilij, wél zoo go*ed, [naast stadsche muur]
Houdt kerk enrookt sigaren)
haai' de Bedehuizén, waar ieder in
v r ij h e i d van overtuiging zonder vrees
voor priesterdwang den Eeuwigen kan
grootmaken en ervarenvrede 'en rus t,
die de straat niet geeft'.
Dan hoort men uit die bédehuizen stij
gen de zeer heilige in soberfe-h eenvoud
machtige zangen en psalmen gedragen op
vleugelen van gewijde muziek.
[Waar ge u ook bevindt in. de stad,
Vreemdeling, ge bemerkt iets van het ga-
wijde in do stilt©.
De stad luistert, en de straten mét
hun hoog bedachte huizen fluisteren
„Luister!" Hoor dat lied, dat verrukken
de, dat ge daar in grooter ontroering
hoort iruischen van het orgel; dat z'oo-
velen nemen op hun lippen; dat altijd
zoo waar is voor het moderne menschen-
haït!
Ik heb de kinderen van het Zuiden
hooren tokkelen op klagende mandoline
hun zangen van heimwee; de kinderen
van. het Oosten hooren neuriën hun zachte
godenzangen en ik ken innigheid, die
Duitsche poëzie mij zingt. Maar dat al
les verdoft bij de machtige zangen die
de koren aanheffen (op* den Rustdag),
die zingen van het roepen om God, uit
de diepte. Hoor, die hymnen, zwaar en
machtig
„Luister vreemdeling, die slentert door
mijn stille straten", zoo lispelen de mu
ren der rustige stad.
Op bepaalde uren gaan de kerken w'eé'r
uit en begeven de vrome 'en minder vroma
bewoners Van M. zich weder huiswaarts,
hier en gjnds een groet wisselénd of
even stilstaand, noodigend tot ©en kopje
koffie of middag- of avondvisite; en bij
'tpasseeren Jiooït men ook u'ilt menig
huis gewijde ha;rmo*niummuziekin blijde
Rustdagstemming een „Wees gegroet gij
eersteling dei' dagen" of „Laat ons den
Rustdag wijden". 1 1
'Zij die van verre komen, d© stoerjai
zwoegers, die overtuigd zijn, dat Bruin
vandaag zijn rustdag óók moet hebben
wandelen in gezelschap van dezen én
genen naar de hoevé. Och, vergeef hél
hun, dat zij DIE Belgen niet begrijpen
kunnen, die* zij1, ondanks den vPeeselijlkeo
tijd, dien hun land doormaakt nog zoo
luchthartig daar henen zien gaan. Zij zul
len over hen niet schrijven; zij weten,
dat $i} dat niet kunnenmaar zij e'r-
gteïen zich over het oppervlakkig aar
dbei ''dergenen, di*e nimmler moeite deden
hen te begrijpen
Maar we spraken over M. op Rustdag.
Zondagsmiddags wordt er gegeten, door
allen, di*e hopen den volgenden dag dit
Weder in goeden weistand te kunnten
doen; maar dan verkwikt door de rust
die de Zondag hun gaf.
'sNamiddags ligt de stad rustig en
badend in zonnewarmte. Nu begint ze uit
wendig te leven. Menschen wandelen,
die anders torsen de zware moeiten van
de lange week. Anderen zitten gezellig
te lezen, terwijl de klok tiktakt; onde!(
't kopje thee, dat moeder zette en veel
lekkerder smaakt dan wat genen in 't bui-
tenhuische leven elders koopien.
Immers de Hollander is van nature hui
selijk. Hij houdt van gezelligheid. Pok'
daarom is hij vermaard.
Nimmer, in al de jaren, sedert ik do
stad en haar bewoners leerde kennén,
heb ik iemand ontmoet, die treurde om
een gestorven lieve stad. Misschien doet
dit één Belg van Brugge? Eén Belg, die
zelfs de Israëlieten op den W-esteéschen
Rustdag in haar Synagoge laat Vergaderen
in M. en in zijn dolle fantasie kerkge
bouwen produceert die de geboden, be
woner van M. nimmer binnen zijn veste
zag?
Zondagavond. Als alles stil is vertellen
zelfs de Zwijgende muren: Binnen is
't'goed. Binnen is 'tgezellig. Als rankje
vingeren raken 't klavier, als filomeelén
zang den wandelaar doet luisteren, als
Vrijheid, blijheid, vrede en harmonie in
Hollandsch binnenhuisje stemming wekt
als vader met zijn jongen redenéert,
als moeder zorgt voor thee en zéoveél
kleine dingen die 't leven toch zoo groot
kunnen maken, als vrienden en Vriendin
nen komen en onder gezelliglen kout eirn-
stige minder-etónstigé ondeïwerplen béhan-
d-elen als zonnelicht is daar binnen
van Licht, liefde, leven „gaan de Bel
gen verschrikt, beteuterd, bedremmeld
doow de straten yan M. Dan zeggen ze
een vreemd gevoel tje hebben. Dan zien
ze er, zeggen ze, bleek, zeer somber uit.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post1Ü8
Losse nummers0.ö§
Prijs der Advertentiën
31regels f0.50, iedere regel meer 18 cl
3 maal plaatsing wordt 2-maal berekend
Bg abonnement voordeelige voorwaarden,
Familieberichten ran 110 regels f 1.—
iedere regel meer 10 ct.
Dan hangen hun armen slap. Dan zijn
hun beenen loom. Dan staan hun oogen
verwaterd. Dan hebben zé (zeggen ze)'
een gezicht als een grafsteen [hébben zé
dat alleen op Zondag in M. Dan klinkt
hun stem hol. Dan dommelt hun geest.
Dan zoeken ze en kunnen 't nergens vin
den [zoo gaat het allen die geen rust
hebben]. Dan Weten zie op den duur niét
'meer wat zé zoeken. Weten niet' of zia
ztelf nog levend of dood zijn. Die heel'q
bondag spookt voor hun brein als een
lange geeuw.
Bah! Wat een vervelende menschend
Zijn heusch alle Beigen zóó????
Egbert Ama'randi
Aan lager wal.
De heer E. F. C. Douwes Dekker moét,,
wegens gemis aan bestaansmiddelen, hét
plan hebben naar 'zijn verbanningsoord!
Timor te vertrekken.
Do „Ee indijk".
Men stchrijift ons':
Met de mailboot „Mecklenburg" kwam
gisteren te Vlissingen aan de bemanning
van do stoomboot „Eemdijk" Van dé Hol
landAmerika lijtn, welke op l.weo mijnen
was géloopen 'en daardoor in 25 minuiten
zonk. Do b'emanning' bestaande uit 39
koppen is, zooals bekend, gtelieiel gered
en was nui op de téhuisreis naar Rotter
dam. Do mannen hebben giroote ontbering
gehad, vooral in d*e 12 utur, dat zij in'
de booten ronddreven, sommige bijna ge
heel naakt, want het was 's nachts kwaii
voor drie toen de boot op de mijnen li ei)).
Na twee dag'eh werden zij t*a Yarmouth
aan wal gezet, waar ziji in bet zeemans
huis liefderijk Werden opgenomen en voor
zoover inoodig van kfeeren voorzien. Al
hun bezittingen Waren de mannon kwijt.
De meeste waren d*e vermoeienissen der
reis reeds weder te boven. Een der man
nen liet ons 'een portret zien, gemaakt
te Londen voor zijn pas. Hierop was hij
rrtagter en bleek, nut "vafe® hij reeds weder
heel' wat bijgekomen. Met den trein van
6.10 Werd de reis naar Rotterdam' voorf-
gtezet.
De 'monddeksels
voor de geweren van ons léger zullen
voortaan van een gewijzigd model' zijn-,
volgens een ontwerp van den landweer-
soldaat Kemper.
Aankoop vliegtuigen.
Onze regeering heeft het aanbod van
de Fransche regeering om het vliegschip,
dat eenigen lijd geleiden in Zuid-Beveland
is geland en geïnterneerd, ten geschenke
te nemen, niet aanvaard, maar heeft het
aangekocht. Eveneens heeft de regeering
het Engel's'che vliegtuig no. 1139, dat bij
Cadzand is neergtekomen, aangekocht. Bei
de zijn te Hellevoetsiujs op 's Rijkswerf
aangébracht, waar zijl zullen word'ön her
steld. (Tel.)
De Ned. Overzee Trust
heeft, blijkens de Tel., -een boete va,n
f 120.000 opgelegd aan éen firma, wegens
het smokkelen van tin.
Beknopt overzieht van den toestand.
Men wijst ©r op, dat deze wereldoorlog:
een oorlog van verrassingen is.
Inderdaad is dit 'z!o*o.
Wie had gedacht,dat de Russen z'oo
gauw uit Galicië verbannen zouden wor
den?
Men dacht algemeen, dat z!e* er zich zoo
vast zouden nestelen, als de* Duitschers
in Noord-Frankrijk en België.
Wie heeft kénnen vermoeden, dat Ita*
lië's prestaties zoo weinig gewicht in do
schaal zouden leggen?
Warschau en Lemberg rvi*elen verrassend
gauw.
En nu slaan we voor het verrassende
feit van een nieuw offensief der Eugtel-
schen en Franschen.
De kansen gaan wel gedurig: o*p en neer.
Voorspoed en tegenslag wisselen elkan
der herhaaldelijk af.
Inderdaad, wie mogen wel spreken van
een wereldoorlog vol verrassingen.
Over het offensief der geallieerden ge
sproken harten en pers zijn er nog
vol van dit is' voorloopig weer tot staan
gekomen.
De pers is echter nog drukbezig de
zaak met haar viermoedelijke beteekeni»
en gevolgen te bespreken. Ze doet dit
opvallend kalm en zlakelijk.
Men toont zich bij de geallieerden er
wel van overtuigd, dat hetgeen bereikt
werd een belangrijk voordeel is, maar dat
in geen enkel opzicht nog als van, be
slissend© beteekenis te beschouwen Valt,
en dat er heel wat strijd en heel wat
offers noodig 'zhllen wezen, willen de ge
vechten tot die beteekenis1 zich ontwik
kelen. j t i
Wordt de strijd van de zijde dei' vor-