Woensdag 39 September 1915 89e Jaargang No. 300 Uit de Pers, Binnenland, D@ Csroofe Oorlog* Uitgave vaa de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGÖ gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes? LAN VQRST5TRAAT 219=, Bureau te Middelburg? 'IRMA F, P. DHUiJ - L, BURQ, Drukkers: Oosterbaan La Ccinire - Goes. De Kaap. De „Standaard" driéstart: Wat zal 't stembus-resultaat aan de Kaap zijn? Zal Botha overwinnaar zijn? Of z'al .eindelij]: dan toch het natonala element der oude koloniën zegevierend uit den electoralen strijd komen Vooral wie Valter's studie over Gene raal BiOfha las; een met zloo zeldzamia kennis van zaken geschreven studie, voelt het belang dat dit resultaat voor de toe komst zlal hebben. De Kaap is nog' te redden, mits niet langer Botha en Smuts er den toon aan geven. En anders verzinkt onherroepelijk het oud-Iiollandseh élement er in liet Engolsch-koloniale. Laat men ook in ons land van het doorwrochte werk: „Gene raal Botha tijdens den Engelsch-Afrikaan se hen oorlog in 1900," uitgekomen bij Van Langer huyzén te Amsterdam, kennis nemen, en onder het lozen geen oogenblik vergeten, dat Generaal de Wet nog altoos in zijn gevangeniscel zucht. Kénde men in het Kaapland Bryans gezaghebbende lezing over „the British Rule in India" maar. Bryan, die nog voor k'ort te Washing ton Secretaris-Generaal was, maar zijn hooge betrekking- neerlegde omdat hij met Wilson niet langer acooord kon gaan, heeft in deze gedocumenteerde rede breed en zakelijk uiteengezet, wat de Engelsche Koloniale politiek van het eens Zoo rijke en machtige Voor-Indië met zijn 300 millioen inwoners gemaakt heeft. Japan, zoo schrijft Bryan, heeft in 50 jaar tijds heel zijd volk, dat geen school kende, en lezen noch schrijven kon, zóó ver gebracht, dat 90 pCt. nu beiden mach tig is. In Voor-Indië daarentegen is 'de vrouwelijke bevolking nog niet boven het 1 pCt. uitgekomen ,de mannelijke bevol king neg nauwelijks boven de 10 pCt. En de 90 pCt. die rest, leest noch schrijft, en leeft voort in de meest volkomen on wetendheid. Thans volstaan we met de vraag, of de toestand in Voor-Indië ook' ons niet nog maar al te Veel te zeggen heeft. Gelukkig mag gezégd, dat het die schande der domheid ook in oiizé Kolo niën niet meer is. Plichtsbesef is ten leste ook bij het Indische bestuur door gedrongen, en niet genoeg kan 't ge roemd, dat Antirevolutionairen en Libera len samen hebben gewedijverd oni 't schoolwezen althans op Java te beteren. Maar toch, hoever staan we niet nog altoos bij Japan ten achter, en wat ziware taak wacht ons, niet enkel op Java, maar ook op Borneo en Sumatra en Celebes1, niet nog, eer we het nabijgelegen Japan niet Zijn 90 pCt. „litterates", gelijk men ze noemt, overtroeven. Ais het Zondag is. In het jongste nummer van „Vrij Bel gië" schreef Joh. Deniaegt, aan velen uit o n zi e o n m i d d 11 ij k e o m g' e V i n g welbekend, een schetsje, dat wij ook aan onze lezers voorzetten. Aldus schrijft de M i d d c 1 b u r g s o h e Courant ter inleiding van het stuk van h ovengenoemden Belg „uit (haar) 011- m i d d e 11 ij k e omgeving". De Belg schrijft o.a. Kleine, oude stad in Zeeland. Als het Zondag is, dan is de stad dood. Ze is dood. So'mlmigen beweren, dat ze eenvoudig uitrust. Ze hebben liet deerlijk mis. De stad' is gestorven. Straks zult ge met mij bekennen moeten, dat i lc gelijk heb, en niet zij, die 't anders nieenen. Waar rust is, daar blijft toch nog leven merkbaar? Hier is 's Zondags alle leven weg. Anderen denken clat de stad slaapt. Ook zij dolen. De slaaptoestand evenzeer als de rusttoestand is onver- eenigbaar met den zeer bijzonderen toe stand van M.... des Zondags. Ei mij! Daar verklapte ik bijna den naam van 't stadje, 'k Waag het liever niet. Keen! niemand ter wereld doet me gelooven, dat alsi liet Zondag is, dezie stad rust of dat ze slaapt. Ze is een voudig dood, morsdood, pierdood, steen- deed. Reeds Van 's Zaterdqgs a£ wordt die droevige 'gebcurtenisse voorbereid: dan wordt de stad gewasschen. De .burgers weten, dat zé 's anderendaags sterken zal en daarom maakt men ze eerst schoon. Een heel leger vrouwen staan daarvoor klaar, gewapend met beziean, borstel, zeem, doek, ragbol, spons, en gerugsteund door een batterij emmers, kuipen en vensterspuiten. Nachts sterft dan de stad! 's Zondags 's morgens ligt z!c dood in de zonneklaar te. Haar wezen is: heel bleek. Van de vensters, die haar oogen zijn, geen spoor meer. De blinden hangen er zorgvuldig vóór. De rolgor dijnen zijn neergelatenoude, gele, on sierlijke stores, niet hier en daar bruin gele vlekken. Van het gekletter der rij tuigen, van 't gekriep der schoenen op de hobbelige middeleouwsche straatstee- nen, van 't gehamer en 't gestommel des arbeids ,van die duizend geluilden, die de duizend stemmen der staid zijn niets meer waar te nemen, 't Is de stilte, de heilige, de indrukwekkende, de zKvare, de hoorbare stilte des-doods. Op bepaalde uren gaan 's vóormiddags deuren traagjes, geruischloos open, trek ken stemmige nienschen ingetogen dooi de straten en veidwjjnan dan weer iii de vele kerken: in de Protestantsche, in de Rooansch-Katholieke, in de Waal- sche, in de Engelsche, in de Remonstant- sche, in the ultra-remonstrantsche, in de contr a-r e m onstantsch e, in de JOODSCHE i), .in de Luthersche, in de Doopsgezinde, in de anabaptistische, in de afgescheidene, in de Calvinistisch e, in de d o 1 e e r e n d e, in de Leger des Heil-sehe En dan hoort 'men uit die kerken stijgen de zeer heilige, zeer eentonige zangen en psalmen, doorruischt met zeer heilig, zeer eentonig orgelmuziek. Waar gij u ook bevindt in do stad: de muziek komt tot u, ge hoort zie- aandrijVen dooi de doode straten, boven de doolde daken, En ge voelt diepe treurnis dalen in u, om de gestorven veste, voor welke nu zéo innig biddend gezongen en zoo devolelijk zingend gebeden wordt. Ook uit menig huis komt gewijde har- moniummuziek aanvloeien. Op bepaalde uren gaan de kerken weer uit. Heeren in 't zwart, stemmig en Vroomdames in 't wit, vroom en stem mig; boeren in 't zlwart, ernstig en pieus; boerinnen Zwartgerokt en witgekapt, pieus en ernstig. Wie uit verschillende kerken, komen groeten „dezen dag" mekaar niet, hoe goed ze ook mekaar kennen. Dan ware de eigen stichting verloren; dan versnijdt men „de kudde die op anklere paden haar zaligheid zoekt." Of neen, neen! 't is uit droefheid, dat zij van trami, nóch rijtuig, nóch fiets gebruik ma ken hoe vernïoeid de boer ook' soms weze, hij legt verre wegen te voet af uit rouw terwijl de electrische trarnl of de buurttrein naast hemi vo-orbijratelen. 's Middags wordt er .gegeten: het doo de n'niaal. l i i 's Namiddags ligt de stad bleekér nog, bepaald wit nu, in de zomer-nanoenhitte. Nu is ze eigenlijk een schoone doode ge worden. Menscben stappen geruischloos olvei' de klinkers om! de doode te bezoeken, te aanschouwen. Anderen zitten lijze ach ter hun ramen, op de vensterbanken. Ze zitten daar den heelen grondigen langer* namiddag. Ze lezen den Bi ij bel. Ze lezen stille, kalme lectuur. Of ze treuren om de gestorven lieve stad. En wanneer vreémlden voorhij stappen, dan bekijken ziij ze in hun spionnetjes. 's Avonds komt het theeuurtje. Dan z'it men in halfdonkere kamers te „scheme-" ren". Bougiën branden met gele vlam, theepitjes' glimmen schuchter, 't Zijn de 'kaarsen, de lichten in rouwvertrekken, alles ter oere der overledene. Langzaam gaat de Zondag zelf dood binnen de doode muren. En dan isi 't dubbele rouw. Dan wordt het buitenbol- werk waar doode hoornen en dichte heesters staan, breede gracht kronkelt en waar een frisch-begroeid© singel langs heen loopt dan wordt dafc alles een geweldige, geheimzinnige, zwarte rouw band rondom de verscheiden veste. Als bet Zondag' is gaan 'do Belgen hier verschrikt, beteuterd, bedremmeld door de leYenlooz'e straten. Dan heb ben zij het vreemd© gevoel van iemand, die vóór den ingang staat van een sterf huis', er binnen moet, en zijn visitekaartje heeft vergeten. Dan zien ze er zelf zeer bleek, zleer somber uit. Dan hangen hun armen slap. Dan zijn hun beenen loom. Dan staan hun oogen Verwaterd. Dan hebben 'zie een gezicht als een grafsteen. Dan klinkt hun stem hol. Dan dommelt hun geest. Dan zoeken ze 't op do Markt, doch vinden het niet; Zoeken het langs de kaden, en vinden 't evenmin. Dap. weten zie op den duur niet meer wat zé zoeken. Weten niet oï zé zelf nog levend of doocl zijn. Al de spatieeringen zijn van ons. Let op dat „.Joodsche" (op Zondag!), op dat „Calvinistische, doleerende". 'tis of De Maegt zpn licht bij „De Middel bur grche Courant" opgestoken heeft. Zoo toch schrijft de man niet uit z'n eigen. Dat hebben would-beliberalen hem -voorgepraat. Red. „De Zeeuw". Die heele Zondag, spookt vóór hun brein als een lange geeuw.... Dat ze 's anderdaags de stad weer zien opleven of er niets gebeurd was, frisch [en fleurig is voor hen een ipuur mirakel. Iemand te M., verontwaardigd over zoo onware critiek, zond een pendant er op aan de Middel burg^sche C'rt., wel ke de plaatsing weigerde, waarop hij bij ons om gastvrijheid aanklopte. Wij meen den om de eer van M. en vooral van ons Christelijk volksdeel in 't algemeen zijn verzoek te moeten inwilligen.2) „Wie kaatst, moet den hal verwachten". Als het Rustdag is. Kleine oude stad in Zeeland. Als liet Zondag is rust de stad. Som migen beweren, lichtzinnig, oppervlakkig, omdat ze niet diep zien kunnen (ze be schouwen het uiterlijke identiek- met het innerlijk, wat in hen niet te ver\Voodenen! valt), dat ze dood is. Ze hebben het deerlijk mis. De stad rust. 'k Laat aan u over te bekennen of ik gelijk heb of zij, die niet diep kunnen zien, niet kunnen denken. Anderen wanen dat de stad slaaft. 'Zij1 delen zeker. De slaap- en doodstoestand is onVereenigbaar met den zeel' bij zonderen toestand van Mv. des Zon dags. Zeker, ge moogt wel weten dat ik M. schrijf. Ik hén gewoon te denken Voor ik schrijf. Ik houd niet van babbe len; dat laat ik over; aan degenen, die de belangelooize gastvrijheid, welke zij ge nieten, met bespotting beantwoorden. Maar dat is van oppervlakkigen te- ver wachten. Geen nieuws voor den Zeeuw, die gewoon is eerst te denken, dan te spreken; die trouw is in zijn vriend schap en ten slotte, bij het zien bespattei- lijk mjaken van zijn gastvrij dak, in zijn inwendig© rust denkt: „Doe wel en ziio niet om". Want dit woord leert hiji des Zondags a,ls de stad rust en andeïen, biang voor hun innerlijken dood in een kroeg 'kannewijsheid gaan zoeken. Die de stad k e n n e n, w e t e n, dat ze niet dood is of slaapt. Zij rust een voudig van haren arbeid. Als ruwe han den 'zich vouwen en zich heffen omhoog. Als de harten zich sterken door oude en nieuwe wijsheid. Voor anderen, die niet denkon kunnen is wijsheid onverteerbaar, steenhard. Als de stad mediteert babbelt hun platte taal „pierdood", „steendood". Reeds 's Zaterdags wordt door wereld vermaarde Hollandsche kreukzindelijkheid de stad in loutering: op den rustdag! voor bereid, gedachtig aan het: „Reinigt en heiligt u Yoor den Rustdag", dat de Zeeuwen Vers taan en w e t e n uit het Boek vol Oude en Nieuwe Wijsheid. Kleine zielen hebben alken oog, en oor voor den 'reinigingsdienst; zien niet het doelalleen de middelen, die echter geens zins dienen om het eerste tie heiligen. Maar de moegezwoegden verlangen naar den Rustdag, waarop zij voelen, dat ze leven; waarop zij hun geest voeden kun nen; hun diepste innerlijk, waarvoor het - gejaagde weekleven hun zoo Weinig tijd laat. Zóó komt Zaleirfagavandstemming „en gaan op onhoorbre voeten de uren langs de donkere paden van den nacht" en slaapt in liefdedroom zoo menigeen, onr te ontwaken in rust van wijding: van den dag, die daget'; den gouden dag der Rust. Dan ontwaakt M. en ligt rustig in zonne- klaarte. Haar wezen is gewijd. Alleen zij, die 't liefst kruideniers- en gruttersramen zien, treuren, omdat ze nu niet met cloquet gekriep van schoenen zich kun nen baden in goedkoop licht in 't leven op de straat, wat men in Holland §chuwt, want daar leeft men, in huis en in n a t u u r. Voor hen is die heilige indrukwekkendja stilte van den rustdag de hoorbare stilte des doods. Op bepaalde uren gaan 's moirgens of later op dén dag de bewoners* van M., die niet be ho oren tot Jan Rap* en zijn maat (waarvan onze edele vrijzinnige De Genestet zoo guitig zegt: Jan Rap* is ze*er vrijzinnig zeei?! Hij houdt -niet van die yromen! Hij geeft geen weerga" om' de leer, En maalt *om bteedo* zoomen. Hij vindt geen waren Christengeest Bij al die fijne kwezels, Hij zégt: „de Liefde" is 't hoogst, is ['t meest 2) De heer Joh. De Maegt komt zich nu in een ingezonden stukje in de „M. C." ver ontschuldigen, met de verklaring dat zjjn artikel geen kritiek wil zijn, maar enkel een humoristische kijk op Middelburg, voor welke stad hij een „dieperkentelijke bewon dering" koestert. Doch ligt hierin geen zelfbeschuldiging? Immers, qui s'excuse, s'accuse! Red. „De Zeeuw". En scheldt hen uit voor ezel». Hij' denkt zoo heel verheven Zijn tempel is[dp L. ID.]. Zijn godsdienst is zijn loven Zoekt hem in 't Zondag morgenuur Niet bij de vrome scharen! Ilij, wél zoo go*ed, [naast stadsche muur] Houdt kerk enrookt sigaren) haai' de Bedehuizén, waar ieder in v r ij h e i d van overtuiging zonder vrees voor priesterdwang den Eeuwigen kan grootmaken en ervarenvrede 'en rus t, die de straat niet geeft'. Dan hoort men uit die bédehuizen stij gen de zeer heilige in soberfe-h eenvoud machtige zangen en psalmen gedragen op vleugelen van gewijde muziek. [Waar ge u ook bevindt in. de stad, Vreemdeling, ge bemerkt iets van het ga- wijde in do stilt©. De stad luistert, en de straten mét hun hoog bedachte huizen fluisteren „Luister!" Hoor dat lied, dat verrukken de, dat ge daar in grooter ontroering hoort iruischen van het orgel; dat z'oo- velen nemen op hun lippen; dat altijd zoo waar is voor het moderne menschen- haït! Ik heb de kinderen van het Zuiden hooren tokkelen op klagende mandoline hun zangen van heimwee; de kinderen van. het Oosten hooren neuriën hun zachte godenzangen en ik ken innigheid, die Duitsche poëzie mij zingt. Maar dat al les verdoft bij de machtige zangen die de koren aanheffen (op* den Rustdag), die zingen van het roepen om God, uit de diepte. Hoor, die hymnen, zwaar en machtig „Luister vreemdeling, die slentert door mijn stille straten", zoo lispelen de mu ren der rustige stad. Op bepaalde uren gaan de kerken w'eé'r uit en begeven de vrome 'en minder vroma bewoners Van M. zich weder huiswaarts, hier en gjnds een groet wisselénd of even stilstaand, noodigend tot ©en kopje koffie of middag- of avondvisite; en bij 'tpasseeren Jiooït men ook u'ilt menig huis gewijde ha;rmo*niummuziekin blijde Rustdagstemming een „Wees gegroet gij eersteling dei' dagen" of „Laat ons den Rustdag wijden". 1 1 'Zij die van verre komen, d© stoerjai zwoegers, die overtuigd zijn, dat Bruin vandaag zijn rustdag óók moet hebben wandelen in gezelschap van dezen én genen naar de hoevé. Och, vergeef hél hun, dat zij DIE Belgen niet begrijpen kunnen, die* zij1, ondanks den vPeeselijlkeo tijd, dien hun land doormaakt nog zoo luchthartig daar henen zien gaan. Zij zul len over hen niet schrijven; zij weten, dat $i} dat niet kunnenmaar zij e'r- gteïen zich over het oppervlakkig aar dbei ''dergenen, di*e nimmler moeite deden hen te begrijpen Maar we spraken over M. op Rustdag. Zondagsmiddags wordt er gegeten, door allen, di*e hopen den volgenden dag dit Weder in goeden weistand te kunnten doen; maar dan verkwikt door de rust die de Zondag hun gaf. 'sNamiddags ligt de stad rustig en badend in zonnewarmte. Nu begint ze uit wendig te leven. Menschen wandelen, die anders torsen de zware moeiten van de lange week. Anderen zitten gezellig te lezen, terwijl de klok tiktakt; onde!( 't kopje thee, dat moeder zette en veel lekkerder smaakt dan wat genen in 't bui- tenhuische leven elders koopien. Immers de Hollander is van nature hui selijk. Hij houdt van gezelligheid. Pok' daarom is hij vermaard. Nimmer, in al de jaren, sedert ik do stad en haar bewoners leerde kennén, heb ik iemand ontmoet, die treurde om een gestorven lieve stad. Misschien doet dit één Belg van Brugge? Eén Belg, die zelfs de Israëlieten op den W-esteéschen Rustdag in haar Synagoge laat Vergaderen in M. en in zijn dolle fantasie kerkge bouwen produceert die de geboden, be woner van M. nimmer binnen zijn veste zag? Zondagavond. Als alles stil is vertellen zelfs de Zwijgende muren: Binnen is 't'goed. Binnen is 'tgezellig. Als rankje vingeren raken 't klavier, als filomeelén zang den wandelaar doet luisteren, als Vrijheid, blijheid, vrede en harmonie in Hollandsch binnenhuisje stemming wekt als vader met zijn jongen redenéert, als moeder zorgt voor thee en zéoveél kleine dingen die 't leven toch zoo groot kunnen maken, als vrienden en Vriendin nen komen en onder gezelliglen kout eirn- stige minder-etónstigé ondeïwerplen béhan- d-elen als zonnelicht is daar binnen van Licht, liefde, leven „gaan de Bel gen verschrikt, beteuterd, bedremmeld doow de straten yan M. Dan zeggen ze een vreemd gevoel tje hebben. Dan zien ze er, zeggen ze, bleek, zeer somber uit. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post1Ü8 Losse nummers0.ö§ Prijs der Advertentiën 31regels f0.50, iedere regel meer 18 cl 3 maal plaatsing wordt 2-maal berekend Bg abonnement voordeelige voorwaarden, Familieberichten ran 110 regels f 1.— iedere regel meer 10 ct. Dan hangen hun armen slap. Dan zijn hun beenen loom. Dan staan hun oogen verwaterd. Dan hebben zé (zeggen ze)' een gezicht als een grafsteen [hébben zé dat alleen op Zondag in M. Dan klinkt hun stem hol. Dan dommelt hun geest. Dan zoeken ze en kunnen 't nergens vin den [zoo gaat het allen die geen rust hebben]. Dan Weten zie op den duur niét 'meer wat zé zoeken. Weten niet' of zia ztelf nog levend of dood zijn. Die heel'q bondag spookt voor hun brein als een lange geeuw. Bah! Wat een vervelende menschend Zijn heusch alle Beigen zóó???? Egbert Ama'randi Aan lager wal. De heer E. F. C. Douwes Dekker moét,, wegens gemis aan bestaansmiddelen, hét plan hebben naar 'zijn verbanningsoord! Timor te vertrekken. Do „Ee indijk". Men stchrijift ons': Met de mailboot „Mecklenburg" kwam gisteren te Vlissingen aan de bemanning van do stoomboot „Eemdijk" Van dé Hol landAmerika lijtn, welke op l.weo mijnen was géloopen 'en daardoor in 25 minuiten zonk. Do b'emanning' bestaande uit 39 koppen is, zooals bekend, gtelieiel gered en was nui op de téhuisreis naar Rotter dam. Do mannen hebben giroote ontbering gehad, vooral in d*e 12 utur, dat zij in' de booten ronddreven, sommige bijna ge heel naakt, want het was 's nachts kwaii voor drie toen de boot op de mijnen li ei)). Na twee dag'eh werden zij t*a Yarmouth aan wal gezet, waar ziji in bet zeemans huis liefderijk Werden opgenomen en voor zoover inoodig van kfeeren voorzien. Al hun bezittingen Waren de mannon kwijt. De meeste waren d*e vermoeienissen der reis reeds weder te boven. Een der man nen liet ons 'een portret zien, gemaakt te Londen voor zijn pas. Hierop was hij rrtagter en bleek, nut "vafe® hij reeds weder heel' wat bijgekomen. Met den trein van 6.10 Werd de reis naar Rotterdam' voorf- gtezet. De 'monddeksels voor de geweren van ons léger zullen voortaan van een gewijzigd model' zijn-, volgens een ontwerp van den landweer- soldaat Kemper. Aankoop vliegtuigen. Onze regeering heeft het aanbod van de Fransche regeering om het vliegschip, dat eenigen lijd geleiden in Zuid-Beveland is geland en geïnterneerd, ten geschenke te nemen, niet aanvaard, maar heeft het aangekocht. Eveneens heeft de regeering het Engel's'che vliegtuig no. 1139, dat bij Cadzand is neergtekomen, aangekocht. Bei de zijn te Hellevoetsiujs op 's Rijkswerf aangébracht, waar zijl zullen word'ön her steld. (Tel.) De Ned. Overzee Trust heeft, blijkens de Tel., -een boete va,n f 120.000 opgelegd aan éen firma, wegens het smokkelen van tin. Beknopt overzieht van den toestand. Men wijst ©r op, dat deze wereldoorlog: een oorlog van verrassingen is. Inderdaad is dit 'z!o*o. Wie had gedacht,dat de Russen z'oo gauw uit Galicië verbannen zouden wor den? Men dacht algemeen, dat z!e* er zich zoo vast zouden nestelen, als de* Duitschers in Noord-Frankrijk en België. Wie heeft kénnen vermoeden, dat Ita* lië's prestaties zoo weinig gewicht in do schaal zouden leggen? Warschau en Lemberg rvi*elen verrassend gauw. En nu slaan we voor het verrassende feit van een nieuw offensief der Eugtel- schen en Franschen. De kansen gaan wel gedurig: o*p en neer. Voorspoed en tegenslag wisselen elkan der herhaaldelijk af. Inderdaad, wie mogen wel spreken van een wereldoorlog vol verrassingen. Over het offensief der geallieerden ge sproken harten en pers zijn er nog vol van dit is' voorloopig weer tot staan gekomen. De pers is echter nog drukbezig de zaak met haar viermoedelijke beteekeni» en gevolgen te bespreken. Ze doet dit opvallend kalm en zlakelijk. Men toont zich bij de geallieerden er wel van overtuigd, dat hetgeen bereikt werd een belangrijk voordeel is, maar dat in geen enkel opzicht nog als van, be slissend© beteekenis te beschouwen Valt, en dat er heel wat strijd en heel wat offers noodig 'zhllen wezen, willen de ge vechten tot die beteekenis1 zich ontwik kelen. j t i Wordt de strijd van de zijde dei' vor-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1